Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2023, 18054 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2023, 18054 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 7.22d, tweede lid, van de Waterwet en artikel 7.22d, derde lid, van de Waterwet juncto de artikelen 4, eerste en tweede lid, en 5, van de Kaderwet subsidies I en M;
BESLUIT:
In deze regeling wordt verstaan onder:
project van een waterschap en een of meer agrariërs of het georganiseerde agrarisch bedrijfsleven met een beschrijving van de maatregelen;
document waarin per waterschapsgebied de met de agrarische bedrijfsvoering samenhangende wateropgaven aangaande waterkwantiteit en waterkwaliteit, zijn beschreven voor zowel grond- als oppervlaktewater;
Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
totaal van deelprojecten die als geheel bij een aanvraag wordt gevoegd.
Deze regeling heeft tot doel het door middel van subsidieverstrekking stimuleren van het versneld uitvoeren van deelprojecten die de agrarische wateropgave zoals beschreven in de Gebiedsdocumenten agrarische wateropgave verminderen.
De artikelen 6, vierde en vijfde lid, 10, vierde lid, onder f, 14, 17, eerste lid, aanhef en onder a, b, e en f, 18, 21, en 23, zesde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De minister kan op aanvraag van een waterschap een subsidie verstrekken voor de kosten die het waterschap maakt in het kader van de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden bij het uitvoeren van een projectpakket.
2. Tot de kosten, bedoeld in het eerste lid, behoren de kosten inclusief BTW voor:
a. de uitvoering van het projectpakket, waaronder in ieder geval de volgende maatregelen worden begrepen:
1°. fysieke maatregelen, waaronder de aanschaf van middelen en de aanleg van voorzieningen waarvan het waterschap eigenaar wordt of het door een waterschap inzetten van middelen van derden tegen een marktconform tarief;
2°. het organiseren van de samenwerking tussen de waterbeheerders en agrariërs;
3°. het ontwikkelen of delen van kennis en geven van advies;
4°. het monitoren van de voortgang van de uitvoering van de deelprojecten uit het projectpakket en waar van toepassing het meten van het effect van de uitvoering hiervan; en
b. de voorbereiding om te komen tot een projectpakket.
3. De kosten, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder a, zijn ook subsidiabel als deze gemaakt zijn binnen drie maanden voor de datum van indiening van de aanvraag.
4. De kosten, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder b, zijn ook subsidiabel als deze zijn gemaakt binnen één jaar voor de datum van indiening van de aanvraag.
Voor een subsidie op grond van deze regeling komen niet in aanmerking:
a. kosten van regulier en achterstallig onderhoud en de aanleg van voorzieningen in het kader van de reguliere taak van een waterschap;
b. kosten van grondverwerving;
c. kosten van de aanschaf van middelen en de aanleg van voorzieningen waarvan een of meer agrariërs eigenaar worden;
d. kosten van grondverzet;
e. kosten van personeel van de eigen organisatie en deelnemende agrariërs; en
f. kosten die op basis van deze regeling, een andere rijksregeling of door de Commissie van de Europese Unie zijn of naar verwachting worden gesubsidieerd of die langs een andere weg doorberekend kunnen worden.
1. Een subsidie bedraagt ten hoogste 50 procent van de kosten van het voorbereiden en uitvoeren van het projectpakket.
2. Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende kosten niet aangemerkt als kosten voor het voorbereiden en het uitvoeren van het projectpakket:
a. de kosten, bedoeld in artikel 5, aanhef en onder a en b; en
b. kosten die op basis van een andere rijksregeling gefinancierd worden uit het deltafonds, bedoeld in artikel 7.22a van de Waterwet.
3. Voor de berekening van de kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen, bedoeld in artikel 5, aanhef en onder e, geldt een tarief van € 50,– per uur inclusief BTW.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 21.000.000,-.
2. In de bijlage is bepaald welk budget per waterschap ten hoogste beschikbaar is voor subsidie.
3. De minister kan de budgetverdeling, bedoeld in het tweede lid, wijzigen, mits de betrokken waterschappen daartoe hebben verzocht en hebben ingestemd met de betreffende budgetoverheveling.
1. Een aanvraag voor een subsidie kan door een waterschap worden ingediend tot en met 31 december 2025.
2. Per waterschap kan ten hoogste driemaal een aanvraag worden ingediend binnen de periode, bedoeld in het eerste lid.
3. Een aanvraag wordt ingediend bij de minister met gebruikmaking van een door dezer via www.klimaatadaptatienederland.nl/kennisdossiers/landbouw/impulsregeling-daw beschikbaar gesteld formulier.
4. Een aanvraag gaat vergezeld van:
a. een projectpakket met daarin per deelproject:
1°. per beschreven maatregel de uitvoeringsverantwoordelijken en de beoogde start- en einddatum;
2°. een beschrijving van de wijze waarop uitvoering van een deelproject bijdraagt aan het verminderen van de opgaven als beschreven in het Gebiedsdocument agrarische wateropgave;
3°. een beschrijving van de wijze waarop aan de maatregelen uitvoering zal worden gegeven;
4°. een beschrijving van de wijze van samenwerking en overlegstructuur met waterbeheerders en agrariërs, eventuele agrarische samenwerkingsverbanden en, indien nodig en van toepassing, de eigenaren van de percelen waarop de maatregelen in de deelprojecten worden uitgevoerd;
5°. voorziene datum aanvang en afronding van een deelproject;
6°. een beschrijving van een op te schalen leereffect, indien van toepassing;
b. de gevraagde subsidiebijdrage, onderbouwd met een specificatie en raming van de totale kosten per maatregel in het projectpakket, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen kosten die voor subsidie in aanmerking komen en de overige kosten voor de berekening van de hoogte van het subsidiebedrag overeenkomstig artikel 6;
c. een verdeling van de kosten over de kalenderjaren;
d. een overzicht van de kosten die niet door de aangevraagde subsidie worden gedekt en de wijze waarop deze kosten worden gedekt door bijdragen van het waterschap of derden; en
e. indien gewenst, de hoogte van de bedragen van de voorschotten verdeeld over de kalenderjaren.
5. Als een aanvraag wordt ingediend door een waterschap waarin een of meer deelprojecten zijn opgenomen waarbij met andere waterschappen wordt samengewerkt omvat de aanvraag ook:
a. een beschrijving van de wijze waarop uitvoering van dat deelproject bijdraagt aan verminderen van de opgaven zoals beschreven in het Gebiedsdocument agrarische wateropgave in het gebied van dat andere waterschap of die andere waterschappen;
b. een verklaring van instemming met het deelproject van dat andere waterschap of die andere waterschappen; en
c. indien van toepassing, het bedrag waarvoor subsidie wordt aangevraagd, uitgesplitst naar waterschap.
1. De minister beslist afwijzend op de aanvraag als:
a. de uitvoering van een van de deelprojecten niet voldoende bijdraagt aan het verminderen van de wateropgaven zoals beschreven in de Gebiedsdocumenten agrarische wateropgave;
b. uit de beschrijving, bedoeld in artikel 8, vierde lid, onder 4°, blijkt dat bij de uitvoering van het projectpakket niet of in zeer geringe mate wordt samengewerkt met een of meer agrariërs of agrarische samenwerkingsverbanden;
c. het deelbudget van een waterschap, bedoeld in artikel 7, tweede lid, zou worden overschreden door verlening van de subsidie; en
d. de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling opgenomen regels en criteria.
2. De minister kan beslissen de aanvraag af te wijzen als:
a. onvoldoende vertrouwen bestaat in de economische haalbaarheid, waarvan in ieder geval sprake is als kosten onvoldoende gedekt worden door bijdragen van het waterschap of derden; en
b. de kosten die in aanmerking komen voor subsidie niet aannemelijk of redelijk onderbouwd zijn.
Een beschikking tot verlening van een subsidie bevat in ieder geval:
a. het projectpakket waarvoor subsidie wordt verstrekt;
b. het bedrag van de subsidie;
c. de wijze waarop het bedrag van de subsidie is bepaald; en
d. de periode waarvoor de subsidie wordt verleend.
1. De minister besluit bij een beschikking tot verlening als bedoeld in artikel 10 tot het verlenen van voorschotten tot ten hoogste 80% van het subsidiebedrag.
2. Het eerste voorschot wordt betaald binnen zes weken na een beschikking tot verlening van een voorschot en de andere voorschotten vervolgens in de maand juli van het betreffende kalenderjaar.
1. De deelprojecten in het projectpakket waarvoor een subsidie is verleend worden uitgevoerd voor 31 december 2027, tenzij in de beschikking tot verlening van de subsidie een eerdere einddatum is opgenomen.
2. Een subsidieontvanger levert binnen 6 weken na ontvangst van de beschikking tot verlening van de subsidie aan de minister een ingevuld monitoringsfiche per deelproject aan, met daarin een beschrijving van de voorgenomen maatregelen en de daarbij behorende effectmonitoringswijze en de indicatoren die zullen worden gebruikt.
3. Een subsidieontvanger verstrekt jaarlijks voor 31 maart aan de minister een geactualiseerd monitoringsfiche per deelproject, met daarin informatie over de voortgang van uitvoering van de maatregelen en informatie over uitgevoerde metingen naar de effecten hiervan.
4. Indien bij een deelproject wordt samengewerkt tussen twee of meer waterschappen, dienen deze de informatie, bedoeld in het tweede en derde lid, in via het waterschap dat de aanvraag namens de andere waterschappen heeft ingediend.
5. De minister kan bij de beschikking tot verlening van een subsidie andere verplichtingen opleggen die naar het oordeel van de minister noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het doel van de subsidie.
6. Het format voor het monitoringsfiche, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt beschikbaar gesteld via www.klimaatadaptatienederland.nl/kennisdossiers/landbouw/impulsregeling-daw.
1. Waterschappen leggen over de besteding van de subsidie verantwoording af met overeenkomstige toepassing van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, met dien verstande dat:
a. voor ‘gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders’ wordt gelezen ‘dagelijks bestuur’;
b. voor ‘specifieke uitkering’ wordt gelezen ‘subsidie’;
c. voor ‘de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 202, eerste lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet’ wordt gelezen ‘de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 104, eerste lid, van de Waterschapswet’;
d. voor ‘de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, derde en vierde lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet’ wordt gelezen ‘de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 109, derde en vierde lid, van de Waterschapswet’; en
e. voor ‘de in artikel 217, tweede lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, bedoelde accountants’ wordt gelezen ‘de in artikel 109, tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde accountants’.
2. Artikelen 2, 4, 5, 7 en 7a van de Regeling informatieverstrekking sisa zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. voor ‘medeoverheid’ wordt gelezen ‘waterschap’;
b. voor ‘jaarstukken’ wordt gelezen ‘de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 104, eerste lid, van de Waterschapswet’; en
c. voor ‘deze regeling’ wordt gelezen ‘de Regeling informatieverstrekking sisa’.
3. De bijlage bij de jaarrekening met de verantwoordingsinformatie per subsidie en de bijlage bij het verslag van bevindingen met de verslaglegging van fouten in de jaarrekening en onzekerheden in de controle die betrekking kunnen hebben op het getrouwe beeld van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen en de rechtmatigheid van de baten, lasten en balansmutaties worden ingericht overeenkomstig de bij de Regeling informatieverstrekking sisa behorende bijlagen 1 en 3.
4. Ten behoeve van de verantwoording van de subsidie zendt een subsidieontvanger uiterlijk 3 maanden na afloop van de uitvoering van alle deelprojecten uit het projectpakket de volgende informatie aan de minister:
a. voor ieder deelproject een definitief monitoringsfiche over de uitgevoerde maatregelen en de monitoringsresultaten; en
b. een verslag van de lessen en resultaten van het uitvoeren van het projectpakket.
5. Het format voor het monitoringsfiche, bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt beschikbaar gesteld via www.klimaatadaptatienederland.nl/kennisdossiers/landbouw/impulsregeling-daw.
1. De minister stelt de subsidie uiterlijk op 31 december van het tweede kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin alle deelprojecten volledig zijn uitgevoerd en volledig is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, ambtshalve vast.
2. Indien een beschikking tot subsidievaststelling niet uiterlijk op 31 december van het jaar, bedoeld in het eerste lid, kan worden gegeven, kan de minister de termijn voor het nemen van het besluit omtrent vaststelling van de subsidie eenmaal met dertien weken verlengen.
3. De beschikking tot het vaststellen van de subsidie vindt plaats op basis van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 13.
De minister publiceert uiterlijk op 1 juli 2028 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verstrekt.
Deze regeling zal mede toelichtingn de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Waterschap |
Deelbudget |
---|---|
Wetterskip |
€ 1.391.000 |
Drents Overijsselse Delta |
€ 1.391.000 |
Hunze en Aa's |
€ 1.391.000 |
Vechtstromen |
€ 1.182.000 |
Scheldestromen |
€ 1.182.000 |
Hollands Noorderkwartier |
€ 1.182.000 |
Rijn en IJssel |
€ 1.182.000 |
Rivierenland |
€ 1.182.000 |
Zuiderzeeland |
€ 1.182.000 |
Aa en Maas |
€ 904.000 |
Noorderzijlvest |
€ 904.000 |
Brabantse Delta |
€ 904.000 |
Vallei en Veluwe |
€ 904.000 |
De Dommel |
€ 904.000 |
Hollandse Delta |
€ 904.000 |
De Stichtse Rijnlanden |
€ 904.000 |
Rijnland |
€ 904.000 |
Limburg |
€ 695.000 |
Amstel, Gooi en Vecht |
€ 695.000 |
Schieland en de Krimpenerwaard |
€ 695.000 |
Delfland |
€ 418.000 |
Totaal |
€ 21.000.000 |
Het realiseren van schoon, voldoende en ecologisch gezond water in het agrarisch gebied is een uitdagende opgave. Dit vraagt de gezamenlijke inzet van meerdere partijen. In 2013 is het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) gestart, een initiatief van de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) samen met waterbeheerders en het Rijk. Het DAW heeft als doel tot gebiedsgerichte oplossingen te komen voor de gezamenlijk geïdentificeerde agrarische wateropgaven rondom schoon, voldoende en ecologisch gezond water en een duurzame landbouw bedrijfsvoering. Bestuurlijk is afgesproken om gezamenlijk tot een snellere en effectievere aanpak van de agrarische wateropgaven te komen. Deze subsidieregeling regelt aanvullende financiering voor de waterschappen ten behoeve van een versnelling van de uitvoering van de agrarische wateropgaven.
Het DAW heeft als doel tot gebiedsgerichte oplossingen te komen voor de gezamenlijk geïdentificeerde agrarische wateropgaven rondom schoon, voldoende en ecologisch gezond water en een duurzame landbouwbedrijfsvoering. De agrarische wateropgaven zijn regionale, met de agrarische bedrijfsvoering verbonden opgaven. Het betreft zowel waterkwaliteit, waaronder het behalen van doelen voor mest en gewasbeschermingsmiddelen, als het voorkomen van schade door droogte en wateroverlast. Het aanpakken van deze opgaven draagt enerzijds bij aan het realiseren van doelen van de Kaderrichtlijn water (KRW)1, de Nitraatrichtlijn2, de Richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden3, de Drinkwaterrichtlijn4, de Beleidsnota drinkwater en het Deltaprogramma voor grond- en oppervlaktewater. En anderzijds draagt het bij aan een duurzame en gezonde agrarische sector met duurzaam agrarisch bedrijfsinkomen en maatschappelijke waardering.
Eind 2017 is het startsein gegeven voor de DAW-impuls: een bestuurlijke afspraak om gezamenlijk tot een snellere en effectievere aanpak van de agrarische wateropgaven te komen. Deze impuls omvat onder meer versterkte kennisverspreiding, het verduidelijken van wat er moet gebeuren door het in kaart brengen van de opgave in Gebiedsdocumenten Agrarisch Waterbeheer (GAW’s), het maken van een lijst van mogelijke doeltreffende maatregelen (de BOOT-lijst) en het gezamenlijk in uitvoer brengen van maatregelen. Waterschappen en de landbouwsector hebben een intensief proces doorlopen dat heeft geleid tot overeenstemming over de agrarische wateropgaven per waterschapsgebied in de Gebiedsdocumenten Agrarische Wateropgave (zie https://agrarischwaterbeheer.nl/gaw). De regeling biedt aanvullende financiering voor projecten van waterschappen waarmee de in de GAW’s beschreven agrarische wateropgaven worden aangepakt.
De opgaven in het landelijk gebied ten aanzien van schoon, voldoende en gezond water vragen om maatregelen. Het verschil tussen de huidige situatie en de te bereiken doelen en resultaten wordt de agrarische wateropgave genoemd. Meer dan de helft van Nederlandse bodem wordt beheerd door agrariërs. De agrarische wateropgave kan worden verminderd door verbetering van het agrarisch waterbeheer, gezamenlijk uitgevoerd door agrarische ondernemers en waterbeheerders. De agrarische wateropgaven zijn per waterschapsgebied beschreven in GAWs. Om de agrarische wateropgaven uit de GAWs te verminderen zijn gezamenlijke inspanningen van waterbeheerders en agrariërs nodig. Bovendien is financiële ondersteuning nodig om de stap van GAW naar versnelde uitvoering te maken.
Aangezien het bij de verbetering van waterkwaliteit en -kwantiteit gaat om een algemeen belang dat niet autonoom tot uitvoering komt, is overheidsinterventie gerechtvaardigd. Het Ministerie van IenW kan niet afdwingen dat agrariërs en waterbeheerders bovenwettelijke maatregelen nemen om waterkwaliteit te verbeteren. Wat wel gedaan kan worden is het stimuleren van waterschappen en agrariërs om zich samen in te zetten voor het versneld verminderen van de agrarische wateropgaven. Zonder aanvullende financiering op basis van deze regeling zullen dergelijke projecten niet worden opgestart. Het meest geschikte instrument hiervoor is een subsidieregeling.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (verder ook: minister) verstrekt deze subsidies op grond van artikel 7.22d, tweede lid, onder b, van de Waterwet in samenhang met de artikelen 4, eerste en tweede lid, en 5, van de Kaderwet subsidies I en M. Op grond van deze bepalingen kunnen subsidies worden verstrekt voor maatregelen en voorzieningen ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen of de aanleg, verbetering, beheer, onderhoud en bediening van waterstaatswerken die in beheer bij de waterschappen zijn of zullen zijn, ter voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen en waterschaarste en daarmee samenhangende onderzoeken. Omdat de subsidie uit het Deltafonds wordt gefinancierd, moeten de maatregelen passen binnen de taak van de waterschappen en is in de regeling geregeld dat alleen de waterschappen een aanvraag kunnen indienen (artikel 4). Met deze regeling is aanvullende financiering beschikbaar voor maatregelen en voorzieningen die bijdragen aan het verminderen van de agrarische wateropgave en die passen binnen de categorieën van artikel 7.22d, tweede lid, van de Waterwet. Een uitzondering hierop is dat geen subsidie beschikbaar is voor kosten van regulier en achterstallig onderhoud en de aanleg van voorzieningen in het kader van de reguliere taak van een waterschap.
De gedachte achter deze regeling is dat het aanvragende waterschap samenwerkt met agrarische partners. De deelprojecten zijn projecten van een waterschap en een of meer agrariërs of het georganiseerde agrarisch bedrijfsleven. De agrariërs of agrarische samenwerkingsverbanden kunnen uiteraard ook zelf initiatief nemen voor het indienen van een deelprojectplan bij het waterschap. Een waterschap kan dat deelprojectplan dan alleen indienen als het gaat om maatregelen en voorzieningen die door het waterschap in het kader van de uitoefening van hun taken en bevoegdheden worden getroffen met het oog op de doelen van de Waterwet. Het moet daarbij wel gaan om extra maatregelen die binnen de taak van het waterschap worden genomen in samenwerking met de agrariër, en eventueel andere (water)beheerders, om bij te dragen aan agrarische wateropgaven. De deelprojecten omvatten maatregelen, zoals fysieke maatregelen, het organiseren van samenwerking, kennisverspreiding, geven van advies, procesondersteuning en monitoring.
In het kader van deze regeling gaat het om de volgende soorten maatregelen die een waterschap in het kader van de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden kan nemen om bij te dragen aan de vermindering van de agrarische wateropgaven:
1. Fysieke maatregelen;
2. Het organiseren van de samenwerking tussen de waterbeheerders en de agrariërs;
3. Het ontwikkelen of delen van kennis en geven van advies;
4. Het monitoren van de voortgang van de uitvoering van de deelprojecten uit het projectpakket en waar van toepassing het meten van het effect van de uitvoering van de maatregelen.
Ten aanzien van de eerste categorie (fysieke maatregelen):
De agrarische wateropgave kan worden verminderd door verbetering van het agrarisch waterbeheer, gezamenlijk uitgevoerd door agrarische ondernemers en waterschappen. De fysieke maatregel moet vallen binnen de taak van de waterbeheerder en moet een aanvullende maatregel zijn bovenop de reguliere werkzaamheden van een waterschap. Het moet dus gaan om extra waterschapsmaatregelen die het waterschap neemt ten dienste van de agrarische wateropgave.
Een waterbeheerder kan als fysieke maatregel middelen aanschaffen en inzetten waarvan het waterschap eigenaar wordt. Als middelen eigendom zijn van een ander, zoals een agrariër of loonwerker, kan de fysieke maatregel ook inhouden dat deze middelen niet worden aangeschaft, maar tegen marktconform tarief worden ingezet. Voor wat betreft de aanleg van voorzieningen (anders dan de aanleg van voorzieningen die past in de reguliere taak van de waterbeheerder) kan worden gedacht aan het plaatsen van een (boeren)stuw in een kavelsloot, waarmee water langer kan worden vastgehouden. Over het beheer van een dergelijke stuw kunnen afspraken gemaakt worden tussen het waterschap en de agrariër. Een ander voorbeeld van een fysieke maatregel die valt binnen de taak van de waterbeheerder is het aanleggen van een natuurvriendelijke oever ter verbetering van de waterkwaliteit.
Ten aanzien van de tweede categorie (samenwerking tussen waterbeheerders en agrariërs):
Het realiseren van schoon, voldoende en ecologisch gezond water in het agrarisch gebied vraagt de gezamenlijke inzet van meerdere partijen. Om dit proces in gang te zetten en te intensiveren kunnen kosten worden gemaakt, denk aan het inschakelen van bijv. een externe projectleider en de facilitaire kosten van bijeenkomsten.
Ten aanzien van de derde categorie (kennisontwikkeling en -deling en advisering):
De vermindering van de agrarische wateropgaven kan ook plaatsvinden door activiteiten zoals:
– het informeren van agrariërs over mogelijke maatregelen (o.a. maatregelen uit de BOOT-lijst);
– het verzamelen, analyseren en duiden van data die door middel van metingen of toepassing van tools verkregen is en de communicatie daarover;
– bekendheid geven aan de gevolgde aanpak bij het verminderen van een agrarische wateropgave, het zichtbaar maken wat de effecten zijn voor het tackelen van resterende opgaven en wat dit betekent voor het agrarisch water/bodembeheer en vakmanschap/bedrijfsvoering (waaronder het beter benutten van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en schaars zoetwater bij droogte). Dit gebeurt onder andere door het delen van kennis en praktijkervaring tussen agrariërs onderling, initiatieven om projecten met oplossingen voor de agrarische wateropgave te stimuleren en faciliteren en door de daarvoor benodigde gebiedsprocessen te starten.
Ten aanzien van de vierde categorie (monitoren en effectmetingen):
Met het beschikbaar komen van informatie over de effectiviteit van maatregelen kunnen agrarische ondernemers zich overtuigen van het nut en de noodzaak van de maatregelen én wordt duidelijk hoe dit bijdraagt aan het tackelen van in GAW’s geïdentificeerde resterende opgaven. De bijdrage van de agrarische bedrijfsvoering in dat gebied wordt explicieter gemaakt door bijvoorbeeld metingen of toepassing van tools (zoals de Bedrijfswaterwijzer Melkveehouderij) die een analyse geven van het praktisch agrarisch water- en bodembeheer en daarmee vervolgens ook effecten van getroffen maatregelen aantoonbaar maken.
Maatregelen voor schoon en voldoende water vragen de samenwerking van een veelheid aan partijen. Dat vraagt toewijding, persoonlijke contacten over organisaties heen en onderling begrip, die alleen in een intensief gebiedsproces kunnen worden opgebouwd. Zo’n gebiedsproces kan vervolgens ook een voorbeeld worden voor andere gebieden. Het verbeteren van de waterbeschikbaarheid op droge zandgronden speelt bijvoorbeeld in zuid, oost en noordoost Nederland, waardoor gebieden van elkaar kunnen leren. Daarnaast kan ook door middel van kennisverspreiding worden samengewerkt met andere waterschappen of partijen. Dit gebeurt onder andere door het delen van kennis en praktijkervaring tussen agrariërs onderling, initiatieven om projecten met oplossingen voor de agrarische wateropgave te stimuleren en faciliteren en door de daarvoor benodigde gebiedsprocessen te starten.
Lopende DAW projecten (zoals die in BodemUP en schoner water door minder of beter gebruik van gewasbeschermingsmiddelen) en DAW projecten die in een ander kader worden geïnitieerd (bijvoorbeeld de maatwerkaanpak in het 7e NAP) kunnen ook in aanmerking komen voor deze regeling, indien ze voldoen aan de voorwaarden van deze regeling.
Een waterschap kan ten hoogste driemaal een aanvraag indienen. Waterschappen kunnen verschillende deelprojecten met maatregelen hebben die ze gefinancierd willen krijgen. Waterschappen kunnen geschikte deelprojecten bundelen tot een projectpakket en hiervoor tegelijkertijd subsidie aanvragen. Een aanvraag bestaat daarmee uit een projectpakket die weer kan bestaan uit meerdere deelprojecten. Per deelproject wordt in de aanvraag vermeld op welke wijze deze bijdraagt aan de vermindering van de agrarische wateropgaven. De subsidie wordt berekend op grond van de kosten van het voorbereiden en uitvoeren van het projectpakket.
De met de door deze aanvullende financiering gefaciliteerde waterschappen kunnen er ook voor kiezen met een of meerdere waterschappen samen een aanvraag in te dienen. Dat kan zijn omdat een deelproject gebiedsoverstijgend is en meerdere waterschappen bij de uitvoering van dat deelproject zijn betrokken. Hoewel in het Gebiedsdocument agrarische wateropgave slechts de wateropgaven zijn opgenomen voor een bepaald beheergebied van een waterschap kan het uitvoeren van de deelprojecten ook bijdragen aan de doelrealisatie in een ander beheergebied. Zo kan in het beheergebied van waterschap A kennis worden opgedaan die leidt tot effectievere maatregelen voor de wateropgaven in het beheergebied van waterschap B. Er kan ook worden gekozen op een andere manier samen te werken doordat waterschap A maatregelen uitvoert in het gebied van waterschap B. Onderling kan worden afgesproken dat daarvoor budgetten worden overgeheveld (artikel 7).
Met het voorbereiden en uitvoeren van het projectpakket en de daarin opgenomen deelprojecten met maatregelen zijn kosten gemoeid. In de aanvraag worden de totale kosten van het voorbereiden en het uitvoeren van het projectpakket opgenomen. Een subsidie bedraagt ten hoogste 50 procent van de kosten van het voorbereiden en uitvoeren van een projectpakket. Alleen kosten als bedoeld in artikel 4 komen voor een subsidie in aanmerking. Dat gaat met name om de kosten die gemoeid zijn met de maatregelen beschreven in paragraaf 3.3. Als de kosten van het voorbereiden en uitvoeren van het projectpakket alleen bestaan uit kosten die voor een subsidie in aanmerking komen als bedoeld in artikel 4, betekent dit dat de subsidie ten hoogste 50 procent hiervan bedraagt. Voor een projectpakket waarvan minder dan 50 procent van de kosten voor subsidie in aanmerking komt, zal minder dan 50 procent subsidie worden verleend.
De waterschappen dienen aan te tonen dat de kosten die niet in aanmerking komen voor subsidie ook worden gedekt. Naar verwachting zal de aanvrager voor het rondkrijgen van de projectfinanciering ook andere bronnen aanspreken, waaronder bijvoorbeeld het GLB of provinciale middelen. Deze worden dan in deze regeling onder de 50% co-financiering geschaard. Uit het Deltafonds verkregen bijdragen kunnen niet als co-financiering dienen.
De aanvragen die de waterschappen doen, zullen door de minister worden getoetst aan het doel van de regeling en de hiervoor genoemde uitgangspunten. Daarnaast beoordeelt de minister of de aanvraag voldoet aan de eisen van de regeling. Behalve of door de waterschappen voldoende eigen middelen beschikbaar worden gesteld dan wel voldoende co-financiering aanwezig is en of de voorgestelde maatregelen bekostigd kunnen worden uit het deltafonds, zal door de minister bij de aanvraag ook worden getoetst of bij de deelprojecten wordt samengewerkt met agrariërs of agrarische samenwerkingsverbanden. Omdat de waterschappen de aanvragen doen, is de verwachting dat zij beoordelen welke deelprojecten het meest haalbaar en effectief zijn.
Monitoring vindt plaats per deelproject. Bij de aanvraag van een projectpakket geeft de aanvrager een beschrijving van de maatregelen per deelproject. Ook beschrijft de aanvrager hoe het deelproject bijdraagt aan het verminderen van de agrarische wateropgave (zie artikel 8). Daarnaast wordt voor ieder deelproject binnen 6 weken na ontvangst van de beschikking tot verlening van de subsidie een eerste monitoringsfiche ingevuld en aangeleverd. In het eerste monitoringsfiche wordt ook aangegeven wat de te hanteren monitoringssystematiek zal zijn. Hiervoor kan een keuze worden gemaakt uit een op www.klimaatadaptatienederland.nl/kennisdossiers/landbouw/impulsregeling-daw gepubliceerde lijst monitoringsmethoden DAW. Daarvan kan, mits gemotiveerd, worden afgeweken.
Ieder jaar wordt het eerder ingevulde fiche geactualiseerd en aangeleverd voor 31 maart. Dit maakt het voor de minister als subsidieverstrekker en het DAW programma mogelijk om de voortgang van de deelprojecten te volgen. De bevindingen uit de monitoring zullen door het DAW programma worden ingebracht bij de herziening van de KRW-stroomgebiedbeheerplannen in 2027.
Om de lasten voor de waterschappen te beperken is ervoor gekozen om bij de verantwoording aan te sluiten bij de SISA-methode (Single Information-Single Audit) op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. Zo hoeft een waterschap geen aparte verantwoording op te stellen en in te dienen en is er geen separate accountantscontrole- en verklaring meer nodig. Administratieve lasten en uitvoeringskosten worden hierdoor beperkt. In de Regeling informatieverstrekking sisa is opgenomen op welke wijze deze informatie moet worden verstrekt. Ontvangers van rijksmiddelen dienen jaarlijks de jaarrekening en het jaarverslag en de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen over de bestede middelen van het voorgaande jaar te sturen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de praktijk wordt deze informatie toegestuurd aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Zodra de verantwoordingsinformatie wordt ontvangen, wordt deze beoordeeld. De verantwoordingsinformatie vormt de basis waarop de minister de subsidie zal vaststellen. Afhankelijk van de inhoud van deze vaststelling kan een verrekening aan de orde zijn.
Omdat de Financiële-verhoudingswet niet van toepassing is op waterschappen geldt artikel 17a van deze wet, en de daaronder hangende Regeling informatieverstrekking sisa, niet automatisch voor een subsidie die zij ontvangen. In deze regeling is daarom geregeld dat de waterschappen de verantwoording doen overeenkomstig artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet en de Regeling informatieverstrekking sisa.
Deze regeling stimuleert het verminderen van de agrarische wateropgaven m.b.t. waterkwaliteit en waterkwantiteit. Door het stimuleren van waterkwaliteitsmaatregelen draagt deze regeling onder meer bij aan het behalen van de doelen van de KRW. Deze richtlijn is in de Waterwet en onderliggende regelgeving geïmplementeerd. Het in een gebied versneld verminderen van de wateropgaven is een bovenwettelijke inspanning. De regeling stimuleert waterschappen om, in samenwerking met agrariërs, maatregelen uit te voeren. Ook voor agrariërs gaat het om een bovenwettelijke inspanning.
Deze subsidieregeling vindt zijn grondslag in artikel 7.22d, tweede lid, van de Waterwet, en de artikelen 4, eerste en tweede lid, en 5, van de Kaderwet subsidies I en M. In artikel 7.22d, derde lid, van de Waterwet is opgenomen dat op subsidies die ten laste komen van het Deltafonds de artikelen 2 en 4 tot en met 7 van de Kaderwet subsidies I en M van toepassing zijn.
In artikel 7.22d, tweede lid, van de Waterwet is bepaald dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat subsidies kan verstrekken uit het Deltafonds, onder andere ten behoeve van de bescherming of verbetering van de chemische of ecologische waterkwaliteit of daarmee samenhangende onderzoeken. Er is voor gekozen dat de subsidie die op grond van deze regeling aan de waterschappen verstrekt zal worden ten laste komt van het Deltafonds. Dit betekent ook dat er bepaalde voorwaarden gelden. Middelen uit dit waterfonds zijn slechts bestemd voor uitgaven en subsidies die door waterbeheerders (in de zin van de Waterwet) in het kader van de uitoefening van hun taken en bevoegdheden worden getroffen, met het oog op de doelen van de Waterwet.
In artikel 7.22d, vierde lid, is verder bepaald dat subsidies die worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In de Kaderwet subsidies I en M is een grondslag opgenomen voor het nader bepalen van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en de nadere criteria voor die verstrekking. Ook in de wet zelf zijn verplichtingen opgenomen, zowel voor de subsidieverstrekker als de -ontvanger. Zo moet een subsidieverstrekking worden geweigerd als deze strijdig is met verdragsverplichtingen en moet een subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. In artikel 2 van de Kaderwet is verder bepaald dat in afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2 van die wet van toepassing is op subsidies die worden verstrekt op grond van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling als bedoeld in artikel 4, die uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. De bepalingen uit titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht over subsidies gelden ook voor de subsidies verstrekt op grond van deze regeling.
Het Kaderbesluit subsidies I en M, dat een nadere invulling geeft aan de Kaderwet subsidies I en M, is niet vanzelf van toepassing op verstrekkingen uitsluitend aan rechtspersonen die krachtens publiek recht zijn ingesteld. De waterschappen zijn dit soort rechtspersonen. In deze ministeriële regeling zijn artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M wel van overeenkomstige toepassing verklaard (artikel 3). Hierdoor wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de gestandaardiseerde bepalingen in dat besluit met betrekking tot subsidies. Er is niet voor gekozen alle bepalingen van het besluit van overeenkomstige toepassing te verklaren. Zo is er in enkele gevallen voor gekozen af te wijken van de standaard door een meer specifieke bepaling in deze regeling op te nemen, is in enkele gevallen de inhoud van een bepaling in deze regeling overgenomen, en zijn bepalingen waarin een grondslag is opgenomen om regels te stellen niet van overeenkomstige toepassing verklaard.
Om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de inzet van rijksmiddelen te borgen is een aantal voorwaarden geformuleerd. Zo moet het projectpakket bijdragen aan het verminderen van de wateropgaven als geformuleerd in het GAW. De maatregelen betreffen geen regulier beheer en onderhoud of achterstallig onderhoud. De subsidie is nodig om het projectpakket versneld uit te voeren en nieuwe projecten op te pakken. Veel maatregelen kunnen alleen door samenwerking tot stand komen vanwege het maatwerk en de beoogde verandering van gedrag en van de bedrijfsvoering.
Verder wordt door middel van de monitoring de doelmatigheid van de impuls in kaart gebracht. Bijvoorbeeld door te kwantificeren in hoeverre de impuls bijdraagt aan het verminderen van de geïdentificeerde wateropgaven in het gebied. Door middel van het invullen van het eerste monitoringsfiche wordt aan het begin van de uitvoering van het projectpakket al door het waterschap stilgestaan bij hoe het deelproject gaat bijdragen aan de opgaven. Op deze manier wordt er doelmatig en doeltreffend een impuls gegeven aan het werk van de waterschappen met betrekking tot de agrarische wateropgaven.
Het werken met de subsidie brengt enige lasten mee voor de waterschappen. Door het hanteren van de Sisa systematiek blijven de administratieve lasten echter beperkt. Bovendien kunnen de aanvragers de voorbereidingskosten van het projectpakket onder voorwaarden als in de aanvraag voor subsidie opnemen.
De regeling stimuleert waterschappen en agrariërs om samen te werken aan de waterkwaliteit- en waterbeschikbaarheidsdoelen, waar zowel het milieu, maatschappij, bedrijven en overheden baat bij hebben.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat voert de regeling uit door subsidieaanvragen te beoordelen en subsidiebeschikkingen te verlenen. De minister heeft deze taak belegd bij Rijkswaterstaat (organisatieonderdeel Water, Verkeer en Leefomgeving). Rijkswaterstaat is betrokken bij het opstellen van deze regeling.
De onderhavige regeling zal binnen vijf jaren na inwerkingtreding worden geëvalueerd. Dit vloeit voort uit de evaluatieplicht voor subsidies die is geregeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.
De regeling is voor advies voorgelegd en voorgelegd op internetconsultatie.nl. Hieronder wordt op hoofdlijnen ingegaan op de reacties.
Een belangrijk aandachtspunt zijn de maatregelen waarvoor subsidie kan worden verleend. Insprekers hebben behoefte aan duidelijkheid of maatregelen op agrarische grond mogelijk zijn. Enkele insprekers vragen om meer mogelijkheden voor subsidie voor fysieke maatregelen, anderen achten subsidie voor machines ongewenst. De regeling en toelichting zijn op dit punt aangepast. Fysieke maatregelen zijn mogelijk, mits het gaat om kosten die het waterschap maakt in het kader van de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden bij het uitvoeren van een projectpakket. In artikel 4, tweede lid, onder a, onder 1° zijn een aantal mogelijke fysieke maatregelen opgesomd. Deze opsomming is niet limitatief. Door toe te voegen dat een waterschap ook middelen van derden (bijvoorbeeld een loonwerker) tegen een marktconform tarief kan inzetten is verduidelijkt dat het waterschap niet in alle gevallen eigenaar hoeft te worden van middelen die worden gebruikt.
Daarnaast is duidelijkheid gewenst over de eis van 50% co-financiering ten opzichte van het Deltafonds. In artikel 6, tweede lid, onder b, is verduidelijkt dat middelen uit het Deltafonds niet kunnen worden ingezet als co-financiering.
Vervolgens is gevraagd om een gewenst ritme van bevoorschotting. Het ritme van bevoorschotting is reeds opgenomen in artikel 11, tweede lid. Als aanvraagvereiste is in artikel 8, vierde lid, onder e, nog toegevoegd dat de hoogte van de bedragen van de voorschotten verdeeld over de kalenderjaren kan worden aangegeven.
In de artikelsgewijze toelichting, bij artikel 10, is beschreven dat het schuiven van budget tussen deelprojecten is toegestaan, mits sprake van een verschuiving tussen ‘dezelfde soort’ kosten, dat wil zeggen:
– een verschuiving tussen subsidiabele kosten;
– een verschuiving tussen kosten die niet subsidiabel zijn maar die meewegen als co-financiering;
– een verschuiving tussen kosten die niet subsidiabel zijn en ook niet meewegen als co-financiering (artikel 6, tweede lid, onder a).
In andere gevallen zal middels een wijziging van de verleningsbeschikking toestemming moeten worden verkregen.
Om niet de verwachting te wekken dat projecten langer door zouden kunnen lopen dan 2027 is in artikel 12 ‘andere einddatum’ gewijzigd in ‘eerdere einddatum’.
Verder is er behoefte aan verheldering over de verantwoording, moet bijvoorbeeld ook verantwoording worden afgelegd over maatregelen die vallen onder de co-financiering? De artikelsgewijze toelichting bij artikel 13 is op dit punt aangevuld, deze informatie zal moeten worden aangeleverd. In de artikelsgewijze toelichting bij artikelen 13 en 14 is ten aanzien van de sisa-procedure toegevoegd dat, als de kosten mede gedragen worden door een provincie of een gemeente, de vaststelling afhankelijk is van de verantwoording bij die organisatie. In dat geval zal de vaststelling van de subsidie in het tweede kalenderjaar plaats moeten vinden.
Tot slot wordt benadrukt dat snelle inwerkingtreding van deze regeling gewenst is. Ten aanzien van de inwerkingtreding van de regeling blijft opgenomen dat al wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en minimale invoeringstermijnen.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit betekent dat wordt afgeweken van de vaste verandermomenten van regelgeving en de minimale invoeringstermijn, omdat dit voor de waterschappen en agrariërs aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt. Alle noodzakelijke voorbereidingen zijn verricht voor het indienen van aanvragen, omdat op deze regeling wordt gewacht door de waterschappen en deelnemende agrariërs. Voorts dragen de effecten van de maatregelen bij aan de KRW-doelstellingen. Met de uitvoering van de maatregelen is voortgang geboden.
De regeling vervalt per 1 april 2028, maar zal ook daarna van toepassing blijven op subsidies die voor 1 april 2028 zijn verstrekt.
Er geldt daarnaast een specifieke overgangstermijn voor kosten die voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling zijn gemaakt om te komen tot een projectpakket. Deze kunnen in een subsidieaanvraag worden meegenomen als ze zijn gemaakt binnen een jaar voor de datum van aanvraag. Zie hiervoor ook artikel 4, tweede lid, onderdeel b, in samenhang met het derde lid van dat artikel.
Wanneer de regeling in werking treedt zal hierover gecommuniceerd worden door middel van berichtgeving aan alle waterschappen via de Unie van Waterschappen. Tevens zal bericht worden op de DAW website (www.agarischwaterbeheer.nl)
Een Gebiedsdocument agrarische wateropgave beschrijft per waterschapsgebied de wateropgaven die samenhangen met de agrarische bedrijfsvoering. Het gaat hier om de opgaven voor waterkwantiteit en waterkwaliteit, voor zowel grond- als oppervlaktewater. Het verschil tussen de huidige situatie en de vereiste situatie wordt de agrarische wateropgave genoemd. De taak is om met de uitvoering van maatregelen de agrarische wateropgave te verminderen en zo dichter bij de vereiste situatie te komen.
Een deelproject is een project van een waterschap en een of meer agrariërs of het georganiseerde agrarisch bedrijfsleven. Het deelproject omvat een beschrijving van de maatregelen die gericht zijn op het verminderen van de wateropgaven die in het Gebiedsdocument agrarische wateropgave zijn opgenomen. Samenwerking tussen het waterschap en een of meer agrariërs of het georganiseerde agrarische bedrijfsleven is noodzakelijk. Alleen een project van een waterschap valt niet binnen de definitieomschrijving. Tegelijkertijd wordt samenwerking breed opgevat, ook het enkel verlenen van medewerking of beschikbaar stellen van tijd of ruimte worden hieronder begrepen.
Een projectpakket is een totaal van deelprojecten die als geheel bij een aanvraag wordt gevoegd. In het projectpakket zijn een of meer deelprojecten opgenomen. In een deelproject zijn een of meer maatregelen beschreven.
Zie paragraaf 3 van het algemene deel van de toelichting.
De bepalingen van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn in beginsel niet van toepassing op deze subsidieregeling waarbij alleen aan de waterschappen (rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld) financiële middelen worden verstrekt. Deze kunnen wél van overeenkomstige toepassing worden verklaard. In artikel 3 wordt een aantal bepalingen van dit besluit wel van overeenkomstige toepassing verklaard. Hiermee wordt zoveel mogelijk geregeld op de gestandaardiseerde manier. In bepaalde gevallen is in de regeling niet naar het Kaderbesluit subsidies I en M verwezen, maar zijn hiervan delen overgenomen. Een voorbeeld hiervan is de opname van de afwijzingsgrond in artikel 9 van de regeling dat kosten die niet aannemelijk of redelijk zijn niet in aanmerking komen voor subsidie (opgenomen in artikel 12, onder i, van het Kaderbesluit subsidies I en M).
Hieronder is per artikel dat van overeenkomstige toepassing is verklaard een korte toelichting gegeven.
Artikel 6, vierde en vijfde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M betreft subsidiabele kosten:
4. Verschuldigde btw komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de aanvrager de btw niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.
5. De kosten die voor subsidie in aanmerking komen worden door de aanvrager berekend op basis van een voor Onze Minister controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.
Het artikel is van overeenkomstige toepassing verklaard, omdat de subsidie wordt verleend aan waterschappen en zij niet de BTW kunnen verrekenen.
In artikel 10, vierde lid, onder f, van het Kaderbesluit subsidies I en M is opgenomen dat bij een aanvraag ook het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort moet worden vermeld, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat. Deze gegevens zijn opgenomen in het aanvraagformulier.
Artikel 14 van het Kaderbesluit subsidies I en M betreft de beschikking tot subsidieverstrekking. De hoofdregel die in dit artikel is opgenomen is dat de beschikking tot subsidieverstrekking binnen 13 weken na de ontvangst van de aanvraag wordt gegeven, op deze hoofdregel zijn enkele uitzonderingen mogelijk.
Artikel 17, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M betreft verplichtingen voor de subsidieontvanger. Hieronder zijn (enkel) de onderdelen opgenomen die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard:
De subsidieontvanger is verplicht:
a. de activiteiten uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van die activiteiten in de beschikking tot subsidieverlening of tot subsidievaststelling;
b. te voldoen aan de verplichtingen die door Onze Minister aan de subsidie zijn verbonden;
e. op verzoek van Onze Minister alle gevraagde medewerking te verlenen aan een door Onze Minister ter zake van de toepassing en de effecten van dit besluit of op grond van een ministeriële regeling ingesteld evaluatieonderzoek, die Onze Minister redelijkerwijs nodig heeft voor de uitvoering van dat evaluatieonderzoek; en
f. medewerking te verlenen aan openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van de activiteit, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
In artikel 18 van het Kaderbesluit subsidies I en M is bepaald dat de subsidieontvanger onverwijld mededeling doet aan de minister zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht; of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 21 van het Kaderbesluit subsidies I en M is bepaald dat Onze Minister bij de beschikking tot subsidieverstrekking nadere verplichtingen kan opleggen. Het betreft hier verplichtingen die niet aan alle subsidieverstrekkingen verbonden te hoeven worden. De reden voor dergelijke verplichtingen zal gelegen zijn in de feiten en omstandigheden van een individuele subsidieverstrekking.
Artikel 23, zesde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van is van overeenkomstige toepassing verklaard, zodat bij een subsidie lager dan € 25.000,- voorschot wordt verleend. Dit voorkomt administratieve lasten bij ‘lagere’ subsidiebedragen.
In dit artikel is opgenomen welke kosten in aanmerking komen voor subsidie. Niet alle maatregelen hoeven overigens geld te kosten.
Een waterschap dient bij de aanvraag een projectpakket in. Het projectpakket is het totaal van deelprojecten met maatregelen. Die deelprojecten moeten bijdragen aan het verminderen van de agrarische wateropgaven. De minister kan voor het uitvoeren van een projectpakket die bijdraagt aan die vermindering aan een waterschap een subsidie verstrekken indien het gaat om kosten die het waterschap maakt in het kader van de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden. Hiermee is de koppeling met het Deltafonds gelegd.
Kosten die vallen onder het eerste lid zijn kosten voor a) de uitvoering van het projectpakket en b) de voorbereiding om te komen tot een projectpakket.
Tot de kosten van de uitvoering van het projectpakket (a) worden in ieder geval de volgende maatregelen begrepen:
1. Fysieke maatregelen;
2. Het organiseren van de samenwerking tussen de waterbeheerders en de agrariërs;
3. Het ontwikkelen of delen van kennis en geven van advies;
4. Het monitoren van de voortgang van de uitvoering van de deelprojecten uit het projectpakket en waar van toepassing het meten van het effect van de uitvoering van de maatregelen. Het betreft hier kosten van het meten/monitoren van effecten van de maatregelen, zoals kosten van de inhuur van marktpartijen, kosten van meetapparatuur en kosten voor de ontwikkeling van nieuwe monitoringsmethoden.
Zie verder voor een toelichting op deze maatregelen paragraaf 3.3 van het algemeen deel van de toelichting.
Tot de kosten voor de voorbereiding van het projectpakket (b) behoren kosten voor het opstellen van het projectpakket en voor het overleg met agrariërs over het projectpakket en de daarin op te nemen deelprojecten. Denk hierbij aan ingehuurde capaciteit en facilitaire kosten. De personeelskosten van het waterschap en deelnemende agrariërs zijn niet subsidiabel. Het inhuren van een externe adviseur is wel subsidiabel.
Een voorbeeld ter toelichting. Een deelproject in een projectpakket omvat het aanleggen van drainagebuizen om het peil te reguleren. In aanmerking voor subsidie komen de kosten die zijn gemaakt ter voorbereiding van het projectpakket, met uitsluiting van de kosten van personeel van de eigen organisatie en deelnemende agrariërs in die voorbereiding. De kosten van het inhuren van een adviseur, verdere ondersteuning of de loonwerker door het waterschap zijn subsidiabel. De drainage buizen worden niet door het waterschap aangeschaft maar zijn eigendom van de agrariër en deze komen daarom niet voor subsidie in aanmerking. De aanschaf van de drainagebuizen kan wel als co-financiering worden meegenomen. Dit geldt ook voor de uren van waterschappers en deelnemende agrariërs. Deze kunnen voor het fictieve bedrag van 50 euro per uur inclusief BTW worden meegenomen als co-financiering.
Kosten als opgenomen in dit artikel onder het tweede lid, onder a, die zijn gemaakt binnen drie maanden vóór de inwerkingtreding van deze regeling, kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Als de subsidie echter wordt afgewezen, zijn deze kosten niet voor rekening van de subsidieverstrekker. Aanvang van de uitvoering van het projectpakket voorafgaand aan toekenning van de subsidie is dus voor eigen risico en rekening. Kosten als opgenomen in dit artikel onder het tweede lid, onder b, die zijn gemaakt binnen een jaar voor inwerkingtreding van deze regeling, kunnen voor subsidie in aanmerking komen.
In dit artikel is opgenomen welke kosten niet in aanmerking komen voor een subsidie op grond van deze regeling.
In onderdeel a is bepaald dat de kosten die vallen onder de reguliere beheertaken van een waterschap niet voor subsidie in aanmerking komen. Een voorbeeld hiervan is wanneer een waterschap het waterpeil wil verhogen in zijn beheergebied door een stuw aan te leggen. Een waterschap kan voor een dergelijke reguliere beheertaak niet ook aanspraak maken op subsidie op grond van deze regeling. Het doel van de regeling is het versneld uitvoeren van de agrarische wateropgaven. Het gaat hierbij dus om extra maatregelen die binnen de taak van het waterschap worden genomen in samenwerking met de agrariër, en eventueel andere (water)beheerders, om bij te dragen aan agrarische wateropgaven.
In onderdeel b staat dat kosten van grondverwerving niet voor subsidie in aanmerking komen. Deze kosten kunnen evenmin als co-financiering worden opgevoerd, zie artikel 6, tweede lid, onder a.
In onderdeel c is aangeven dat kosten van de aanschaf van middelen en de aanleg van voorzieningen waarvan een of meer agrariërs eigenaar worden niet voor subsidie in aanmerking komen. Alleen kosten die het waterschap maakt in het kader van de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden bij het uitvoeren van een projectpakket komen immers in aanmerking voor een subsidie. Bij aanschaf van een stuw door een waterschap kunnen wel afspraken worden gemaakt over het beheer ervan door een agrariër. Bovendien kunnen de kosten voor de aanschaf van middelen of aanleg van voorzieningen als co-financiering worden opgevoerd.
Onderdeel d betreft de kosten voor grondverzet. Hierbij kan worden gedacht aan het verleggen van sloten. Deze kosten kunnen wel worden ingebracht als co-financiering.
In onderdeel e is aangegeven dat kosten van personeel van de eigen organisatie niet in aanmerking komen voor een subsidie. Waterschappen kunnen geen bijdrage ontvangen voor de door hun geleverde personele inzet. Inzet van deelnemende agrariërs kan ook niet worden gefinancierd uit de subsidie.
In onderdeel f is aangegeven dat kosten die al op een andere wijze worden gefinancierd niet ook in aanmerking komen voor subsidie op basis van deze regeling. Voorbeelden hiervan zijn kosten die al gedekt zijn door Provinciaal POP of GLB geld of kosten die vergoed worden vanuit het transitiefonds.
Een subsidie bedraagt ten hoogste 50 procent van de kosten van het voorbereiden en uitvoeren van het projectplan. In de aanvraag worden de totale kosten van het voorbereiden en het uitvoeren van het projectpakket opgenomen.
Bij de berekening van deze 50 procent is het volgende van belang:
– De kosten van regulier en achterstallig onderhoud en de aanleg van voorzieningen in het kader van de reguliere taak van een waterschap en grondverwerving tellen niet mee voor de totale kosten van het projectpakket. Deze kosten maken geen onderdeel uit van het projectpakket en kunnen ook niet worden opgevoerd als co-financiering;
– Kosten die gedekt worden door bijdragen uit het Deltafonds worden niet als co-financiering beschouwd om de maximale bijdrage vanuit het Deltafonds van 50% van de subsidiabele kosten niet te laten overstijgen.
– In het projectpakket worden ook de kosten van het voorbereiden en uitvoeren van het projectpakket opgenomen die niet voor subsidie in aanmerking komen. Deze niet subsidiabele kosten moeten wel noodzakelijk zijn om het deelproject te laten bijdragen aan het verminderen van de agrarische wateropgave. Deze kosten behoren wel tot de totale kosten van het project en vallen dan onder de co-financiering. Deze kosten hebben betrekking op de uitvoering van het projectpakket en dienen voor de einddatum van het projectpakket te worden gemaakt.
– Voor de inzet van eigen uren van waterschappers en agrariërs geldt een fictief uurtarief van € 50,– inclusief BTW. Dit zijn kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen. Deze kosten behoren wel tot de totale kosten van een projectpakket.
Een aanvraag gaat vergezeld van het projectpakket. In het projectpakket worden per maatregel de kosten opgenomen. Daarbij wordt per maatregel onderscheid gemaakt tussen kosten die voor subsidie in aanmerking komen en die niet voor subsidie in aanmerking komen. Die kosten per maatregel worden opgeteld in het projectpakket om te komen tot de totale kosten van het projectpakket. Het percentage van de subsidie bedraagt ten hoogste 50 procent van de kosten van het voorbereiden en uitvoeren van dat projectplan. Deze verplichting van 50 procent geldt niet evenredig voor deelprojecten waaruit een projectpakket is opgebouwd. Het kan dus zo zijn dat bij het ene deelproject een hoger percentage van de kosten gesubsidieerd kan worden dan bij het andere deelproject. Een aanvrager kan zelf desgewenst wel kiezen voor die systematiek waarbij evenredig over de deelprojecten de 50 procent andere financiering wordt gevraagd. Zie ook paragraaf 3.5 van het algemene deel van de toelichting.
Het totaal beschikbare budget voor deze regeling is 21 miljoen. Het totale voor subsidie beschikbare bedrag is verdeeld over de waterschappen volgens de verdeelsleutel die de waterschappen ook hanteren bij het stimuleringsbudget emissiebeperking open teelten en veehouderij. Deze verdeelsleutel is afgeleid naar de oppervlakte agrarisch gebied per waterschap. Per waterschap geldt als gevolg daarvan een deelplafond, dat is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
Een waterschap kan een bijdrage krijgen tot maximaal het in de bijlage bij de regeling opgenomen deelplafond voor dat waterschap, tenzij met instemming van andere waterschappen de budgetten in de bijlage anders worden verdeeld (hiermee wordt dus beschikbaar budget van het ene naar het andere waterschap overgeheveld). Voorafgaand aan de aanvraag moet de wens daartoe en de hoogte van het over te hevelen budget kenbaar worden gemaakt. Alle betrokken waterschappen dienen met de herverdeling in te stemmen. Uiteraard is het alleen mogelijk om beschikbaar budget over te hevelen naar een ander waterschap als het deelplafond van het waterschap dat budget beschikbaar stelt niet al is bereikt. Het wijzigingsbesluit waarbij de budgetten in de bijlage worden herverdeeld moet in werking zijn getreden voordat de subsidie kan worden verleend. Anders zou de minister de aanvraag moeten afwijzen vanwege overschrijding van het deelbudget als bedoeld in artikel 9, onder d.
De aanvraag kan worden gedaan door een waterschap. Elk waterschap kan ten hoogste driemaal een aanvraag indienen binnen het aangegeven tijdsbestek. 31 december 2025 is de laatste mogelijkheid om aanvragen in te dienen. Die maatregelen dienen voor 31 december 2027 te zijn uitgevoerd. De reden hiervoor is dat een versnelling van de vermindering van de wateropgaven wordt beoogd. Deze versnelling is een bovenwettelijke inspanning van de betrokken partijen en draagt bij aan, onder andere, de doelstellingen van de KRW. Door samenwerking tussen waterschappen in een deelproject kan het zo zijn dat een waterschap naast de drie eigen aanvragen nog deel heeft in de aanvraag van een ander waterschap. Dat penvoerende waterschap dient in dat geval mede namens het niet-penvoerende waterschap een aanvraag in. Deze deelaanvraag telt niet mee voor het aantal aanvragen van het niet-penvoerende waterschap.
Een aanvraag wordt ingediend bij de met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld digitaal formulier. In dit formulier wordt in ieder geval gevraagd om de NAW-gegevens van de ontvanger, als ook het KVK nummer, de bankgegevens en een emailadres van de subsidieaanvrager. Het bevat de begrote kosten van de deelprojecten en het aandeel gevraagde subsidie daarin. Ook bevestigt de aanvrager op het aanvraagformulier dat de aanvraag voldoet aan een aantal eisen uit de regeling. Daarnaast zal het een format bevatten voor elk deelproject in het projectpakket.
In het vierde lid is bepaald waaruit een aanvraag om een subsidie bestaat.
In onderdeel a is geregeld dat de aanvraag vergezeld gaat van een projectpakket. Omdat het projectpakket het totaal van deelprojecten is, wordt in het projectpakket per deelproject de relevante informatie aangeleverd.
In punt 1° van onderdeel a is opgenomen dat per deelproject de voorgenomen maatregelen worden beschreven met de daarbij per maatregel de uitvoeringsverantwoordelijken en de beoogde start- en einddatum.
In punt 2° van onderdeel a is geregeld dat wordt toegelicht in de aanvraag hoe een deelproject bijdraagt aan het doel van de subsidieregeling.
In punt 3° van onderdeel a is geregeld dat wordt toegelicht hoe aan de maatregelen uitvoering zal worden gegeven. Als daarbij wordt samengewerkt moet agrariërs wordt die samenwerking op grond van punt 4 beschreven. Als kennis wordt gedeeld, wordt beschreven hoe dat zal plaatsvinden.
In punt 4° van onderdeel a is opgenomen dat een beschrijving van de wijze van samenwerking met de agrariërs bij de aanvraag wordt gevoegd. Dit kan gaan om het georganiseerde agrarisch bedrijfsleven of agrarische samenwerkingsverbanden of met individuele agrariërs. De waterschappen werken dan bijvoorbeeld samen met agrarische ondernemers individueel op het eigen bedrijf of samen met andere agrarische ondernemers op gebiedsniveau.
Voorbeelden van het georganiseerde agrarisch bedrijfsleven zijn: de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB); de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), bestaande uit de LLTB, LTO-Noord en de ZLTO; het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontact (NAJK) en de Nederlandse Fruitteeltorganisatie (NFO). Met een agrarisch samenwerkingsverband wordt hier bedoeld een samenwerkingsverband dat bestaat uit tenminste één landbouwer samen met andere landbouwers, producentengroeperingen, coöperaties, andere MKB-bedrijven of branche-organisaties. In de praktijk zal het meestal gaan om lokale of regionale samenwerkingsverbanden.
Met de beschrijving van de wijze van samenwerking met agrariërs is niet alleen duidelijk op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven, maar kan daarnaast ook een beeld worden verkregen of voldoende draagvlak aanwezig is bij de agrarische sector voor de uitvoering van de maatregelen.
In punt 6° van onderdeel a is opgenomen dat ook een beschrijving van een op te schalen leereffect, indien van toepassing, wordt opgenomen in de aanvraag. Hiermee wordt bedoeld dat de aanvrager toelicht wat waterschappers en/of agrariërs naar verwachting zullen kunnen leren van het deelproject. Met opschaling wordt bedoeld dat het geleerde ook geschikt is om toe te passen in een groter gebied of in andere gebieden.
In onderdeel b van het vierde lid is opgenomen dat een specificatie en raming van de kosten per maatregel in het projectpakket wordt verstrekt. Daarbij wordt per maatregel onderscheid gemaakt tussen kosten die voor subsidie in aanmerking komen en de overige kosten. Dit is noodzakelijk voor de berekening van de subsidie en om een beeld te krijgen of het haalbaar is een projectpakket te bekostigen.
In onderdeel c van het vierde lid is opgenomen dat in de aanvraag wordt vermeld hoe de kosten over de kalenderjaren worden verdeeld. Deze verdeling is de basis voor de hoogte van de bedragen die in de beschikking tot verlening van het voorschot, bedoeld in artikel 11, worden opgenomen.
Onderdeel d van het vierde lid is opgenomen omdat er zicht moet zijn op dat het financiële plaatje van de deelprojecten rond moet komen. De kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen moeten van co-financiering zijn voorzien. Het is niet zo dat alle handtekeningen elders er al moeten liggen alvorens de subsidie kan worden toegekend.
In onderdeel e is opgenomen dat, indien de aanvrager dat wenst, de hoogte van de bedragen van de voorschotten verdeeld over de kalenderjaren kan worden opgenomen.
Een waterschap kan in de aanvraag meerdere deelprojecten opnemen. De deelprojecten kunnen slechts door het eigen waterschap worden uitgevoerd, maar er kan ook sprake zijn van deelprojecten waarbij meerdere waterschappen met elkaar samenwerken. Een voorbeeld hiervan is een deelproject dat plaatsvindt in het gebied van meerdere waterschappen. Een ander voorbeeld is een deelproject dat wordt uitgevoerd in het gebied van één waterschap, maar dat, bijvoorbeeld door kennisverwerving, kan bijdragen aan de verwezenlijking van de gebiedsopgave van een ander waterschap.
Het is van belang dat een deelproject waarbij sprake is van samenwerking tussen waterschappen in samenhang beoordeeld kan worden. Hierbij kunnen zich twee situaties voordoen: 1) De waterschappen doen gezamenlijk een aanvraag en 2) een waterschap doet alleen een aanvraag, maar voert wel maatregelen uit die bijdragen aan de agrarisch wateropgaven in het Gebiedsdocument agrarische wateropgaven van een of meer andere waterschappen. Om dit te faciliteren is het in deze regeling mogelijk gemaakt dat één waterschap een deelproject aanvraagt voor een project waarin met andere waterschappen wordt samengewerkt (de penvoerder). Ten overvloede, de andere bij dat deelproject betrokken waterschappen nemen dit deelproject dus niet ook in hun eigen aanvraag op.
Bij de aanvraag door de penvoerder wordt aangegeven welke waterschappen naast het penvoerende waterschap betrokken zijn. In het eerste geval doet het aanvragende waterschap de aanvraag mede namens de andere waterschappen. In de gecombineerde aanvraag wordt toegelicht hoe het deelproject bijdraagt aan de agrarische wateropgaven in de gebieden van de betrokken waterschappen. Uit de aanvraag blijkt duidelijk dat de andere waterschappen hiermee hebben ingestemd. Ook wordt in de aanvraag in dat geval opgenomen het bedrag waarvoor subsidie wordt aangevraagd uitgesplitst naar waterschap. Elk waterschap dat meedoet in de aanvraag, krijgt een eigen subsidiebeschikking. Het bedrag waarvoor subsidie wordt verleend, gaat af van het eigen deelbudget. De waterschappen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van het desbetreffende deelproject. Elk waterschap is zelf verantwoordelijk voor de correcte besteding van de middelen en de verantwoording daarover.
In het tweede geval dient een waterschap alleen een aanvraag in. In dat geval wordt in de aanvraag gemotiveerd op welke wijze de maatregelen ook bijdragen aan het verminderen van de agrarische wateropgaven van een ander waterschap. Dat andere waterschap zal daarmee moeten instemmen. Die instemming blijkt uit de aanvraag. Omdat het geld maar uit één potje komt, hoeft in de aanvraag het bedrag waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet te worden uitgesplitst per waterschap. De subsidie wordt ook alleen verleend aan het aanvragende waterschap. Dit waterschap is daarmee ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen in het gebied van een ander waterschap en de correcte besteding van de middelen en de verantwoording daarover. Voorafgaand kunnen tussen de waterschappen afspraken worden gemaakt over de herverdeling van budgetten. Dit zal echter voor het verlenen van deze subsidie moeten zijn geregeld (zie ook de toelichting bij artikel 7). Naast de in deze regeling opgenomen vereisten is het aan de waterschappen om onderling eventuele aanvullende afspraken te maken (denk hierbij bijvoorbeeld aan afspraken over het aanleveren van gegevens of machtigingen om namens een ander waterschap bepaalde maatregelen te kunnen nemen).
In dit artikel zijn de afwijzingsgronden opgenomen. Er is niet voor gekozen om artikel 12 van het Kaderbesluit subsidies I en M over afwijzingsgronden van overeenkomstige toepassing te verklaren. De afwijzingsgronden zijn toegespitst op deze regeling.
In deze bepaling is opgenomen wanneer de minister de aanvraag afwijst.
In onderdeel a is opgenomen dat afwijzend wordt beslist indien de uitvoering van een deelproject onvoldoende bijdraagt aan het verminderen van de agrarische wateropgaven zoals beschreven in de Gebiedsdocumenten agrarische wateropgave en daarmee dus aan het doel van de regeling. Indien de minister beoordeelt dat een van de deelprojecten onvoldoende bijdraagt aan het verminderen van de agrarische wateropgaven wordt de aanvraag geheel afgewezen. De berekening van de subsidie wordt immers gebaseerd op de totale kosten van het projectplan, waarbij de verdeling tussen de kosten die voor subsidie in aanmerking komen en die niet in aanmerking komen per deelproject binnen het projectpakket kan verschillen. Zie de toelichting bij artikel 6.
In deze bepaling is opgenomen wanneer de minister kan afwijzen. De minister heeft hierbij beoordelingsvrijheid. Deze gronden zijn gebaseerd op onderdelen i en f van artikel 12 van het Kaderbesluit subsidies I en M.
In de beschikking tot verlening van een subsidie wordt in ieder geval de naam en de datum van het projectpakket vermeld waarvoor subsidie wordt verstrekt. De beschikking bevat verder het bedrag van de verstrekte subsidie. In de verleningsbeschikking wordt vermeld hoe het bedrag van de subsidie is bepaald.
Het schuiven van budget tussen deelprojecten of maatregelen is toegestaan, mits sprake is van een verschuiving tussen ‘dezelfde soort’ kosten, dat wil zeggen:
– een verschuiving tussen subsidiabele kosten;
– een verschuiving tussen kosten die niet subsidiabel zijn maar die meewegen als co-financiering;
– een verschuiving tussen kosten die niet subsidiabel zijn en ook niet meewegen als co-financiering (artikel 6, tweede lid, onder a).
Bij een verschuiving van maatregelen binnen een deelproject zal het doel van het deelproject en het deel van de opgave dat met het deelproject wordt opgepakt gelijk moeten blijven.
In andere dan bovenstaande gevallen zal middels een wijziging van de verleningsbeschikking toestemming moeten worden verkregen.
Tot slot wordt in de beschikking de periode waarvoor de subsidie wordt verleend vermeld. De activiteiten waarvoor de subsidie wordt toegekend dienen uiterlijk 31 december 2027 gereed zijn, vanwege de beoogde voortgang en te verwachtte administratie. In de beschikking tot verlening van een subsidie kan een andere einddatum worden opgenomen. Daartoe kan reden zijn als uit de aanvraag blijkt dat de voorziene einddatum van de deelprojecten eerder dan 31 december 2027 is.
In artikel 7.22d, vierde lid, van de Waterwet is een begrotingsvoorbehoud opgenomen. Dat betekent dat de subsidies die op grond van deze regeling worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In de beschikking tot verlening van een subsidie wordt in deze gevallen het begrotingsvoorbehoud als ontbindende voorwaarde opgenomen.
Tegelijkertijd met de beschikking tot verlening van een subsidie wordt een beschikking genomen over het verstrekken van een voorschot. Een voorschot bedraagt ten hoogste 80% van het subsidiebedrag, met uitzondering van een subsidie lager dan € 25.000,-. Voor een subsidie lager dan € 25.000,- geldt dat een voorschot van 100% wordt verleend bij de beschikking tot subsidieverstrekking. In artikel 3 van deze regeling is artikel 23, zesde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing verklaard, waarin dit is geregeld. Dit voorkomt onnodige administratieve lasten bij ‘lagere’ subsidiebedragen.
Ten aanzien van de kosten die zijn voorzien in het eerste kalenderjaar van het jaar waarin de subsidie wordt verleend en de daarop volgende kalenderjaren wordt uitgegaan van de kostenverdeling over de kalenderjaren die in de aanvraag wordt vermeld (zie artikel 8, vierde lid, onder c). De hoogte van deze bedragen in de verschillende kalenderjaren wordt in de beschikking tot verstrekking van een voorschot opgenomen.
In dit artikellid is bepaald op welk moment een voorschot wordt betaald. Het eerste voorschot wordt betaald binnen zes weken na de beschikking tot het verlenen van een voorschot. De betaling van de voorschotten die daarna volgen, zal plaatsvinden in de maand juli van elk kalenderjaar.
De verplichtingen voor de subsidieontvanger die in dit artikel zijn opgenomen, zijn aanvullend ten opzichte van de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, b, e en f, van het Kaderbesluit subsidies I en M.
De deelprojecten waarvoor subsidie is verleend, worden uiterlijk 31 december 2027 uitgevoerd. In de beschikking tot verlening van de subsidie kan een afwijkende datum voor het uitvoeren van deelprojecten worden opgenomen. Daarvoor zou reden kunnen zijn indien de deelprojecten veel vroeger dan 31 december 2027 kunnen worden afgerond.
In dit lid is opgenomen dat per deelproject een monitoringsfiche DAW wordt aangeleverd binnen 6 weken na ontvangst van de beschikking tot verlening van de subsidie. In het monitoringsfiche is een beschrijving van de voorgenomen maatregelen opgenomen. Daarnaast wordt in het monitoringsfiche beschreven wat en hoe er gedurende de looptijd van het deelproject zal worden gemonitord en gemeten (inclusief de resultaten van eventuele nulmeting(en), indien van toepassing). In opvolgende geactualiseerde versies van de monitoringsfiches wordt hierover gerapporteerd (zie derde lid).
Het monitoringsfiche bestaat uit twee onderdelen:
– Onderdeel A: een verplicht deel waarin beschreven staat hoe het gaat met de uitvoering van de gesubsidieerde maatregelen en daarbij behorende monitoring.
– Onderdeel B: een optioneel deel waarin de uitvoering van aanvullende (niet-gesubsidieerde) maatregelen en daarbij behorende monitoring worden beschreven. De verplichtingen op grond van deze regeling gelden alleen voor het invullen van deel A van het monitoringsfiche. Het invullen van deel B van het monitoringsfiche is optioneel.
In dit lid is geregeld welke informatie het waterschap tussentijds verstrekt over de subsidie via de geactualiseerde monitoringsfiches per deelproject. Deze monitoringsfiches worden jaarlijks geactualiseerd gedurende de looptijd van het traject, en tevens na afronding van het deelproject opgeleverd ten behoeve van de verantwoording (zie artikel 13). Het gaat hierbij om informatie over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen per deelproject. Ook gaat het hierbij om informatie over de uitgevoerde metingen naar de effecten van maatregelen verstrekt. In het (initiële) monitoringsfiche dat wordt aangeleverd binnen zes weken na ontvangst van de beschikking tot verlening van de subsidie wordt gespecificeerd om wat voor soort monitoring en/of metingen het gaat en welke indicatoren worden gebruikt (zie het tweede lid). De monitoringsfiches bevatten geactualiseerde informatie om de voortgang van de deelprojecten te kunnen volgen en om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop resultaten worden gemonitord.
In dit lid is geregeld welk waterschap de verzamelde informatie, bedoeld in het tweede lid, indient, in het geval in een deelproject met meerdere waterschappen wordt samengewerkt en een waterschap de aanvraag namens andere waterschappen heeft ingediend (zie beschrijving situatie 1 bij artikel 8, vijfde lid).
Op grond van dit lid kan de minister andere verplichtingen bij de beschikking tot verlening van de subsidie opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Op grond van artikel 4:38, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt dat, in het geval een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, bij of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening. Indien een dergelijke verplichting wordt opgelegd, mag dat niet leiden tot willekeur. Als de minister hiertoe besluit, ligt het eerder in de rede dat een dergelijke verplichting aan alle waterschappen wordt opgelegd.
Het format van het monitoringsfiche wordt vastgesteld door de minister en beschikbaar gesteld via www.klimaatadaptatienederland.nl/kennisdossiers/landbouw/impulsregeling-daw. Hierop worden ook de ingevulde geactuaiseerde monitoringsfiches gepubliceerd.
Over de subsidie wordt verantwoording afgelegd door het waterschap. Dit artikel regelt wat de waterschappen dienen aan te leveren als verantwoording.
Voor de verantwoording is gekozen om aan te sluiten bij de sisa-methode. De verantwoording over de besteding van een subsidie vindt plaats op de wijze die is bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. De waterschappen verantwoorden jaarlijks door middel van een jaarverslag en jaarrekening. De waterschappen sturen ook de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen mee. Indien alle deelprojecten zijn afgerond, wordt dat vermeld. De verantwoordingsinformatie toont ook aan dat de activiteiten zijn uitgevoerd en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. In het geval met meerdere waterschappen wordt samengewerkt, zal elk waterschap zelf de verantwoording doen van het deelproject, voor zover daarvoor subsidie is verleend (zie ook situatie 1 zoals beschreven bij artikel 8, vijfde lid).
Ook geldt de verplichting, bedoeld in artikel 17a, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet voor de waterschappen. De waterschappen zijn verplicht om desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de besteding van een subsidie aan de accountant die in opdracht van de minister met de controle is belast. Deze verplichting geldt eveneens voor de accountant die door het waterschap met de controle is belast.
Financiering van andere overheden, die moet worden verantwoord via sisa, kan dienen als co-financiering van maatregelen op basis van deze regeling. Het proces van verantwoording kan daarom lang duren. Voor co-financiering van derden zal ook een afdoende bewijsvoering moeten worden bijgehouden. Als het gaat om financiering van andere partijen kunnen daarvoor beschikkingen worden bijgevoegd. De in te zetten uren van agrariërs kunnen worden bijgehouden met urenbriefjes (geaccordeerd door de projectleider). Voor fysieke maatregelen kunnen facturen worden opgenomen in de projectadministratie.
In deze artikelleden is de Regeling informatieverstrekking sisa van overeenkomstige toepassing verklaard. In deze regeling is opgenomen welke informatie moet worden verstrekt en is opgenomen op welke wijze dit moet gebeuren.
Binnen drie maanden na afloop van de uitvoering van de deelprojecten sturen de waterschappen daarnaast nog een definitief monitoringsfiche voor ieder deelproject over de uitgevoerde maatregelen en de resultaten van de monitoring. De waterschappen sturen daarnaast nog een verslag van de lessen en de resultaten van het projectpakket. Dit levert informatie op over de bereikte resultaten in het veld.
Het format van het monitoringsfiche wordt vastgesteld door de minister en beschikbaar gesteld via www.klimaatadaptatienederland.nl/kennisdossiers/landbouw/impulsregeling-daw.
De minister stelt de subsidie uiterlijk 31 december van het jaar vast waarin de laatste verantwoording over het projectpakket heeft plaatsgevonden in het jaarverslag en de jaarrekening. De subsidieontvanger geeft dan in de verantwoording aan dat de laatste verantwoording heeft plaatsgevonden over het projectpakket. Indien de kosten mede gedragen worden door een provincie of een gemeente dan is de vaststelling afhankelijk van de verantwoording bij die organisatie. In dat geval zal de vaststelling van de subsidie in het tweede kalenderjaar plaats kunnen vinden.
De minister kan op grond hiervan de beslistermijn voor het nemen van de beschikking tot vaststelling van de subsidie met nogmaals 13 weken verlengen.
De minister neemt de beschikking tot vaststelling van de subsidie op grond van de informatie die wordt verstrekt overeenkomstig artikel 13. In de verantwoordingsinformatie wordt onder andere aangetoond dat de deelprojecten zijn uitgevoerd en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De accountant controleert dat bij de controleverklaring. Tot de informatie, bedoeld in artikel 13, behoort ook de informatie, bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Op grond hiervan heeft de minister voldoende informatie om de subsidie te kunnen vaststellen. Als de activiteiten niet geheel of gedeeltelijk hebben plaatsgevonden en niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, kan de subsidie lager worden vastgesteld.
Als de subsidie op een lager bedrag wordt vastgesteld, kan het teveel betaalde bedrag op basis van artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht worden teruggevorderd. Dit geldt ook als de beschikking tot verlening wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger van de subsidie wordt gewijzigd (artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht). Terugvordering kan plaatsvinden tot vijf jaren na de vaststelling van de subsidie uitkering (artikel 4:57, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
Op grond van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht moet voor subsidies die worden verstrekt op grond van een wettelijke regeling minstens één keer in de vijf jaren een verslag worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Deze bepaling bevat de uiterste datum, namelijk 1 juli 2028 om het evaluatieverslag te publiceren.
In de Aanwijzingen voor de regelgeving is opgenomen dat een ministeriële regeling op vaste verandermomenten in werking treedt (1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober) en dat de termijn tussen de publicatie van een ministeriële regeling en het tijdstip van inwerkingtreding minimaal drie maanden bedraagt als deze relevant is voor medeoverheden. Hierop zijn echter uitzonderingen mogelijk. Zie voor de motivering hiervan paragraaf 10 vet algemeen deel van de toelichting.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327)
Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG 1991, L 375)
Richtlijn 2009/128/EG van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU 2009, L 309)
Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking) (PbEU 2020, L 435)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-18054.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.