Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 21 juni 2023, nr. IENW/BSK-2023/165418, tot wijziging van de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009 in verband met de herziening van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en de Visserij Groepsvrijstellingsverordening

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 3.31, tweede lid, en 3.42a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving van ‘Landbouw Groepsvrijstellingsverordening’ komt te luiden:

Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327).

2. De begripsomschrijving van ‘Visserij Groepsvrijstellingsverordening’ komt te luiden:

Verordening (EU) nr. 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327).

B

Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘artikel 1, vijfde lid, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, derde lid, onderdeel e van de Visserij Groepsvrijstellingsverordening’ vervangen door ‘artikel 1, vierde lid, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, vijfde lid, van de Visserij Groepsvrijstellingsverordening’.

2. In onderdeel c wordt ‘artikel 1, zesde lid, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, derde lid, onderdeel d van de Visserij Groepsvrijstellingsverordening’ vervangen door ‘artikel 1, vijfde lid, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, vierde lid, van de Visserij Groepsvrijstellingsverordening’.

C

Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat maakt de gegevens, genoemd in bijlage III van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening, bekend, indien:

    • a. de staatssteun die op grond van deze regeling wordt verkregen voor een investering in een aangewezen bedrijfsmiddel door een begunstigde die actief is in de primaire landbouwproductie, meer bedraagt dan € 10.000; of

    • b. de staatssteun die op grond van deze regeling wordt verkregen voor een investering in een aangewezen bedrijfsmiddel door een begunstigde die actief is in de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten of de bosbouwsector, of voor activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening vallen, meer bedraagt dan € 100.000.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 30.000’ vervangen door ‘€ 10.000’.

3. In het derde lid wordt ‘een begunstigde die niet actief is in de primaire landbouwproductie of de productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten’ vervangen door ‘een begunstigde, niet zijnde een begunstigde als bedoeld in het eerste of tweede lid,’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen deel

§ 1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009 (hierna: Mia/Vamil). De Mia/Vamil regelt dat investeringen in bedrijfsmiddelen, die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu, fiscaal gestimuleerd worden. De Mia/Vamil is aangepast in verband met de inwerkingtreding van de Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327/1) (hierna: Landbouw Groepsvrijstellingsverordening) en de Verordening (EU) nr. 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327/82) (hierna: Visserij Groepsvrijstellingsverordening). De Mia/Vamil is een fiscale regeling waarop de unierechtelijke staatssteunkaders van toepassing zijn. Als gevolg van de herziening van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en de Visserij Groepsvrijstellingsverordening is de Mia/Vamil aangepast om hiermee in lijn te worden gebracht. De wijzigingen in deze regeling gaan niet verder dan hetgeen strikt noodzakelijk is om de Mia/Vamil in overeenstemming te brengen met de herziene staatssteunverordeningen. Hiermee is geborgd dat de Mia/Vamil voldoet aan de geldende Europese regelgeving.

§ 2. Hoofdlijnen van deze regeling

Deze regeling bestaat uit twee soorten wijzigingen.

Ten eerste is de publicatieverplichting in de Mia/Vamil gewijzigd. De publicatieverplichting houdt in dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat gegevens van de begunstigde openbaar moet maken als een bepaald bedrag aan staatssteun is verleend. In de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en de Visserij Groepsvrijstellingsverordening staan de bedragen die als drempelwaarde gelden voor deze publicatieverplichting. In de herziene staatssteunverordeningen worden deze bedragen verlaagd en wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten staatssteun. Er wordt onderscheid gemaakt bij de steun die verleend wordt op grond van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening tussen steun aan primaire landbouwproductie en de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten of de bosbouwsector, of aan activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening. In deze regeling worden de bedragen die de drempelwaarden voor de publicatieverplichting vormen en het onderscheid tussen de verschillende soorten staatssteun vormen, aangepast op basis van de herziene groepsvrijstellingsverordeningen. Deze wijziging zorgt er daarmee voor dat de publicatieverplichting uit de Mia/Vamil in overeenstemming is gebracht met de herziene Europese staatssteunverordeningen.

Ten tweede is er met deze regeling voor gezorgd dat alle verwijzingen naar de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en de Visserij Groepsvrijstellingsverordening zijn aangepast aan de herziene versies van de genoemde verordeningen.

§ 3. Gevolgen

Deze regeling heeft zeer beperkte gevolgen voor zowel de aanvragers van de Mia/Vamil als voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO), die met de uitvoering van deze regeling is belast. De aanpassingen uit deze regeling wijzigen niets aan de vereisten van de bedrijfsmiddelen waarop de Mia/Vamil van toepassing is.

Door de aangescherpte publicatieverplichting is het de verwachting dat de administratieve en uitvoeringslasten van de Mia/Vamil iets zullen toenemen. De verlaging van de drempelwaarde van de publicatieverplichting heeft tot gevolg dat een steunverlening in meer gevallen zal leiden tot publicatie van gegevens van de begunstigde. In 2023 betekent dit dat voor de aanvragen van de Mia/Vamil die in de eerste helft van 2023 een aanvraag hebben gedaan de grens van € 30.000 geldt. Vanaf de tweede helft van 2023 gelden de grenzen zoals in deze regeling opgenomen. Dit zal beperkte extra kosten opleveren voor de uitvoeringsinstantie RVO, maar geen extra kosten voor de aanvragers van de Mia/Vamil.

§ 4. Notificatie

De Mia/Vamil valt onder de omschrijving van artikel 1, eerste lid, onderdeel f, tweede alinea, punt iii, van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). De Mia/Vamil is bij de laatste wijziging op 22 november 2022 op grond van deze richtlijn genotificeerd. Deze wijziging is noodzakelijk om de regeling in overeenstemming te brengen met de Europese staatssteunverordeningen. Aangezien deze regeling geen wijzigingen aanbrengt die een verandering van het toepassingsgebied, een verkorting van het oorspronkelijk geplande tijdschema voor de toepassing, een toevoeging van specificaties of eisen of het stringenter maken ervan tot gevolg heeft, hoeft deze regeling niet genotificeerd te worden. Deze uitzondering geldt op grond van artikel 5, eerste lid, van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241).

§ 5. Consultatie, toetsing en afstemming andere ministeries

De ontwerpregeling is niet aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) voorgelegd omdat deze regeling naar zijn aard geen aanmerkelijke gevolgen heeft voor de regeldruk. Vanwege het feit dat deze regeling geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en evenmin ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk, kon worden afgezien van internetconsultatie.

Overeenkomstig artikelen 3.31, tweede lid, en 3.42a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft overleg plaatsgevonden over de ontwerpregeling met de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken en Klimaat. Daarnaast heeft de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst van het Ministerie van Financiën akkoord gegeven op deze regeling voor ondertekening.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I

Onderdeel A

In de begripsomschrijvingen worden de verwijzingen naar de Europese verordeningen aangepast, zodat verwezen wordt naar de nieuwe versie van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en de Visserij Groepsvrijstellingsverordening.

Onderdeel B

Dit onderdeel betreft een aantal technische wijzigingen, waarin een aantal verwijzingen worden aangepast en kloppend gemaakt met de herziene Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en de Visserij Groepsvrijstellingsverordening.

Onderdeel C

In dit onderdeel worden de bedragen uit artikel 3a met betrekking tot de publicatieverplichting bij verlening van individuele steun in overeenstemming gebracht met artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening door onderscheid te maken tussen twee categorieën steun en aanpassing van de bedragen daarvan. Daarnaast wordt ook het bedrag voor de visserijsector in overeenstemming gebracht met artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Visserij Groepsvrijstellingsverordening. Het derde lid uit artikel 3a wordt aangepast om als restcategorie te fungeren voor de overige steunverlening op grond van de Mia/Vamil.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt op 1 juli 2023 in werking. Er wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden. De grond voor de afwijking is dat deze regeling implementatie van een bindende EU-rechtshandeling betreft (aanwijzing 4.17, onder 5, onder d, Aanwijzingen voor de regelgeving). De herziene Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en Visserij Groepsvrijstellingsverordening zijn op 1 januari 2023 in werking getreden. In de vorige versies van de staatssteunverordeningen is een overgangstermijn van zes maanden opgenomen voor lidstaten om nationale steunregelingen in lijn te brengen met de herzieningen.1 Dit betekent dat nationale regelingen uiterlijk op 1 juli 2023 in overeenstemming moeten zijn gebracht met de herziene verordeningen. Om te voldoen aan de Unierechtelijke verplichting tot tijdige implementatie is afwijking van de minimuminvoeringstermijn noodzakelijk. Deze afwijking is niet bezwaarlijk, omdat uitvoeringsinstantie RVO al op de hoogte is van de aanstaande wijzigingen en voor de aanvragers het geen extra verplichtingen of nadeel oplevert.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Artikel 51, lid 4 Verordening 702/2014 (PB 2014, L 193) en Artikel 46, lid 4 Verordening 1388/2014 (PbEU2014, L 396).

Naar boven