Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| overig | Staatscourant 2023, 17361 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| overig | Staatscourant 2023, 17361 | ander besluit van algemene strekking |
In deze verordening wordt verstaan onder:
door de directeur-generaal aangewezen persoon die bevoegd is om bezwaarschriften te behandelen;
horen door een ambtenaar of meerdere ambtenaren namens de directeur-generaal, bedoeld in artikel 7:5 van de Algemene wet bestuursrecht;
Algemene wet bestuursrecht;
indiener van een bezwaarschrift;
het Centraal bureau voor de statistiek;
de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek;
de Commissie bezwaarschriften handhaving CBS, een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb;
directeur-generaal van de statistiek
voorzitter van de commissie.
1. De directeur-generaal registreert het ingediende bezwaarschrift met de datum van ontvangst.
2. Daarna wordt zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden. Hierbij geeft de directeur-generaal een uitleg over het vervolg van de procedure en de duur van de behandeling van het bezwaarschrift.
1. De directeur-generaal onderzoekt of het bezwaarschrift informeel kan worden afgehandeld alvorens het verder in behandeling te nemen.
2. De informele aanpak start door kort na binnenkomst van het bezwaarschrift hierover contact op te nemen met de bezwaarmaker en de voorbereider van het primaire besluit.
3. Als het bezwaar in der minne wordt geschikt, legt de directeur-generaal de gemaakte afspraken schriftelijk vast en neemt zo nodig een nieuw besluit.
1. De directeur-generaal kan categorieën van bezwaarschriften aanwijzen, waarbij het horen ambtelijk plaatsvindt.
2. De ambtelijk hoorder wordt door de directeur-generaal aangewezen.
3. De directeur-generaal bepaalt de wijze en het tijdstip van het horen.
4. Als de bezwaarmaker of de directeur-generaal het bezwaarschrift aan de commissie wil voorleggen, kan de directeur-generaal besluiten dat het horen door de commissie plaatsvindt.
1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften tegen het opleggen van een bestuurlijke boete, een last onder dwangsom (artikel 43 en artikel 51 van de CBS-wet) aan een rechtspersoon (artikel 33, tweede lid CBS-wet), ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen (artikel 33, derde lid CBS-wet) die de in die leden bedoelde gegevens niet, niet tijdig of niet volledig hebben verstrekt en de eventueel daar uit voorvloeiende invorderingsbeschikking.
2. De commissie is belast met het horen en adviseren over de volledige heroverweging van bestreden besluiten.
3. De commissie is niet belast met de behandeling van bezwaarschriften, waarvan is bepaald dat de voorbereiding van de beslissing op bezwaar ambtelijk wordt afgedaan.
4. Als de bezwaarmaker of de directeur-generaal het niet nodig vindt dat het bezwaarschrift aan de commissie wordt voorgelegd, kan de directeur-generaal besluiten dat het horen ambtelijk plaatsvindt.
1. De commissie bestaat uit een (plaatsvervangend) voorzitter en twee leden en plaatsvervangende leden.
2. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, één lid en een plaatsvervangend lid komen van een externe instelling/organisatie. Eén lid en een plaatsvervangend lid zijn werkzaam geweest bij het CBS.
1. De secretaris is een door de directeur-generaal aangewezen personeelslid van het CBS.
De secretaris is geen lid van de commissie.
2. De directeur-generaal wijst ook een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.
1. De voorzitter, leden en plaatsvervangende leden worden door de directeur-generaal benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Het is mogelijk één keer herbenoemd te worden.
2. De voorzitter en de leden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de directeur-generaal.
3. De aftredende of ontslagnemende voorzitter of leden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.
4. Schorsing en ontslag vindt slechts plaats vanwege ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen.
1. De voorzitter oefent de volgende bevoegdheden van de hierna genoemde artikelen van de Awb zelfstandig uit:
a. verzoeken om een schriftelijke machtiging aan een gemachtigde (artikel 2:1, tweede lid);
b. stellen van een termijn aan de bezwaarmaker (artikel 6:6);
c. verzenden van stukken tijdens de behandeling door de commissie (artikel 6:17);
d. ter inzage leggen van het bezwaarschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken, dan wel toezenden daarvan aan een belanghebbende (artikel 7:4, tweede lid);
e. al dan niet op verzoek van een belanghebbende afzien van het op de hoogte stellen van het verhandelde tijdens een hoorzitting van een andere belanghebbende, voor zover geheimhouding om gewichtige reden is geboden (artikel 7:6, vierde lid).
2. De voorzitter kan deze bevoegdheden mandateren aan de secretaris.
1. De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting, waarin de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het CBS, in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.
2. De voorzitter nodigt de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het CBS ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.
3. Binnen drie werkdagen na de uitnodiging kunnen de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden of het CBS onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.
4. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt binnen drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het CBS meegedeeld.
5. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen, genoemd in het tweede tot en met vierde lid.
De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.
1. Het verslag, bedoeld in artikel 7:7 van de Awb, bevat in ieder geval:
a. namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid;
b. zakelijke vermelding van wat over en weer is gezegd en wat verder tijdens de hoorzitting is voorgevallen;
c. verwijzing naar de tijdens de hoorzitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.
2. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
1. De commissie is bevoegd nader onderzoek te doen als zij dit na afloop van de hoorzitting wenselijk acht.
2. De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het CBS toegezonden.
3. De bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het CBS kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie schriftelijk reageren en indien gewenst aan de voorzitter vragen om een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op dit verzoek.
4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in dit besluit die betrekking hebben op de hoorzitting zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het uit te brengen advies.
2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.
3. Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt.
5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.
6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
7. Bij afwezigheid van de voorzitter kan de secretaris namens de voorzitter ondertekenen.
1. Het advies wordt met het verslag en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag tijdig uitgebracht aan de directeur-generaal.
2. Als naar het oordeel van de voorzitter de termijn van twaalf weken, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij de directeur-generaal tijdig de beslissing te verdagen.
3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en belanghebbenden een afschrift.
Dit besluit geeft het kader voor de behandeling van bezwaarschriften die worden ingediend tegen handhavingsbesluiten. Het contact met de berichtgevers staat hierbij centraal. Het besluit bevat bepalingen over de informele aanpak, het ambtelijk horen en het horen door een commissie. Het uitgangspunt is formele behandeling van bezwaren waar het moet en informele behandeling waar het kan.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Waar in onderstaande wordt gesproken van “het CBS”, wordt bedoeld het bestuursorgaan van het CBS dat bevoegd is tot het nemen van beslissingen op bezwaar.
De registratie van het bezwaarschrift met datum van ontvangst is van belang. Artikel 6:14 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat de ontvangst schriftelijk dient te worden bevestigd. De Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het (bestreden) besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (zie de artikelen 6.7 en 6.8, eerste lid, van de Awb).
Het zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het bezwaarschift contact leggen met de bezwaarmaker is zeer zinvol. Er kan dan aan bezwaarmaker inzicht in en uitleg over de vervolgprocedure worden gegeven. Op welke wijze contact wordt opgenomen wordt niet in de Awb geregeld. Dit is aan het CBS zelf. De keuze die gemaakt wordt, kan afhangen van de inschatting wat het beste in het concrete geval zal zijn. Tijdens dit contact kan worden aangeven dat ambtelijk of door een adviescommissie zal worden gehoord, maar kan ook worden gewezen op de (eventuele) mogelijkheid van informele behandeling van het bezwaarschrift. Het kan zijn dat tijdens dit eerste contact al een passende informele oplossing op het bezwaarschrift wordt gevonden. Maar het is goed mogelijk dat hiervoor nog nader onderzoek en contact met de voorbereider(s) van het bestreden besluit is vereist. Dit wordt nader uitgewerkt in artikel 3. Van belang is dat eventuele afspraken over de informele oplossing die bij dit contact al is verkregen schriftelijk worden vastgelegd.
Het leggen van contact is ook van belang als (de verwachting is dat) het bezwaar kennelijk ongegrond of kennelijk niet ontvankelijk wordt verklaard. De helderheid over de afhandeling van deze bezwaren kan bijdragen aan het begrip voor de beslissing op het bezwaar. Hiernaast kan het contact met de indiener van het kennelijk niet ontvankelijke of kennelijk ongegronde bezwaar leiden tot ambtshalve herziening van het besluit. Dit kan (uiteraard) ook uit de informele afhandeling van ontvankelijke bezwaren voorvloeien. Zie over informele afhandeling verder de toelichting op artikel 3.
Na het eerste contact met de bezwaarmaker (zie artikel 2) zal vaak nadere informatie moeten worden ingewonnen over de achtergronden van het besluit en de reden waarom bezwaar is gemaakt. Hierbij wordt met zowel de bezwaarmaker als de voorbereider van het bestreden besluit contact opgenomen en wordt de mogelijkheid van een minnelijke oplossing van het bezwaar (verder) verkend. Het is van belang dat dit contact kort na binnenkomst van het bezwaarschrift wordt gelegd. Als al bij het eerste contact een oplossing op het bezwaarschrift is gevonden dan hoeft (uiteraard) niet nog een keer contact te worden gezocht met de bezwaarmaker. Als een oplossing kan worden gevonden voor het probleem dat aanleiding was voor het bezwaarschrift dan hoeft het bezwaarschrift niet verder in behandeling te worden genomen en kan het informeel worden afgedaan. Indien er eventuele andere belanghebbenden zijn, dan wordt ook met hen in contact getreden als dit gewenst is voor de informele afhandeling. Omdat de heroverweging van het bestreden besluit in bezwaar onbevooroordeeld moet gebeuren, is het wenselijk dat dit (ambtelijke) contact niet wordt gelegd door iemand die direct bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest.
Het CBS moet op het bezwaarschrift beslissen binnen zes weken na het einde van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift (artikel 7:10, eerste lid, van de Awb). Als een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb is ingesteld, is de beslistermijn twaalf weken. De beslistermijn kan worden verdaagd (=uitgesteld) als de termijn voor de behandeling van het bezwaar niet kan worden gehaald. Ook als wordt gestart met een informele behandeling van een bezwaar kan de beslistermijn worden verdaagd. De beslistermijn kan maximaal zes weken worden verdaagd, maar verdere verdaging van de beslistermijn is mogelijk als alle belanghebbenden daarmee hebben ingestemd of als (enkel) de bezwaarmaker hiermee heeft ingestemd en de belangen van (overige) belanghebbenden niet worden geschaad. De beslistermijn kan ook worden verdaagd als de naleving van een wettelijk procedurevoorschrift dit vergt (artikel 7:10, derde en vierde lid, van de Awb).
Het verdagingsbesluit moet aan de belanghebbenden worden bekendgemaakt, maar het is niet mogelijk om hiertegen een bezwaar- of beroepschrift in te dienen. Zie ook de artikelen 3:40 en 6:3 van de Awb.
Belanghebbenden (de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden) moeten worden gehoord, voordat op het bezwaar wordt beslist (artikel 7:2, eerste lid, van de Awb). Slechts in een beperkt aantal gevallen kan van het horen worden afgezien. Deze staan in artikel 7:3 van de Awb weergegeven en zien op kennelijk niet ontvankelijkheid en kennelijk ongegrondheid, geen of kennelijk geen interesse in het horen door de belanghebbende(n). Ook als aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen zonder belangen van derden te beschadigen kan van het horen worden afgezien.
Het eerste lid voorziet in de mogelijkheid dat het CBS bepaalde categorieën van bezwaarschriften aanwijst, door het nemen van een aanwijzingsbesluit, waarbij ambtelijk wordt gehoord. Hierbij kan worden gedacht aan situaties zoals die bijvoorbeeld in de folder staan beschreven die bij het handhavingsbesluit is gevoegd en waarvan is aangegeven dat bepaalde bezwaargronden (drukte, een organisatieverandering of de overgang naar een nieuw financieel systeem, correspondentie van het CBS niet ontvangen door verhuizing, nieuw contactpersoon of nieuw emailadres, correspondentie van het CBS over mogelijke dwangsommen en boetes niet ontvangen, bezwaren tegen de verplichting om vragenlijsten in te vullen) niet zullen leiden tot wijziging van de opgelegde sanctie. Ook bijvoorbeeld bezwaren tegen invorderingsbeschikkingen, die zich niet richten op de hoogte van het in te vorderen bedrag, maar tegen de last onder dwangsom, komen voor ambtelijk horen in aanmerken. Zo blijft er voor de overige meer gecompliceerde bezwaren meer ruimte over voor de commissie om daarover te oordelen. Voor het ambtelijk horen gelden de bepalingen uit artikel 7:5 van de Awb.
Hoe het horen wordt vormgegeven is grotendeels aan degene(n) die horen zelf. Er kan voor worden gekozen om fysiek te horen, maar telefonisch of digitaal horen is ook mogelijk. Hierbij is het wel vereist dat alle betrokkenen hiermee instemmen.
Van het horen moet een verslag worden gemaakt (artikel 7:7 van de Awb). De Awb bepaalt niet hoe het verslag van het horen moet worden vormgegeven en hoe uitgebreid het moet zijn. Het verslag kan onderdeel zijn van de beslissing op het bezwaarschrift, maar vaak zal een afzonderlijk verslag worden opgemaakt.
Als de bezwaarmaker of het CBS het bezwaarschrift alsnog aan de commissie wil voorleggen, kan het CBS hiertoe besluiten. Het is verstandig om deze beslissing goed te motiveren, zodat de commissie en de betrokken partijen weten waarom hiertoe is besloten. Die motiveringsplicht geldt temeer als het CBS in weerwil van het verzoek van de bezwaarmaker besluit toch ambtelijk te horen.
Het horen en adviseren door een commissie wordt in artikel 7:13 van de Awb geregeld. De commissie moet aan bepaalde (cumulatieve) vereisten voldoen. Deze zien op de samenstelling, mededeling dat de commissie zal adviseren aan bezwaarmaker, wijze van horen, uitnodiging CBS en uitbrengen van het advies. Zie voor algemene opmerkingen over het horen de toelichting bij artikel 4.
Hier zijn specifieke bezwaarschriften uitgezonderd van horen en adviseren door de commissie. Dit zijn de categorieën van bezwaarschriften die de directeur-generaal op grond van artikel 4, eerste lid van dit besluit heeft aangewezen (hierna: het aanwijzingsbesluit). Naast het ambtelijk horen vindt ook de advisering niet door de commissie plaats.
Dit artikellid geeft de mogelijkheid dat naast de in het aanwijzingsbesluit aangewezen gevallen er andere gevallen zijn, waarbij het bezwaarschrift niet door de commissie wordt behandeld.
De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb). De voorzitter mag op grond van artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het CBS. Het CBS heeft gekozen voor een geheel externe commissie, waarbij in het tweede lid is vastgelegd dat één lid van de commissieleden werkzaam moest zijn geweest bij het CBS.
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris (en plaatsvervangers) ter ondersteuning van de werkzaamheden.
De directeur-generaal is bevoegd om de voorzitter, leden en plaatsvervangende leden te benoemen, te schorsen en te ontslaan. De directeur-generaal mag niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen, omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het CBS onwelgevallig standpunt. Als een lid niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal moeten ondernemen. De voorzitter zal hierbij een belangrijke rol spelen. Als er sprake is van een vertrouwensbreuk dan is ontslag en/of schorsing (door de directeur-generaal) mogelijk.
Het is voor van de continuïteit van het horen en adviseren wenselijk om aan te blijven als lid of voorzitter totdat in de opvolging is voorzien.
Dit lid regelt bevoegdheden die zelfstandig door de voorzitter kunnen worden uitgeoefend.
De bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, kan de voorzitter mandateren aan de secretaris. Mandateren betekent het in naam van de mandaatgever (de voorzitter) uitoefenen van de bevoegdheden. De voorzitter is verantwoordelijk voor de in mandaat verrichte handelingen van de secretaris en blijft ook bevoegd om deze bevoegdheden zelf uit te oefenen.
Het CBS streeft ernaar de stukkenstroom in het kader van de bezwaarprocedure zo veel mogelijk digitaal te organiseren.
Hoewel artikel 2:4 van de Awb een gebod van onpartijdigheid bevat voor bestuursorganen is in dit artikel nog eens uitdrukkelijk bepaald dat dit (ook) voor de commissie geldt. Dit biedt bijvoorbeeld duidelijkheid als de onafhankelijke voorzitter of een extern lid inhoudelijk niet onbevangen kan adviseren.
Artikel 7:7 van de Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De vorm en de inhoudelijke vereisten van het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er niet aan in de weg dat in het besluit een vaste procedure wordt opgenomen.
Enkel de noodzakelijk persoonsgegevens mogen in het verslag worden opgenomen. Noodzakelijk is in ieder geval dat uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.
Artikel 7:13, zesde lid, van de Awb bepaalt dat het schriftelijke advies van de commissie het verslag van het horen bevat. Hieruit volgt dat het verslag uiterlijk bij het uitbrengen van het advies moet zijn opgesteld. Niet is vereist dat het verslag schriftelijk is opgesteld. De Awb bepaalt ook niet dat het verslag aan de betrokkenen moet worden toegezonden. Dit is echter wel wenselijk.
Na de hoorzitting kan de commissie constateren dat nader onderzoek nodig is alvorens een advies te kunnen opstellen. In het eerste lid is niet voorgeschreven hoe dit onderzoek moet plaatsvinden. Het is aan commissie zelf dit onderzoek vorm te geven. Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om de belanghebbenden en het CBS opnieuw te horen.
Deze bepaling voorziet naast de mogelijkheid om binnen een nader te stellen termijn een schriftelijke reactie te geven, in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de Awb is bepaald dat als het feiten of omstandigheden betreft die voor de beslissing op bezwaar van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel van hoor en wederhoor).
Omdat het van belang is dat de commissie in alle vrijheid kan beraadslagen en beslissen, is in het eerste lid bepaald dat dit achter gesloten deuren zal plaatsvinden. De advisering (en vaak logischerwijs ook de beraadslaging) moet plaatsvinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb. Zie hieromtrent ook nader de toelichting bij artikel 6. Voor de advisering hanteert de Awb striktere voorwaarden dan bij het horen, waarbij het is niet vereist dat de gehele commissie hoort.
Hoe het advies tot stand komt, wordt verder niet in de Awb voorgeschreven. In het vijfde lid is omwille van zorgvuldigheid bepaald dat het advies is gemotiveerd en een voorstel voor de te nemen beslissing bevat.
In de bezwaarschriftprocedure maakt het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht (artikel 7:13, zesde lid, van de Awb).
De termijn waarop op het bezwaarschrift moet zijn beslist, bedraagt twaalf weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (artikel 7:10 van de Awb). Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder “beslistermijnen”.
Het tweede lid van artikel 16 schrijft voor dat de voorzitter tijdig het CBS verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen, als hij voorziet dat de termijn van twaalf weken niet wordt gehaald. Mocht de commissie ondanks de verdaging door het CBS niet tijdig een advies (kunnen) uitbrengen en er geen verder uitstel mogelijk is, dan moet het CBS beslissen zonder het advies van de commissie en alsnog zelf horen.
De commissie dient jaarlijks verslag uit te brengen over haar werkzaamheden. De directeur-generaal kan eisen stellen aan de inhoud van dit verslag. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven hoeveel bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond, enz.), of het CBS al dan niet overeenkomstig het advies heeft besloten, in welke gevallen beroep is ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.
In geval een klacht is ingediend tegen de commissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.
Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan het CBS adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-17361.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.