TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
Deze regeling wijzigt de subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (hierna:
DUMAVA). De DUMAVA voorziet in een tegemoetkoming aan eigenaren van maatschappelijk
vastgoed bij de kosten die zij maken bij het uitvoeren van combinaties van verduurzamingsmaatregelen
die bijdragen aan het verbeteren van de energieprestatie van een gebouw en CO2-emmissiereductie tot gevolg hebben. De wijzigingsregeling voorziet in een nieuwe
aanvraagronde voor de subsidie op grond van de DUMAVA van 18 september 2023 tot en
met 31 december 2024.
2. Inhoud van deze regeling
De geplande wijzigingen voor de subsidieregeling zijn dit jaar beperkt. De reden hiervoor
is dat bij de vorige aanvraagronde de regeling zwaar overschreven was. Met deze beperkte
wijzigingsregeling krijgen aanvragers die bij de vorige openstelling zijn uitgeloot
de kans om opnieuw subsidie aan te vragen. Het subsidieplafond van de subsidieregeling
DUMAVA wordt vastgesteld op € 190.000.000. Voor de openstelling van 2023 wordt het
subsidieplafond als volgt verdeeld:
De bovenstaande schotten worden geïntroduceerd naar aanleiding van de evaluatie van
de eerste aanvraagronde. De bovenstaande verdeling kan betekenen dat er een subsidieplafond
bereikt kan worden terwijl de ander nog open staat. Gelet op de overschrijving van
de vorige aanvraagronde en signalen uit het veld is de verwachting dat beide plafonds
snel worden uitgeput. Uit de evaluatie kwam naar voren dat er bij kleine eigenaren
het gevoel heerst dat zij minder kans maken op subsidie. Met deze verdeling wordt
beoogd dat kleine aanvragers meer kans krijgen om subsidie aan te vragen terwijl aan
de andere kant grote aanvragers met relatief veel klimaatgewicht voldoende subsidie
kunnen aanvragen. Voor elk subsidieplafond wordt door RVO een apart loket opgezet.
Daarnaast worden aanvragers van integrale projecten gestimuleerd om naar een hoog
energieprestatieniveau te renoveren. Dit hoge energieprestatieniveau is gebaseerd
op de renovatiestandaard.1 Aanvragers van integrale projecten kunnen aanvullende subsidie aanvragen (in totaal
ten hoogste 35%) wanneer zij in hun projectplan kunnen aangeven dat zij hun vastgoed
naar een hoog energieprestatieniveau gaan verduurzamen. Dit percentage is gekozen
om ondanks het beperkte budget aanvragers van integrale projecten te stimuleren een
hoger ambitieniveau na te streven. In de nieuwe bijlage 4 is een tabel opgenomen waar
per hoofdgebruiksfunctie is aangegeven tot welk energielabel de eigenaar moet renoveren.
In de maatregelenlijst is hiervoor maatregel A4 aan de lijst toegevoegd.
Ten slotte zijn er in de regeling een aantal punten verduidelijkt. Zo is opgenomen
dat ondernemingen die vennoot- en inkomstenbelastingplichtig zijn niet in aanmerking
te komen voor de DUMAVA. Daarnaast is in de regeling opgenomen dat gebouwen ook na
de DUMAVA subsidie een maatschappelijke functie behouden. Tot slotte is in de aanvraagvereisten
opgenomen dat in het aanvraagformulier de naam en KVK nummer van de aannemer en wanneer
beschikbaar onderaannemer wordt opgevraagd.2
In de bijlagen zijn naar aanleiding van de internetconsultatie twee nieuwe doelgroepen
aan de doelgroepenlijst (bijlage 2) toegevoegd: kunstzinnige vorming van amateurs
(geen dansscholen, SBI code 85.52.5) en beoefening van podiumkunst (SBI 90.01.1).
Deze doelgroepen kwamen oorspronkelijk niet in aanmerking voor subsidie, maar vallen
wel onder de definitie van maatschappelijk vastgoed. Daarnaast is op advies van de
Adviescollege Toetsing Regeldruk besloten om de geldigheid van energieadviezen en
portefeuilleroutekaarten te verlengen van 36 naar 48 maanden. Daarnaast wordt bij
het Maatwerkadvies de mogelijkheid geboden om een maatwerkadvies in te dienen in lijn
met de voorwaarden voor het maatwerkadvies. De voorwaarden voor het maatwerkadvies
worden op 1 juli 2023 op de website van RVO gepubliceerd. Tot slotte is de maatregelenlijst
geactualiseerd op basis van de nieuwste technieken. Vanwege de kleine wijzigingen
wordt de maatregelenlijst opnieuw vastgesteld bij deze wijzigingsregeling.
3. Relatie met hoger recht en andere nationale regelgeving
3.1. Kaderbesluit BZK-subsidies en Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
Deze regeling is gebaseerd op het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna Kaderbesluit)
(en de daaraan ten grondslag liggende Kaderwet overige BZK-subsidies). Het Kaderbesluit
bevat bepalingen die zich richten tot degene die subsidie aanvraagt of ontvangt. In
voorkomend geval zullen subsidieaanvragers of – ontvangers daarom met regels uit het
Kaderbesluit te maken krijgen, ook wanneer die regels niet expliciet zijn genoemd
in deze regeling. Naast de Kaderwet en het Kaderbesluit is de Awb van belang voor
subsidieverstrekking. In titel 4.2 zijn regels gesteld over subsidies die gelden voor
iedere subsidie van de overheid, inclusief de subsidieregeling DUMAVA. In de Awb zijn
bijvoorbeeld regels te vinden over de inhoud van de beschikking, gronden waarop de
subsidieaanvraag geweigerd kan worden en intrekking of wijziging van de subsidie.
3.2. Staatssteun
Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming kan dit te kwalificeren zijn
als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed uitgelegd te worden;
het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder winstoogmerk) kan er al toe
leiden dat er sprake is van een onderneming. Niet iedere doelgroep die in aanmerking
komt voor deze regeling geldt als een onderneming. Zo vallen de decentrale overheden
en onderwijsinstellingen in principe buiten het staatssteunverbod. Echter de inschakeling
van derden voor investeringen of adviesdiensten zijn activiteiten en de uiteindelijke
begunstigden zijn dan de ondernemingen die deze diensten aanbieden. Vandaar dat het
staatsteunrecht direct of indirect voor de hele doelgroep van toepassing is. Staatssteun
is gereguleerd op Europees niveau en zal op basis van het Europees recht gerechtvaardigd
moeten worden.
In deze regeling wordt geregeld dat de hoogte van de subsidie voor integrale verduurzamingsprojecten
ten hoogste 35% van de projectkosten van de subsidiabele activiteiten bedraagt, met
een minimumbedrag van € 25.000 per aanvraag en een maximum bedrag van € 2.500.000
per gebouwde onroerende zaak, als de eigenaar renoveert naar het hoge energieprestatieniveau
per gebruiksfunctie, zoals beschreven in nieuw vast te stellen bijlage 4.
Het deel ‘Steun voor milieubescherming’ van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening
(hierna: AGVV) geeft de mogelijkheid om subsidie voor de investeringskosten van energiebesparende
maatregelen in gebouwen (artikel 38) te verstrekken. Om gebruik te kunnen maken van
artikel 38 van de AGVV mogen kosten voor energiebesparende maatregelen maximaal 30%
van de kosten voor energiebesparende maatregelen in gebouwen worden gesubsidieerd.
Daarbij kan voor kleine ondernemingen de steunintensiteit met 20% worden verhoogd
en voor middelgrote ondernemingen met 10%. Het deel ‘Steun voor milieubescherming’
van de AGVV geeft de mogelijkheid om energieadviesdiensten die de energieprestatie
van maatschappelijk vastgoed verbeteren te subsidiëren (artikel 49 AGVV). Om gebruik
te kunnen maken van artikel 49 van de AGVV mag maximaal 50% van de kosten van milieustudies
worden vergoed. Daarbij kan voor kleine ondernemingen de steunintensiteit met 20%
worden verhoogd en voor middelgrote ondernemingen met 10%. Alternatief mogen de energieadviesdiensten
op grond van de de-minimisvrijstellingsverordening gesubsidieerd worden. In dat geval
mogen de energieadviesdiensten tot een bedrag van € 200.000 euro per onderneming –
gerekend over drie boekjaren – gesubsidieerd worden. Krachtens artikel 8, vijfde 5,
van de AGVV mag de subsidie voor energieadviesdiensten op grond van de AGVV niet gecumuleerd
worden met de-minimissteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, indien de maximale
steunintensiteit van artikel 49 AGVV (60% voor een middelgrote onderneming en 70%
voor een kleine onderneming) hiermee zou worden overschreden.
De AGVV stelt aan de subsidie ook nadere voorwaarden, zo heeft het onder meer tot
gevolg dat er sprake moet zijn van een aantoonbaar stimulerend effect van de subsidies,
waardoor de subsidies alleen voorafgaand aan het verrichten van de activiteiten kunnen
worden aangevraagd.
Daarnaast dient voor verlening van deze subsidie te worden vastgesteld dat er geen
sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, achttiende
lid, van de AGVV. Ook mag er geen sprake zijn van een onderneming ten aanzien waarvan
een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid,
onder a, van de AGVV. Om hieraan te voldoen zijn deze voorwaarden opgenomen als afwijzingsgronden
in de het huidige artikel 11, eerste lid, onder b, en artikel 18, eerste lid, onder
b, van de subsidieregeling DUMAVA.
3.3 Herstel en Veerkrachtplan van de Europese Unie
Het Herstel- en Veerkrachtplan, ook wel bekend als het Europees Herstelplan, is een
initiatief van de Europese Unie om de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie
aan te pakken. Het plan is opgesteld als reactie op de impact van de pandemie op de
Europese lidstaten en is bedoeld om de economie te ondersteunen, investeringen te
stimuleren en duurzame groei te bevorderen. Een deel van de middelen die bestemd zijn
voor Nederland, wordt gebruikt om de DUMAVA te bekostigen. Onder andere om fraude
en belangenverstrengeling tegen te gaan, is een voorwaarde voor het verkrijgen van
dit EU-geld dat gegevens worden uitgevraagd van subsidieontvangers. Dit gaat bijvoorbeeld
om KvK-nummers.
3.4 Verhouding tot andere subsidieregelingen
3.4.1 Ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed
Kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren kunnen voor het verduurzamen van hun gebouwen
terecht bij het ontzorgingsprogramma binnen hun provincie. Via dit programma kunnen
eigenaren van maatschappelijk vastgoed gebruik maken van advies en ondersteuning op
maat. Deze diensten worden kosteloos beschikbaar gesteld. Kleine maatschappelijke
vastgoedeigenaren kunnen daarom gebruik maken van zowel het ontzorgingsprogramma als
van deze regeling.
3.4.2 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor zakelijke
gebruikers
Via de ISDE kunnen zakelijke gebruikers, waaronder maatschappelijke instellingen,
een financiële tegemoetkoming krijgen voor duurzaamheidsmaatregelen die gericht zijn
op het produceren van duurzame energie of het aansluiten op een warmtenet. Deze specifieke
maatregelen zijn ook opgenomen als subsidiabele maatregelen in deze regeling. Aanvragers
hebben geen recht op subsidie voor maatregelen waar via de ISDE al een subsidie voor
is verstrekt.
3.4.3 Energie Investeringsaftrek (EIA) en Milieu Investeringsaftrek (MIA)
De EIA en MIA zijn fiscale aftrekregelingen. De regeling biedt direct financieel voordeel
aan ondernemers die investeren in energiebesparende bedrijfsmiddelen en duurzame energie.
Naast de afschrijving mag voor deze investeringen een extra bedrag afgetrokken worden
van de winst.
Maatschappelijke instellingen die in Nederland inkomsten- of vennootschapsbelastingplichtig
zijn komen in aanmerking voor de EIA en/ of MIA. Van deze instellingen wordt verwacht
dat zij van deze regelingen gebruik maken. Daarom komen deze aanvragers niet in aanmerking
voor deze regeling.
3.4.4 Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA)
De BOSA is bedoeld voor amateursportorganisaties. Deze organisaties kunnen subsidie
aanvragen voor bouw- en onderhoudskosten van sportaccommodaties en aanschaf van sportmaterialen.
Onderdeel van deze regeling is een aanvullende subsidie voor verduurzamingsmaatregelen,
waaronder energiemaatregelen. Omdat amateursportorganisaties aanspraak kunnen maken
op de BOSA komen zij niet in aanmerking voor deze regeling.
3.4.5 Specifieke uitkering ventilatie in scholen (SUViS) & Maatwerkregeling Ventilatie
in Scholen.
De SUViS en de Maatwerkregeling Ventilatie in Scholen zijn uitkeringen aan gemeenten
en schoolbesturen om het binnenklimaat van bestaande schoolgebouwen te verbeteren.
Het gaat om de financiering van bouw- en installatiekosten. De activiteiten die in
het kader van deze regelingen gesubsidieerd kunnen worden hebben een overlap met enkele
maatregelen in bijlage 3. Daarnaast kunnen projecten zoals bedoeld bij deze regelingen
gezien worden als integrale projecten. Aanvragers van deze regeling hebben de mogelijkheid
om een aanvraag te doen bij de DUMAVA voor combinaties van maatregelen zolang deze
geen betrekking hebben op het verbeteren van het binnenklimaat. Maatregelen die niet
mogen worden opgevoerd betreffen in ieder geval de onderdelen D3 tot en met D8 uit
de bijlage.
3.4.6 Subsidie instandhouding rijksmonumenten (Sim)
De Sim is bedoeld voor eigenaren van Rijksmonumenten die geen woonhuis zijn. Via deze
regeling kunnen zij aanspraak maken op subsidie voor het in stand houden van een monument
en voor het laten uitvoeren van verduurzamingsonderzoeken. Indien er een beschikking
is afgegeven voor een verduurzamingsonderzoek in het kader van de Sim dan is het niet
toegestaan dat deze kosten worden opgenomen in de subsidieaanvraag.
3.4.7 Subsidie verduurzaming Mkb (SVM)
De SVM is bedoeld voor mkb-ondernemingen met maximaal 250 fte en een maximale jaaromzet
van 50 miljoen euro. Via deze regeling kunnen mkb-ondernemingen aanspraak maken voor
subsidie voor het laten opstellen van een energieadvies en voor ondersteuning bij
het nemen van minimaal één verduurzamingsmaatregel. Het is voor sommige eigenaren
van maatschappelijk vastgoed ook mogelijk om gebruik te maken van deze regeling. Indien
er een beschikking is afgegeven voor een energieadvies en voor ondersteuning in het
kader van de SVM, dan komen deze kosten niet in aanmerking voor de subsidieregeling
DUMAVA.
4. Administratieve en Bestuurlijke lasten
De voorgestelde wijzigingen zijn beperkt. De administratieve lasten voor burgers en
bedrijven zoals beschreven in de regeling blijven gelijk.
Een aanvraag kan worden ingediend op de website van de Rijksdienst van Ondernemend
Nederland (hierna: RVO). De bestuurlijke lasten voor RVO voor het uitvoeren van de
regeling bedragen € 1.159.236, wat neerkomt op 0.6% van het subsidiebedrag.
5. Uitvoering en handhaving
De regeling wordt uitgevoerd door RVO, in mandaat van de Minister voor Volkshuisvestiging
en Ruimtelijke Ordening (hierna de Minister voor VRO). Dit houdt in dat RVO de aanvragen
ontvangt, beoordeelt en de beschikkingen verstuurt.
In het aanvraagsysteem van RVO worden wijzigingen aangebracht zodat dit beter is toegespitst
op een toestroom van veel aanvragen op de eerste dag.
6. Gevolgen
Via deze regeling worden eigenaren van maatschappelijk vastgoed ondersteund bij het
vervullen van de beoogde voorbeeldrol zoals deze is beoogd in het Klimaatakkoord en
door de Europese Commissie. De lasten zijn direct gerelateerd aan investeringen die
eigenaren van maatschappelijk vastgoed doen. Er ontstaan geen lasten voor burgers
en voor bedrijven die niet gerelateerd zijn aan maatschappelijk vastgoed.
Op basis van de maximale steuncapaciteit van 30%3 en het beschikbare subsidieplafond van 190 miljoen euro wordt ingeschat dat de eigenaren
van maatschappelijk vastgoed ongeveer 33 miljoen zelf investeren in het verduurzamen
van maatschappelijk vastgoed.
6.1. Regeldrukgevolgen
Bij de vorige aanvraagronde zijn er 1078 aanvragen ingediend. Afgaande op ervaringen
bij de vorige aanvraagronde, de mogelijkheid voor het indienen van een conceptaanvraag
en het verhoogde budget zullen naar verwachting deze aanvraagronde circa 3200 aanvragen
worden ingediend. Er wordt hier rekening gehouden met het feit dat uiteindelijk 10%
van de aanvragen niet zal leiden tot een verzoek van vaststelling of een goedgekeurde
vaststelling. Dit percentage is gebaseerd op ervaringen bij de eerdere openstelling
van deze regeling.
De totale administratieve lasten voor deze aanvragen worden daarmee geschat op 846.720
euro. Dit is ongeveer 0.44% van het beschikbare subsidieplafond van 190 miljoen euro
in de tweede aanvraagronde.
7. Consultatie en advies
7.1 Advies Adviescollege Regeldruk (hierna: ATR)
De ATR heeft op 4 mei 2023 advies uitgebracht over de wijzigingsregeling DUMAVA. De
ATR heeft geadviseerd om de regeling niet vast te stellen, tenzij met de volgende
adviespunten rekening is gehouden:
-
1. De (nieuwe) subsidieaanvraag te vereenvoudigen voor organisaties die in de eerste
ronde zijn uitgeloot, door eerder verkregen informatie van subsidie aanvragers te
hergebruiken;
-
2. De noodzakelijkheid en kosten van het verplichte energieadvies inhoudelijk te onderbouwen
en daarbij te motiveren waarom deze verplichting in alle gevallen proportioneel wordt
geacht;
-
3. De geldigheidstermijn van het verplichte energieadvies te verlengen om onnodige lasten
te voorkomen;
-
4. Inzicht te geven in de wijze waarop knelpunten uit de eerste subsidieronde worden
voorkomen bij de nieuwe subsidieronde;
-
5. De regeldrukeffecten van de regeling kwalitatief en kwantitatief uit te werken conform
de Rijksbrede methodiek.
Naar aanleiding van het advies van de ATR zijn de volgende punten overgenomen in deze
regeling:
-
− De geldigheidstermijnen van het energieadvies en de portefeuilleroutekaart zijn verlengd
naar 48 maanden;
-
− In de toelichting zijn onder het kopje 5.1 Regeldrukgevolgen de regeldrukeffecten opgenomen.
-
− Het eerste adviespunt (vereenvoudigen subsidieaanvraag) en vierde adviespunt (inzicht
in knelpunten) wordt door RVO in de uitvoering opgepakt. Aanvragers die bij de vorige
aanvraagronde zijn uitgeloot krijgen bij het indienen van een aanvraag bij deze wijzigingsregeling
de mogelijkheid om hun vorige aanvraag in te zien. Ook wordt naar aanleiding van de
eerste aanvraagronde het loket bij RVO zo ingericht ter voorbereiding op een snelle
uitputting van het loket. Daarnaast wordt gefaciliteerd dat aanvragers vanaf 4 september
de mogelijkheid krijgen om een conceptaanvraag in te dienen. Op de dag van openstelling
hoeft deze dan alleen nog bevestigd te worden. Hiermee krijgen aanvragers langer de
mogelijkheid om hun subsidieaanvraag voor te bereiden en wordt gepoogd de druk op
het loket op de dag van openstelling te voorkomen.
Tot slot is het tweede adviespunt niet overgenomen. In de toelichting van de oorspronkelijke
regeling staat beschreven dat er bij de subsidieaanvraag wordt verwacht dat een energieadvies
wordt opgesteld. Binnen het kader van energieadviezen zoals deze staat beschreven
in bijlage 3 is het voor aanvragers mogelijk om een laagdrempelig energieadvies in
te dienen of om gegevens over te nemen uit soortgelijke rapportages. Energieadviezen
bieden de eigenaren van maatschappelijk vastgoed een goed overzicht waar de grootste
duurzaamheidskansen liggen bij hun vastgoed. Hierdoor kan een energieadvies de aanvrager
juist helpen om voor de juiste maatregelen subsidie aan te vragen. Juist om aanvragers
te helpen bij het maken van de juiste duurzaamheidskeuzes wordt het noodzakelijk geacht
om voor alle aanvragers een energieadvies verplicht te stellen.
7.2. Preconsultatie
Op 7 maart 2023 en op 28 maart 2023 zijn er preconsultatie-bijeenkomsten georganiseerd
met vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke sectoren. Tijdens deze bijeenkomsten
is er gezamenlijk gekeken naar welke wijzigingen voor dit jaar in de regeling moeten
worden opgenomen
7.3. Code interbestuurlijke verhoudingen
De conceptregeling is op 13 april 2023 ter consultatie voorgelegd aan het Interprovinciaal
Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen
(UvW). Zowel de IPO, VNG als de UvW hebben verschillende vragen en opmerking gemaakt
over de regeling. Zij hebben verzocht om deze vragen te beantwoorden en de adviezen
zoveel mogelijk over te nemen.
De VNG geeft in algemene zin aan dat zij een aantal positieve veranderingen ziet ten
opzichte van de vorige regeling. Zo zijn zij zeer tevreden dat de openstelling van
de regeling naar voren wordt gehaald, dat er een schot komt waardoor er een verdeling
komt tussen grote en kleine aanvragen en dat er een vervolg wordt gegeven aan de DUMAVA
na 2023. Wel attendeert de VNG dat de aanvraagprocedure van de vorige tranche door
veel gemeenten als tijdrovend en complex ervaren is. Daarnaast merkt de VNG dat het
beschikbare bedrag dat voor de DUMAVA gereserveerd is na 2023 (1.9 miljard) onvoldoende
is om de totale opgave in het maatschappelijk vastgoed te realiseren. Deze zorg zullen
zij ook bij de komende consultaties van de subsidieregeling DUMAVA onder de aandacht
brengen.
Inhoudelijk doet de VNG twee suggesties om de regeling te wijzigen. Deze zijn, in
aangepaste vorm, overgenomen in de regeling:
Zowel de VNG als het IPO stellen voor om bij de verdeling van het budget meer rekening
te houden met kleine aanvragers. De definitieve verdeling is een beperktere wijziging
dan gewenst werd door het IPO en de VNG. Met de verdeling wordt zowel aan kleine aanvragers
als aan aanvragers met een grote klimaatwinst de kans gegeven om een aanvraag voor
subsidie in te dienen. De definitieve verdeling komt ook dichterbij de verdeling van
het budget bij de eerste tranche.
Het IPO is tevreden over het voornemen om de regeling in september opnieuw open te
stellen. Wel vraagt het IPO aandacht voor kleine maatschappelijke vastgoedeigenaren
en verzoeken zij aandacht voor kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren. Ten slotte
deelt het IPO de ambitie van het Rijk om tot een versnelling te komen van de warmtetransitie.
Zij geeft aan om graag in gesprek te blijven met het Nationale Programma Lokale Warmtetransitie
en andere medeoverheden. Inhoudelijk doet het IPO een aantal suggesties om de regeling
te wijzigen. Een deel van de suggesties zijn meegenomen in de beantwoording van de
reactie van de VNG:
-
– Mogelijkheid voor het stapelen van subsidies. Een aantal provincies heeft het op zich
genomen om subsidieregelingen voor maatschappelijk vastgoed te ontwikkelen. De DUMAVA
biedt vaak een lucratievere regeling dan een provinciale regeling, waardoor aanvragers
geen gebruik maken van provinciale regelingen. Het uitgangspunt bij deze wijzigingsregeling
blijft dat het in principe niet mogelijk is om subsidies voor dezelfde verduurzamingsmaatregelen
te combineren met deze regeling omdat de AGVV dat niet toelaat. Het blijft mogelijk
via een andere regeling subsidie aan te vragen voor verduurzamingsmaatregelen die
niet zijn opgevoerd in deze regeling en deze in de uitvoering met elkaar te combineren.
-
– Aandacht voor het aanvraagproces voor kleine aanvragers, waarbij het IPO benadrukt
om het proces voor aanvragers zo helder en eenvoudig mogelijk te houden. In de uitvoering
wordt hier rekening mee gehouden door aanvragers twee weken voor openstelling de tijd
te geven een conceptaanvraag in te dienen.
-
– Aandacht voor de uitvoering, specifiek de koppeling van zonnepanelen met energieopslag
en een verduidelijking van het maatwerkadvies. Vanwege de korte terugverdientijd op
zonnepanelen blijft ook in deze wijzigingsregeling de koppeling tussen zonnepanelen
en energieopslag in stand. Daarnaast is er voor gekozen om bij het maatwerkadvies
ook de mogelijkheid te bieden om een aanvraag in te dienen met het nieuwe maatwerkadvies,
dat op 1 juli wordt gepubliceerd.
-
– Scope maatschappelijk vastgoed. Het IPO vraagt in hoeverre gezondheidscentra die geen
winst nastreven in aanmerking kunnen komen voor een DUMAVA subsidie. Daarnaast vraagt
het IPO aandacht voor maatschappelijke partijen die buiten de boot vallen, maar niet
in de SBI code lijst zijn opgenomen: wildopvang en speeltuinen. In de regeling is
gekozen om alle ondernemingen die inkomsten en vennootbelastingplichtig zijn niet
te subsidiëren. Dit blijft ook in de wijzigingsregeling van kracht. Speeltuinen kunnen
onder SBI code 88999 (overig maatschappelijk advies) subsidie aanvragen
-
– Het IPO vraagt ook aandacht voor de toevoeging van leidingisolatie en appendages aan
de lijst van maatregelen. Deze is uit de wijzigingsregeling geschrapt.
Ook de UvW heeft een reactie ingediend. Zij vraagt aandacht voor gebouwde onroerende
zaken in eigendom van waterschappen die ingezet worden ten behoeve van (ri-ool)gemalen
of andere industriële functionaliteiten en kantoren die nog niet voldoen aan de label
C verplichting maar om daar te komen een terugverdientijd hebben van meer dan tien
jaar. Voor deze wijzigingsregeling is ervoor gekozen om deze wijzigingen nu niet door
te voeren, maar deze mee te nemen bij de voorzetting van de regeling na 2023.
7.4. Internetconsultatie
Van 11 april tot en met 9 mei 2023 heeft de conceptversie van de wijzigingsregeling
ter internetconsultatie voorgelegen. Tijdens de consultatie is aan respondenten de
gelegenheid geboden om een reactie te geven op de volledige wijzigingsregeling inclusief
toelichting. De internetconsultatie heeft in totaal 38 individuele reacties opgeleverd,
waarvan 34 reacties openbaar. Een groot deel van de sectoren die onderdelen vormen
van de beoogde doelgroep is vertegenwoordigd in de reacties. Het consultatieverslag
is gepubliceerd op de internetconsultatiewebsite.4 In het verslag wordt op hoofdlijnen een beeld geschetst van de binnengekomen reacties
met een reactie namens het ministerie.
In algemene zin gingen veel reacties over de ervaringen met de openstelling van vorig
jaar, het relatief beperkte budget en wensen voor wijzigingen voor de maatregelenlijst.
Voor deze wijzigingsregeling is gekozen om maar een klein deel van de reacties te
verwerken in deze regeling. De reden hiervoor is om partijen die vorig jaar zijn uitgeloot
een nieuwe kans te geven om opnieuw een aanvraag in te dienen. Een groot deel van
de inhoudelijke reacties worden meegenomen bij de voorzetting van de regeling na 2023.
7.5. Wijzigingen naar aanleiding van de internetconsultatie
7.5.1 Wijzigingen van de definitie maatschappelijk vastgoed
-
– De SBI-codes voor beoefening van podiumkunst (SBI code 90011) en kunstzinnige vorming
van amateurs (geen dansscholen, SBI code 85522) zijn toegevoegd aan bijlage 2, onderdeel
B, van deze wijzigingsregeling.
7.5.2 Wijzigingen in de maatregelenlijst
In de maatregelenlijst is opgenomen dat ook een aanvraag kan worden ingediend met
een maatwerkadvies onder certificaat BRL9500 MWA-W/U uitgevoerd door een vakbekwaam
EP-maatwerkadviseur W/U. De voorwaarden van het maatwerkadvies worden op 1 juli 2023
op de website van RVO gepubliceerd. Vanwege de korte periode tussen publicatie van
het maatwerkadvies en de openstelling van deze wijzigingsregeling is besloten om het
nieuwe maatwerkadvies niet te verplichten, maar dit te combineren met het maatwerkadvies
zoals opgenomen in de oorspronkelijke regeling.
7.5.3 Wijzigingen in bijlage 4
7.5.4. Wijzigingen in de toelichting
8. Financiële gevolgen Rijk
Voor de regeling wordt een subsidieplafond van € 190.000.000 beschikbaar gesteld.
Deze middelen staan op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
9. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 18 september 2023. Hiermee wordt afgeweken van
de vaste verandermomenten. Hiertoe is besloten om de regeling zo snel mogelijk in
2023 open te stellen om zo nieuwe aanvragen tijdig te kunnen beoordelen en eigenaren
die eerder een aanvraag hebben ingediend maar afwezen zijn vanwege het beperkte budget
te faciliteren. Hiermee is dus gebruik gemaakt van de uitzondering op de vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn op grond van aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en
onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
In dit onderdeel is ten eerste bepaald dat eigenaren van gebouwen die in eigendom
zijn van de Staat der Nederlanden niet voor subsidie op grond van deze regeling in
aanmerking komen. Ten tweede is verduidelijkt dat woonzorgcombinaties wel in aanmerking
kunnen komen voor subsidie op grond van deze regeling. Ten slotte is een definitie
van hoge energieprestatie toegevoegd aan de definitiebepalingen.
Artikel I, onderdeel B
In dit onderdeel is een kennelijke verschrijving hersteld.
Artikel I, onderdeel C
In dit onderdeel is verduidelijkt dat de maatregelen waarvoor een subsidie kan worden
verstrekt kunnen bestaan uit ten hoogste drie verduurzamingsmaatregelen die zijn opgenomen
in bijlage 3 of een integraal verduurzamingsproject. Als er subsidie wordt verstrekt
voor een integraal verduurzamingsproject hoeft het niet te gaan om maatregelen die
zijn opgenomen in bijlage 3.
Artikel I, onderdeel D
In dit onderdeel is de aanvraagperiode voor een subsidie op grond van de DUMAVA opgenomen.
Een aanvraag kan worden ingediend van 18 september 2023 tot en met 31 december 2024
of tot en met de dag waarop het subsidieplafond wordt bereikt.
Artikel I, onderdeel E
In dit onderdeel zijn de subsidieplafonds opgenomen. Er is onderscheid gemaakt tussen
2 typen aanvragen: aanvragen van minder dan € 500.000 en aanvragen gelijk aan en meer
dan € 500.000.
Artikel I, onderdeel F
In dit onderdeel is artikel 6 opnieuw vastgesteld. In artikel 6 staat dat subsidies
als bedoeld in de artikelen 8 en 15 staatssteun kunnen bevatten en hoe dat kan worden
gerechtvaardigd. Voor de toelichting verwijs ik verder naar paragraaf 2.2 van het
algemeen deel.
Artikel I, onderdeel G
In dit onderdeel is verduidelijkt dat maatregelen alleen mogen worden aangevraagd
als deze voortvloeien uit een energie-advies. Bij de eerste openstelling van de regeling
bleek dat deze eis bij de afzonderlijke maatregelen niet geheel duidelijk was.
Artikel I, onderdelen H en M
In deze onderdelen is bepaald dat bij de aanvraag ook de geregistreerde handelsnaam
als bedoeld in artikel 9, onder b, van de Handelsregisterwet 2007 en het nummer als
bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007 moeten worden overgelegd.
Deze gegevens zijn openbaar in het handelsregister. Tevens is in deze onderdelen geregeld
dat een energieadvies een geldigheidsduur heeft van 48 maanden.
Artikel I, onderdelen I en N
In deze onderdelen zijn twee afwijzingsgronden toegevoegd. Er is bepaald dat een verzoek
om subsidie voor maatregelen wordt afgewezen als er eerder reeds een subsidie voor
een integraal verduurzamingsproject is verleend en vice versa. Tevens wordt een verzoek
om subsidie afgewezen als het maatschappelijk vastgoed na het uitvoeren van de verduurzamingsmaatregelen
waarvoor subsidie wordt verstrekt, niet meer kwalificeert als maatschappelijk vastgoed.
Artikel I, onderdelen J en O
In deze onderdelen is geregeld dat uit de verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten
niet hoeft te blijken wat het totale bedrag is van de gerealiseerde opbrengsten, inclusief
bijdragen van derden. Bij de eerste openstelling van de regeling bleek namelijk dat
dit veel onnodige administratieve lasten met zich meebrengt voor aanvrager en uitvoerder.
Dit criterium wordt nu geschrapt.
Artikel I, onderdeel K
In dit onderdeel is toegevoegd dat ook subsidie kan worden verleend voor advies(kosten)
als bedoeld in bijlage 3, onderdeel A4.
Artikel I, onderdeel L
In dit onderdeel is geregeld dat de hoogte van de subsidie voor integrale verduurzamingsprojecten
ten hoogste 35% van de projectkosten van de subsidiabele activiteiten bedraagt, met
een minimumbedrag van € 25.000 per aanvraag en een maximum bedrag van € 2.500.000
per gebouwde onroerende zaak, als de eigenaar renoveert naar het hoge energieprestatieniveau
per gebruiksfunctie, zoals beschreven in bijlage 4 (nieuw). In paragraaf 3.2 staat
omschreven wanneer dit percentage past binnen de staatssteunregels.
Artikel I, onderdeel Q
In dit onderdeel zijn twee doelgroepen toegevoegd: kunstzinnige vorming van amateurs
(geen dansscholen, SBI code 85.52.5) en beoefening van podiumkunst (SBI 90.01.1)).
Artikel I, onderdeel R
In dit onderdeel wordt bijlage 3 vervangen door de bijlage die is opgenomen in bijlage
I van deze regeling. De volgende wijzigingen zijn aangebracht in bijlage 3:
-
– A1: optie toegevoegd dat er bij het maatwerkadvies ook gekozen kan worden voor het
maatwerkadvies dat op 1 juli 2023 wordt gepubliceerd.
-
– A4: maatregel toegevoegd waar aanvragers voor integrale projecten door middel van
een maatwerkadvies kunnen aantonen dat zij renoveren naar een hoog energieprestatieniveau.
-
– D3: bij warmtewisselaar voor vrije koeling is de uitsluiting van de koelinstallatie
en de koeltoren uit de toelichting gehaald en in de tekst van de maatregelenlijst
opgenomen.
-
– D7: Luchtbehandelingskasten met een eurovent label A of hoger komen nu ook in aanmerking.
Omschrijving van de warmtewisselaar die moet voldoen aan de rendementseis is geëxpliciteerd.
-
– E1: Bewegingssensoren mogen meegenomen worden in de subsidie aanvraag voor LED verlichting.
-
– F1: IE4 is aangescherpt naar IE5.
-
– H1: bij zonnecollectoren is het ook mogelijk om subsidie aan te vragen voor het systeem
op een gebouw of perceel.
-
– H2a: verwijzing toegevoegd naar maatregel L5. Bij het onderdeel zonnepanelen ontbrak
de verwijzing naar monumenten. Deze is nu toegevoegd.
-
– H2b: toegevoegd is op het perceel en/of bestaand dak. Hierdoor is aangegeven waar
de zonnepanelen dienen te worden geplaatst.
-
– H4: ‘Stallen’ is verwijderd. Voor stallen kan geen subsidie worden aangevraagd op
grond van de DUMAVA.
-
– H5: terrein is vervangen door perceel.
-
– J2: toegevoegd is de eis dat de aansluiting moet worden gerealiseerd door een warmteleverancier.
-
– L3: aangescherpt is dat het gaat om het vervangen en het plaatsen van het glas bij
monumenten.
Ook zijn enkele tekstuele onvolkomenheden hersteld.
Artikel I, onderdeel S
In dit onderdeel is een bijlage toegevoegd waarin staat opgenomen wat wordt verstaan
onder hoge energieprestatie.
Artikelen II en III
In deze onderdelen zijn samenloopbepalingen opgenomen. De Omgevingswet en het daarop
gebaseerde Besluit bouwwerken leefomgeving treden in werking op 1 januari 2024. Daarom
is in artikel II een samenloopbepaling opgenomen in verband met de verwijzing naar
het Bouwbesluit 2012. In artikel III is een samenloopbepaling opgenomen in verband
met de verwachte inwerkingtreding in 2023 van een wijziging van de algemene groepsvrijstellingverordening.
Overigens merk ik op dat na het verstrijken van de geldigheidsduur van de algemene
groepsvrijstellingsverordening blijven op grond van artikel 58, lid 4 van die verordening
alle krachtens deze verordening vrijgestelde steunregelingen nog gedurende een aanpassingsperiode
van zes maanden vrijgesteld.
Artikel IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 18 september 2023. Hiermee wordt afgeweken
van de vaste verandermomenten. Een zo snel mogelijke openstelling is in het voordeel
van de maatschappelijke vastgoedsectoren. Het subsidieplafond was bij de eerste openstelling
reeds op de eerste dag bereikt. Het is dan ook van belang om deze wijzigingsregeling
zo snel mogelijk weer open te stellen, omdat verduurzaming in het algemeen belang
is en het voorkomt dat eigenaren van maatschappelijk vastgoed nog langer moeten wachten
op het kunnen indienen van een aanvraag.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge