Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 13 juni 2023, nr. 38742056, tot het verstrekken van aanvullende bekostiging voor het primair en voortgezet onderwijs voor de uitvoering van een arbeidsmarkttoelage voor het najaar van 2023 (Regeling aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage najaar 2023)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 119, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 117, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvullende bekostiging:

aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de WPO, artikel 117, eerste lid, van de WEC, artikel 5.9, eerste lid, van de WVO 2020 en artikel 2.2.3, eerste lid, van de WEB;

achterstandsscore:
  • a. wat betreft een basisschool: achterstandsscore, als gepubliceerd op 10 juni 2021 door het Centraal Bureau voor de Statistiek, op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op 1 oktober 2020 zijn ingeschreven op een basisschool als bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO zoals dat luidde op 31 maart 2022;

  • b. wat betreft een school voor voortgezet onderwijs: achterstandsscore zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs PO en VO;

basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC of artikel 1.1 van de WVO 2020;

leerling:

leerling als bedoeld in artikel 7 van het Besluit bekostiging WPO 2022, artikel 6 van het Besluit bekostiging WEC 2022 of artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond:

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022 of artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

pro-vestiging:

vestiging waar op 1 oktober 2020 meer dan 50% van de leerlingen praktijkonderwijs volgt;

schooljaar:

tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend;

school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school als bedoeld in artikel 1 van de WEC;

school voor voortgezet onderwijs:

school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020;

speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

vestiging:

hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in de WPO, hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in de WEC, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de WVO 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de WVO 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de WVO 2020;

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WVO 2020:

Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging

  • 1. De minister verstrekt aan het bevoegd gezag van een basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs met relatief veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden, aanvullende bekostiging met als doel het versterken van de arbeidsmarktpositie van deze scholen.

  • 2. De aanvullende bekostiging is bedoeld voor het toekennen van een arbeidsmarkttoelage aan al het personeel dat werkzaam is op de vestiging of vestigingen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en artikel 4, tweede lid.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging scholen voor primair onderwijs

  • 1. De minister verstrekt aanvullende bekostiging voor de periode 1 augustus tot en met 31 december 2023 aan:

    • a. het bevoegd gezag van een basisschool met één of meer vestigingen die behoren tot de 15% vestigingen met de relatief hoogste achterstandsscores op 1 oktober 2020; en

    • b. het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs met één of meer vestigingen die behoren tot de 15% vestigingen met het relatief hoogste aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op 1 oktober 2020.

  • 2. De vestigingen die in aanmerking komen voor de aanvullende bekostiging zijn opgenomen in bijlage 1 van de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO.

  • 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit een bedrag per leerling.

  • 4. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt berekend op grond van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de vestiging op 1 februari 2022, bedoeld in artikel 118 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 116 van de Wet op de expertisecentra.

  • 5. Het bedrag per leerling bedraagt:

    • a. € 162,46 voor vestigingen van basisscholen, waarbij vestigingen van basisscholen met minder dan 145 leerlingen in aanvulling daarop een vaste voet ontvangen van € 5.356,05 met aftrek van € 36,94 per leerling;

    • b. € 325,73 voor vestigingen van speciale scholen voor basisonderwijs; en

    • c. € 683,13 voor vestigingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • 6. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt in augustus 2023 vastgesteld en uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. De eerste betaling vindt plaats in augustus 2023.

Artikel 4. Aanvullende bekostiging scholen voor voortgezet onderwijs

  • 1. De minister verstrekt aanvullende bekostiging voor de periode augustus tot en met december 2023 aan het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs, met één of meer vestigingen die behoren tot de 15% vestgingen met de relatief hoogste achterstandsscores op 1 oktober 2020.

  • 2. De vestigingen die in aanmerking komen voor de aanvullende bekostiging zijn opgenomen in bijlage 2 van de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO.

  • 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit een bedrag per leerling.

  • 4. De hoogte van de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend op grond van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de vestiging op 1 oktober 2022.

  • 5. Het bedrag per leerling bedraagt € 310,48 voor pro-vestigingen en € 248,25 voor de overige vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs.

  • 6. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt in augustus 2023 vastgesteld en uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. De eerste betaling vindt plaats in augustus 2023.

Artikel 5. Besteding en verantwoording

  • 1. De verantwoording van de besteding van deze aanvullende bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

  • 2. De aanvullende bekostiging voor het doel, genoemd in artikel 2, kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 6. Monitoring en evaluatie

  • 1. De minister monitort periodiek de implementatie en effecten van deze regeling op landelijk niveau.

  • 2. Ten behoeve van de monitor, bedoeld in het eerste lid, zorgt het bevoegd gezag desgevraagd voor een samenhangend overzicht van de gepleegde inspanningen en uitkomsten, waaronder financieel inzicht in de besteding, ter verwezenlijking van het doel, genoemd in artikel 2.

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2023.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage najaar 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Met het onderwijsakkoord ‘Samen voor het beste onderwijs’ zijn er vanaf augustus 2023 middelen beschikbaar voor een arbeidsmarkttoelage, met als doel het versterken van de arbeidsmarktpositie van scholen met veel kwetsbare leerlingen. Hiervoor is in 2023 ca. € 68 miljoen beschikbaar en vanaf 2024 structureel € 164 miljoen per jaar. In het onderwijsakkoord is afgesproken dat de sociale partners voor de start van het schooljaar 2023–2024 cao-afspraken maken over het toekennen van de arbeidsmarkttoelage.

In het kader van het Nationaal Programma Onderwijs zijn er voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023 al middelen verstrekt voor een arbeidsmarkttoelage. De regeling voor het schooljaar 2022–2023 loopt af op 31 juli 2023. In de onderhavige regeling wordt geregeld dat de schoolbesturen ook voor de periode van augustus tot en met december 2023 middelen ontvangen voor de vestigingen waarvoor zij de voorgaande twee schooljaren middelen kregen. In afstemming met sociale partners is gekozen voor deze vormgeving voor de periode van augustus tot en met december 2023. De middelen hiervoor zijn beschikbaar gekomen op grond van het onderwijsakkoord. Over de periode vanaf 2024 zijn OCW en sociale partners nog met elkaar in gesprek bij het tot stand komen van deze regeling.

Doel van de regeling

De bekostiging voor de inzet van de arbeidsmarkttoelage is gericht op personeel op vestigingen met relatief de meeste kwetsbare leerlingen. Met deze extra middelen kunnen scholen met het grootste risico op onderwijsachterstanden hun personeel beter behouden en nieuw personeel aantrekken door een arbeidsmarkttoelage toe te kennen aan hun personeel. Al het personeel werkzaam op die vestigingen (leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel) komt in aanmerking voor een toelage.

Vestigingen met veel leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand hebben over het algemeen meer moeite personeel te vinden en te behouden dan andere vestigingen. Een recente rapportage van CentERdata1 naar aanleiding van de landelijke uitvraag van lerarentekorten laat zien dat lerarentekorten groter zijn op scholen met veel achterstandsleerlingen (een hoge achterstandsscore). Goed personeel is juist nu echter hard nodig om alle leerlingen een kans op een volwaardige toekomst te geven. Daarom ontvangen schoolbesturen extra bekostiging om het personeel op de 15% scholen met relatief de meeste leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand extra te belonen. Dat maakt het aantrekkelijker voor personeel om hier te (blijven) werken.

Selectie van de vestigingen

De selectie van de vestigingen die in aanmerking komen, is voorafgaand aan het schooljaar 2021–2022 bepaald. Deze selectie is vastgelegd in bijlage 1 en 2 bij de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO. Deze selectie gold voor het schooljaar 2021–2022 en schooljaar 2022–2023, en zal ook gelden voor de maanden augustus t/m december 2023. Dit betekent dat de selectie van de vestigingen gebaseerd is op de relatieve achterstandsscore van schooljaar 2021–2022 en berekend met de achterstandsscores en het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op 1 oktober 2020. Voor de leerlingaantallen zal wel gebruik worden gemaakt van de 1 oktober 2022 telling in het voortgezet onderwijs en van de 1 februari 2022 telling in het primair onderwijs.

De selectie van de vestigingen is in het basis- en voortgezet onderwijs gebaseerd op de CBS-indicator voor achterstanden. Voor de 15% van de vestigingen (per schoolsoort) met de relatief hoogste achterstandsscore wordt extra bekostiging ontvangen voor de arbeidsmarkttoelage. De relatieve achterstandsscore is berekend door de achterstandsscore (met drempel) van de vestiging te delen door het aantal leerlingen op de vestiging, zodat er wordt gecorrigeerd voor de grootte van de vestiging. In het specifieke geval van een dislocatie is – net als in de reguliere bekostiging – de dislocatie samengenomen met de bijbehorende hoofdvestiging voor het bepalen of een vestiging in aanmerking komt voor de aanvullende bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage.

Om tijdig duidelijkheid te kunnen geven over de bedragen die schoolbesturen ontvangen voor hun vestigingen is ervoor gekozen om de voorlopige telling te hanteren in het voortgezet onderwijs.

De selectie van vestigingen van speciale scholen voor basisonderwijs en van scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs is gebaseerd op het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Voor de 15% van de vestigingen met het relatief hoogste aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond per vestiging wordt extra bekostiging ontvangen voor de arbeidsmarkttoelage. Ook hier is dus rekening gehouden met de grootte van de vestiging.

Ten opzichte van het schooljaar 2022–2023 is het mogelijk dat er vestigingen zijn die zijn opgeheven of gefuseerd. Vestigingen die zijn opgeheven komen (vanzelfsprekend) niet meer in aanmerking voor de arbeidsmarkttoelage. In het geval van een fusie van vestigingen worden de rechten van de gefuseerde vestigingen bij elkaar opgeteld. Dat wil zeggen dat als één vestiging in aanmerking kwam voor de aanvullende bekostiging en de andere vestiging niet, de samengevoegde vestiging een bedrag krijgt dat gebaseerd is op het laatst bekende leerlingenaantal van alleen de vestiging die voor het schooljaar 2022–2023 in aanmerking kwam voor de aanvullende bekostiging. Voor fusies die al eerder hebben plaatsgevonden geldt dat de arbeidsmarkttoelage wordt berekend op het laatst bekende aantallen leerlingen op de teldatum voordat de fusie plaatsvond.

Caribisch Nederland

Scholen op Caribisch Nederland komen niet in aanmerking voor de extra bekostiging voor een arbeidsmarkttoelage.2 In zowel Europees Nederland als Caribisch Nederland is er weliswaar sprake van een lerarentekort, maar in Europees Nederland is er sprake van een relatief probleem: niet overal is het lerarentekort in dezelfde mate aanwezig of is het zelfs afwezig. Dit kan leiden tot mobilisatie van een school met veel risico op onderwijsachterstanden naar een school met een minder risico op onderwijsachterstanden. Op Caribisch Nederland is er echter sprake van een generiek arbeidsmarktprobleem: hoe krijgen we leerkrachten en hoe blijven leerkrachten behouden voor de scholen op Caribisch Nederland. De inzet van een relatief arbeidsmarktinstrument als de arbeidsmarkttoelage zal dit probleem niet oplossen.

Bedragen per sector

In totaal is er jaarlijks € 164 miljoen beschikbaar voor de arbeidsmarkttoelage. In het onderwijsakkoord is afgesproken dat hiervan € 79 miljoen beschikbaar is voor het primair onderwijs en € 85 miljoen voor het voortgezet onderwijs. Voor de laatste vijf maanden van 2023 is er € 42,6 miljoen beschikbaar voor het po en € 25,5 miljoen voor het vo. Deze verdeling wijkt af van de verdeling die is aangehouden in het onderwijsakkoord. In afstemming met sociale partners is hiervoor gekozen zodat voor de laatste vijf maanden van 2023 de verdeling van middelen zoveel mogelijk gelijk is aan de verdeling voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023. Het bedrag per leerling in het primair onderwijs neemt wel af ten opzichte van de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023. Dit komt voornamelijk doordat er minder budget beschikbaar is omdat er in het primair onderwijs geld vrijgemaakt is voor een arbeidsmarkttoelage voor schoolleiders.

Besteding en verantwoording

Over de precieze inzet en verdeling van de voor de arbeidsmarkttoelage beschikbare middelen worden in de cao’s po en vo afspraken gemaakt.

De arbeidsmarkttoelage is bedoeld om het werk op scholen met relatief veel kwetsbare leerlingen aantrekkelijker te maken, omdat op die wijze de kansengelijkheid wordt bevorderd. Daarom is het de bedoeling dat de aanvullende bekostiging voor een arbeidsmarkttoelage wordt besteed aan een extra beloning voor personeel op die vestigingen waarvoor het schoolbestuur de extra bekostiging ontvangt. Het is niet de bedoeling dat de middelen gaan naar personeel op vestigingen waarvoor géén aanvullende bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage is toegekend of naar andere doelen.

Als normatieve Rijksbijdrage zijn de middelen voor de arbeidsmarkttoelage geen onderwerp van een specifieke (accountants)controle. Niet of anders bestede middelen kunnen niet worden teruggevorderd.

Gevolgen voor de regeldruk

Met deze regeling wordt de bestaande bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage vijf maanden langer voortgezet. Omdat het gaat om het continueren van een bestaand instrument zijn er geen extra gevolgen voor de regeldruk.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De Dienst Uitvoering Subsidies aan instellingen (DUS-i) ziet geen bezwaren ten aanzien van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De schoolbesturen van vestigingen in het primair onderwijs met relatief veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden krijgen extra middelen voor een arbeidsmarkttoelage. In het algemene deel van de toelichting is omschreven hoe de selectie tot stand is gekomen. De selectie van vestigingen die in aanmerking komen voor de regeling is gemaakt voorafgaand aan het schooljaar 2021–2022. De selectie van vestigingen is terug te vinden in bijlage 1 bij de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO.

Het bedrag dat het in aanmerking komende bevoegd gezag ontvangt, wordt berekend aan de hand van het aantal leerlingen op 1 februari 2022 zoals die luidde op maart 2023 op de in aanmerking komende vestiging(en) die onder dit bevoegd gezag vallen. Het bedrag per leerling voor het basisonderwijs (bao), speciaal basis onderwijs (sbao) en (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) verschilt vanwege het verschil in het gemiddeld aantal leerlingen per leraar en overige personeelsleden. Daarnaast ontvangen scholen in het bao met minder dan 145 leerlingen een vorm van een kleinescholentoeslag. Deze toeslag komt eraan tegemoet dat zij ondanks het relatief lage aantal leerlingen voldoende middelen krijgen voor het betalen van een arbeidsmarkttoelage.

De bekostiging wordt voor de periode 1 augustus tot en met 31 december 2023 toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke bedragen per leerling vastgesteld. De eerste betaling vindt plaats in augustus 2023 en betaling vindt plaats in maandelijkse gelijke termijnen.

Artikel 4

De schoolbesturen van vestigingen in het vo met relatief veel leerlingen met risico op onderwijsachterstand krijgen extra middelen voor een arbeidsmarkttoelage. In het algemene deel van de toelichting is omschreven hoe de selectie tot stand is gekomen. De selectie van vestigingen die in aanmerking komen voor de regeling is gemaakt voorafgaand aan het schooljaar 2021–2022. De selectie van vestigingen is terug te vinden in bijlage 2 bij de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO.

Het bedrag dat de in aanmerking komende vestiging per schooljaar ontvangt, wordt berekend aan de hand van het aantal leerlingen op 1 oktober 2022 van de vestiging. Dit is gebaseerd op de voorlopige telling zodat scholen tijdig weten welk bedrag zij zullen ontvangen. Het bedrag per leerling voor pro-vestigingen en overige vo-vestigingen verschilt vanwege het verschil in het gemiddeld aantal leerlingen per leraar en overige personeelsleden. Een vestiging wordt als pro-vestiging beschouwd indien meer dan 50% van de leerlingen pro zijn.

De aanvullende bekostiging wordt voor de periode 1 augustus tot en met 31 december 2023 toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke bedragen per leerling vastgesteld. De eerste betaling vindt plaats in augustus 2023 en betaling vindt plaats in maandelijkse gelijke termijnen.

Artikel 6

In het kader van de reguliere gegevenslevering op grond van de Regeling Informatievoorziening WPO/WEC en de Regeling informatievoorziening WVO leveren schoolbesturen en salarisadministratiekantoren al periodiek personeels- en salarisgegevens aan DUO. Het is de bedoeling dat scholen de toelage in de salarisadministratie boeken op veld ‘LTK0460 bruto toelagen arbeidsmarkt’. Dit veld maakt deel uit van de reguliere levering van personeelsgegevens aan DUO. Dit wordt ook aangegeven in de beschikkingen waarmee de middelen aan de betreffende schoolbesturen worden toegekend. Voor de monitoring van deze maatregel wordt gebruik gemaakt van deze uit reguliere processen voortvloeiende data.

Artikel 7

De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027. Dit geeft de tijd om monitoringsinformatie op te vragen, op grond van artikel 6 tweede lid.

De Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
2

Alternatief zijn er op Caribisch Nederland wel middelen vrijgemaakt voor een opleidings- en ontwikkelingstoelage.

Naar boven