TOELICHTING
1. Inleiding
In de artikelen 2 en 3 van de Wet goed verhuurderschap is een aantal landelijke regels
opgenomen waaraan verhuurders en verhuurbemiddelaars zich bij de verhuur van woon-
en verblijfsruimte moeten houden. Op grond van artikel 46a van de Woningwet zijn deze
algemene regels van overeenkomstige toepassing voor toegelaten instellingen en dochtermaatschappijen
en verhuurbemiddelaars (hierna worden verhuurders, verhuurbemiddelaars, toegelaten
instellingen en dochtermaatschappijen samen aangeduid als ‘de verhuurder’).
Onderdeel van deze algemene regels is de informatieverstrekkingsplicht (artikel 2,
tweede lid, onderdeel e, van de Wet goed verhuurderschap). In deze ministeriële regeling
(hierna ‘de regeling’) wordt een deel van deze informatieverstrekkingsplicht nader
geconcretiseerd. Het betreft de informatie over de rechten en plichten van de huurder
ten aanzien van de gehuurde woon- of verblijfsruimte, voor zover deze rechten en plichten
niet reeds in de huurovereenkomst zijn opgenomen (artikel 2, tweede lid, onderdeel
e, onder 1°, van de Wet goed verhuurderschap).
In paragraaf 2 wordt aangegeven welke informatie moet worden verstrekt op basis van
deze regeling en op basis van welke criteria hiervoor gekozen is. Daarna wordt in
paragraaf 3 ingegaan op de administratieve lasten die rechtstreeks voortvloeien uit
deze regeling. In paragraaf 4 van deze toelichting worden de consultatiereacties behandeld.
Ten slotte bevat paragraaf 5 een artikelsgewijze toelichting.
2. Informatieplicht over de rechten en plichten van de huurder ten aanzien van het
gehuurde, voor zover deze rechten en plichten niet in de huurovereenkomst zijn opgenomen.
Op basis van de Wet goed verhuurderschap moet de verhuurder schriftelijk informatie
aan de huurder verstrekken over de hoogte van de waarborgsom, alsmede de wijze waarop
en binnen welke termijn de waarborgsom terugbetaald dient te worden. Ook dient de
verhuurder op basis van deze wet informatie te vertrekken over de contactgegevens
van een contactpunt van de verhuurder waar de huurder terecht kan bij gebreken of
andere vragen omtrent de gehuurde woon- of verblijfsruimte. Eveneens dient de verhuurder
de contactgegevens van het gemeentelijk meldpunt waar de huurder terecht kan met vragen
of klachten aan de huurder te verstrekken. Indien servicekosten in rekening worden
gebracht, geldt voorts dat de huurder geïnformeerd wordt over wat hij aan servicekosten
dient te betalen en dient jaarlijks een volledige kostenspecificatie aan de huurder
te worden verstrekt.
De informatieverstrekkingsplicht die in deze regeling wordt geregeld betreft uitsluitend
de rechten en plichten van de huurder ten aanzien van de gehuurde woon- of verblijfsruimte,
voor zover deze rechten en plichten niet al in de huurovereenkomst zijn opgenomen.
Het betreft basale rechten en plichten. Het doel hiervan is dat de huurder in algemene
zin geïnformeerd wordt, zodat de huurder kennis kan nemen van zijn rechten en plichten
ten aanzien van de woon- of verblijfsruimte en daardoor onduidelijkheden en misstanden
worden tegengegaan. Het is niet de bedoeling dat een verhuurder de huurder uitputtend
informeert over het gehele huurrecht en dus alle rechten en plichten waar partijen
zich in concrete gevallen op kunnen beroepen. Deze regeling juist is bedoeld om verhuurders
duidelijkheid te geven over hetgeen verstaan wordt onder de rechten en plichten van
de huurder ten aanzien van het gehuurde (in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel
e, onder 1°, van de Wet goed verhuurderschap). Gemeenten kunnen dus geen andere informatieverplichtingen
opleggen aan verhuurders, dan hetgeen volgt uit de Wet goed verhuurderschap en deze
regeling.
De regeling betreft de hierna genoemde rechten en plichten.
2.1 Het gehuurde gebruiken conform hierover is afgesproken in de huurovereenkomst.
De verhuurder dient de huurder te informeren dat hij de woon- of verblijfsruimte moet
gebruiken in overeenstemming met wat partijen hierover hebben afgesproken. Een woon-
of verblijfsruimte dient in eerste instantie om erin te wonen of te verblijven en
niet om er andere activiteiten die daarmee geen samenhang hebben, te ontplooien. Dit
volgt ook al uit de bestemming die aan het gebouw is gegeven. Van de bestemming afwijkend
gebruik is uitsluitend toegestaan nadat de eigenaar daarvoor een omgevingsvergunning
heeft verkregen. Het kan ook noodzakelijk zijn op basis van de gemeentelijke huisvestingsverordening
dat de eigenaar een vergunning inzake woonruimtevoorraadbeheer nodig heeft indien
de woning voor een ander doel dan bewoning door een huishouden wordt gebruikt.
Door de huurder expliciet te wijzen op het feit dat hij de woon- of verblijfsruimte
uitsluitend mag gebruiken conform hetgeen daarover is afgesproken in de huurovereenkomst
en tevens aan te geven wat de consequenties zijn indien hij zich daar niet aan houdt,
wordt ook deels invulling gegeven aan de mogelijke zorgplicht die rust op de verhuurder.
2.2 Wanneer een verhuurder de woon- of verblijfsruimte zonder toestemming van de huurder
mag betreden.
De verhuurder mag het gehuurde uitsluitend met toestemming van de huurder betreden.
Op basis van artikel 203 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is de hoofdverplichting
van de verhuurder de verhuurde zaak ter beschikking te stellen en te houden van de
huurder. De huurder heeft recht op het rustige, ongestoorde genot van een woon- of
verblijfsruimte. Door zonder toestemming van de huurder een woon- of verblijfsruimte
te betreden, verstoort de verhuurder dat woongenot. Een huurder van een woon- of verblijfsruimte
geniet ook bescherming vanuit het oogpunt van privacy. De verhuurder dient het recht
op privacy te respecteren. Voor het binnentreden door de verhuurder zonder toestemming
van de huurder bestaat geen wettelijke grondslag, tenzij in de hierna genoemde gevallen.
In een dringende noodsituatie waarvoor direct ingrijpen noodzakelijk is, mag de verhuurder
de woon- of verblijfsruimte binnentreden zonder toestemming van de huurder en zonder
daarvoor een afspraak te maken1. Hierbij kan gedacht worden aan de melding van een gaslek, brand of een gesprongen
waterleiding, terwijl de huurder op dat moment niet thuis is en ook niet bereikbaar
is.
Daarnaast zijn er andere gevallen waarin de huurder, de verhuurder toegang moet verlenen
tot de woon- of verblijfruimte. Bij dringende werkzaamheden, renovatie, uitvoering
van bepaalde werkzaamheden bij buren of een bezichtiging met nieuwe kandidaat huurder
of kandidaat-koper mag de verhuurder de woon- of verblijfsruimte niet zomaar betreden,
ook niet als de huurder niet thuis is. De verhuurder moet hiervoor een afspraak maken
met de huurder en in beginsel moet de huurder dan aan de verhuurder toegang verlenen
(gedoogplicht van de huurder).
Zo moet een huurder de verhuurder gelegenheid geven om dringende werkzaamheden aan
de woon- of verblijfsruimte uit te voeren. Bij ‘dringende werkzaamheden’ gaat het
niet alleen om dringende reparaties, maar ook om werkzaamheden die niet zonder nadeel
kunnen worden uitgesteld tot na het einde van de huurtermijn2. Bij dringende werkzaamheden gaat het ook om werkzaamheden die noodzakelijk zijn
ter voorkoming van (verdere) schade. Ook het plaatsen van rookmelders wordt gezien
als dringende werkzaamheden, omdat het hebben van rookmelders vereist is op basis
van het Bouwbesluit 2012. Hetzelfde geldt voor het laten bepalen van het energielabel
van de woning3. Een huurder kan niet zonder geldige reden de herstelwerkzaamheden die als dringend
aangemerkt kunnen worden, weigeren4.
Ook moet de huurder toegang verlenen tot de woon- of verblijfsruimte indien de verhuurder
met voortzetting van de huurovereenkomst wil overgaan tot renovatie van de woon- of
verblijfsruimte en daartoe aan de huurder een, gelet op het belang van de verhuurder
en de belangen van de huurder en eventuele onderhuurders5, redelijk voorstel heeft gedaan.
Verder moet de huurder toegang verlenen tot de woon- of verblijfruimte bij een gedoogplicht
voor werkzaamheden waarbij de gehuurde woon- of verblijfsruimte wordt gebruikt om
werkzaamheden bij de buren te kunnen verrichten. Dit volgt uit artikel 56 van Boek
5 van het Burgerlijk Wetboek en is ook expliciet opgenomen in artikel 220, eerste
lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Ten slotte volgt uit artikel 223 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek de verplichting
voor de huurder om mee te werken aan het binnentreden van een woon- of verblijfsruimte
ten behoeve van een bezichtiging voor verkoop of nieuwe verhuur.
2.3 Overzicht van de verschillende soorten huurovereenkomsten en de huur- en huurprijsregulering
die erop van toepassing is
De verhuurder dient de huurder te informeren over de verschillende soorten huurovereenkomsten
met de betreffende huur- en huurprijsbescherming, de mogelijkheden tot jaarlijkse
huurverhoging en de wijze waarop de huurder de huurprijs op basis van het woningwaarderingsstelsel
kan berekenen. Hierdoor krijgt een huurder meer inzicht in zijn rechten. De verhuurder
kan hiervoor verwijzen naar een website van de rijksoverheid.
Op de eerste plaats is het van belang om te weten of het een huurovereenkomst betreft
voor onbepaalde tijd of een tijdelijke huurovereenkomst. Dit is onder meer van belang
voor de wijze waarop de huurovereenkomst kan worden beëindigd of verlengd.
Bij een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft de huurder het recht om van het
gehuurde gebruik te maken zo lang hij dat wenst en geniet hij huurbescherming. Het
staat de huurder vrij om de huurovereenkomst op te zeggen, mits de wettelijke opzeggingstermijn
in acht worden genomen. Deze termijn mag niet korter dan 1 maand en niet langer den
3 maanden zijn. De verhuurder kan een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd slechts
opzeggen indien hiervoor een wettelijke opzeggingsgrond bestaat.
Bij een huurovereenkomst voor bepaalde tijd kan onder meer gedacht worden aan verhuur
aan een gehandicapte6, oudere7, jongere8, student9, promovendus10 of groot gezin11, een tijdelijke huurovereenkomst op basis van de Leegstandwet12, een tijdelijke huurovereenkomst voor zelfstandige woonruimte13 of onzelfstandige woonruimte14, een huurovereenkomst met een diplomatenclausule15 of een huurovereenkomst voor een gebruik dat naar zijn aard van korte duur is16.
Ook dient de verhuurder de huurder te informeren over de wijze waarop de huurder de
huurprijs op basis van het woningwaarderingsstelsel kan berekenen. Dit mag ook een
verwijzing zijn naar een website waar een dergelijk overzicht wordt geboden. Daarnaast
bestaat de mogelijkheid om een huurprijscheck uit te voeren bij de Huurcommissie17. Dit is onder meer van belang om te bepalen of de woning een sociale of vrije sector
huurwoning is.
Tot slot is ook van belang om te bepalen of de huurovereenkomst betrekking heeft op
een zelfstandige of onzelfstandige woonruimte. De aard van de huurovereenkomst is
van invloed op welke huur- en huurprijsregulering van toepassing is.
2.4 Wanneer een huurder zich kan wenden tot de verhuurder bij gebreken
De verhuurder dient de huurder te informeren dat hij zich kan wenden tot de verhuurderin
het geval van gebreken aan de woon- of verblijfsruimte (voorbeelden zijn: buitenschilderwerk
en een nieuwe cv-ketel), tenzij er sprake is van kleine herstellingen (voorbeelden
zijn: een nieuwe wc-bril of een leertje in de kraan) die de huurder zelf dient te
herstellen. In het Besluit kleine herstellingen zijn op basis van artikel 240 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek herstellingen aangewezen die moeten worden aangemerkt
als kleine herstellingen en die krachtens artikel 217 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek voor rekening van de huurder zijn. Hiervoor kan ook verwezen worden naar een
website waarin dit nader is uitgewerkt.
2.5 Wanneer de huurder zich kan wenden tot de Huurcommissie of de kantonrechter
De verhuurder dient de huurder te informeren dat hij zich voor bepaalde soorten geschillen
(zoals huurprijs, servicekosten en gebreken) kan wenden tot de Huurcommissie of de
kantonrechter18. Dit is afhankelijk van de aard van de huurovereenkomst. Indien het een zelfstandige
sociale huurwoning, een kamer of studio, een woonwagen of een woonwagenstandplaats
betreft kan de huurder voor een aantal geschillen met de verhuurder terecht bij de
Huurcommissie. De Huurcommissie is een onpartijdige organisatie die meningsverschillen
tussen huurders en verhuurders voorkomt, helpt oplossen of daarover een uitspraak
doet.
3. Administratieve lasten
Om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken is deze regeling dusdanig
ingestoken dat alleen de meest basale rechten en plichten van de huurder ten aanzien
van het gehuurde zijn opgenomen. In veel gevallen zullen deze rechten en plichten
reeds in de huurovereenkomst staan, waardoor deze informatie niet opnieuw aan de huurder
verstrekt hoeft te worden. Hierdoor zijn de administratieve lasten voor de verhuurder
beperkt.
Verder geldt dat door de algemene insteek van deze informatieverstrekkingsplicht de
verhuurder veelal kan volstaan met het verstrekken van een overzicht dat toepasbaar
is bij alle verhuringen. Hierdoor worden de administratieve lasten eveneens beperkt.
Daarnaast kunnen verhuurders verwijzen naar de relevante webpagina’s van rijksoverheid.nl.
Deze pagina’s zijn op een begrijpelijke wijze opgesteld en bieden de huurder de mogelijkheid
om snel te achterhalen welke rechten en plichten voortvloeien uit de huurovereenkomst
die hij heeft.
De administratieve lasten die mogelijk uit deze regeling voortvloeien zijn reeds meegenomen
in de regeldruk analyse van de Wet goed verhuurderschap.
4. Consultatie
Bij de totstandkoming van deze regeling is voorafgaand overleg gevoerd met de brancheverenigingen
van verhuurders, namelijk de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland
(IVBN), Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM), Vastgoedbelang, VastgoedPro, Vereniging
Bemiddeling Onroerend goed (VBO), Vastgoedmanagement Nederland (VGM), de vereniging
van woningcorporaties Aedes (Aedes), de Woonbond en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG). Verder is advies gevraagd aan het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat
de regeldrukgevolgen van het voorstel al in beeld zijn gebracht in de toelichting
bij de Wet goed verhuurderschap en het voorstel naar verwachting geen nieuwe (omvangrijke)
gevolgen voor de regeldruk heeft.
Daarnaast heeft er een internetconsultatie plaatsgevonden, waarbij er 34 reacties
zijn binnengekomen. De reacties op deze consultatie en de manier waarop deze verwerkt
zijn, worden hierna verder beschreven.
Drie respondenten gaven aan dat de regeling tot veel administratieve lasten bij verhuurders
zal leiden. Verder vinden zij deze regeling onnodig, omdat de betreffende informatie
al op andere manieren door huurders gevonden kan worden. Deze regeling is algemeen
ingestoken om juist de administratieve lasten te beperken. Het betreft basale rechten
en plichten. Het doel van deze regeling is dat de huurder in algemene zin geïnformeerd
wordt, zodat de huurder kennis kan nemen van zijn rechten en plichten ten aanzien
van de woon- of verblijfsruimte en daardoor onduidelijkheden en misstanden worden
tegengegaan. Het is niet de bedoeling dat een verhuurder de huurder uitputtend informeert
over het gehele huurrecht en dus alle rechten en plichten waar partijen zich in concrete
gevallen op kunnen beroepen. De verhuurder kan veelal volstaan met het verstrekken
van een overzicht dat toepasbaar is bij alle verhuringen. Bovendien kunnen verhuurders
verwijzen naar de relevante webpagina’s van Rijksoverheid.nl.
De VNG, LSVb, het Juridisch Loket en de G419 geven aan blij te zijn met deze regeling omdat de regeling duidelijkheid biedt aan
huurders en verhuurders. Een tiental respondenten, waaronder het Huurteam Nijmegen,
Stichting!Woon, de VNG, de G4, de Woonbond, de Landelijke studentenvakbond (LSVb),
het Juridisch Loket en een bezorgde burger willen de informatieverstrekkingsplicht
uitbreiden met de volgende items:
-
– waar en hoe de huurder kan toetsen of de woning gereguleerd is (VNG en Woonbond).
Deze suggestie is overgenomen in artikel 1, onderdeel c van deze regeling;
-
– een verplichting om alle rechten en plichten te communiceren in een begrijpelijke
taal (Huurteam Nijmegen). Deze suggestie wordt meegenomen bij de verdere uitwerking
van pagina’s op onder meer rijksoverheid.nl en andere communicatiematerialen die de
rijksoverheid beschikbaar zal stellen;
-
– het aantal punten volgens het woningwaarderingsstelsel (wws) van de gehuurde woning
en hoe deze berekening tot stand is gekomen (Stichting!Woon, G4, Huurteam Nijmegen,
een bezorgde burger en de Woonbond). Deze suggestie is niet overgenomen in deze regeling,
omdat deze verplichting meeloopt in het wetsvoorstel betaalbare huur dat momenteel
in voorbereiding is. Door deze verplichting hierin mee te nemen, kan dit voorstel
integraal gewogen worden (onder meer op de regeldruk voor verhuurders);
-
– het energielabel van de huurwoning (Stichting!Woon, een bezorgde burger en de Woonbond).
Deze opmerking is niet overgenomen in deze regeling, omdat het energielabel ziet op
de staat van de woning en niet direct op het gedrag van de verhuurder. Dit is tevens
een reden geweest dat een amendement20 bij de Wet goed verhuurderschap over het isoleren van huurwoningen, niet is aangenomen
door de Tweede Kamer;
-
– de WOZ-waarde van het gehuurde (LSVb en de Woonbond). Ook dit verzoek is niet overgenomen
in deze regeling, omdat dit eveneens ziet op de staat van de woning en niet direct
op het gedrag van de verhuurder. Desgewenst kan de WOZ-waarde opgezocht worden op:
WOZ-waardeloket (wozwaardeloket.nl);
-
– de contactgegevens van het lokale huurteam (LSVb, Woonbond en Stichting!Woon), de
contactgegevens van een actieve huurdersorganisatie of bewonerscommissie en de Woonbond
(Woonbond). Deze suggestie is niet overgenomen in deze regeling, omdat de informatieverstrekkingsplicht
op basis van deze regeling algemeen van aard is. De contactgegevens van lokale huurteams,
actieve huurdersorganisaties en bewonerscommissies zijn individueel van aard. Indien
een verhuurder meerdere woonruimten verhuurd, kan er immers per woning een andere
bewonerscommissie actief zijn. Bovendien kan het meldpunt doorverwijzen naar deze
instanties indien dat nodig mocht zijn.
-
– opnamestaat bij aanvang van de huurovereenkomst (Huurteam Nijmegen). Hoewel dit een
aanbevelingswaardige suggestie is, is dit geen dwingend recht op basis van het Burgerlijk
Wetboek. De ministeriële regeling kan daarom deze verplichting niet introduceren,
deze suggestie wordt dan ook niet overgenomen in deze regeling;
-
– brandveiligheid (LSVb). Ook dit verzoek is niet overgenomen in deze regeling, omdat
dit eveneens ziet op de staat van de woning en niet direct op het gedrag van de verhuurder.
Daarnaast kan een huurder met klachten inzake brandveiligheid altijd terecht bij bouw-
en woningtoezicht van de gemeente;
-
– kostenspecificatie van de servicekosten (LSVb). Deze suggestie is niet overgenomen
in deze regeling, omdat dit al is opgenomen in artikel 2, lid 2, onderdeel e, onder
5° van de Wet goed verhuurderschap;
-
– de contactgegevens van de verhuurder, zoals naam, adres en nummer van inschrijving
bij de Kamer van Koophandel, bankrekeningnummer van de verhuurder, etc. Deze suggestie
is niet overgenomen, omdat de verhuurder op grond van artikel 2, lid 2, onderdeel
e, onder 3°, van de Wet goed verhuurderschap, verplicht is om zijn contactgegevens
te communiceren aan de huurder. Daarnaast zullen de meeste van deze gegevens, zoals
het bankrekeningnummer van de verhuurder, opgenomen zijn in de huurovereenkomst;
-
– verstrekken van kwitantie bij contante betaling van de huurprijs. Hoewel het aanbevelenswaardig
is om dit te doen, is deze suggestie niet overgenomen. Tot op heden is dit namelijk
geen dwingend recht in het Burgerlijk Wetboek. Deze ministeriële regeling kan daarom
een dergelijke verplichting niet introduceren;
-
– informeren over benodigde vergunningen (zowel van huurder als verhuurder). Deze suggestie
is niet overgenomen, omdat de aard van deze regeling is dat het algemene informatie
betreft over de rechten en plichten aangaande het gehuurde. Informatie over specifieke
vergunning die van toepassing zijn, vallen buiten deze reikwijdte;
-
– het verbod voor het rekenen van dubbele bemiddelingskosten of contractskosten (Woonbond,
Huurteam Nijmegen). Deze suggestie is niet overgenomen, omdat dit reeds is geregeld
in artikel 2, vierde lid, van de Wet goed verhuurderschap;
-
– informatie over de opzegging van de huurovereenkomst (Huurteam Nijmegen). Deze suggestie
is niet overgenomen, omdat dit reeds is geregeld in artikel 1, onderdeel c van deze
regeling waar de verplichting is opgenomen voor de verhuurder om de huurder te informeren
over de verschillende huurovereenkomsten huur- en huurprijsbescherming;
-
– verduidelijken wat onder het begrip huurovereenkomst, bedoeld in artikel 2, tweede
lid, onderdeel e, wordt verstaan (Aedes). Deze suggestie is niet overgenomen. Een
huurovereenkomst is op basis van het Burgerlijk Wetboek vormvrij. Hieruit volgt dat
huurder en verhuurder vrij zijn om afspraken te maken over hetgeen zij wel en niet
willen opnemen in de huurovereenkomst.
De LSVb vindt voorts dat de informatieverstrekkingplicht ook voor bestaande huurovereenkomsten
die al van kracht waren voor de inwerkingtreding van de Wet goed verhuurderschap moet
gelden. Aedes pleit daarentegen juist voor het schrappen van de informatievertrekkingsplicht
voor huurovereenkomsten die zijn afgesloten voor de inwerkingtreding van de Wet goed
verhuurderschap. In de Wet goed verhuurderschap is geregeld dat voor huurovereenkomsten
voor woonruimten die vóór de inwerkingtreding van deze wet zijn aangegaan, verhuurders
binnen een jaar na inwerkingtreding van de wet moeten voldoen aan de informatieverstrekkingsplicht.
Voor verblijfsruimten geldt dat verhuurders hier een termijn van drie maanden voor
hebben. Van deze wettelijke bepalingen kan niet afgeweken worden in deze ministeriële
regeling.
Een respondent geeft aan dat het betreden van de woning altijd moet plaatsvinden op
afspraak met de huurder, ook als dat geschiedt op basis van een van de uitzonderingsgronden,
bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 2° tot en met 5°. Dit punt is reeds in de
toelichting beschreven.
Een van de respondenten vindt een verwijzing naar een webpagina geen duurzame gegevensdrager,
omdat de informatie op die pagina kan worden geactualiseerd. Ten aanzien van dit punt
is het de bedoeling dat een huurder toegang heeft tot actuele informatie. Een (betrouwbare)
webpagina, zoals rijksoverheid.nl, is daarom bij uitstek een duurzame en geschikte
gegevensdrager. Verder wil de Woonbond dat er verwezen wordt naar de specifieke webpagina
over het betreffende onderwerp en niet kan volstaan met enkele verwijzing naar rijksoverheid.nl.
Deze suggestie is overgenomen bij de vormgeving van de diverse pagina’s op rijksoverheid.nl
die per 1 juli 2023 te raadplegen zijn.
Meerdere respondenten, waaronder Het Juridisch Loket, vinden dat de informatievertrekking
geïndividualiseerd moet worden. Daarnaast zijn er ook respondenten die vinden dat
de informatieverstrekkingsplicht zo algemeen mogelijk moet zijn. Dit vindt ook Aedes,
echter vindt Aedes ook dat een huurder alleen hoeft te weten wat voor hem van toepassing
is. De suggesties op dit punt zijn niet overgenomen, omdat de aard van deze regeling
is dat het algemene informatie betreft over de rechten en plichten aangaande het gehuurde.
Tenslotte stelt Aedes dat de huurder slechts op het moment van een onoplosbaar conflict
met de verhuurder door de verhuurder geïnformeerd moet worden over de gang naar de
Huurcommissie of de kantonrechter. Dit punt is niet overgenomen, omdat een huurder
juist bij aanvang van de relatie met de verhuurder op de hoogte moet zijn van de mogelijke
stappen die hij kan nemen bij een conflict. Bovendien is het de vraag of een verhuurder
in het geval van een conflict de huurder zal wijzen op de gang naar de Huurcommissie
of de rechter. Dit is immers niet altijd in het belang van de verhuurder.
Twintig respondenten vragen aandacht voor het uit kunnen oefenen van bedrijfsmatige
activiteiten in de woning zoals dit het geval is bij zelfstandigen zonder personeel
(zzp) of gastouders. Zij geven aan dat zij graag zien dat verhuurders in de huurovereenkomst
opnemen dat het aan huis gebonden beroep van gastouder vanuit de huurwoning mag worden
uitgeoefend. Het tast de woonfunctie volgens hen niet aan. Zij willen opnemen in de
informatieverstrekkingsplicht dat verhuurders aan huurders het uitoefenen van het
beroep van gastouder of zzp-er toestaan. Daarvoor is de ministeriële regeling niet
bedoeld. Het doel van de regeling is dat de huurder in algemene zin geïnformeerd wordt
over enkele basale rechten en plichten ten aanzien van de woon- of verblijfsruimte
en daardoor onduidelijkheden en misstanden worden tegengegaan. De regeling is niet
bedoeld om af te wijken van de contractsvrijheid die partijen (onder andere ten aanzien
van het gebruik) hebben. Daarvoor zou een wijziging van boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek nodig zijn. Indien in de huurovereenkomst uitdrukkelijk de bestemming woonruimte
aan het gehuurde is gegeven, dient het gehuurde ook als woonruimte gebruikt te worden,
tenzij de verhuurder toestemming geeft voor ander gebruik. Het gebruik van de woonruimte
voor hobbymatige doeleinden is in beginsel wel toegestaan. Bedrijfsmatig gebruik van
de woning in combinatie met woondoeleinde is ook toegestaan als dit de woning maar
niet extra belast en/of overlast door dit gebruik ontstaat. Thuiswerken kan daarom
nog steeds onder het begrip ‘wonen’ vallen. De aard van de bedrijvigheid van de uitgevoerde
activiteit en de gevolgen daarvan zijn maatgevend. Het gastouderschap betreft vaak
een (bedrijfsmatige) activiteit die niet valt binnen het beperkte begrip van de woonbestemming
als omschreven in de meeste huurovereenkomsten als er sprake is van dagelijkse opvang
van verschillende kinderen die niet tot de kring van de familie behoren. Opvang van
buurkinderen lijkt toegestaan zolang er geen sprake is van kinderopvang in de zin
van vrije beroepsuitoefening en er geen sprake is van overlast. Kinderopvang in de
woning in de zin van vrije beroepsuitoefening valt doorgaans buiten de overeengekomen
bestemming van het gebruik van het gehuurde als woonbestemming en zal daarom in strijd
zijn met het gestelde in artikel 7:214 BW over het overeengekomen gebruik van het
gehuurde.
Daarnaast hebben enkele respondenten nog tips gegevens om de werking van de Wet goed
verhuurderschap te verbeteren. Zo werd onder andere voorgesteld om de onderhoudsplicht
op te nemen in de algemene regels en nadere regels te stellen over de praktische afrekening
van de borg bij een automatische incasso. Verder suggereerden enkele personen (zoals
Huurteam Nijmegen) om ook positieve incentives te bedenken voor verhuurders die zich
als een goed verhuurder gedragen. Deze punten zullen meegenomen bij de evaluatie van
de wet.
5. Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel is bepaald welke informatie de verhuurder aan de huurder dient te verstrekken,
voor zover deze informatie niet opgenomen is in de huurovereenkomst. Zie voor nadere
toelichting bij dit artikel paragaaf 2 van de toelichting.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2023. Dit is hetzelfde moment als waarop
de Wet goed verhuurderschap en het Besluit goed verhuurderschap in werking treden.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge