Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 7 juni 2023, 2023-0000284402, tot vaststelling van de Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen en voor het Ouderdomsfonds 2023

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 14, eerste lid, en 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluiten:

Artikel 1. Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

De rijksbijdrage, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, die ten gunste komt van het Ouderdomsfonds, bedraagt voor het jaar 2023: € 17.543.400.000.

Artikel 2. Geraamde kosten voor heffingskortingen

De geraamde totale kosten voor de heffingskortingen, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, voor het jaar 2023 bedragen: € 61.385.500.000.

Artikel 3. Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen per fonds

Met de toepassing van de formule, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedraagt de rijksbijdrage in de kosten van de heffingskortingen per fonds voor het jaar 2023:

  • a. ten gunste van het Ouderdomsfonds: € 2.822.300.000;

  • b. ten gunste van het Nabestaandenfonds: € 0;

  • c. ten gunste van het Fonds langdurige zorg: € 4.858.500.000.

Artikel 4. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kunnen bij ministeriële regeling bedragen, die als rijksbijdragen ten gunste komen van het Ouderdomsfonds, worden vastgesteld. Deze regeling voorziet daarin voor het jaar 2023. Het betreft een algemene rijksbijdrage voor het Ouderdomsfonds. Met deze bijdrage wordt jaarlijks het geraamde vermogenstekort in het Ouderdomsfonds gefinancierd vanuit de algemene middelen. Na publicatie van de regeling wordt de storting gedaan met een valutadatum in mei 2023. Terugwerkende kracht is nodig om dit mogelijk te maken.

2. Rijksbijdrage heffingskortingen

Met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 is het systeem van belastingvrije sommen vervangen door een systeem van heffingskortingen. Dit leidde tot een daling van opbrengsten van premies voor de volksverzekeringen. Een rijksbijdrage, de bijdrage in de kosten van heffingskortingen (aangeduid als Bikk), compenseert de fondsen van de volksverzekeringen, genoemd in artikel 3 van deze regeling, voor die daling. Artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen bevat voor de vaststelling van deze rijksbijdragen een formule. De geraamde totale kosten voor de heffingskortingen in een bepaald jaar zijn in die formule variabel en worden bij ministeriele regeling jaarlijks vastgesteld. Artikel 2 van deze regeling voorziet daarin voor het jaar 2023. Daarbij wordt aangesloten bij de raming van de totale kosten voor de heffingskortingen van het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan 2023.1

De geraamde totale kosten voor 2023 bedragen € 61.385.500.000. Dit bedrag valt in twee delen uiteen: € 51.590.900.000 (categorie 65-) en € 9.794.600.000 (categorie 65+). Met toepassing van de formule van artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen is vervolgens de rijksbijdrage per fonds vastgesteld. De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in artikel 3 van deze regeling. De toepassing van de formule voor de rijksbijdrage ten gunste van het Nabestaandenfonds leidt tot een negatieve uitkomst. Om die reden wordt de rijksbijdrage voor dat fonds op nul vastgesteld. Het fonds wordt gevuld in maandelijkse termijnen verdeeld over het gehele jaar 2023. Na publicatie van de regeling worden dan ook stortingen gedaan met valutadata per maand. Terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 is nodig om dit mogelijk te maken.

3. Vervaldatum regeling

Deze regeling heeft slechts betrekking op de rijksbijdragen en op de geraamde totale heffingskosten die worden vastgesteld voor het jaar 2023, zodat de regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Naar boven