Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 juni 2023, nr. 38724404, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2023 en in verband met de vaststelling van de hoogte van het wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2024–2025

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikelen 2.2, tweede lid, 2.4a, tweede lid, 2.4b, derde lid, 4.11, eerste lid, 4.20, eerste lid, 4.21, eerste en tweede lid, 4.23, eerste en tweede lid, 4.24, eerste lid, 4.30, eerste lid en 4.32, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, vierde tot en met zesde lid, komen te luiden:

B

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Bedragen wettelijk collegegeld

Voor het in de volgende tabel genoemde studiejaar worden na de toepassing van artikel 2.2, tweede lid, 2.4a, tweede lid, en 2.4b, derde lid, van het besluit de volgende bedragen van het wettelijk collegegeld vastgesteld:

Vorm wettelijk collegegeld

Studiejaar 2023–2024

Studiejaar 2024–2025

Volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit

€ 2.314

€ 2.530

Gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.377

Maximumbedrag: € 2.314

Minimumbedrag: € 1.506

Maximumbedrag: € 2.530

Collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, per studiepunt

Minimumbedrag: € 38,56

Maximumbedrag: € 77,12

Minimumbedrag: € 42,17

Maximumbedrag: € 84,35

Hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, van de wet

Minimumbedrag: € 2.314

Maximumbedrag: € 11.569

Minimumbedrag: € 2.530

Maximumbedrag: € 12.652

Verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

€ 1.157

€ 1.265

Verlaagd gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 689

Maximumbedrag: € 1.157

Minimumbedrag: € 753

Maximumbedrag: € 1.265

Verlaagd collegegeld OU, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit, per studiepunt

Minimumbedrag: € 19,28

Maximumbedrag: € 38,56

Minimumbedrag: € 21,09

Maximumbedrag: € 42,17

Verlaagd hoger collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.157

Maximumbedrag: € 10.412

Minimumbedrag: € 1.265

Maximumbedrag: € 11.387

C

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1. bij artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de regeling

De bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 361.952

€ 361.952

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.999.221

€ 1.969.058

€ 4.968.279

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.452.637

€ 3.806.089

€ 6.258.726

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 6.913.098

€ 5.592.794

€ 12.505.892

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 563.585

€ 9.586.654

€ 10.150.239

21PF

Technische Universiteit Delft

 

€ 47.920

€ 8.057.884

€ 8.105.804

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

   

€ 322.745

€ 322.745

21PH

Universiteit Twente

 

€ 3.194

€ 17.869.692

€ 17.872.886

21PI

Wageningen University

 

€ 38.336

€ 950.280

€ 988.616

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 710.931

€ 3.968.215

€ 4.679.146

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 3.280.374

€ 892.616

€ 4.172.990

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 974.177

€ 2.548.427

€ 3.522.604

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.706.720

€ 974.334

€ 2.681.054

21PN

Tilburg University

 

€ 613.680

€ 890.627

€ 1.504.307

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 86.352

€ 86.352

22NC

Open Universiteit

 

€ 350.695

€ 481.778

€ 832.473

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 144.743

€ 144.743

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 9.888

€ 9.888

 

Totaal

 

€ 20.654.568

€ 58.514.128

€ 79.168.696

D

Bijlage 3 komt te luiden:

Bijlage 3. bij artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de regeling

De bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 0

€ 0

€ 392.781

€ 392.781

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 0

€ 507.657

€ 445.112

€ 952.769

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 0

€ 0

€ 4.049.994

€ 4.049.994

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 0

€ 1.097.049

€ 103.972

€ 1.201.021

02NR

Hotelschool The Hague

€ 0

€ 0

€ 108.062

€ 108.062

02NT

Design Academy Eindhoven

€ 0

€ 502.208

€ 87.070

€ 589.278

07GR

Avans Hogeschool

€ 0

€ 459.525

€ 2.914.898

€ 3.374.423

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 0

€ 0

€ 498.220

€ 498.220

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 270.796

€ 270.796

10IZ

Marnix Academie

€ 0

€ 0

€ 967.752

€ 967.752

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 0

€ 839.133

€ 489.933

€ 1.329.066

15BK

Driestar educatief

€ 0

€ 0

€ 619.470

€ 619.470

21CW

HAS Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 122.984

€ 122.984

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 0

€ 0

€ 648.368

€ 648.368

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 0

€ 855.480

€ 443.291

€ 1.298.771

21RI

Hogeschool Leiden

€ 0

€ 98.689

€ 1.923.693

€ 2.022.382

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 0

€ 0

€ 1.017.134

€ 1.017.134

21UI

Breda University of Applied Sciences

€ 0

€ 0

€ 387.207

€ 387.207

22HH

Hogeschool Viaa

€ 0

€ 0

€ 587.064

€ 587.064

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 0

€ 1.146.373

€ 4.961.514

€ 6.107.887

23AH

Saxion Hogeschool

€ 0

€ 222.052

€ 3.044.767

€ 3.266.819

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 0

€ 794.634

€ 165.455

€ 960.089

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 0

€ 0

€ 1.256.704

€ 1.256.704

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 0

€ 1.347.729

€ 3.703.516

€ 5.051.245

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 0

€ 1.225.400

€ 5.991.875

€ 7.217.275

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 0

€ 799.383

€ 1.407.307

€ 2.206.690

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 0

€ 1.472.125

€ 5.478.067

€ 6.950.192

27NF

ArtEZ

€ 0

€ 1.373.127

€ 561.894

€ 1.935.021

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 0

€ 600.363

€ 3.013.273

€ 3.613.636

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 2.501.041

€ 2.501.041

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 0

€ 0

€ 6.328.127

€ 6.328.127

30GB

Fontys Hogescholen

€ 0

€ 1.316.580

€ 7.519.719

€ 8.836.299

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 0

€ 0

€ 166.177

€ 166.177

30TX

Aeres Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 492.379

€ 492.379

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 0

€ 0

€ 505.566

€ 505.566

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 0

€ 0

€ 3.517.486

€ 3.517.486

 

Totaal

€ 0

€ 14.657.507

€ 66.692.668

€ 81.350.175

E

Bijlage 5 komt te luiden:

Bijlage 5. bij artikel 4, eerste lid, van de regeling

De bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 532.430

21PB

Universiteit Leiden

€ 77.869.906

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 65.718.840

21PD

Universiteit Utrecht

€ 74.079.130

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 62.939.738

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 58.619.061

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 35.176.430

21PH

Universiteit Twente

€ 37.802.572

21PI

Wageningen University

€ 27.366.600

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 48.148.136

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 69.349.230

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 60.908.415

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 57.865.454

21PN

Tilburg University

€ 29.942.844

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 532.430

22NC

Open Universiteit

€ 7.194.779

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 2.662.152

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 1.597.291

 

Totaal

€ 718.305.438

F

Bijlage 6 komt te luiden:

Bijlage 6. bij artikel 4, tweede lid, van de regeling

De percentages voorziening onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, tweede lid, van het besluit

Universiteit

Percentage

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,24820%

21PB

Universiteit Leiden

7,89101%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

8,28732%

21PD

Universiteit Utrecht

11,23083%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

5,08934%

21PF

Technische Universiteit Delft

14,04056%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

7,09734%

21PH

Universiteit Twente

5,89651%

21PI

Wageningen University

7,97418%

21PJ

Universiteit Maastricht

4,84680%

21PK

Universiteit van Amsterdam

9,49922%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,35344%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

6,79535%

21PN

Tilburg University

2,55901%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,01128%

22NC

Open Universiteit

1,02142%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,14015%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,01804%

 

Totaal

100,00000%

G

Bijlage 9 komt te luiden:

Bijlage 9. bij artikel 4, derde lid, van de regeling

De bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 57.050

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 28.065

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 297.212

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 0

02NR

Hotelschool The Hague

€ 0

02NT

Design Academy Eindhoven

€ 0

07GR

Avans Hogeschool

€ 49.229

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 76.925

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 33.770

10IZ

Marnix Academie

€ 127.258

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 11.778

15BK

Driestar educatief

€ 95.329

21CW

HAS Hogeschool

€ 0

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 23.740

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 35.242

21RI

Hogeschool Leiden

€ 142.257

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 100.850

21UI

Breda University of Applied Sciences

€ 0

22HH

Hogeschool Viaa

€ 54.105

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 291.783

23AH

Saxion Hogeschool

€ 96.065

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 3.405

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 61.743

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 152.379

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 329.510

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 35.610

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 372.941

27NF

ArtEZ

€ 60.639

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 211.453

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 87.599

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 332.730

30GB

Fontys Hogescholen

€ 535.902

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 0

30TX

Aeres Hogeschool

€ 42.051

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 64.779

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 307.610

 

Totaal

€ 4.119.009

H

Bijlage 10 komt te luiden:

Bijlage 10. bij artikel 3i, van de regeling

De bedragen kwaliteitsbekostiging universiteiten, bedoeld in de artikelen 4.30, eerste lid, en 4.32, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 50.416

21PB

Universiteit Leiden

€ 19.678.810

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 23.193.219

21PD

Universiteit Utrecht

€ 26.918.948

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 18.779.358

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 17.863.680

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 8.874.250

21PH

Universiteit Twente

€ 8.654.482

21PI

Wageningen University

€ 8.885.513

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 16.334.155

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 23.855.740

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 20.753.782

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 15.420.489

21PN

Tilburg University

€ 9.424.273

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 29.499

22NC

Open Universiteit

€ 1.909.594

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 227.410

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 32.180

 

Totaal

€ 220.885.798

I

Bijlage 11 komt te luiden:

Bijlage 11. bij artikel 3i, van de regeling

De bedragen kwaliteitsbekostiging hogescholen, bedoeld in de artikelen 4.30, eerste lid, en 4.32, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 645.573

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 5.013.016

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 18.181.212

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 1.291.206

02NR

Hotelschool The Hague

€ 2.181.355

02NT

Design Academy Eindhoven

€ 893.702

07GR

Avans Hogeschool

€ 24.852.093

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 771.421

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 397.726

10IZ

Marnix Academie

€ 1.248.048

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 2.460.795

15BK

Driestar educatief

€ 1.082.468

21CW

HAS Hogeschool

€ 3.493.941

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 3.862.665

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 6.634.988

21RI

Hogeschool Leiden

€ 8.833.685

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 991.810

21UI

Breda University of Applied Sciences

€ 5.162.434

22HH

Hogeschool Viaa

€ 1.465.850

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 27.826.518

23AH

Saxion Hogeschool

€ 19.946.755

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 3.364.203

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 3.305.520

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 22.155.281

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 25.242.354

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 12.764.229

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 25.563.093

27NF

ArtEZ

€ 5.427.961

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 20.268.878

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 16.633.082

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 32.530.832

30GB

Fontys Hogescholen

€ 33.072.965

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 4.122.473

30TX

Aeres Hogeschool

€ 3.399.226

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 599.652

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 16.808.163

 

Totaal

€ 362.495.173

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

  • 1. Artikel 1, met uitzondering van onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2. Artikel 1, onderdeel B, treedt in werking met ingang van 1 september 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs gewijzigd. De aanpassingen van de Regeling financiën hoger onderwijs hangen onder meer samen met de berekening van de rijksbijdrage 2023 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2023 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste berekening van de rijksbijdrage 2023 betrof de berekening in overeenstemming met de ontwerpbegroting 2023 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan de Universiteiten van Nederland (UNL), Vereniging Hogescholen (VH) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De UNL benadrukt in haar bestuurlijke reactie dat de extra middelen (investeringen) die voortvloeien uit het bestuursakkoord een eerste stap zijn naar meer rust en ruimte en het verlagen van de hoge werkdruk en wijst op het belang van structurele borging van deze middelen. Ook de NFU refereert in haar bestuurlijke reactie aan deze middelen en dan met name de sectorplannen waarvoor momenteel plannen worden uitgewerkt door de UMC’s. Daarnaast wijst de NFU op de noodzaak voor middelen voor cybersecurity en een passende verdeelsleutel teneinde te borgen dat deze middelen van voldoende niveau zijn gelet op de taken van de UMC’s. De VH heeft aangegeven geen bestuurlijke reactie te sturen omdat ze zich kan vinden in deze wijzigingsregeling.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2023 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Grondslagen

  • In artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW) is bepaald dat bij ministeriële regeling het bedrag voor het volledig wettelijk collegegeld wordt vastgesteld aan de hand van indexatie op basis van de gemiddelde consumentenprijsindex over 12 maanden (mei t/m april). Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het wettelijk collegegeld en het collegegeld OU zijn opgenomen.

  • In artikel 2.4a, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling het minimumbedrag voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2.2, tweede en derde lid, van het UWHW. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld zijn opgenomen.

  • In artikel 2.4b, derde lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling de omvang van de verschillende soorten verlaagd wettelijk collegegeld wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de verschillende bedragen voor het verlaagd wettelijk collegegeld zijn opgenomen.

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor de graden, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid van de wet en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vijfde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor promoties en ontwerperscertificaten, wordt vastgesteld. In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld. In artikel 4.23, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de verdeling van het resterende gedeelte van het onderzoekdeel over universiteiten bij ministeriele regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 6 van de Rfho waarin deze verdeling, aan de hand van percentages, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.30, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op aanvraag kwaliteitsbekostiging kan toekennen aan een instellingsbestuur vanwege in het vooruitzicht gestelde kwaliteit. In artikel 4.32, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ambtshalve kwaliteitsbekostiging kan toekennen aan een instellingsbestuur vanwege gerealiseerde kwaliteit. Deze twee artikelen zijn de grondslag voor het aanpassen van bijlage 10 en 11 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

Artikel I

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de percentages en bedragen voor graden en promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De percentages en bedragen zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel in de rijksbijdrage. Het onderzoekdeel is gewijzigd als gevolg van het toevoegen van middelen vanwege loon- en prijsbijstelling 2023 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2023 (HGIS) en als gevolg van het toevoegen van middelen voor sectorplannen.

B

Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het UWHW wordt het wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2024–2025 aangepast aan de hand van de indexatie op basis van de gemiddelde consumentenprijsindex over 12 maanden (mei t/m april). Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan: de consumentenprijsindex 'reeks alle huishoudens' zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bedrag van het volledig wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2024–2025 wordt vermenigvuldigd met 123,87 (gemiddelde mei 2022 t/m april 2023) en gedeeld door 113,27 (gemiddelde mei 2021 t/m april 2022). De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond opgenomen in deze regeling conform het onderstaande overzicht voor het studiejaar 2024–2025.

Vorm wettelijk collegegeld

Studiejaar

2023–2024

Niet afgerond

Studiejaar

2023–2024

Afgerond

Studiejaar

2024–2025

Niet afgerond

Studiejaar 2024–2025

Afgerond

Volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit

€ 2.313,73

€ 2.314

€ 2.530,37

€ 2.530

Gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.377,40

Maximumbedrag: € 2.313,73

Minimumbedrag: € 1.377

Maximumbedrag: € 2.314

Minimumbedrag: € 1.506,36

Maximumbedrag: € 2.530,37

Minimumbedrag: € 1.506

Maximumbedrag: € 2.530

Collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, per studiepunt

Minimumbedrag: € 38,56

Maximumbedrag: € 77,12

Minimumbedrag: € 38,56

Maximumbedrag: € 77,12

Minimumbedrag: € 42,17

Maximumbedrag: € 84,35

Minimumbedrag: € 42,17

Maximumbedrag: € 84,35

Hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, van de wet

Minimumbedrag: € 2.313,73

Maximumbedrag: € 11.568,64

Minimumbedrag: € 2.314

Maximumbedrag: € 11.569

Minimumbedrag: € 2.530,37

Maximumbedrag: € 12.651,84

Minimumbedrag: € 2.530

Maximumbedrag: € 12.652

Verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

€ 1.156,86

€ 1.157

€ 1.265,18

€ 1.265

Verlaagd gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 688,70

Maximumbedrag: € 1.156,86

Minimumbedrag: € 689

Maximumbedrag: € 1.157

Minimumbedrag: € 753,18

Maximumbedrag: € 1.265,18

Minimumbedrag: € 753

Maximumbedrag: € 1.265

Verlaagd collegegeld OU, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit, per studiepunt

Minimumbedrag: € 19,28

Maximumbedrag: € 38,56

Minimumbedrag: € 19,28

Maximumbedrag: € 38,56

Minimumbedrag: € 21,09

Maximumbedrag: € 42,17

Minimumbedrag: € 21,09

Maximumbedrag: € 42,17

Verlaagd hoger collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.156,86

Maximumbedrag: € 10.411,77

Minimumbedrag: € 1.157

Maximumbedrag: € 10.412

Minimumbedrag: € 1.265,18

Maximumbedrag: € 11.386,65

Minimumbedrag: € 1.265

Maximumbedrag: € 11.387

C

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Het onderdeel is aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2023 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2023. Verder is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer ‘kwetsbare opleidingen’ is een bijdrage van € 364.192 opgenomen voor het experiment educatieve module voor het jaar 2023. Het experiment educatieve module in het wetenschappelijk onderwijs maakt het mogelijk dat reeds afgestudeerde bachelorstudenten alsnog een educatieve minor (nu module geheten) kunnen volgen die tot een beperkte tweedegraads bevoegdheid leidt. De educatieve module is één van de flexibele routes waarmee wordt beoogd nieuwe doelgroepen aan te trekken voor het leraarschap in verband met het lerarentekort. Het experiment is verlengd tot en met 2023. Er is sprake van een vaste bijdrage per ingeschrevene via de onderwijsopslag in bedragen universiteiten die als volgt wordt opgebouwd: 1/2 van het bedrag dat bij reguliere bekostiging voor één jaarinschrijving in de betreffende bacheloropleiding beschikbaar zou worden gesteld vermeerderd met 1/6 van de diplomabonus voor onderwijs en onderzoek dat bij reguliere bekostiging per afgestudeerde zou zijn ontvangen.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is € 250.000 voor de Vrije Universiteit toegevoegd zijnde extra middelen voor de ambtsopleidingen conform brief 34847227.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een incidenteel bedrag in 2023 toegevoegd. Het gaat om € 10.000 voor de Universiteit van Amsterdam als vervolgbijdrage voor de inrichting en het voeren van het secretariaat van de Commissie Verwantschapstabel, de Commissie die verantwoordelijk is voor de beoordeling van nieuwe verzoeken tot opname van WO-bachelors in de verwantschapstabel Educatieve Minor.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende universiteiten voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2022–2023. De bijdrage voor het jaar 2023 komt daarbij uit op € 1.410.351.

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is in 2023 € 557.060 en in 2024 € 440.487 toegevoegd voor projecten ‘Wisselstroom’. De VH en UNL hebben hiervoor in hun position paper ‘De doorontwikkeling van het binaire stelsel’ het concept wisselstroom geïntroduceerd: de stromen van hbo naar wo en van wo naar hbo. Deze middelen worden toegelicht in brief 37497832.

  • f. onder de noemer bijzondere voorzieningen is in 2023 € 1.300.000 toegevoegd voor de ondersteuning voor de Nederlandse deelnemers aan het Europese Universiteiten Initiatief. Tijdelijke financiële steun zal worden geboden aan zowel Nederlandse instellingen die reeds als volle partner deelnemen aan een alliantie binnen het initiatief, als de Nederlandse instellingen die nog niet als volle partner in een nieuwe alliantie vertegenwoordigd zijn als financiële ondersteuning bij de aanvraagprocedure die deze instellingen hebben doorlopen (brieven 37249979 en 37733497).

  • g. onder de noemer bijzondere voorzieningen is vanaf 2023 € 1.155.000 toegevoegd voor Kennisveiligheid (brief 38419865).

  • h. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor 2023 tot en met 2026 elk jaar € 2.675.000 toegevoegd voor pilots voor een slimmer collegejaar. Doel van de pilots is om – binnen de kaders van de WHW – het aantal onderwijs- en/of tentamenweken op een verantwoorde wijze terug te brengen, en/of bestaande onderwijsactiviteiten slimmer in te richten, zodat de werkdruk van zowel docenten en onderzoekers als van studenten wordt teruggebracht. Diverse universiteiten hebben hier een bedrag voor ontvangen (brieven 35823424, 35827659, 35829233, 35832187, 35834295, 35841159, 35864097, 35828301, 35838950, 35815526, 35864813, 35841187, 35865532, 36291846).

  • i. onder de noemer bijzondere voorzieningen heeft voor 2023 een herverdeling plaatsgevonden van de extra prijscompensatie voor energie. Deze herverdeling is tot stand gekomen in onderling overleg met de universiteiten op basis van de impact van de gestegen energieprijzen op de bedrijfsvoering.

D

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Het onderdeel is aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2023. Verder is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen toegevoegd: € 122.150 in 2023 en € 202.850 in 2024 voor de Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar voor de ontwikkeling van een Landelijk Expertisecentrum Over Grenzen dat zich richt op de ontwikkeling van dekkende opleidingsnetwerken en het versterken van regionale samenwerking (brief 34066053) en € 203.123 in 2023 en € 75.000 voor de Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar voor de (door-)ontwikkeling van het Landelijke Expertisecentrum Jonge Kind (LEJK, brief 36991726).

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2022–2023. De bijdrage voor het jaar 2023 komt daarbij uit op € 1.240.456.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is in 2023 € 368.328 en in 2024 € 322.108 toegevoegd voor projecten ‘Wisselstroom’. De VH en UNL hebben hiervoor in hun position paper ‘De doorontwikkeling van het binaire stelsel’ het concept wisselstroom geïntroduceerd: de stromen van hbo naar wo en van wo naar hbo. Deze middelen worden toegelicht in brief 37497832.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is in 2023 € 200.000 toegevoegd voor de ondersteuning voor de Nederlandse deelnemers aan het Europese Universiteiten Initiatief. Tijdelijke financiële steun zal worden geboden aan zowel Nederlandse instellingen die reeds als volle partner deelnemen aan een alliantie binnen het initiatief, als de Nederlandse instellingen die nog niet als volle partner in een nieuwe alliantie vertegenwoordigd zijn als financiële ondersteuning bij de aanvraagprocedure die deze instellingen hebben doorlopen (brief 37733497).

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is vanaf 2023 jaarlijks € 1.545.000 toegevoegd voor Kennisveiligheid (brief 38419865).

  • f. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor de jaren 2023 tot en met 2026 jaarlijks € 225.000 toegevoegd voor pilots voor een slimmer collegejaar. Doel van de pilots is om – binnen de kaders van de WHW – het aantal onderwijs- en/of tentamenweken op een verantwoorde wijze terug te brengen, en/of bestaande onderwijsactiviteiten slimmer in te richten, zodat de werkdruk van zowel docenten en onderzoekers als van studenten wordt teruggebracht. Het bedrag is beschikbaar voor de Hanzehogeschool Groningen (brief 35828341).

E

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5. Het onderdeel is aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2023 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2023. Verder is dit onderdeel gewijzigd doordat er in het kader van sectorplannen bedragen zijn toegevoegd die, conform de beleidsbrief Hoger Onderwijs 2022, jaarlijks worden geïnvesteerd in de universiteiten en door overheveling van de middelen in het kader van Stimulering Europees Onderzoek (SEO) naar de ‘percentages voorziening onderzoek universiteiten’. Totaal gaat het bij de sectorplannen om € 200 miljoen voor 2023. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van input voor de sectorplannen die de universiteiten hebben aangeleverd en die door een commissie is getoetst (1e tranche: zie brief 34065059, 2e tranche: zie brieven 37561057, 37556817, 37551114, 37542677, 37556824, 37559558, 37555191, 37554798, 37560244, 37552962, 36964147, 37550543, 37559552, 37554812). Deze middelen zijn aangemerkt als niet-normatief.

F

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 6. Deze percentages zijn gewijzigd omdat de middelen in het kader van Stimulering Europees Onderzoek (SEO) zijn overgeheveld vanuit ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’. Deze overheveling heeft plaatsgevonden omdat deze middelen structureel zijn en er geen wijzigingen in de middelen of verdeling ervan plaats zullen vinden. Verder zijn de percentages gewijzigd omdat er een indexering is toegepast op de in 2022 overgehevelde Nexus middelen van de Vrije Universiteit Amsterdam naar de Erasmus universiteit.

G

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9. De hogescholen die lerarenopleidingen verzorgen ontvangen een bedrag bepaald in de regeling. De verdeling van het bedrag wordt jaarlijks herijkt op basis van het aantal bekostigde inschrijvingen bij lerarenopleidingen. Het gedeelte van het deel ontwerp en ontwikkeling hbo dat resteert wordt over de hogescholen verdeeld naar rato van de verdeling van het onderwijsdeel hbo. Vanaf 2023 is dit gedeelte inclusief middelen die ter beschikking worden gesteld om te investeren in praktijkgericht onderzoek. Totaal gaat het om een structureel bedrag van € 85 miljoen per jaar waarvan € 50 miljoen uit de reeks ‘versterken hoger onderwijs en onderzoek’ en € 35 miljoen uit het ‘Fonds onderzoek en wetenschap’. De hogescholen leggen jaarlijks verantwoording over deze middelen af in hun jaarrekening. Het onderdeel is aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2023.

H en I

Deze onderdelen betreffen de verdeling van de middelen voor kwaliteitsbekostiging over de universiteiten en hogescholen. Tot en met 2021 maakten deze middelen onderdeel uit van het onderwijsdeel van universiteiten en hogescholen. Vanaf 2022 kennen deze middelen een aparte post ‘kwaliteitsbekostiging’ en worden ze ook als zodanig gepresenteerd in de Regeling financiën hoger onderwijs. Voor 2023 is het bedrag voor ‘kwaliteitsbekostiging’ € 220.885.798 voor de universiteiten en € 362.495.173 voor de hogescholen. De middelen worden over de instellingen verdeeld op basis van het aandeel in de studentgebonden financiering. De onderdelen zijn aangepast vanwege loon- en prijsbijstelling 2023.

Artikel II Inwerkingtreding

Artikel I, met uitzondering van onderdeel B, heeft betrekking op het begrotingsjaar 2023 en treedt daarom direct in werking en krijgt vervolgens terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023.

Artikel 1, onderdeel B, heeft betrekking op de vaststelling van het collegegeld voor het studiejaar 2024–2025 en treedt daarom in werking op 1 september 2024.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven