Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2023, 16023 | interne regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2023, 16023 | interne regeling |
De Minister van Financiën en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
Gelet op artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 en artikel 7:17, zesde lid, van het Besluit financiële markten BES;
BESLUITEN:
In deze regeling wordt verstaan onder geconsolideerde jaarrekening: jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen.
1. Voor het kalenderjaar 2023 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten vallen, bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, van dat besluit, als volgt vastgesteld:
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
---|---|---|---|
Aanbieders van krediet |
Particuliere cliënten (PC): Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet |
€ 2.460 vermeerderd met: |
|
0 tot en met 5.000 PC |
€ 7,44 per PC |
||
>5.000 tot en met 10.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5,21 per PC |
||
>10.000 tot en met 100.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,75 per PC |
||
>100.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,39 per PC |
||
Accountantsorganisaties |
Omzet: Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB-controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn (niet OOB-controles) |
€ 2.560 in voorkomend geval vermeerderd met: |
|
Omzet uit OOB-controles: |
|||
€ 0 tot en met € 10 miljoen |
€ 53.060 per € miljoen omzet |
||
>€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 25.427 per € miljoen omzet |
||
>€ 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 13.708 per € miljoen omzet |
||
Omzet uit niet OOB-controles: |
|||
€ 0 tot en met € 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 16.447 per € miljoen omzet |
||
>€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 9.239 per € miljoen omzet |
||
>€ 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3.380 per € miljoen omzet |
||
Adviseurs, bemiddelaars en crowdfundingdienstverleners |
Omzet: Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend |
€ 746 vermeerderd met: |
|
0 tot en met € 2,5 miljoen |
€ 3,02 per € 1.000 omzet |
||
>€ 2,5 miljoen tot en met € 25 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,11 per € 1.000 omzet |
||
>€ 25 miljoen tot en met € 50 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,50 per € 1.000 omzet |
||
>€ 50 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,60 per € 1.000 omzet |
||
Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen |
Provisie-inkomsten (PI) |
Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3.0b, 2:3.0g, 2:3.0l, 2:3a, eerste lid en 2:10a, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht Personen met PI in het bereik van: |
|
€ 0 tot en met € 0,2 miljoen |
€ 487 |
||
>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen |
€ 1.061 |
||
>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen |
€ 1.729 |
||
>€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen |
€ 2.359 |
||
>€ 5 miljoen |
€ 3.027 |
||
Banken en clearinginstellingen |
Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV): Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald |
€ 11.780 vermeerderd met: |
|
€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV |
€ 1.875 per € miljoen MTV |
||
>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 811 per € miljoen MTV |
||
>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 422 per € miljoen MTV |
||
>€ 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 124 per € miljoen MTV |
||
Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit) |
Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:3g Wft uitoefenen van het bedrijf van bewaarder; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft aanbieden van beleggingsobjecten; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’; – het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten; – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft. |
Vergunning als bedoeld in: |
|
Art. 2:3g, 2:55, 2:65, 2:69b van de Wet op het financieel toezicht of artikel 18, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1031/2010 |
€ 6.460 |
||
Art. 2:96 van de Wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
||
In combinatie met type beleggingsdienst of -activiteit |
|||
Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.216 |
||
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6.646 |
||
Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend g0val vermeerderd met: € 8.864 |
||
Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6.646 |
||
Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.216 |
||
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.216 |
||
In combinatie met vermogen Balanstotaal (BT) |
|||
€ 0 tot en met € 5 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 55,93 per miljoen BT |
||
> € 5 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 31,15 per miljoen BT |
||
> € 10 miljard tot en met € 12 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,48 per miljoen BT |
||
> € 12 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,15 per miljoen BT |
||
Beheerd individueel vermogen (BV) in voorkomend geval vermeerderd met het vermogen waarover wordt geadviseerd (AV) |
|||
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7,99 per miljoen BV + AV |
||
> € 1 miljard tot en met € 5 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3,99 per miljoen BV + AV |
||
> € 5 miljard tot en met € 20 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,32 per miljoen BV + AV |
||
> € 20 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,00 per miljoen BV + AV |
||
Beleggingsondernemingen voor eigen rekening De jaarlijkse bijdrage aan de kosten voor het doorlopend toezicht bestaat uit drie delen: 1. Basisbedrag; 2. Een variabel deel dat berekend wordt aan de hand van 100 maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen (uitkomst wordt voor 50% meegeteld); 3. Een variabel deel dat berekend wordt aan de hand van het aantal transacties (uitkomst wordt voor 50% meegeteld). |
Toetsingsvermogen (TV): Honderd maal het minimaal aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld ten aanzien van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘verrichten van een beleggingsactiviteit’ |
€ 5.500 vermeerderd met: |
|
0 tot en met € 1 miljard TV |
€ 44,03 per € 1 miljoen TV |
||
>€ 1 tot en met € 10 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 26,42 per € 1 miljoen TV |
||
>€10 tot en met € 20 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 4,40 per € 1 miljoen TV |
||
>€ 20 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 0,44 per € 1 miljoen TV |
||
Transacties: Aantal transacties |
0 tot en met 1 miljoen transacties |
€ 26,42 per 1.000 transacties |
|
>1 tot en met 5 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 8,81 per 1.000 transacties |
||
>5 tot en met 50 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 1,76 per 1.000 transacties |
||
>50 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 0,44 per 1.000 transacties |
||
Centrale effectenbewaarinstellingen |
Transactievolume: Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling |
€ 13.831 vermeerderd met: |
|
0 t/m 1,25 mln. transacties |
€ 102,08 per 1.000 transacties |
||
> 1,25 mln. t/m 2,5 mln. transacties |
€ 79,40 per 1.000 transacties |
||
> 2,5 mln. t/m 5,0 mln. transacties |
€ 56,71 per 1.000 transacties |
||
> 5,0 mln. transacties |
€ 34,03 per 1.000 transacties |
||
Centrale tegenpartijen |
Omzet: De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt. |
€ 43.580 vermeerderd met: |
|
€ 0 tot en met € 10 miljoen |
€ 2.632 per € miljoen omzet |
||
>€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 796 per € miljoen omzet |
||
>€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 123 per € miljoen omzet |
||
>€ 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 81 per miljoen € omzet |
||
Effectenuitgevende instellingen: markt |
Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling. |
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde beleggingsmaatschappijen: |
€ 9.430 vermeerderd met: |
€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK |
€ 39,33 per € miljoen GMK |
||
>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 23,96 per € miljoen GMK |
||
>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 11,14 per € miljoen GMK |
||
>€ 5 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,67 per € miljoen GMK |
||
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen |
€ 1.300 |
||
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft |
€ 970 |
||
Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving |
Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is: Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling. Eigen vermogen: Eigen vermogen (EV). |
Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen: |
€ 5.370 vermeerderd met: |
€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV |
€ 20,19 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 12,26 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6,14 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 5 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,36 per € miljoen GMK of EV |
||
Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen |
€ 2.520 |
||
Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF, OTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporterings-dienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen. |
Omzet: Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend Marktkapitalisatie Nederlandse noteringen: Marktkapitalisatie van Nederlandse genoteerde aandelen die ten eerste zijn genoteerd aan de door deze persoon geëxploiteerde markten, uitgedrukt als percentage van de totale marktkapitalisatie. |
Personen als bedoeld in artikel 5:26 Wft. waaraan een vergunning is verleend als Marktexploitant of een beleggings-onderneming die in Nederland een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft of een in Nederland actief zijnde houder van een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft. |
|
0 tot en met € 5 miljoen omzet |
€ 64.000 |
||
>€ 5 tot en met € 50 miljoen omzet |
€ 188.125 |
||
>€ 50 miljoen omzet en marktkapitalisatie Nederlandse noteringen ≤50% van totaal |
€ 430.000 |
||
>€ 50 miljoen omzet en marktkapitalisatie Nederlandse noteringen >50% van totaal |
€ 935.250 |
||
Een datarapporteringsdienstverlener als bedoeld in artikel 2, derde lid van Verordening (EU) 600/2014 (MiFIR) waaraan een vergunning is verleend op grond van artikel 27 quater van die verordening; een marktexploitant waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft, eerste lid, en in de vergunning is opgenomen dat zij voldoet aan Titel IV bis van Verordening (EU) 600/2014 (MiFIR) ter aanbieding van de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen 34 tot en met 36 van die verordening; of een beleggingsonderneming waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, is verleend voor het exploiteren van een georganiseerde handelsfaciliteit of een multilaterale handelsfaciliteit, en in de vergunning is opgenomen dat zij voldoet aan Titel IV bis van Verordening (EU) 600/2014 (MiFIR) ter aanbieding van de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen 34 tot en met 36 van die verordening. |
€ 26.100 |
||
Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening. |
€ 27.512 |
||
Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een registratie is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening |
€ 27.512 |
||
Een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) beschikkende over een goedgekeurde bekrachtiging van een in een derde land aangeboden benchmark of benchmarkgroep als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van die verordening |
€ 27.512 |
||
Een wettelijke vertegenwoordiger van een derde land beheerder waaraan in Nederland erkenning is verleend als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van Verordening EU nr. 2016/1011 (Benchmarks) |
€ 27.512 |
||
Een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties) |
€ 2.401 |
||
een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 28 van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties). |
€ 2.401 |
||
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast: 1. Deelnemers: Aantal actieve deelnemers 2. Vermogen: Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (TV+EV) |
€ 1.210 vermeerderd met: |
|
Deelnemers: |
|||
0 tot en met 100.000 deelnemers |
€ 0,76 per deelnemer |
||
> 100.000 tot en met 500.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,07 per deelnemer |
||
>500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,05 per deelnemer |
||
>1.000.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,05 per deelnemer |
||
in combinatie met Vermogen: |
|||
€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV |
in alle gevallen vermeerderd met: € 4,65 per € miljoen TV+EV |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,77 per € miljoen TV+EV |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,19 per € miljoen TV+EV |
||
>€ 100 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,07 per € miljoen TV+EV |
||
Verzekeraars: Leven- en pensioen |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen |
€ 6.130 vermeerderd met: |
|
€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 1.092,33 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 650,75 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 220,80 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 55,76 per € miljoen BPIN |
||
Verzekeraars: Schade niet zijnde zorg |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen |
€ 1.910 vermeerderd met: |
|
€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 214,48 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 128,44 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 42,83 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10,62 per € miljoen BPIN |
||
Verzekeraars: zorg |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) voor zover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekering |
€ 11.990 vermeerderd met: |
|
€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 35,17 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 20,96 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7,06 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,71 per € miljoen BPIN |
2. Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als één persoon.
Voor het kalenderjaar 2023 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van De Nederlandsche Bank vallen, bedoeld in bijlage 2, onderdeel B, van dat besluit als volgt vastgesteld:
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
---|---|---|---|
Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta |
Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees. Omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten (PI) |
Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd. Voor de partijen geldt een maximumheffing van 10 procent van de omzet op jaarbasis met een minimum van € 2.000 (het basisbedrag) en een absoluut maximum van € 946.800. |
€ 2.000 in voorkomend geval vermeerderd met: |
> € 0 tot en met € 1 miljoen omzet |
€ 47,64 per € 1.000 omzet |
||
> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen omzet |
€ 33,35 per € 1.000 omzet |
||
> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen omzet |
€ 14,29 per € 1.000 omzet |
||
> € 50 miljoen omzet |
€ 5,72 per € 1.000 omzet |
||
Banken en kredietunies |
Voor banken (personen a,b,d,e,f): Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV): Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald. |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht |
€ 45.000 vermeerderd met: |
>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV |
€ 8.345 per € miljoen MTV |
||
>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3.594 per € miljoen MTV |
||
>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1.890 per € miljoen MTV |
||
>€ 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 551 per € miljoen MTV |
||
Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren |
Voor bewaarders (personen a): een vast bedrag. Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede beleggingsondernemingen (personen b, c en d): Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’ – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in de onderdelen a en b van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’; |
Type beleggingsdienst of -activiteit |
€ 4.125 in voorkomend geval vermeerderd met: |
Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
||
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4.800 |
||
Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4.800 |
||
Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0 |
||
Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7.500 |
||
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4.125 |
||
b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’. |
In combinatie met vermogen |
||
Balanstotaal (BT) € 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 15,20 per miljoen BT |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 9,58 per miljoen BT |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3,80 per miljoen BT |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,61 per miljoen BT |
||
Beheerd individueel vermogen (BV) |
|||
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 15,20 per miljoen BV |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 9,58 per miljoen BV |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3,80 per miljoen BV |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,61 per miljoen BV |
||
Vermogen waarover geadviseerd wordt: |
in voorkomend geval vermeerderd met: |
||
€ 0 tot en met € 1 miljard |
€ 1.375 |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
€ 2.750 |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
€ 5.500 |
||
> € 50 miljard |
€ 13.750 |
||
Honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
|||
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 15,20 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 9,58 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3,80 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,61 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen |
Bruto-provisie-inkomsten (PI) |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht: |
€ 8.250 in voorkomend geval vermeerderd met: |
Bij 2 toegestane betaaldiensten op basis vergunning |
€ 5.500 |
||
Bij 3 of meer toegestane betaaldiensten op basis vergunning |
€ 8.250 |
||
Personen met PI in het bereik van: |
|||
€ 0 tot en met € 1,1 miljoen |
€ 72,50 per € 1.000 |
||
> € 1,1 miljoen tot en met € 11 miljoen |
€ 31 per € 1.000 |
||
> € 11 miljoen tot en met € 55 miljoen |
€ 2,40 per € 1.000 |
||
> € 55 miljoen |
€ 0,25 per € 1.000 |
||
Betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 2:3e, eerste lid, Wft, waarop op grond van artikel 1a, derde lid, onderdeel b, Wwft de verplichting rust tot naleving van die wet |
€ 3.000 per bijkantoor € 500 per agent |
||
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht |
€ 3.300 |
||
Depositogarantiestelsel: banken |
Gegarandeerde deposito’s (GDs) |
€ 500 vermeerderd met: |
|
< 1 miljard GDs |
€ 19,43 per € 1.000.000 GDs |
||
1 tot en met 10 miljard GDs |
€ 15,54 per € 1.000.000 GDs |
||
> 10 miljard GDs |
€ 11,66 per € 1.000.000 GDs |
||
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen): Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor. De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV). |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
€ 64,55 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 9,68 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,58 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 100 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,65 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen): Technische voorziening pensioenverplichting (TV) |
€ 2.000 vermeerderd met: |
||
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV |
€ 64,55 per € miljoen TV |
||
>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 9,68 per € miljoen TV |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,58 per € miljoen TV |
||
>€ 100 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,65 per € miljoen TV |
||
Resolutie: banken en beleggingsondernemingen |
Total assets: Het totaal van activa op de balans zoals door banken en beleggingsondernemingen gerapporteerd aan De Nederlandsche Bank. |
€ 500 vermeerderd met: € 4,02 per € miljoen total assets |
|
Resolutie: verzekeraars |
Omvang technische voorziening (TV) |
€ 100 vermeerderd met: € 13,41 per € miljoen TV |
|
Trustkantoren |
Omzet |
Personen met een omzet in het bereik van: |
|
€ 0 tot en met € 0,1 miljoen |
€ 5.500 |
||
>€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen |
€ 16.500 |
||
>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen |
€ 34.000 |
||
>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen |
€ 62.000 |
||
>€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen |
€ 100.000 |
||
>€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen |
€ 149.000 |
||
>€ 5 miljoen tot en met € 20 miljoen |
€ 231.000 |
||
>€ 20 miljoen |
€ 292.000 |
||
Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen (BPI) |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>€ 0 |
€ 1.335 per € miljoen BPI |
||
Zorgverzekeraars |
Aantal verzekerden |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>0 verzekerden |
€ 0,09 per verzekerde |
De tabel in artikel 2:5 van de Regeling financiële markten BES 2012 wordt vervangen door de volgende tabel:
Aantal personen afhankelijk van het inkomen van de aanvrager (incl. aanvrager) |
Normbedrag (USD) |
Standaard woonlasten (USD) |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
Bonaire |
Statia |
Saba |
Bonaire |
Statia |
Saba |
|
1 volwassene |
789 |
819 |
799 |
124 |
129 |
126 |
1 volwassene, 1 kind |
1.026 |
1.064 |
1.039 |
161 |
167 |
163 |
2 volwassenen |
1.185 |
1.227 |
1.198 |
185 |
192 |
188 |
1 volwassene, 2 kinderen |
1.262 |
2.308 |
1.278 |
198 |
205 |
200 |
2 volwassenen, 1 kind |
1.421 |
1.473 |
1.438 |
223 |
231 |
226 |
3 volwassenen |
1.578 |
1.636 |
1.597 |
247 |
257 |
251 |
2 volwassenen, 2 kinderen |
1.657 |
1.718 |
1.677 |
261 |
270 |
264 |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Jaarlijks worden voor het desbetreffende kalenderjaar de bandbreedtes en tarieven vastgesteld voor de vergoeding van toezichtkosten door de financiële sector. Deze regeling stelt de bandbreedtes en tarieven voor het kalenderjaar 2023 vast. Hieronder wordt eerst de systematiek van de verdeling van de kosten van het toezicht op de financiële sector uitgelegd. Daarna wordt ingegaan op de verschillen in de kostenverdeling met de regeling voor het kalenderjaar 2022. Tot slot is kort aandacht voor een ander onderdeel van deze regeling, namelijk de reparatie van de normbedragen en woonlasten voor kredietverstrekkers in Caribisch Nederland.
De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) jaarlijks in rekening worden gebracht bij onder toezicht staande instellingen1 is geregeld in artikel 15 van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 (Wbft 2019) en nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 (Bbft 2019).
Eerst wordt het totaal te heffen bedrag berekend. Vervolgens worden de kosten verdeeld over de toezichtcategorieën. Als laatste worden de criteria voor de verdeling binnen een toezichtcategorie vastgesteld, bestaande uit bandbreedtes en tarieven.
Allereerst wordt vastgesteld welke bedragen in totaal in rekening worden gebracht voor het toezicht. De berekening van het jaarlijks door te berekenen bedrag is geregeld in artikel 15 van de Wbft 2019. Daaruit volgt dat de doorberekende kosten het geheel vormen van:
a. de begrote kosten voor 2023, verminderd met de opbrengsten van de eenmalige toezichthandelingen en de overheidsbijdrage voor het toezicht op de BES-eilanden;
b. het te verrekenen exploitatiesaldo over 2022;
c. met aftrek van de inzet van de heffingsreserve;
d. het in rekening te brengen gespreid exploitatiesaldo.
Sinds dit jaar beschikken de toezichthouders over twee stabiliteitsinstrumenten: de heffingsreserve en de spreiding van het exploitatiesaldo.2 De toezichthouders kunnen de heffingsreserve inzetten om grote fluctuaties in de doorberekende toezichtkosten als gevolg van incidentele situaties te dempen. De heffingsreserve kan ingezet worden ten bate van alle of specifieke toezichtcategorieën. Het bedrag dat in enig jaar uit de reserve wordt bekostigd, komt daarom in mindering van het door te berekenen bedrag. Ook kunnen de toezichthouders hun exploitatiesaldo over meerdere jaren spreiden. In dat geval wordt het in dat jaar in rekening te brengen gedeelte bij het te heffen bedrag opgeteld. De inzet van de stabiliteitsinstrumenten behoeft de goedkeuring van de ministers.3
De stabiliteitsinstrumenten kunnen ingezet worden bij aanzienlijke fluctuaties die ontstaan zijn door incidentele omstandigheden. Die kunnen bijvoorbeeld samenhangen met nieuwe wettelijke taken waarvoor de toezichthouders voorbereidingskosten moeten maken, terwijl de betreffende instellingen nog niet onder toezicht staan of nog geen profijt hebben van dit toezicht. Ook kunnen onvoorziene kostenfluctuaties ontstaan door de uittreding van grote instellingen of een groot aantal instellingen.
De berekening van de totaal door te berekenen toezichtkosten voor het doorlopend toezicht in het jaar 2023 is in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1 heeft betrekking op de totale toezichtkosten van de AFM en DNB.
AFM |
DNB (zbo) |
||||
---|---|---|---|---|---|
a. |
Voor doorberekening relevante begrote kosten |
118,0 |
237,9 |
||
Totaal begrote toezichtkosten |
125,7 |
242,4 |
|||
Begrote opbrengsten ter dekking eenmalige toezichthandelingen |
–7,1 |
–2,8 |
|||
Begrote kosten BES-toezicht |
–0,6 |
–1,8 |
|||
b. |
Te verrekenen exploitatiesaldo 2022 |
–1,3 |
–4,5 |
||
c. |
Inzet heffingsreserve |
0 |
0 |
||
d. |
In rekening te brengen gespreid exploitatiesaldo |
0 |
0 |
||
Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft |
116,7 |
233,4 |
Nadat de totaal te heffen bedragen zijn bepaald, worden zij voor de doorberekening door de AFM aan de hand van procentuele aandelen die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel A, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 toegerekend aan de daar opgenomen toezichtcategorieën. Bij DNB volgen de doorberekende bedragen per toezichtcategorie uit de zbo-begroting 2023.
Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel B, en 2, onderdeel B, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. De maatstaven worden in deze regeling nader ingedeeld in bandbreedtes. Voor elke bandbreedte geldt een tarief. Daarnaast geldt in de meeste gevallen een minimumtarief.
Bij het vaststellen van de minimumtarieven en de tarieven van de bandbreedtes worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a. bij het vaststellen van de minimumtarieven wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel;
b. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een minimumtarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) bandbreedtes waarbij de verschuldigde bedragen van het minimumtarief en de bandbreedte(s) die op de persoon onder toezicht van toepassing zijn bij elkaar worden opgeteld;
c. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.
Om de op te leggen heffing vast te stellen, bepaalt de toezichthouder in welke bandbreedte de betreffende onder toezicht staande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd. Dit komt in de regeling tot uitdrukking door de woorden ‘in voorkomend geval vermeerderd met’. Het aldus verschuldigde bedrag wordt meestal verhoogd met een vast minimumtarief.
In een aantal gevallen wordt van deze systematiek afgeweken, waarbij:
• de heffing gelijk is aan een vast tarief dat is vastgesteld voor de hoogste bandbreedte waarin de onder toezicht staande persoon valt. Dit is het geval voor de categorieën ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ en ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen’ van de AFM, en voor de categorie ‘Trustkantoren’ van DNB.
• de bandbreedte gekoppeld is aan twee maatstaven, waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt. Dit is het geval bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’, `Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit)’, ‘Beleggingsondernemingen voor eigen rekening’ en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ van de AFM.
• enkel een vast tarief geldt. Dit is het geval voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’, ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ en ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen’ van de AFM.
• de hoogte van de heffing op groepsniveau wordt vastgesteld. In de toezichtcategorieën ‘Banken en clearinginstellingen’ van de AFM en ‘Banken en kredietunies’ van DNB worden de heffingen bepaald aan de hand van de minimumomvang van het toetsingsvermogen, die DNB krachtens artikel 3:57 van de Wft vaststelt. Vanwege het geconsolideerd uitoefenen van het toezicht wordt deze maatstaf door DNB op geconsolideerde basis vastgesteld, waarbij de maatstafwaarden van zowel de (niet-vrijgestelde) moeder- als dochterondernemingen worden meegenomen. Dat betekent dat de toezichthouders allebei per groep van ondernemingen één heffing opleggen, die geldt als heffing voor de (niet-vrijgestelde) moeder- en dochterondernemingen.
Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de tarieven in 2022.
Bij beide toezichthouders stijgt het te heffen bedrag voor de pensioensector fors. Dit komt voor het grootste deel door een ophoging van het kostenkader in aanloop naar de Wet toekomst pensioenen. De toezichthouders maken in 2023 al kosten ter voorbereiding van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. De Tweede Kamer en de sector zijn eerder geïnformeerd over de ophoging van het kostenkader.4 Omdat de pensioentransitie een voorziene gebeurtenis is, kan de heffingsreserve niet worden ingezet om de kostenstijging te dempen. De gevolgen voor de verschillende soorten instellingen in de pensioensector worden hieronder toegelicht.
Het door te berekenen bedrag voor het doorlopend toezicht 2023 stijgt met 22% ten opzichte van 2022. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van de begroting met 13%. Deels is die stijging veroorzaakt door beleidsmatige ontwikkelingen, zoals de pensioentransitie en het integriteitstoezicht. Een ander gedeelte is veroorzaakt door loon- en prijsbijstelling. Daarnaast is het exploitatieresultaat over 2022 minder gunstig. Dat komt mede doordat de AFM ervoor gekozen heeft om de inkomsten uit boetes en dwangsommen aan de heffingsreserve toe te rekenen. Met de heffingsreserve kunnen disproportionele fluctuaties in de heffingen worden opgevangen.
Het door te berekenen bedrag is op basis van de vastgestelde procentuele aandelen verdeeld over de 16 toezichtcategorieën. Voor 2023 is de verdeling van de procentuele aandelen herzien. Als gevolg van de naar verwachting toenemende toezichtinspanningen op accountantsorganisaties en partijen in de pensioensector stijgen de begrote kosten voor die categorieën. Voor een toelichting op de aanpassing van de procentuele aandelen wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het betreffende besluit.5
Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de tarieven.
Het te heffen bedrag is met 30% gestegen. Deels komt dat door beleidsontwikkelingen, namelijk de intensivering van het toezicht op accountants die controles uitvoeren bij organisaties van openbaar belang (oob-toezicht) en de overheveling van het niet-oob-toezicht naar de AFM.6 De tarieven zijn met 24,3% gestegen.
Sinds vorig jaar gelden voor de handelsplatformen trapsgewijs oplopende vaste tarieven aan de hand van omzetklassen. Begin dit jaar is in het Bbft 2019 een nieuwe maatstaf opgenomen, die een indicatie geeft van het belang van een instelling voor de Nederlandse markten.7 In deze regeling wordt voor het eerst van die maatstaf gebruikgemaakt. Er wordt een nieuwe XL-trap geïntroduceerd, waarmee een onderscheid gemaakt wordt tussen de naar omzet grootste partijen. Omdat het toezicht op grote instellingen die vooral in Nederland actief zijn meer toezichtinspanning vergt van de AFM, wordt aan die instellingen een hoger tarief in rekening gebracht.
Het te heffen bedrag voor deze toezichtcategorie stijgt sterk (78%). Dit komt door de aanvullende toezichtcapaciteit voor de pensioentransitie, die aan het begin van deze paragraaf is toegelicht.
Ook in deze categorie stijgt het te heffen bedrag sterk als gevolg van de pensioentransitie (40%). Daarnaast zorgen dalende maatstafwaarden en consolidatieslagen in de populatie voor een sterke stijging van de tarieven (53%).
Hoewel het te heffen bedrag met 22% stijgt, dalen de tarieven met 15,6% vanwege een sterk gestegen populatie en maatstafwaarden.
De hoogte en totstandkoming van de doorberekende toezichtkosten is te vinden in tabel 2. Het totaal door te berekenen bedrag is gestegen met 12%. Deze stijging is te verklaren door intensiveringen en uitbreidingen in het toezicht, waaronder het pensioentoezicht, en de loon- en prijsbijstelling.8 Daarnaast is het exploitatiesaldo van 2022 minder gunstig dan het voorafgaande jaar.
Begroting |
Exploitatie-saldo 2022 |
Eenmalige handelingen |
Door te berekenen |
t.o.v. 2022 |
|
---|---|---|---|---|---|
Aanbieders virtuele valutadiensten |
3.904 |
–387 |
–260 |
3.257 |
–23% |
Banken |
98.720 |
–3.658 |
–640 |
94.422 |
+6% |
Beleggingsondernemingen en -instellingen |
9.164 |
–694 |
–230 |
8.239 |
+9% |
Betaalinstellingen |
11.828 |
–881 |
–740 |
10.207 |
+9% |
DGS: banken |
6.023 |
1.281 |
– |
7.304 |
+40% |
Pensioenfondsen |
40.892 |
925 |
–130 |
41.687 |
+42% |
Resolutie: banken |
9.132 |
885 |
– |
10.016 |
+7% |
Resolutie: verzekeraars |
6.759 |
–1.119 |
– |
5.641 |
0% |
Trustkantoren |
7.073 |
197 |
–125 |
7.145 |
18% |
Overige verzekeraars |
44.962 |
–536 |
–640 |
43.786 |
8% |
Zorgverzekeraars |
2.188 |
–536 |
– |
1.646 |
–32% |
Totaal |
240.646 |
–4.524 |
–2.765 |
233.351 |
+12% |
Hieronder worden de belangrijkste wijzigingen in de tarieven toegelicht.
Het te heffen bedrag in de cryptosector is met € 1 mln. (23%) afgenomen. De omzetten in de sector zijn echter sterk gedaald. Daarom zijn de omzetafhankelijke tarieven gestegen. Om de kleinere crypto-instellingen te ontzien, is ervoor gekozen om het basisbedrag van € 2.000 te handhaven en de variabele tarieven minder degressief te maken. Het tarief in de laagste schijf is met 22,5% gestegen, oplopend tot 47% in de hoogste schijf. Om de allerkleinste instellingen tegemoet te komen geldt bovendien een maximale heffing van 10% van de omzet. Dit maximum wordt bereikt bij een omzet van minder dan ca. € 38.500. Ook kent deze toezichtcategorie een maximale heffing van € 946.800. Op dit bedrag is een loon- en prijscorrectie toegepast ten opzichte van vorig jaar.
Het basisbedrag, dat al jaren vaststond op € 35.000, is verhoogd naar € 45.000. Deze verhoging komt grofweg overeen met de stijging van de consumentenprijsindex van de afgelopen 10 jaar. De variabele tarieven zijn zeer minimaal verhoogd (ca. 0,15%). De verhogingen zijn nodig omdat het te heffen bedrag dat 6% hoger ligt, vanwege een gestegen begroting en een minder gunstig exploitatieresultaat.
Het te heffen bedrag bij de betaalinstellingen is met ca. 9% toegenomen, vanwege een gestegen begroting en minder gunstig exploitatieresultaat. Het basisbedrag is daarom verhoogd met 10%. De grenzen van de schijven (bandbreedtes) zijn gecorrigeerd voor inflatie, door ze met 10% te verhogen. De beperkte overgebleven financiële ruimte is benut om het tarief in de eerste schijf enigszins te matigen (van 7,5% naar 7,25%).
Ook wordt in 2023 voor het eerst gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een heffing in rekening te brengen voor toezicht uit hoofde van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) bij bijkantoren en agenten van buitenlandse betaaldienstverleners. Die tarieven zijn vastgesteld op € 500 per agent en € 3.000 per bijkantoor.
Het door te berekenen bedrag neemt met 40% toe. Dit komt door een gestegen begroting, maar vooral door een minder gunstig exploitatieresultaat. De variabele tarieven worden daarom met ca. 39% verhoogd. Ten opzichte van de tarieven van de afgelopen 3 jaar daalt het tarief echter met 10%.
Het te heffen bedrag voor de pensioenfondsen neemt fors toe, met € 12,4 mln (42%). Dit komt voor het grootste deel door de aanvullende toezichtcapaciteit voor de pensioentransitie, die aan het begin van deze paragraaf is toegelicht. Om de kostenstijging op te vangen, worden de variabele tarieven met 59% verhoogd. De tarieven stijgen harder dan de kosten omdat het eigen vermogen van de pensioenfondsen sterk is gestegen, waardoor de totale maatstafwaarde afneemt. Het basistarief blijft € 2.000.
Vanwege een hogere begroting is het te heffen bedrag voor het toezicht op trustkantoren met € 1,1 mln (18%) toegenomen. Tegelijkertijd is sprake van een dalende populatie. De heffingen voor trustkantoren werken met getrapte vaste tarieven. De tarieven zijn verhoogd en minder degressief gemaakt. De tarieven stijgen tussen de 10% (laagste trap) en 38% (hoogste trap) ten opzichte van 2022. Hierbij is rekening gehouden met de draagkracht van kleine partijen.
De begroting voor zorgverzekeraars is € 0,8 mln. lager dan vorig jaar. Vooral daardoor neemt het te heffen bedrag met 32% af. Het variabele tarief per verzekerde kan dalen van € 0,14 naar € 0,09.
Op 1 mei 2023 zijn de normbedragen en woonlasten in de Regeling financiële markten BES 2012 aangepast.9 Door middel van deze jaarlijkse wijziging wordt de wijziging van de consumentenprijsindex, vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, verwerkt in de bedragen die kredietverstrekkers moeten hanteren in hun rekenmodellen. In de wijziging van 1 mei 2023 is voor Sint Eustatius een verkeerde berekening gehanteerd. Die wordt met deze regeling hersteld.
De nieuwe tarieven hebben financiële gevolgen voor de ondertoezichtstaande personen die op basis van deze regeling een heffing verschuldigd zijn. De gevolgen zijn afhankelijk van de categorie waartoe een persoon behoort. Hierboven is reeds ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de tarieven ten opzichte van 2022. De regeling is beperkt tot het vaststellen van tarieven en heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of de Rijksbegroting.
De regeling treedt de dag na publicatie in werking. Op basis van de regeling zullen de AFM en DNB vervolgens facturen sturen aan de instellingen die bij hen onder toezicht staan. Artikel 4 treedt in werking op 1 juli 2023, zodat de sectorpartijen de gewijzigde bedragen in hun systemen kunnen verwerken op een vooraf vastgesteld moment.
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
In overeenstemming met de in de Wet bekostiging financieel toezicht gehanteerde begrippen wordt hierna gesproken van 'personen'.
Zie ook de toelichting bij de Wijzigingswet financiële markten 2022, Kamerstukken II 2021/22, 35 950, nr. 3.
Besluit van 14 februari 2023 tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met de invoering van een heffingsreserve en een nieuwe maatstaf voor handelsplatformen, alsmede uitbreiding van het accountancy- en pensioentoezicht (Stb. 2023, 80).
Zie Kamerstukken II 2020/21, 33 957, nr. 34; Kamerstukken II 2021/22, 32 043, nr. 587; https://www.dnb.nl/media/usqfyhcg/zbo-begroting-2023.pdf.
Regeling van de Minister van Financiën van 25 april 2023, Nr. 0000077363, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Regeling financiële markten BES 2012 in verband met de jaarlijkse indexering van de normbedragen voor de kredietwaardigheidstoets (Stcrt. 2023, 12937).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-16023.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.