Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 mei 2023, nr. 2023-0000219084, tot vaststelling grenzen bandbreedte uurloon jeugd-LIV 2023

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3.3, derde lid, van de Wet tegemoetkomingen loondomein;

Besluit:

Artikel 1

Voor het kalenderjaar 2023 zijn de bedragen van de ondergrens en bovengrens naar leeftijd voor de bepaling van de bandbreedtes, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet tegemoetkomingen loondomein, vastgesteld op de volgende bedragen:

Leeftijd bereikt op 31-12-2022

ondergrens

bovengrens

20 jaar

€ 9,79

€ 12,04

19 jaar

€ 7,34

€ 10,89

18 jaar

€ 6,12

€ 8,17

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 mei 2023

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

Een werkgever kan in aanmerking komen voor de tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Deze tegemoetkoming wordt aangeduid als het minimumjeugdloon voordeel (jeugd-LIV). De werknemer verdient een gemiddeld uurloon waarvoor per leeftijdscategorie een bandbreedte geldt. Het gemiddelde uurloon dient gelijk te zijn aan of hoger te zijn dan de ondergrens. Daarnaast dient het gemiddelde uurloon lager te zijn dan de bovengrens. Als het gemiddelde uurloon gelijk is aan de bovengrens, is er dus geen recht op het jeugd-LIV.

De bandbreedtes van het gemiddelde uurloon per leeftijdscategorie genoemd in artikel 3.3 van de Wet tegemoetkomingen loondomein worden jaarlijks vastgesteld in verband met de indexering van het minimumjeugdloon. Omdat de bedragen van het minimumloon per 1 januari en per 1 juli worden geïndexeerd, worden de bedragen van deze onder- en bovengrens van het gemiddelde uurloon per kalenderjaar afgeleid van het gemiddelde van het minimumuurloon per 1 januari en per 1 juli. Op grond van artikel 3.3, derde lid, van de Wtl wordt de uitkomst van deze berekening per kalenderjaar bij het begin van de maand juli (als de bedragen voor het minimumloon die gelden bekend zijn) bij ministeriële regeling vastgesteld. Voor het kalenderjaar 2023 voorziet deze regeling daarin.1 In deze regeling worden per leeftijdscategorie de bedragen voor de onder- en bovengrens vastgesteld afgeleid van het gemiddelde van het bij die leeftijd behorende minimumuurloon op grond van de jaarbedragen voor het minimumloon en vakantiebijslag per 1 januari 2023 en per 1 juli 2023.

Het gemiddelde uurloon dat uiteindelijk in aanmerking wordt genomen, wordt vastgesteld door het jaarloon te delen door het aantal verloonde uren. Voor de vaststelling van de bandbreedte geldt als ondergrens het bij die leeftijd behorende minimumuurloon inclusief vakantiebijslag, behorend bij een normale arbeidsduur van 40 uren per week. De bovengrens is gelijk aan het minimumuurloon inclusief vakantiebijslag van de leeftijdscategorie hoger, behorend bij een normale arbeidsduur van 36 uren per week.

Voor de 20-jarigen wordt bij de bovengrens uitgegaan van het bedrag van de ondergrens van het lage-inkomensvoordeel (LIV) om te voorkomen dat de doelgroepen van het jeugd-LIV en het LIV elkaar overlappen.

Deze regeling is tot stand gekomen na overleg met de Staatssecretaris van Financiën.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Zie Stcrt. 2022, 14445 voor de bedragen van de onder- en bovengrens naar leeftijd voor de bepaling van de bandbreedtes voor het kalenderjaar 2022.

Naar boven