Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 23 mei 2023, nr. IENW/BSK-2023/132812, tot wijziging van het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat 2013 in verband met implementatie van richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PbEU 2008, L 319) alsmede richtlijn (EU) 2019/1936 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2019 tot wijziging van richtlijn 2008/96/EG betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PbEU 2019, L 305)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 3, onderdeel b, van het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat 2013 komt als volgt te luiden:

  • b. de uitvoering van beleid met betrekking tot milieu, leefomgeving, mobiliteit, verkeersveiligheidsaudits en verkeersveiligheidsinspecties voor zover dit niet bij of krachtens de wet aan anderen is opgedragen of gemandateerd;

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit verkeersveiligheid weginfrastructuur in werking treedt.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Onderhavig besluit wijzigt het Instellingsbesluit van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat 2013. Aanleiding voor de wijziging is de herimplementatie van de richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PbEU 2008, L 319; hierna: de richtlijn) en de recente wijziging van die richtlijn door richtlijn (EU) 2019/1936 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2019 tot wijziging van richtlijn 2008/96/EG betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PbEU 2019, L 305).

De richtlijn bevat regels over de verkeersveiligheid van weginfrastructuur. De richtlijn schrijft voor dat beheerders van een weg bij het ontwerp, de aanleg en in de gebruiksfase ervan in de richtlijn beschreven procedures uitvoeren ten behoeve van de verkeersveiligheid.

Oorspronkelijk was de richtlijn slechts van toepassing op Trans-Europees Transportnetwerk van de Europese Unie (de zogenoemde ‘TEN-T wegen’). Dit zijn wegen die in beheer zijn van het Rijk. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) – in de praktijk Rijkswaterstaat (RWS) – is verantwoordelijk voor de kwaliteit en het onderhoud van deze wegen.

In 2008 is bij de implementatie van de richtlijn ervoor gekozen om een kwaliteitsorgaan binnen RWS in te stellen dat verantwoordelijk is voor het kwaliteitsbeheer van verkeersveiligheidsaudits. De verkeersveiligheidsaudit is één van de procedures waarin de richtlijn voorziet. De richtlijn stelt eisen aan de kennis en ervaring van degenen (verkeersveiligheidsauditors) die die deze procedure uitvoeren.

In 2019 is de richtlijn gewijzigd. Met deze wijziging heeft de richtlijn een breder toepassingsbereik gekregen, waardoor de richtlijn nu ook van toepassing is op andere wegen dan wegen die in beheer zijn bij het Rijk. Daarnaast is aan de richtlijn een procedure toegevoegd die de beheerder van de weg moet uitvoeren. Ook hiervoor geldt dat de richtlijn eisen stelt aan de kennis en ervaring van degenen (bijzondere verkeersveiligheidsinspecteurs) die deze procedure uitvoeren.

De (gewijzigde) richtlijn is geïmplementeerd middels een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede door invoering van het Besluit verkeersveiligheid weginfrastructuur (hierna: het Bvw) en de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties verkeersveiligheidsauditors en bijzondere verkeersveiligheidsinspecteurs (hierna: de Regeling).

Bij de implementatie van de gewijzigde richtlijn is ervoor gekozen om de taken met betrekking tot de opleiding, examinering en certificering van auditors, de examinering en certificering van bijzondere verkeersveiligheidsinspecteurs alsook de erkenning van door migrerende beroepsbeoefenaren elders in de EU verkregen beroepskwalificaties voor deze beroepen in Nederland en de voor die erkenning te doorlopen aanpassingsstage of het afleggen van een proeve van bekwaamheid bij de Minister neer te leggen.1

Deze specifieke taken vallen buiten de taken waarmee RWS tot nu op grond van het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat 2013 was belast. Omdat het wenselijk is dat RWS deze taken uitvoert, belast onderhavig besluit RWS met de uitvoering van het beleid met betrekking tot verkeersveiligheidsaudits en verkeersveiligheidsinspecties voor zover dit niet bij of krachtens de wet aan anderen is opgedragen of gemandateerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Zie de artikelen 6, 7 en 11 van het Bvw en de artikelen 2 tot en met 6 van de Regeling.

Naar boven