Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 mei 2023, kenmerk 3594862-1048050-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslag en bedragen in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 juli 2023

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 januari 2023, worden met ingang van 1 juli 2023 verhoogd met 3,13%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 juli 2023 vastgesteld als volgt:

A

B

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 juli 2023

van

tot en met

 

1.225,21

1.356,79

32.962,44 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioen-grondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

23,1132

260,00

1.404,45

1.446,64

23,1490

260,00

1.446,65

2.021,13

23,2100

260,00

2.021,14

2.066,96

23,2335

260,00

2.066,97

2.113,24

23,2357

260,00

2.113,25

2.158,62

23,2373

260,00

2.158,63

2.204,45

23,2403

260,00

2.204,46

2.248,92

23,2426

260,00

2.248,93

2.294,76

23,2447

260,00

2.294,77

2.385,51

23,2473

260,00

2.385,52

2.485,34

23,2525

260,00

2.485,35

2.583,36

23,2565

260,00

2.583,37

2.678,65

23,2615

260,00

2.678,66

2.679,11

23,3048

260,00

2.679,12

2.726,30

23,3093

260,00

2.726,31

2.773,49

23,3119

260,00

2.773,50

2.820,23

23,3190

260,00

2.820,24

2.867,88

23,3209

260,00

2.867,89

2.914,62

23,3288

260,00

2.914,63

2.961,36

23,3313

260,00

2.961,37

2.961,81

23,3322

260,00

2.961,82

3.004,92

23,3368

261,00

3.004,93

3.048,94

23,3384

261,00

3.048,95

3.092,96

23,3439

261,00

3.092,97

3.136,07

23,3451

261,00

3.136,08

3.136,52

23,3501

261,00

3.136,53

3.180,08

23,3515

261,00

3.180,09

3.223,19

23,3525

261,00

3.223,20

3.223,64

23,3572

261,00

3.223,65

3.267,21

23,3584

261,00

3.267,22

3.310,32

23,3593

261,00

3.310,33

3.353,88

23,3667

261,00

3.353,89

3.397,44

23,3814

261,00

3.397,45

3.441,01

23,3851

261,00

3.441,02

3.484,57

23,3867

261,00

3.484,58

3.528,13

23,3931

261,00

3.528,14

3.571,69

23,3941

261,00

3.571,70

3.615,26

23,4012

261,00

3.615,27

3.658,82

23,4027

261,00

3.658,83

3.659,27

23,4042

261,00

3.659,28

3.713,73

23,4085

261,00

3.713,74

3.768,18

23,4099

261,00

3.768,19

3.822,63

23,4169

261,00

3.822,64

3.823,09

23,4368

261,00

3.823,10

3.877,54

23,4388

261,00

3.877,55

3.932,00

23,4433

261,00

3.932,01

3.986,45

23,4453

261,00

3.986,46

4.040,90

23,4517

261,00

4.040,91

4.084,02

23,4540

261,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 januari 2023, worden met ingang van 1 juli 2023 verhoogd met 3,13%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 juli 2023 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in de aanhef, op € 32.966,41

  • b. de overige bedragen op achtereenvolgens:

    € 68.769,57;

    € 42.468,57;

    € 22.349,50;

    € 22.685,70;

    € 22.410,91;

    € 44.680,91.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 januari 2023, worden met ingang van 1 juli 2023 verhoogd met 3,13%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 juli 2023 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.746,87;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 5.702,52;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 3.726,36;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 3.467,35.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 januari 2023, worden met ingang van 1 juli 2023 verhoogd met 3,13%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 juli 2023 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.746,87;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 5.702,52.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd van de indexering van het wettelijk minimumloon.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 april 2023, nr. 2023-0000203905, (Stcrt. 2023, 12023) wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 juli 2023 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 3,13%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 juli 2023 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld. Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgestelde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Alleen dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen.

Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

Het in het kader van de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Naar boven