Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 mei 2023, nr. WJZ/ 22429172, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de verruiming van subsidiemodule borgstelling MKB-landbouwkredieten vanwege de gascrisis door de oorlog in Oekraïne

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1. wordt op alfabetische volgorde ingevoegd:

tijdelijk crisiskader:

Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 426);.

B

Artikel 1.8. wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het negende lid tot het tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 9. Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatsteun bevat die wordt gerechtvaardigd door het tijdelijk crisiskader, maakt de minister na de datum van subsidieverlening de gegevens bekend, bedoeld in paragraaf 3, onderdeel 54, van het tijdelijk crisiskader.

2. In het tiende lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het eerste tot en met zevende lid’ vervangen door ‘bedoeld in het eerste tot en met negende lid’.

C

Artikel 2.2.38. komt te luiden:

Artikel 2.2.38. Vervaltermijn

Deze titel en bijlagen 2.2.1 tot en met 2.2.3 vervallen met ingang van 20 mei 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

D

Artikel 2.3.9. komt te luiden:

Artikel 2.3.9. Vervaltermijn

Deze titel en bijlage 2.3.1 vervallen met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

E

Aan artikel 2.5.4., tweede lid, wordt toegevoegd: ‘De vorige volzin is niet van toepassing indien de overeenkomst van borgtocht een landbouwborgstellingskrediet betreft als bedoeld in artikel 6a van het model borgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 2.5.1.’.

F

Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt in artikel 2.5.6. een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De maximumbedragen in het tweede lid, onderdelen a en b, kunnen worden verhoogd met maximaal € 300.000,– indien het een landbouwborgstellingskrediet betreft als bedoeld in de artikelen 6 of 6a van het model borgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 2.5.1.

G

Artikel 2.5.9. wordt als volgt gewijzigd.

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt de subsidie in de vorm van de borgstelling, bedoeld in artikel 6a van het model landbouwborgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 2.5.1, gerechtvaardigd door staatssteunmaatregel SA.106250 (2023/N) en paragraaf 2.2. van het tijdelijk crisiskader.

H

Bijlage 2.5.1 behorende bij artikel 2.5.7 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 1, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van de begripsbepaling van vermogensversterkend krediet door een puntkomma, de volgende definitie toegevoegd:

werkkapitaal:

kapitaal ter dekking van uitgaven die moeten worden gedaan om de lopende bedrijfsvoering van de landbouwonderneming doorgang te doen vinden.

2. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de onderdelen d, h, i, j en l, wordt ‘artikel 6’ telkens vervangen door ‘de artikelen 6 of 6a’.

b. In onderdeel l wordt ‘de MKB-landbouwondernemer of de MKB-visserij- of aquacultuurondernemer’ vervangen door ‘de MKB-landbouwondernemer’ en wordt ‘landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’ telkens vervangen door ‘landbouwborgstellingskrediet’.

3. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt na ‘algemene groepsvrijstellingsverordening’ ingevoegd: ‘, met dien verstande dat bij een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 6a, de MKB-landbouwondernemer vanaf 1 januari 2022 een onderneming in moeilijkheden in stand mag houden’.

b. In het tweede lid, wordt ‘artikel 6’ vervangen door ‘de artikelen 6 of 6a’.

4. Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a. Criteria kredietovereenkomst: tijdelijk werkkapitaal in verband met de hoge energieprijzen

  • 1. In afwijking van artikel 5 verleent de Staat uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet voor tijdelijk werkkapitaal in verband met de hoge energieprijzen voor glastuinbouwbedrijven die de volgende stukken overleggen:

    • a. een reëel liquiditeitsplan; en

    • b. een reëel stappenplan voor een energietransitie naar fossielvrije energievoorziening.

  • 2. Het landbouwborgstellingskrediet, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan:

    • a. 15% van de gemiddelde jaaromzet van de landbouwondernemer over de laatste drie afgesloten boekhoudkundige perioden; of

    • b. 50% van de energiekosten over de twaalf maanden vóór de maand waarin het landbouwborgstellingskrediet is verleend.

  • 3. In het stappenplan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is het volgende opgenomen:

    • a. het huidige teeltplan, het energieverbruik en de energiebronnen;

    • b. een reëel ontwikkelingsplan om op termijn gebruik te maken van fossielvrije energiebronnen dat aansluit op de gebiedsmogelijkheden;

    • c. welke energiebesparende maatregelen er worden doorgevoerd om te voldoen aan artikel 2.15, eerste lid, onderdeel a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

    • d. een verklaring van de MKB-landbouwondernemer dat maatregelen, bedoeld in onderdeel c, op zo kort mogelijke termijn genomen zullen worden.

  • 4. De Staat verleent slechts een landbouwborgstellingskrediet als bedoeld in het eerste lid indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. de kredietovereenkomst heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s op de Staat;

    • b. de MKB-landbouwondernemer is geen kleinverbruiker is als bedoeld in artikel 1.1. van de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023.

  • 5. De Staat verleent tevens slechts een landbouwborgstellingskrediet ten behoeve van een MKB-landbouwondernemer die de beschikking heeft over een warmtekrachtkoppeling indien hij:

    • a. in 2022 niet meer dan dertig procent van zijn omzet heeft behaald uit de verkoop van elektriciteit; en

    • b. in de jaren 2022 en 2023 tot het moment van aanvragen van de kredietovereenkomst over de inkoop en verkoop van energie een gemiddeld hoger positief bedrijfsresultaat per jaar heeft behaald ten opzichte van de jaren 2019, 2020 en 2021.

5. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Financier meldt het krediet of het deel van het krediet dat uit hoofde van de kredietovereenkomst aan de MKB-landbouwondernemer zal worden verstrekt.

b. In tweede lid, wordt ‘de in artikel 7b opgenomen criteria’ vervangen door ‘de in de artikelen 6a en 7b opgenomen criteria’.

6. In artikel 9, onderdeel d, wordt ‘landbouwborgstellingskredieten en betreffen’ vervangen door ‘landbouwborgstellingskredieten betreffen’ en wordt ‘de criteria van artikel 6’ vervangen door ‘de criteria van de artikelen 6 of 6a’.

7. Aan artikel 11, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘een starter of overnemer is’ ingevoegd: ‘met uitzondering van kredietovereenkomsten die voldoen aan de criteria van artikel 6a’.

8. In artikel 14, lid 5a en zesde lid, onderdeel c, wordt ‘de criteria van artikel 6’ telkens vervangen door ‘de criteria van de artikelen 6 of 6a’.

9. Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste en tweede lid wordt ‘landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’ telkens vervangen door ‘landbouwborgstellingskrediet’.

b. In het tweede lid wordt ‘MKB-landbouwondernemer of MKB-visserij- of aquacultuurondernemer’ vervangen door ‘MKB-landbouwondernemer’.

10. In artikel 17, tweede lid, wordt ‘de criteria van artikel 6’ vervangen door: ‘de criteria van de artikelen 6 of 6a’.

I

Bijlage 2.6.1. vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 mei 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I Algemeen

1. Aanleiding en doel

Met deze regeling wordt de subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten (hierna: BL) in titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) gewijzigd. Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de vervalbepalingen in twee andere modules van voornoemde regeling te verbeteren. Ten slotte vervalt bijlage 2.6.1. omdat de daarbij behorende titel 2.6 al eerder is vervallen.

De wijziging van de BL houdt verband met liquiditeitssteun aan glastuinbouwbedrijven die getroffen zijn of worden door hoge energieprijzen als gevolg van de Russische agressie tegen Oekraïne. Deze steun sluit aan op de Regeling tegemoetkoming energiekosten (hierna: TEK) en de mogelijkheid die niet-agrarische MKB-bedrijven hebben om indien nodig met borgstelling een overbruggingskrediet te krijgen dat hen extra tijd geeft om in de huidige snel wisselende omstandigheden hun bedrijfsvoering en vermarkting te kunnen aanpassen om de bedrijfscontinuïteit te borgen. In de reguliere BL en de BL-Plus is het slechts mogelijk om borgstelling te krijgen voor krediet dat strekt tot financiering van investeringen.

Glastuinbouwbedrijven kunnen in liquiditeitsproblemen komen als gevolg van de zeer snel gestegen kosten van energie. Dit speelt bij bedrijven in diverse sectoren met een aanzienlijke energiekostenpost en binnen de agrosectoren het sterkst in de glastuinbouwsector. In de markt voor agrarische producten kan de prijsstijging van energie niet direct doorberekend worden in de verkoopprijzen van de producten. Bij de naar verwachting hoog blijvende energieprijzen zal in de loop van ongeveer twee jaar een nieuw evenwicht in de markt ontstaan tussen kost- en opbrengstprijzen. Die periode moeten bedrijven kunnen overbruggen met voldoende liquiditeit om de lopende rekeningen te kunnen betalen. Banken – en andere financiers – kunnen bedrijven daarbij helpen door verstrekking van een overbruggingskrediet of een ophoging van het rekening-courantkrediet (RC-krediet). Ook opschorting van aflossingen van bestaande kredietlijnen is een mogelijkheid die financiers zelf kunnen treffen.

Het kabinet ondersteunt de energie-intensieve MKB-bedrijven met de TEK. Het wordt voorzien dat deze maatregel voor glastuinbouwbedrijven wel een steun betekent, maar dat deze niet toereikend is om de stabilisatie-periode te kunnen overbruggen. Met deze wijzing van titel 2.5 van de RNES krijgen alle glastuinbouwbedrijven, net als niet-agrarische MKB-bedrijven via de Borgstelling MKB-kredieten (titel 3.11 van de RNES), de mogelijkheid om aanvullend werkkapitaal ter overbrugging aan te trekken. Hiermee wordt beoogd om de voedings- en sierteeltsector onder glas, die een belangrijk onderdeel is van de topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, in Nederland door deze moeilijke periode heen in stand te houden. Deze borgstellingsregeling is vanuit die optiek bedoeld voor de bedrijven die een helder perspectief hebben met betrekking tot de voor deze sector noodzakelijke energietransitie. Voor bedrijven in andere agrarische sectoren is geen noodzaak voor een borgstellingskrediet in verband met deze problematiek.

Deze tijdelijke borgstellingsmogelijkheid voor werkkapitaal kan benut worden door glastuinbouwbedrijven om een overbruggingskrediet of verhoging RC-krediet met een maximale looptijd van vier jaar te verkrijgen bij een financier. Dit zorgt voor meer financiële armslag voor de bedrijven om aan hun dagelijkse betaalverplichtingen te kunnen blijven voldoen. Tevens is het belangrijk dat deze bedrijven in staat zijn door te ontwikkelen en investeringen te doen die nodig zijn voor de in deze sector noodzakelijke energiebesparing en -transitie. Investeringen die op korte termijn kunnen worden terugverdiend helpen om het liquiditeitstekort te beperken. Zonder de mogelijkheid voor een overbruggingskrediet wordt voorzien dat deze bedrijven hiertoe niet in staat zijn.

2. Inhoud van de regeling

De bovengenoemde wijziging vindt plaats door titel 2.5 van de RNES en de bij die subsidiemodule behorende modelovereenkomst (bijlage 2.5.1) op enkele onderdelen te wijzigen. De kern van deze tijdelijke borgstellingsmogelijkheid wordt gevormd door het kwalificeren van de financiering die als landbouwborgstellingskrediet kan worden verstrekt: een krediet met een maximale looptijd van vier jaar, waarvan de eerste twee jaar aflossingsvrij, vanwege liquiditeitsbehoefte als gevolg van de hoge energieprijzen. Normaliter dient tegelijkertijd met een landbouwborgstellingskrediet een financieringsfaciliteit te worden verstrekt door de financier waarvoor de Staat niet borg of garant staat. Deze eis vervalt voor deze tijdelijke borgstellingsmogelijkheid, wat als effect heeft dat de Staat voor deze vorm van financiering borg staat voor 70% van het kredietbedrag.

Het nieuwe artikel 6a van de modelovereenkomst bevat de specifieke voorwaarden die gelden voor deze borgstelling om ervoor te zorgen dat de energietransitie in de glastuinbouw doorgang blijft vinden. Ten eerste moet het betreffende glastuinbouwbedrijf een transitieplan overleggen waarin wordt aangegeven hoe de bedrijfsvoering zal worden veranderd om ervoor te zorgen dat deze op termijn fossielvrij wordt. Wat voor een bedrijf een reëel perspectief is verschilt van gebied tot gebied. In het ene gebied is bijvoorbeeld geothermie gebruiken een mogelijkheid, in het andere niet. De mogelijkheden voor een collectief warmtenet en voeding met restwarmte zijn ook per gebied heel verschillend. Het transitieplan moet ook laten zien dat de mogelijkheden die er zijn om energie te besparen – en het liquiditeitstekort dus kleiner te houden – in het bedrijf optimaal (zullen) worden benut.

Verder is rekening gehouden met de omstandigheid dat een MKB-glastuinbouwondernemer mogelijk door al lopende landbouwborgstellingskredieten geen of minder landbouwborgstellingskrediet voor de hiervoor genoemde kortlopende kredieten voor liquiditeit of werkkapitaal zou kunnen krijgen. De regeling voorziet in een verruiming van de toegestane cumulatie van reeds verstrekte landbouwborgstellingskredieten met maximaal € 300.000,– voor deze borgstelling en de borgstelling voor coronakrediet (artikel 6 van de modelovereenkomst) samen. Die verruiming heeft uitsluitend betrekking op landbouwborgstelling voor deze overbruggingskredieten. Zo is er voor bedrijven die de borgstellingsruimte voor investeringskredieten al (grotendeels) gebruiken in elk geval € 300.000,– borgstellingsruimte voor overbruggingskredieten.

Gelet op de aard van de problematiek en de vorm en duur van de gewenste financiering is er nog een versoepeling ten opzichte van de voorwaarden voor een regulier landbouwborgstellingskrediet zoals opgenomen in artikel 3 van de modelovereenkomst. De verplichting aan de banken om een persoonlijke borgstelling te vragen voor het krediet is verlaagd van 25% naar 10%.

Artikel 14 van de modelovereenkomst bevat het regime voor de berekening van de omvang en de duur van de landbouwborgstelling. Artikel 14, eerste lid, bevat het reguliere regime, waarbij voor de berekening van de omvang van de borgstelling het landbouwborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal wordt verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het landbouwborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt. Artikel 14, vierde lid, regelt dat het eerste kalenderkwartaal van aflossing aanvangt op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten. Met deze regeling tot tijdelijke verruiming geldt een afwijkend regime waarbij grotendeels is aangesloten bij het afwijkende regime voor de borgstelling voor coronakredieten.

In de eerste plaats is de duur van dit landbouwborgstellingskrediet niet zes jaar, maar vier jaar. Uiterlijk na verloop van deze periode moet het landbouwborgstellingskrediet zijn afgelost. Dat kan op twee manieren. In de eerste plaats kan dat door het landbouwborgstellingskrediet na verloop van ieder kwartaal te verminderen met een vast bedrag, zodat het na verloop van 4 jaar nihil bedraagt en dus is afgelost. In de tweede plaats kan eerst na verloop van maximaal 2 jaar het krediet worden verminderd met een vast bedrag per kwartaal zodat het na afloop van het 4e jaar nihil bedraagt en is afgelost. Het is binnen deze ruimte aan de financier om te bepalen in welk kwartaal met de aflossing moet worden begonnen. Daartoe bestaat de vrijheid. Hoe later wordt begonnen met aflossen, hoe hoger het vaste bedrag zal zijn. Maar indien nodig kan in de eerste twee jaar de liquiditeitsruimte voor het bedrijf zo groot mogelijk gehouden worden.

Ten slotte wordt in deze regeling een aantal wijzigingen doorgevoerd om omissies in de borgstellingsregeling landbouwkredieten te herstellen. Het betreft onder andere het toevoegen van de borgstellingsmodule corona aan artikel 2.5.6. Deze module staat overigens momenteel niet open.

3. Staatssteun

De subsidie die wordt verstrekt met de BL houdt staatssteun in. De staatssteun wordt gerechtvaardigd door goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie SA.1062650 (2023/N). De Commissie heeft deze subsidiemodule beoordeeld in het licht van het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 426), sectie 2.2.

4. Regeldruk

Voor de agrarische ondernemer

De regeldruk voor agrarische ondernemers wordt in essentie niet anders dan bij borgstelling voor investeringskredieten. De onderhavige module biedt aan bedrijven een te gebruiken oplossing voor het liquiditeitsprobleem doordat aanpassen aan de nieuwe energieprijs-omstandigheden tijd kost. De ondernemer zal afspraken moeten maken met de financier over het afsluiten van een krediet en daarbij moeten aangeven dat hij in liquiditeitsproblemen is gekomen door de hoge energieprijzen. Zoals bij de normale (borgstellings-)kredieten voor investeringen hoort bij deze borgstelling een bedrijfsplan, dat voor dit borgstellingskrediet moet bestaan uit een energiebesparings- en transitieplan en een liquiditeitsplan voor de korte termijn.

Voor de financiers

Ook voor de financiers is de regeldruk binnen deze regeling nagenoeg onveranderd ten opzichte van de borgstelling voor investeringskredieten. De per 1 januari 2017 gekozen uitvoeringssystematiek is conform de systematiek die wordt gehanteerd bij de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO.nl) van titel 3.11 Borgstelling MKB-kredieten van de RNES. Voor zover het verstrekken van dit krediet meer werk vraagt van een financier, is dat inherent aan dat product van de financier: het toetsen van de liquiditeitsbehoefte van het bedrijf. Daarnaast moet de bank erop toezien dat er een reëel energietransitieplan voor het bedrijf in het dossier zit. De bank kan hierop een ‘voortoets’ aanvragen bij de RVO.

5. Inwerkingtreding

De publicatie van deze regeling was eerder beoogd, om nog in de winter 2022–2023 een rol te kunnen spelen voor de sector glastuinbouw. De staatssteungoedkeuring door de Europese Commissie vergde echter meer tijd dan verwacht toen het kabinet op 18 december 2022 tot deze regeling besloot1. Een openstelling voor de winter van 2023–2024 kan nog wel nodig zijn, omdat de agressie van Rusland tegen Oekraïne nog voortduurt en de energiemarkt nog onzeker is. Daarom wordt de regeling nu gepubliceerd en treedt deze in werking per 1 juli 2023. Dit stelt de banken in de gelegenheid om de formele interne voorbereidingen die nodig zijn voor het gebruik ervan te kunnen doen vóór de daadwerkelijke openstelling.

Over de openstelling zal door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in augustus besloten worden, op basis van de dan actuele situatie op de markten van energie en tuinbouwproducten. Met informatie van de sector, de banken en Wageningen Economic Research zal dan worden ingeschat of een aantal bedrijven met een goed energietransitieperspectief nog extra werkkapitaalkrediet nodig zal hebben om de winter van 2023–2024 te overbruggen. In dat geval kan dit instrument worden opengesteld tot 31 december 2023.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1.1 wordt een verkorte aanduiding ingevoegd voor het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne. Hier wordt naar verwezen in de artikelen 1.8 en 2.5.9.

Onderdeel B

Artikel 1.8 bevat bepalingen inzake de bekendmaking van gegevens inzake steunverlening. Ook in het tijdelijk crisiskader zijn hierover regels opgenomen. Deze worden opgenomen in het nieuwe negende lid. Het tiende lid (nieuw) wordt gewijzigd in verband met dit extra lid.

Onderdeel E

Artikel 2.5.4 bepaalt de provisie die betaald wordt voor de borgstellingsregeling landbouw. De verlaagde provisie voor starters of overnemers is niet van toepassing op onderhavige module. Dit heeft te maken met de provisie die wordt geëist in het tijdelijke crisiskader. In dit kader wordt geen verlaagd tarief mogelijk gemaakt voor starters en overnemers.

Onderdeel F

Artikel 2.5.6. bevat de maximumbedragen van het borgstellingskrediet. Het reguliere bedrag kan met € 300.000 worden verhoogd als er sprake is van een borgstellingskrediet op basis van artikel 6 van de modelovereenkomst (de BL-corona) en op basis van de onderhavige module. Bij omissie was de BL-corona eerder niet aan dit artikel toegevoegd.

Onderdeel G

Artikel 2.5.9. bevat de staatssteunrechtvaardiging van de borgstellingsregeling landbouw. Nu dit onderdeel van de borgstellingsregeling niet onder de algemene groepsvrijstellingsverordening valt, maar is goedgekeurd op grond van het tijdelijk crisiskader, is hiervoor een extra lid opgenomen.

Onderdeel H

In dit onderdeel wordt bijlage 2.5.1 gewijzigd dat het model bevat voor de landbouwborgstellingsovereenkomst. Dit is de overeenkomst die wordt gesloten tussen de Staat der Nederlanden en de betreffende bank.

In de eerste plaats wordt aan artikel 1 van de modelovereenkomst een begripsbepaling van werkkapitaal toegevoegd. Het gaat hierbij om kapitaal ter dekking van uitgaven die nodig zijn voor de lopende bedrijfsvoering. Dit is in tegenstelling tot kapitaal dat gebruikt wordt voor investeringen.

Nu voor de onderhavige module grotendeels wordt aangesloten bij de voorwaarden zoals ze gelden voor de BL-corona, wordt op veel plaatsen in de artikelen 3 en 4 naast een verwijzing naar artikel 6 (BL-corona) nu ook een verwijzing naar artikel 6a (nieuw) opgenomen. Dit geldt niet voor artikel 3, onderdeel e, dat het tekort aan zekerheden betreft. Deze voorwaarde uit de reguliere BL geldt voor deze borgstellingsmodule onverkort. Tevens wordt in artikel 3, onderdeel l, een wijziging doorgevoerd waarbij de verwijzing naar de MKB-visserij- of aquacultuurondernemer en de visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet komt te vervallen. Bij omissie is dit niet eerder doorgevoerd toen de mogelijkheid voor visserij- en aquacultuurondernemers om een BL-corona aan te vragen, kwam te vervallen.

Aan artikel 4, eerste lid, onderdeel b, onder 1, wordt een zinsnede toegevoegd die bepaalt dat bij een landbouwborgstellingskrediet op grond van artikel 6a een onderneming wel in moeilijkheden mag verkeren. Deze moeilijkheden mogen echter niet zijn begonnen voor 1 januari 2022. Nu dit borgstellingskrediet juist bedoeld is om tegemoet te komen aan liquiditeitsmoeilijkheden die zijn ontstaan door de hoge gasprijzen, ligt het voor de hand om hierin meer ruimte te bieden.

In het nieuwe artikel 6a wordt de kern van deze nieuwe borgstelling opgenomen. Het moet gaan om een krediet dat wordt verstrekt voor tijdelijk werkkapitaal in verband met de hoge energieprijzen. Om in aanmerking te komen moet de MKB-landbouwer een liquiditeitsplan en een reëel stappenplan voor de energietransitie overleggen. Het derde lid van artikel 6a werkt verder uit wat er zoal in het stappenplan moet staan. Het gaat ten eerste om een beschrijving van de huidige situatie en om een ontwikkelplan naar fossielvrije energiebronnen. Ook moet worden beschreven welke energiebesparingsmaatregelen er op korte termijn doorgevoerd worden of al reeds doorgevoerd zijn. Het gaat hierbij niet per sé om maatregelen die aan investeringen zijn gekoppeld. Bij deze maatregelen moet ten slotte worden aangegeven dat, voor zover ze nog niet zijn uitgevoerd, dit wel op korte termijn zal gebeuren. Hiermee wordt verzekerd dat niet alleen wordt gekeken naar energietransitie op de lange termijn, maar dat ook de nodige maatregelen op de korte termijn worden genomen en de omvang van het liquiditeitskrediet wordt beperkt tot wat echt nodig is. Voor de energiebesparingsmaatregelen voor de korte termijn wordt verwezen naar de energiebesparingsplicht uit artikel 2.15, eerste lid, onderdeel a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer.2

In artikel 6a, tweede lid, is het maximale landbouwborgstellingskrediet opgenomen. Dit is overgenomen uit het tijdelijk crisiskader.

In het vierde lid zijn aanvullende voorwaarden opgenomen. Het gaat ten eerste om de eis dat dat de kredietovereenkomst niet tot doel mag hebben om bestaande risico’s af te wentelen op de Staat. Deze voorwaarde heeft tot doel om te voorkomen dat de banken voordeel hebben van dit instrument. Tevens mag het bij deze borgstelling niet gaan om een kleinverbruiker waarop het prijsplafond voor energie van toepassing is, zoals dat is uitgewerkt in de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023. Deze borgstellingsregeling is bedoeld als aanvulling op de TEK die geldt voor grootverbruikende MKB-ondernemers. Cumulatie met de tegemoetkoming voor kleinverbruikers door middel van het prijsplafond is door deze bepaling niet mogelijk.

In het vijfde lid zijn aanvullende voorwaarden opgenomen voor MKB-landbouwondernemers die beschikken over een warmtekrachtkoppeling. In dit systeem wordt gas omgezet in warmte en elektriciteit. De warmte wordt gebruikt om de kas te verwarmen, de elektriciteit gebruikt de glastuinbouwer gedeeltelijk voor de verlichting in de kas. Een ander deel van de elektriciteit wordt verkocht op de elektriciteitsmarkt. Nu naast de prijs van gas ook de prijs voor elektriciteit als gevolg van de crisis is gestegen, is ook de opbrengst van de verkoop van elektriciteit door deze glastuinbouwers gestegen. Met het vijfde lid van artikel 6a wordt veilig gesteld dat deze borgstellingsregeling alleen kan worden gebruikt door glastuinbouwbedrijven die daadwerkelijk door de hoge prijzen voor energie financieel in de knel zijn gekomen. De voorwaarde in het vijfde lid, onderdeel a, zorgt ervoor dat alleen bedrijven die in de kern glastuinbouwbedrijven zijn (en die dus niet met name handelen in energie) voor de borgstellingsregeling in aanmerking komen. Er is gekozen voor een plafond waarbij de omzet niet voor meer dan dertig procent mag bestaan uit de verkoop van elektriciteit. Op het individuele bedrijf mag dit aandeel gestegen zijn in de crisisjaren. Dit kan juist een manier zijn waarop de glastuinbouwer zijn liquiditeitsproblemen heeft weten te beperken. Wat niet mag, is dat de glastuinbouwer te veel risico heeft genomen met activiteiten die buiten zijn kernactiviteiten liggen en daardoor een gemiddeld lager positief bedrijfsresultaat heeft behaald met zijn handel in energie (zie onderdeel b) waardoor de continuïteit van het tuinbouwbedrijf extra bemoeilijkt is. Zowel gas als elektriciteit vallen onder de noemer ‘energie’. Het zal in de praktijk met name gaan om de inkoop van gas en de verkoop van elektriciteit. Met deze twee voorwaarden gezamenlijk is zeker gesteld dat een landbouwborgstellingskrediet alleen wordt verstrekt voor liquiditeitsproblemen van een glastuinbouwondernemer met een warmtekrachtkoppeling die voortkomen uit de stijging van de prijzen van energie als gevolg van de oorlog in Oekraïne waardoor de kernactiviteiten van zijn bedrijf minder rendabel zijn geworden en tijdelijke liquiditeitsondersteuning met borgstelling nodig is.

Artikel 8, eerste lid, wordt opnieuw vastgesteld in verband met het feit dat de verwijzing naar de MKB-visserij- of aquacultuurondernemer komt te vervallen. Bij omissie is dit niet eerder doorgevoerd toen de mogelijkheid voor visserij- en aquacultuurondernemers om een BL-corona aan te vragen, kwam te vervallen. Tevens wordt een verschrijving hersteld.

In het tweede lid wordt door de toevoeging van artikel 6a voortoetsing mogelijk gemaakt. Hiermee kan een financier voorafgaand aan de kredietverstrekking zekerheid ontvangen dat het krediet voldoet aan de voorwaarden voor de borgstelling.

Met de wijzigingen in artikel 9 wordt mogelijk gemaakt dat degene die al een volledig benutte borgstelling of Plus-borgstelling heeft, toch nog voor € 300.000 krediet kan krijgen op grond van de voorliggende borgstellingsregeling en de BL-corona. Tevens wordt een verschrijving hersteld.

Artikel 11 bepaalt de provisie die betaald wordt voor de borgstellingsregeling landbouw. Met de wijziging in dit artikel is de verlaagde provisie voor starters of overnemers niet van toepassing op onderhavige module. Dit heeft te maken met de minimale provisie die wordt geëist in het tijdelijke crisiskader. In dit kader wordt geen verlaagd tarief mogelijk gemaakt voor starters en overnemers.

De wijziging in artikel 14, lid 5a, regelt de verkorte looptijd van het landbouwborgstellingskrediet dat voldoet aan de criteria van artikel 6a. De looptijd is vier jaar in plaats van de standaard zes jaar, zie het eerste lid van artikel 14. Tevens wordt geregeld dat de afbetaling van het krediet kan worden opgeschort op grond van het zesde lid.

De wijzigingen in artikel 16 hangen samen met het feit dat de verwijzingen naar visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet en MKB-visserij- of aquacultuurondernemer komen te vervallen. Bij omissie is dit niet eerder doorgevoerd toen de mogelijkheid voor visserij- en aquacultuurondernemers om een BL-corona aan te vragen, kwam te vervallen.

Het gewijzigde artikel 17, tweede lid, regelt dat de borgstelling zeventig procent bedraagt van wat nog van het krediet dat verschuldigd is op het moment dat een verzoek wordt ingediend voor uitbetaling van de borgstelling.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Kamerstukken II 2022/23 32 637, nr. 529.

X Noot
2

Het gaat hier om artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit zoals dat gaat luiden van 1 juli 2023. Zie het Besluit van 3 april 2023 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht, Stb. 2023, 111.

Naar boven