Besluit van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 20 december 2022, houdende verlening van ondermandaat aan de hoofden clusters en aan de hoofden taakorganisaties voor het sluiten van beëindigingsovereenkomsten in het kader van de Regeling voor Vervroegde Uittreding

De secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, onder a en b van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;

Besluit:

Artikel 1

Aan de hoofden van de clusters en aan de hoofden van de taakorganisaties, genoemd in artikel 2, tweede en derde lid van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt ondermandaat verleend voor het sluiten van beëindigingsovereenkomsten vanwege de tijdelijke Regeling voor Vervroegde Uittreding zoals bedoeld in paragraaf 2.8 van de CAO Rijk in afwijking van artikel 3, eerste lid, onder b, aanhef en subonderdeel 4°, van het Mandaatbesluit hoofden clusters Ministerie van Justitie en Veiligheid en artikel 4, eerste lid, onder b, aanhef en subonderdeel 4°, van het Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 2

• 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2022.

• 2. Dit besluit vervalt op 1 januari 2026.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit RVU-beëindigingsovereenkomsten.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, D. Schoof

TOELICHTING

Met dit besluit verleent de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) mandaat aan de hoofden clusters en aan de hoofden taakorganisaties, genoemd in artikel 2, tweede en derde lid van het Organisatiebesluit JenV, voor het sluiten van beëindigingsovereenkomsten in verband met de tijdelijke Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU).

De RVU is een fiscale regeling waaronder wordt verstaan een regeling of een deel daarvan, die (nagenoeg) uitsluitend als doel heeft om te voorzien in een of meer uitkeringen of verstrekkingen aan een werknemer ter overbrugging van de tijd tot de pensioeningangsdatum of de AOW. Indien een regeling kwalificeert als RVU, is de werkgever over de uitkering, bijdrage of premie inzake deze RVU een zogeheten pseudo-eindheffing verschuldigd van 52%. Dit wordt ook wel de RVU-heffing genoemd.

In het pensioenakkoord is afgesproken dat de RVU-heffing tijdelijk zal worden versoepeld in de periode 2021 tot en met 2025. Op grond van de in het pensioenakkoord gestelde voorwaarden, kunnen werkgevers met hun werknemers afspraken op maat maken over eerder uittreden zonder dat een RVU-heffing verschuldigd is. De sociale partners kunnen in sectoren voor bepaalde groepen hiervoor afspraken maken. In de nieuwe CAO Rijk 2022–2024 zijn de voorwaarden geformuleerd die hiervoor binnen de rijksoverheid gelden. Werknemers die aan die voorwaarden voldoen, kunnen eerder stoppen met werken en ontvangen dan tot aan hun AOW-datum een vastgesteld uitkering zonder dat hierover door de werkgever een RVU-heffing is verschuldigd. De afspraken hierover worden vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst.

Dit mandaatbesluit is nodig omdat ten aanzien van het sluiten van beëindigingsovereenkomsten door de secretaris-generaal een financieel mandaatvoorbehoud is gemaakt. Het hiervoor bedoelde voorbehoud is opgenomen in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 4°, van het Mandaatbesluit hoofden clusters JenV en in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 4°, van het Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties JenV.

Het mandaat verleend aan de hoofden is beperkt tot het bedrag van de transitievergoeding vermeerderd met € 10.000,–. Niet valt uit te sluiten dat de beëindigingsovereenkomsten die gesloten worden in verband met de tijdelijke RVU-uitkering, buiten het hierboven bedoelde voorbehoud gaat. Om te voorkomen dat voor een veelheid aan beëindigingsregelingen om uitbreiding van het mandaat verzocht dient te worden aan de secretaris-generaal en omdat vanwege de afspraken in de CAO Rijk de omvang van de regeling vast staat, is dit mandaat noodzakelijk.

Het mandaat vervalt op 1 januari 2026 aangezien de RVU-regeling tijdelijk is. Afspraken over deelname aan de RVU-regeling dienen uiterlijk op 31 december 2025 te worden vastgelegd.

De secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, D. Schoof