Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 14888 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 14888 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
De Subsidieregeling onderwijsassistenten opleiding tot leraar wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking wordt een begripsbepaling ingevoegd, die luidt:
lid van het overig personeel, bedoeld in artikel 7.2, derde lid van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of lid van het onderwijsondersteunend personeel als bedoeld in artikel 29, zesde lid, van de Wet op de expertisecentra;.
2. De begripsbepaling ‘bevoegd gezag’ komt te luiden:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES of artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
3. De begripsbepaling ‘leraar’ komt te luiden:
degene die voldoet aan de bevoegdheidseisen gesteld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra, artikel 3 van de Wet primair onderwijs BES of artikel 7.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
4. In de onderdelen a en b van de begripsbepaling ‘opleiding tot leraar’ wordt ‘de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Wet primair onderwijs BES’ telkens vervangen door ‘de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES of de Wet voortgezet onderwijs 2020’.
5. In de begripsbepaling ‘studieverlof’ wordt ‘onderwijsassistent of leraarondersteuner’ vervangen door ‘onderwijsassistent, leraarondersteuner of onderwijsondersteunend personeelslid’.
C
Na artikel 2 wordt een paragraafaanduiding ingevoegd, die luidt:
D
Het opschrift van artikel 3 komt, te luiden:
E
In artikel 4, eerste lid, aanhef wordt ‘regeling’ vervangen door ‘paragraaf’.
F
Aan artikel 5 wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
5. Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag na toepassing van het vierde lid niet wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het voor dat kalenderjaar vastgestelde subsidiebedrag voor het voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 8b.
G
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.
2. In onderdeel c (nieuw) vervalt de laatste zin.
H
Na artikel 8 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:
1. De minister kan aan een bevoegd gezag subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de studiekosten en kosten van studieverlof in verband met het volgen van een opleiding tot leraar gedurende een periode van ten hoogste vier jaren door een bij het bevoegd gezag in dienst zijnde onderwijsondersteunend personeelslid die in 2023, 2024 of 2025 met die opleiding is gestart.
2. Het bevoegd gezag en het onderwijsondersteunend personeelslid sluiten een overeenkomst, waarin ten minste is opgenomen:
a. dat het onderwijsondersteunend personeelslid ten minste 20% van het aantal uren van de betrekkingsomvang per week aan studieverlof ontvangt;
b. door wie de overige kosten naast de studiekosten worden gedragen;
c. wie welke kosten draagt indien het onderwijsondersteunend personeelslid langer dan vier jaar over de opleiding tot leraar doet;
d. dat het onderwijsondersteunend personeelslid niet op andere wijze een studievergoeding krijgt vanuit het Rijk; en
e. welke afspraken zijn gemaakt voor het geval geen subsidie wordt toegekend.
1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf is de kalenderjaren 2023, 2024 en 2025 is jaarlijks een bedrag beschikbaar van ten hoogste € 4.000.000 voor de toegevoegde doelgroep (onderwijsondersteunende personeelsleden in het vo).
2. De subsidie bedraagt € 5.000 per onderwijsondersteunend personeelslid per jaar gedurende maximaal vier jaren.
3. Ingeval het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid niet wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het voor dat kalenderjaar vastgestelde subsidieplafond voor het primair onderwijs, bedoeld in artikel 4.
4. Voor subsidieontvangers op Bonaire, Sint Eustatius of Saba wordt het in het tweede lid bedoelde subsidiebedrag omgerekend in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.
1. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van binnenkomst van aanvragen.
2. Indien een aanvraag voor subsidieverstrekking in het jaar 2023 of 2024 niet kan worden toegewezen omdat het subsidieplafond is bereikt, wordt zij aangemerkt als aanvraag voor subsidievertrekking en behandeld als ware zij ingediend op 1 januari van dat daaropvolgende kalenderjaar.
Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
a. Het bevoegd gezag informeert jaarlijks DUS-I of het onderwijsondersteunend personeelslid de opleiding nog volgt en in welk studiejaar het onderwijsondersteunend personeelslid zit;
b. het bevoegd gezag informeert DUS-I wanneer het onderwijsondersteunend personeelslid het diploma heeft behaald;
c. indien het onderwijsondersteunend personeelslid tussentijds stopt met de opleiding tot leraar meldt het bevoegd gezag dit aan DUS-I.
1. Het bevoegd gezag dient de aanvraag in met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat op de website www.dus-i.nl beschikbaar is gesteld.
2. De subsidieaanvraag kan worden ingediend in het kalenderjaar waarin het onderwijsondersteunend personeelslid is gestart met de opleiding of in het daaropvolgende kalenderjaar. Aanvragen die op een eerder of later tijdstip worden ingediend worden afgewezen.
3. De aanvraagperiode loopt:
a. tot en met 15 oktober 2023, voor subsidieverstrekking in het jaar 2023;
b. van 1 januari tot en met 15 oktober 2024, voor subsidieverstrekking in het jaar 2024;
c. van 1 januari tot en met 15 oktober 2025, voor subsidieverstrekking in het jaar 2025;
4. Per onderwijsondersteunend personeelslid kan eenmaal per opleiding op grond van deze regeling subsidie worden verstrekt.
5. Het tweede lid, tweede volzin, is niet van toepassing ten aanzien van aanvragen als bedoeld in artikel 8c, tweede lid, indien de desbetreffende aanvraag aanvankelijk binnen het in het tweede lid eerste volzin bedoelde aanvraagtijdvak werd ingediend.
6. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een afschrift van het inschrijvingsbewijs van de het onderwijsondersteunend personeelslid voor opleiding tot leraar, waarin in ieder geval is vermeld:
a. de naam van het onderwijsondersteunend personeelslid;
b. de opleider;
c. de opleiding tot leraar; en
d. de startdatum van de opleiding tot leraar.
1. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
2. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.
3. In afwijking van het tweede lid wordt de subsidie, indien de aanvraag is ingediend:
a. in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 15 oktober 2023, uiterlijk vóór 18 december 2023 direct vastgesteld;
b. in de periode van 1 augustus 2024 tot en met 15 oktober 2024, uiterlijk vóór 18 december 2024 direct vastgesteld;
c. in de periode van 1 augustus 2025 tot en met 15 oktober 2025, uiterlijk vóór 18 december 2025 direct vastgesteld.
I
Na artikel 8f wordt een paragraafaanduiding ingevoegd, die luidt:
J
Artikel 9 komt te luiden:
In afwijking van artikel 6.1, vierde lid, van de Kaderregeling, betaalt de minister een subsidie die op grond van deze regeling is verstrekt uit in jaarlijks gelijke delen van € 5.000,– per onderwijsassistent, leraarondersteuner of onderwijsondersteunend personeelslid per kalenderjaar totdat het vastgestelde subsidiebedrag is bereikt.
K
Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:
1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
M
Na artikel 11a wordt een artikel ingevoegd, die luidt:
N
Aan artikel 12, tweede lid, wordt toegevoegd ‘, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van de subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt’.
O
In artikel 13 wordt ‘Subsidieregeling onderwijsassistenten opleiding tot leraar’ vervangen door ‘Subsidieregeling onderwijspersoneel opleiding tot leraar’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Het lerarentekort is een urgent probleem in het voortgezet onderwijs (vo). Ramingen in het vo laten zien dat er voor de komende jaren een landelijk tekort wordt verwacht van ongeveer 2.000 leraren, oplopend tot meer dan 2.200 in 2026, met name in de tekortvakken1. Om de tekorten in het voortgezet onderwijs tegen te gaan neemt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) verschillende maatregelen waaronder de instroom te vergroten. Deze subsidieregeling draagt bij aan het verhogen van de instroom op de lerarenopleidingen. Onderwijsondersteunend personeel (hierna: OOP) krijgt een tegemoetkoming in de studiekosten (kosten van college-, examen- en diplomagelden) en studieverlof bij het volgen van de opleiding tot leraar.
Aanleiding is de uitkomst van een onderzoek onder het OOP dat in opdracht van het ministerie is uitgevoerd.2 Uit het onderzoek komt naar voren dat een deel van het OOP graag docent zou willen worden en bereid is een lerarenopleiding te volgen. Een tegemoetkoming in de studiekosten en studieverlof kan stimuleren dat meer OOP’ers een docentenbevoegdheid gaan halen.
De subsidieregeling heeft als doel om het lerarentekort te verminderen door te bevorderen dat meer OOP’ers een lerarenopleiding gaan volgen. Er is subsidie beschikbaar voor 200 onderwijsondersteunende personeelsleden per jaar. Per OOPer is een bedrag van max. 20.000 euro beschikbaar, dat over 4 jaar wordt uitgekeerd (dus 5.000 euro per jaar).
Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de Kaderregeling), de uitwerking van de wijze van verdeling van de subsidie (artikel 2.3 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling) ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.
Wanneer OCW deze regeling zal evalueren zijn subsidieontvangers desgevraagd op grond van de Kaderregeling verplicht om aan deze evaluatie mee te werken na afloop van de regeling, dus in 2026.
Het aanvraagproces is zo ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten met zich meebrengt. Vanuit DUS-I is een digitaal aanvraagformulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend.
Voor de aanvragers worden de administratieve lasten geschat op gemiddeld circa 2 uur per aanvraag.
Voor de uitvoering van deze regeling worden persoonsgegevens verwerkt. Persoonsgegevens van het onderwijsondersteunend personeel zijn nodig om te kunnen controleren of per onderwijsondersteunend personeelslid slechts één aanvraag voor een opleiding tot leraar is ingediend. De overeenkomst is nodig om de vereisten te kunnen controleren die in de regeling worden gesteld aan de overeenkomst.
DUS-I heeft de regeling uitvoerbaar verklaard.
Met artikel I, onderdeel A, C,H, I, L, worden paragrafen ingevoegd en met artikel I, onderdeel H worden een aantal nieuwe artikelen toegevoegd, zodat dat de bestaande regeling voor het primair onderwijs kan worden uitgebreid met het voortgezet onderwijs. Deze nieuwe paragraaf 3 bevat de nieuwe artikelen 8a tot en met 8f, die betrekking hebben op de uitbreiding van de regeling met aanvragen vanuit het voortgezet onderwijs. Bevoegde gezagen in het voortgezet onderwijs kunnen voor een onderwijsondersteunend personeelslid, dat zich wil laten opleiden tot leerkracht, een subsidieaanvraag indienen.
In de begripsbepaling zijn een aantal begripsbepalingen aangevuld of gewijzigd, omdat het voortgezet onderwijs aan de subsidieregeling is toegevoegd.
Het onderwijsondersteunend personeel werkt bij een bekostigde school in Caribisch of Europees Nederland op het moment van de aanvraag. Dit mag ook met een tijdelijk of invalcontract zijn. Het onderwijsondersteunend personeelslid mag niet als zzp'er werkzaam zijn. Onder onderwijsondersteunend personeel in het vo kan men o.a. verstaan: coaches (zonder onderwijsbevoegdheid), hybride professionals, instructeurs, klassenassistenten, onderwijsassistenten, docentassistenten, onderwijsondersteuners, leraarondersteuners en technische onderwijsassistenten (toa’s).
De opleiding tot leraar dient een opleiding te zijn die opleidt tot een bevoegd leraar voortgezet speciaal onderwijs aan een bekostigde instelling in Europees Nederland dan wel Caribisch Nederland of op Aruba, Curaçao of Sint Maarten. De opleiding moet erkend of geaccrediteerd zijn of, in het geval van het Caribisch deel van het Koninkrijk, een positief advies hebben van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).
Naast dat uit de paragraaf aanduiding blijkt dat het om het primair onderwijs gaat is dit ook aangepast in de aanhef van het artikel.
De aanduiding regeling is vervangend door paragraaf.
Aan het artikel wordt een vijfde lid toegevoegd die het mogelijk maakt dat bij onderuitputting van het resterende bedrag wordt toegevoegd aan het subsidieplafond van het voortgezet onderwijs. In artikel 8b, tweede lid is een soortgelijke bepaling opgenomen over de wijze van verdeling van beschikbare middelen binnen het voortgezet onderwijs.
Beide zijn technische aanpassingen. Hetgeen in onderdeel c was opgenomen volgt al uit de Kaderregeling. De tweede zin van onderdeel c (nieuw) volgt al uit de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 8a, eerste lid bepaalt dat de minister aan een bevoegd gezag subsidie kan verstrekken als tegemoetkoming in de studiekosten van het volgen van een opleiding tot leraar en kosten van studieverlof van een onderwijsondersteunend personeelslid die in 2023, 2024 of 2025 start met de opleiding tot leraar.
De in het tweede lid genoemde minimale eisen aan een overeenkomst tussen het bevoegd gezag en het onderwijsondersteunend personeelslid zorgen ervoor dat beiden afspraken met elkaar maken over de inzet van de subsidie en vooraf nadenken over de verdeling van de kosten die buiten de subsidie vallen.
Zo krijgt het onderwijsondersteunend personeelslid ten minste een acht uur per week studieverlof, wordt het collegegeld vergoed, is vooraf helder hoe eventuele studievertraging wordt bekostigd, weet het onderwijsondersteunend personeelslid hoe de kosten van de studiemiddelen en reiskosten worden verdeeld en verklaart het onderwijsondersteunend personeelslid niet op andere wijze een studievergoeding te krijgen vanuit het Rijk. Dit laatste ziet op bijvoorbeeld studiefinanciering of een lening in het kader van een leven lang leren. De halvering van het collegegeld op grond van het Regeerakkoord valt hier niet onder. Het tweede lid, onderdeel e, ziet op afspraken die gemaakt worden over het volgen van de opleiding en de verdeling van de te maken kosten indien de subsidie niet wordt toegekend.
Op grond van het eerste lid bedraagt het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2023, 2024 of 2025 € 4.000.000. Het tweede lid bepaalt dat de minister € 5.000 per onderwijsondersteunend personeelslid per jaar voor een opleiding tot leraar subsidieert gedurende vier jaren, in totaal € 20.000,00. Dit bedrag is een tegemoetkoming in de totale kosten.
Het derde lid maakt het mogelijk dat bij onderuitputting het resterende bedrag wordt toegevoegd aan het subsidieplafond van primair onderwijs. In artikel 5, vijfde lid, is een soortgelijke bepaling opgenomen voor het primair onderwijs.
De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst complete aanvragen. Op grond van de Kaderregeling geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst, wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen.
Het tweede lid bepaalt dat indien het subsidieplafond wordt overschreven de aanvraag wordt beschouwd als een aanvraag ingediend in het daaropvolgende kalenderjaar
De verplichtingen in dit artikel zijn uitwerkingen van verplichtingen die op grond van de Kaderregeling gelden en gelden naast de verplichtingen op grond van de Kaderregeling.
Het onderdeel a bepaalt dat het bevoegd gezag jaarlijks aan DUS-I meldt of het onderwijsondersteunend personeelslid de opleiding nog volgt en in welk jaar het onderwijsondersteunend personeelslid zit (onderdeel a). DUS-I stuurt besturen hiervoor ieder jaar een link met een korte vragenlijst. Met deze informatie kan de regeling geëvalueerd worden en kan hierover aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd.
Ook dient de subsidieontvanger te melden wanneer het onderwijsondersteunend personeelslid het diploma heeft behaald (onderdeel b), en dient de subsidieontvanger voor nadere (beleids)evaluatie mee te werken aan evaluatie en monitoring (onderdeel d).
Onderdeel c is een voorbeeld van een verplichting uit de Kaderregeling. Namelijk de meldingsplicht van artikel 5.7 Kaderregeling. Op grond van deze meldingsplicht dient in ieder geval een melding te worden gedaan wanneer een onderwijsondersteunend personeelslid is gestopt met de opleiding. In dat geval kan de subsidie lager worden vastgesteld en (deels) worden teruggevorderd.
De minister kan naast de in dit artikel bepaalde verplichtingen ook bij de subsidieverlening nadere verplichtingen opnemen. Wanneer een subsidieontvanger zich niet houdt aan de subsidieverplichtingen kan de minister besluiten de subsidie lager vast te stellen en de subsidie (gedeeltelijk) terug te vorderen.
Meldingen kunnen worden gedaan bij DUS-I via het contactformulier op de website.
Voor aanvragen dient gebruik te worden gemaakt van het op de website van DUS-I beschikbaar gestelde aanvraagformulier.
De subsidieaanvragen kunnen worden ingediend vanaf het moment waarop het onderwijsondersteunend personeelslid is ingeschreven op de opleiding tot leraar en is gestart met de opleiding. Wanneer bijvoorbeeld de inschrijving voor de opleiding heeft plaatsgevonden in 2024 kan de aanvraag tot en met 15 oktober 2024 worden ingediend voor subsidieverstrekking in het jaar 2024 of voor 15 oktober 2025 voor subsidieverstrekking in 2025. In het derde lid is aangegeven wat de aanvraagperiode per kalender jaar is.
Het vierde lid bepaalt dat de subsidie slechts eenmaal wordt verstrekt per onderwijsondersteunend personeelslid voor één opleiding tot leraar. Voor hetzelfde onderwijsondersteunend personeelslid kan dan ook niet twee keer subsidie worden aangevraagd De omvang van de subsidie wordt niet aangepast indien het onderwijsondersteunend personeelslid de opleiding sneller doorloopt of vertraging oploopt. In de meeste gevallen zal de opleiding tot leraar de deeltijdvariant betreffen.
In het zesde lid worden aangegeven welke documenten bij de aanvraag moeten worden ingediend.
De subsidie is een tegemoetkoming is in de kosten van de opleiding en het studieverlof, er wordt verwacht dat na het uitvoeren van de activiteiten en aan de verplichtingen is voldaan er geen subsidie resteert. Mocht dat wel het geval zijn, dan kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.
Dit artikel is aangepast vanwege een tegenstrijdigheid tussen het eerste en tweede lid. In het artikel wordt geen onderscheid gemaakt tussen primair of voortgezet onderwijs omdat voor beide sectoren geldt dat de betaling in 4 gelijke delen plaatsvindt.
Bij de verantwoording dient het bevoegd gezag gebruik te maken van het model G1.
Artikel 11b is nodig omdat ook het voortgezet onderwijs in deze regeling wordt opgenomen.
Ook na afloop van de regeling, blijft de regeling van toepassing op de op grond van deze regel verstrekte subsidies.
De citeertitel wordt gewijzigd zodat hieruit blijkt dat de regeling ook voor het voortgezet onderwijs bedoeld is.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-14888.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.