Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 18 mei 2023, nr. WJZ/ 27220048, tot wijziging van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 in verband met de eerste fase van de overdracht van de uitvoering van Examenregeling frequentiegebruik 2008 door de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur aan het Centraal Bureau voor Rijvaardigheidsbewijzen

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 4, tweede lid, en 11, tweede lid, van het Frequentiebesluit 2013, en de artikelen 3, tweede lid, 4, 5 en 7 van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Examenregeling frequentiegebruik 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel a komt te luiden:

a. erkende instelling:

een instelling die door de minister is erkend om in het kader van deze regeling één of meerdere examens feitelijk af te nemen;

2. In onderdeel f wordt ‘opleidingscodes, KOAS 91940/KOAL 91930 en Maritiem Officier op HBO-niveau, met credo-codes 34384’ vervangen door ‘opleidingscodes 25679, 25677, 25680 en 25683, en op HBO-niveau met opleidingscode 34384’.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

h. minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

i. Regionaal akkoord:

akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart (Basel-overeenkomst, Stcrt. 2003, 153).

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. De minister:

    • a. stelt de theorie-examenopgaven, het vraagtype, de daarbij behorende juiste antwoorden, het aantal vragen, de tijdsduur en de minimumscore voor een geslaagd examen vast; en

    • b. kan de praktijkexamenopgaven en de juiste wijze van uitvoering daarvan vaststellen.

  • 2. De minister:

    • a. neemt de theorie-examens af; en

    • b. kan de praktijkexamens afnemen of door erkende instellingen laten afnemen.

C

Artikel 3 vervalt.

D

In de artikelen 4, 7, 8, 13 en 19 wordt ‘Minister’ telkens vervangen door ‘minister’.

E

Artikel 4, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De minister informeert de betrokken kandidaat over de verdere gang van zaken met betrekking tot het geconstateerde voorval binnen een redelijke termijn na de datum waarop de minister het besluit, bedoeld in het eerste of tweede lid, heeft genomen.

F

Artikel 5 vervalt.

G

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De kandidaat legitimeert zich voor de toelating tot een examen.

H

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt ‘de bijlagen 1 en 2’ vervangen door ‘de eisen, bedoeld in ERC Report 32 en CEPT Recommendation T/R 61-02’

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De examens in de categorie N, bedoeld in het eerste lid, omvatten de volgende onderdelen:

    • a. grootheden, eenheden, gangbare tekensymbolen, wiskundige begrippen en formules;

    • b. elektriciteitsleer, elektromagnetisme en radiotheorie;

    • c. componenten;

    • d. schakelingen;

    • e. ontvangers;

    • f. zenders;

    • g. antennes en transmissielijnen;

    • h. propagatie en frequentiespectrum;

    • i. metingen;

    • j. storing en immuniteit;

    • k. veiligheid;

    • l. nationale en internationale gebruiksregels en procedures; en

    • m. nationale en internationale regelgeving amateurdienst en amateursatellietdienst.

  • 3. De examens in de categorie F, bedoeld in het eerste lid, omvatten de volgende onderdelen:

    • a. grootheden, eenheden, gangbare tekensymbolen, wiskundige begrippen en formules;

    • b. elektriciteitsleer, elektromagnetisme en radiotheorie;

    • c. componenten;

    • d. schakelingen;

    • e. ontvangers;

    • f. zenders;

    • g. antennes en transmissielijnen;

    • h. propagatie;

    • i. metingen;

    • j. storing en immuniteit;

    • k. veiligheid;

    • l. nationale en internationale gebruiksregels en procedures;

    • m. nationale en internationale regelgeving amateurdienst en amateursatellietdienst; en

    • n. gedragsregels.

I

De artikelen 10 en 11 vervallen.

J

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het examen’ vervangen door ‘het theorie-examen’.

2. In het tweede lid wordt ‘de examens’ vervangen door ‘het theorie-examen’ en wordt na ‘de module GMDSS-B’ ingevoegd ‘en het praktijkexamen voor het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie’.

3. In het derde lid wordt ‘het examen’ vervangen door ‘het theorie-examen voor de module voorschriften, procedures & techniek en voor de module Engels, alsmede het praktijkexamen’.

4. In het vierde lid wordt na ‘het examen’ ingevoegd ‘of de examens’.

K

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt ‘de bijlagen 3, 4 en 5’ vervangen door ‘de eisen gesteld in het Regionaal akkoord ERC/DEC/(99)/01 Annex 1 en ERC/DEC/(99)/01 Annex 2’

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Het theorie-examen basiscertificaat marifonie, bedoeld in artikel 13, eerste lid, omvat de volgende onderdelen:

    • a. de algemene principes en basiskenmerken van de Maritime Mobile Service;

    • b. kennis van het gebruik van de basisapparatuur van een scheepsstation;

    • c. kennis van de operationele procedures, en

    • d. overige kennis en operationele procedures voor algemene communicatie.

  • 3. Het theorie-examen basiscertificaat marifonie en de module GMDSS-B, bedoeld in artikel 13, tweede lid, omvatten de volgende onderdelen:

    • a. kennis van de basiskenmerken van de Maritime Mobile Service en de Maritime Mobile-satellite service;

    • b. kennis van de praktijk en vaardigheid in het gebruik van de basisapparatuur van een scheepsstation;

    • c. kennis van de operationele procedures en uitgebreide vaardigheden met het GMDSS-systeem en subsystemen binnen zeegebied A1;

    • d. overige kennis en vaardigheden en operationele procedures voor algemene communicatie, en

    • e. internationale en nationale regelgeving met betrekking tot de radiodienst.

  • 4. Het theorie-examen algemene certificaat maritieme radiocommunicatie, bedoeld in artikel 13, derde lid, omvat de volgende onderdelen:

    • a. kennis van de basiskenmerken van de Maritime Mobile Service en de Maritime Mobile-satellite service;

    • b. kennis van de praktijk en vaardigheid in het gebruik van de basisapparatuur van een scheepsstation;

    • c. grondige kennis van de operationele procedures en uitgebreide vaardigheden met het GMDSS-systeem en de subsystemen, en

    • d. overige kennis en vaardigheden, en operationele procedures voor algemene communicatie.

L

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

De minister kan een kandidaat die een voltijdopleiding volgt aan een zeevaartschool, vrijstelling geven voor het onderdeel Engels, indien de kandidaat in het kader van zijn opleiding aan die zeevaartschool voor de toets op dit onderdeel ten minste een 6,0 heeft behaald.

M

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

Bij een praktijkexamen heeft een kandidaat het examen met goed gevolg afgelegd indien de minister aan de hand van de door de erkende instelling verstrekte gegevens heeft vastgesteld dat de kandidaat ten aanzien van het betreffende over voldoende kennis bezit op het gebied van radiotechniek en de voorschriften.

N

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister erkent op verzoek als geldige maritieme certificaten van bediening:

    • a. een certificaat van bediening dat conform ERC/DEC (99)01, ECC/REC (10)03 of ERC/REC 31-04 is afgegeven door of namens een land dat lid is van de CEPT en de genoemde internationale afspraken heeft geïmplementeerd; of

    • b. een certificaat van bediening dat conform het Regionaal akkoord is afgegeven door of namens een land dat het Regionaal akkoord met betrekking tot de radiocommunicatiedienst voor de binnenvaart heeft ondertekend en geïmplementeerd.

O

In het opschrift van paragraaf 4 wordt ‘examinerende’ vervangen door ‘erkende’.

P

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister kan op aanvraag instellingen erkennen waar kandidaten het praktijkexamen afleggen.

2. In het tweede en derde lid wordt ‘aanwijzing’ telkens vervangen door ‘erkenning’.

Q

In artikel 20 wordt ‘examensoorten’ vervangen door ‘praktijkexamensoorten’ en wordt ‘criteria’ vervangen door eisen.

R

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

  • 1. De aanvrager toont aan, voor zo ver mogelijk door het overhandigen van stukken, dat hij ten tijde van het afnemen van de praktijkexamens kan beschikken over de vereiste kennis en faciliteiten die noodzakelijk zijn voor het afnemen van de praktijkexamens.

  • 2. De aanvrager:

    • a. beschikt over voldoende mogelijkheden om te voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 23;

    • b. beschikt over een geschikte locatie binnen Nederland voor het afnemen van de praktijkexamens;

    • c. is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2, van de Handelsregisterwet 2007; en

    • d. is ingeschreven bij de minister als instelling voor het afnemen van praktijkexamens

  • 3. De minister stelt vast of is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, onder b, door middel van een schouw van de locatie.

S

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

Indien de erkende instelling niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 21, tweede lid, bericht hij dit onverwijld aan de minister.

T

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

  • 1. De erkende instelling neemt bij het afnemen van praktijkexamens het volgende in acht:

    • a. instructie en examen vinden niet op dezelfde dag plaats;

    • b. de instelling ziet er op toe dat kandidaten zich op de juiste wijze legitimeren;

    • c. de instelling neemt een door de minister te bepalen minimum- of maximumduur van de praktijkexamens in acht;

    • d. de instelling voert een voldoende en juiste administratie vooraf, tijdens en na de praktijkexamens;

    • e. de examens worden afgenomen in een locatie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel b.

    • f. de gebruikte apparatuur is technisch toereikend voor het doel van het praktijkexamen;

    • g. de instelling zorgt voor voldoende toezicht met het oog op een eerlijk en ordelijk verloop van de praktijkexamens;

    • h. de instelling waarborgt de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de examinator;

    • i. de examinator is geregistreerd door de instelling en beschikt over voldoende kennis en vaardigheden voor het afnemen van het praktijkexamen; en

    • j. de instelling deelt binnen een door de minister te bepalen termijn vóór afname van een praktijkexamen de datum, tijd en plaats van het praktijkexamen mee aan de minister.

  • 2. Indien de instelling geen toepassing geeft aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel j en een examen afneemt, is het afgenomen examen ongeldig.

U

Artikel 24 verval

V

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

De minister kan de erkenning opschorten indien:

  • a. de erkende instelling naar het oordeel van de minister niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 21, tweede lid; of

  • b. de erkende instelling tekort is geschoten bij de uitvoering van het bepaalde in artikel 23.

W

Artikel 26

De minister kan de erkenning geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a. de erkende instelling naar het oordeel van de minister niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 21, tweede lid;

  • b. de erkende instelling tekort is geschoten bij de uitvoering van het bepaalde in artikel 23; of

  • c. de erkende instelling daarom verzoekt.

X

Na paragraaf 4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 4a. Vergoedingen

Artikel 26a

Voor de in onderstaande tabel opgenomen werkzaamheden en diensten zijn de daarbij opgenomen vergoedingen verschuldigd:

 

(Sub)Categorieën

I. Vergoeding eenmalige uitvoeringskosten

II. Vergoeding kosten anders dan onder kolom I.

A.

Examens maritieme radiocommunicatie

1.

Theorie-examen marifonie basis

€ 77,00

 

2.

Theorie-examen Marcom-B module GMDSS

€ 29,00

 

3.

Theorie-examen Marcom-A VPT

€ 77,00

 

4.

Theorie-examen Marcom-A Engels

€ 29,00

 

5.

Toeslag examen extra tijd

€ 12,35

 

6.

Toeslag individueel examen kort (examenduur t/m 60 minuten)

€ 36,95

 

7.

Toeslag individueel examen lang (examenduur meer dan 60 minuten)

€ 58,00

 

8.

Registratie kandidaat praktijkexamen Marcom-B en Marcom-A

€ 20,05

 

9.

Administratiekosten, bijv. naregistratie praktijkexamenresultaat

€ 24,25

 
       

B.

Onbenutte capaciteit opleiders Examens maritieme radiocommunicatie

1.

Theorie-examen marifonie basis

€ 36,45

 

2.

Theorie-examen marifonie basis (Extra tijd)

€ 48,60

 

3.

Theorie-examen marifonie basis (Individueel begeleid)

€ 113,95

 

4.

Theorie-examen Marcom-B module GMDSS

€ 24,30

 

5.

Theorie-examen Marcom-B module GMDSS (Extra tijd)

€ 36,45

 

6.

Theorie-examen Marcom-B module GMDSS (Individueel begeleid)

€ 65,95

 

7.

Theorie-examen Marcom-A VPT

€ 48,60

 

8.

Theorie-examen Marcom-A VPT (Extra tijd)

€ 60,75

 

9.

Theorie-examen Marcom-A VPT (Individueel begeleid)

€ 135,00

 

10.

Theorie-examen Marcom-A Engels

€ 12,15

 

11.

Theorie-examen Marcom-A Engels (Extra tijd)

€ 24,30

 

12.

Theorie-examen Marcom-A Engels (Individueel begeleid)

€ 65,95

 
       

C.

Examens radiozendamateurs

1.

Theorie-examen Radiozendamateur Novice

€ 77,00

 

2.

Theorie-examen Radiozendamateur Full

€ 77,00

 

3.

Toeslag examen extra tijd

€ 12,35

 

4.

Toeslag individueel examen lang (examenduur meer dan 60 minuten)

€ 58,00

 
       

D.

Onbenutte capaciteit opleiders Examens radiozendamateurs

1.

Theorie-examen Radiozendamateur Novice

€ 48,60

 

2.

Theorie-examen Radiozendamateur Novice (Extra tijd)

€ 60,75

 

3.

Theorie-examen Radiozendamateur Novice (Individueel begeleid)

€ 135,00

 

4.

Theorie-examen Radiozendamateur Full

€ 60,75

 

5.

Theorie-examen Radiozendamateur Full (Extra tijd)

€ 72,90

 

6.

Theorie-examen Radiozendamateur Full (Individueel begeleid)

€ 135,00

 
       

E.

Erkenning instellingen praktijkexamens

1.

Certificering afname praktijkexamen (per product)

€ 332,80

 

2.

Schouwen praktijkexamenlocatie

€ 133,90

 

3.

Toevoegen praktijkexamenlocatie

€ 26,35

 
       

F.

Opleiders

1.

Jaarlijkse bijdrage opleiders

 

€ 37,60

Artikel 26b
  • 1. De vergoedingen, bedoeld in artikel 26a worden, voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag, voldaan aan de minister.

  • 2. Indien een praktijkexamen wordt afgelegd bij een erkende instelling, worden de vergoedingen voor de praktijkexamens, bedoeld in artikel 26a, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, voorafgaand aan het examen voldaan door de betreffende erkende instelling.

Y

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

Bij de vaststelling of examens met goed gevolg zijn afgelegd als bedoeld in de artikelen 7, onderdelen a en d, 8, en 16, betrekt de minister tevens examens die vóór 1 juli 2023 zijn afgelegd bij een instelling die op het moment van afname van het examen was aangewezen op grond van artikel 19 zoals dat artikel luidde onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Regeling van 24 mei 2023 tot wijziging van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 in verband met de eerste fase van de overdracht van de uitvoering van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur aan het Centraal Bureau voor Rijvaardigheidsbewijzen (Stcrt. 2023, 14764).

Z

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

Examinerende instellingen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 24 mei 2023 tot wijziging van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 in verband met de eerste fase van de overdracht van de uitvoering van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 van De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur aan het Centraal Bureau voor Rijvaardigheidsbewijzen (Stcrt. 2023, 14764) beschikten over een aanwijzing op grond van artikel 19, zoals dat artikel luidde onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de hiervoor genoemde regeling, worden geacht te beschikken over een erkenning op grond van artikel 19, indien en voor zover deze aanwijzing voortduurt na dit tijdstip van inwerkingtreding.

AA

Bijlagen 1 tot en met 6 vervallen.

ARTIKEL II

De Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur 2023 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 vervalt.

B

Bijlage 1, tabel II, onderdeel A, komt te luiden:

A. CERTIFICATEN EN AANWIJZINGEN ALS EXAMINERENDE INSTELLINGEN

1.

Erkenning als bedoeld in artikel 18 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

Per erkenning

€ 90

2.

Afgifte van een certificaat van bediening voor radioapparaten ten behoeve van de scheepvaart

Per certificaat

€ 90

 

Afgifte van een certificaat ter verkrijging van een vergunning van een buitenlandse administratie voor radioapparaten voor het doen van proeven

€ 90

C

Het opschrift van Bijlage 2. komt te luiden:

Bijlage 2. behorende bij de artikelen 5, eerste lid, 6, 7, 8, tweede lid, en 10.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 mei 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Deze wijzigingsregeling strekt tot wijziging van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 (hierna: Examenregeling). De wijzigingen houden verband met de eerste fase van de overdracht van de uitvoering van de Examenregeling door de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (hierna: RDI) aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR). De uitvoering van de Examenregeling door het CBR geschiedt in mandaat namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

2. Achtergrond Examenregeling

Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef, en onderdelen ben c, van het Frequentiebesluit 2013, kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat voor het gebruik van frequentieruimte waarvoor geen vergunningplicht maar wel een meldingsplicht geldt, natuurlijke personen met goed gevolg een examen moeten hebben afgelegd of in het bezit moeten zijn van een certificaat van bediening. Dit is in de artikelen 4 en 5 van de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 bepaald voor het gebruik van een radioapparaat ten behoeve van maritiem mobiele communicatie en voor het gebruik van radioapparaten door radiozendamateurs. Deze verplichtingen hangen mede samen met internationale en Europese regels, die bijvoorbeeld verplichten om operationele kennis en technische bekwaamheden te toetsen of examens af te laten leggen.1 Op grond van het tweede lid van artikel 4 van het Frequentiebesluit 2013 kunnen ten aanzien van het verkrijgen van een certificaat van bediening, en ten aanzien van het examen, bij ministeriële regeling regels worden gesteld. Hierin voorziet de Examenregeling.

3. Overdracht uitvoering aan CBR

3.1. Aanleiding overdracht

Vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling en het Besluit mandaat uitvoering Examenregeling frequentiegebruik 2008, vond de uitvoering van de Examenregeling plaats door de RDI en diens rechtsvoorganger, Agentschap Telecom. De uitvoering betrof – onder meer – het opstellen van de examenopgaven en de daarbij behorende juiste antwoorden, het vaststellen van het resultaat van examens, het afgeven van certificaten van bediening, het erkennen van buitenlandse certificaten van bediening, en het aanwijzen van, en toezicht houden op, zogenoemde examinerende instellingen.

Voldoende kennis en vaardigheden over radiocommunicatie is randvoorwaardelijk voor een vlotte en veilige vaart en voor verantwoord gebruik van de aan radiozendamateurs toegekende frequentieruimte voor het opdoen van vaardigheden, onderlinge communicatie en technische onderzoekingen.

Het is daarom van maatschappelijk belang dat de gebruikers van de radioapparaten de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden bezitten, en dat het proces rondom de examens en de vormgeving van de examens van een dusdanige kwaliteit is, dat die kennis en vaardigheden goed en kundig getoetst worden. Daarnaast is het van belang dat de dienstverlening met betrekking tot de afname van de examens van deze tijd is en kwalitatief aan de eisen van validiteit en betrouwbaarheid voldoet.

Voor het uitvoeren van al die werkzaamheden zijn verschillende middelen noodzakelijk om deze nu – maar ook in de toekomst – naar behoren uit te kunnen voeren. Hierbij valt te denken aan een moderne, betrouwbare en werkbare ICT-omgeving waarin de database kan worden bijgehouden, examens geautomatiseerd kunnen worden samengesteld, en digitaal op elk moment kunnen worden afgenomen. Daarnaast zijn zowel voldoende financiële middelen als personele capaciteit noodzakelijk om de Examenregeling en het toezicht op de Examenregeling uit te kunnen voeren.

In 2019 heeft de RDI daarom de huidige Examenregeling geëvalueerd en in kaart gebracht welke acties nodig zijn om de kwaliteit van de examens en de dienstverlening daaromtrent te verhogen en dit ook duurzaam te borgen. Omdat de examentaak slechts een kleine deeltaak is van een veel groter takenpakket van de RDI, is het met de huidige beschikbare personele capaciteit en middelen voor de uitvoering van de examentaak een te grote uitdaging om de kwaliteit van de examens en de dienstverlening rondom de examens te verhogen en te borgen.

Om de kwaliteit van de examens en de dienstverlening daaromtrent te borgen is een professionaliseringsslag nodig met daarin de focus op modernisering en digitalisering. Eén van de uitdagingen in de examencyclus is dat de huidige ICT-tool van de RDI niet meer voldoet aan de eisen die hieraan worden gesteld. Deze biedt niet de functionaliteit die noodzakelijk is voor moderne en professionele dienstverlening. Zo was het afnemen van digitale examens met de huidige ICT-omgeving slechts zeer beperkt mogelijk (examens konden alleen schriftelijk of in.xml-format worden geleverd aan de examinerende instellingen). Tevens moet de ICT-tool bovendien worden afgeschakeld wegens het verlopen en niet meer kunnen verlengen van een veiligheidscertificaat (SHA-1). Voorts zijn er diverse andere uitdagingen, zoals het up-to-date houden van de examenvragenbank en het professionaliseren en digitaliseren van (de sturing op) het ontwikkel- en afnameproces die nodig zijn voor het kunnen borgen van de kwaliteit van de examens.

Deze uitdagingen vragen om expertise en een moderne infrastructuur op het gebied van examenontwikkeling en -afname. Voor wat betreft de ontwikkeling en afname van de theorie-examens zijn de noodzakelijke verbeteringen onder andere: de digitale afname van de theorie-examens, de kwaliteitsborging van (onder andere) het beheer van de examenvragenbank, en de validiteit en betrouwbaarheid van de examens.

Door de RDI is onderzocht op welke wijze in de noodzakelijke verbeteringen kan worden voorzien en het algemene maatschappelijke belang van een vlotte en veilige vaart en het verantwoord gebruik van frequenties door radiozendamateurs kan worden geborgd. Examenontwikkeling en -afname is, zoals aangegeven, geen kerntaak van de RDI. Om voornoemde professionaliseringsslag te kunnen maken, moeten er ofwel middelen en het aantal FTE’s verhoogd worden ofwel een oplossing ‘buiten de deur’ worden gezocht, zoals deze taak beleggen bij een andere overheidsorganisatie. Ten aanzien van dit laatste heeft de RDI als voorwaarde gesteld dat die andere overheidsorganisatie meer dan voldoende expertise heeft in examenontwikkeling en -afname met het oog op het belang van veilig en effectief radioverkeer. Het CBR is hiervoor de meest geschikte organisatie gebleken.

3.2. Overdracht aan het CBR
3.2.1. Het CBR

Het CBR is een zelfstandig bestuursorgaan dat primair door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, is belast met het beoordelen van de rijvaardigheid en medische geschiktheid van bestuurders van motorvoertuigen en de vakbekwaamheid van professionals in transport en logistiek. Hiernaast is het CBR onder andere belast met het ontwikkelen, afnemen en actueel houden van examens strekkende tot de beoordeling van de vakbekwaamheid, het certificeren van opleidingen, het houden van toezicht op deze opleidingen en het registreren van opleidingsdagen voor deze opleidingen.

De jarenlange ervaring met en expertise ten aanzien van het afnemen van examens, maakt het CBR de meest geschikte organisatie om de uitvoering van de taken op grond van de Examenregeling over te nemen. Daarnaast past radiocommunicatie als examenproduct goed bij de bestaande maritieme producten waar het CBR de examens reeds voor afneemt, dan wel verantwoordelijk is voor de certificering van de opleidingen. Het CBR is een landelijke organisatie met jarenlange examenervaring. Het CBR heeft 20 theorie- examenlocaties verspreid over Nederland. Hier worden de theorie-examens in een efficiënt proces en in een beveiligde digitale omgeving afgenomen.

Het CBR bestaat uit vier verschillende divisies. De divisie CCV is gespecialiseerd in het ontwikkelen en onderhouden van specifieke examens voor de beroepssector, zoals Transport & Logistiek, Personenvervoer, Luchtvaart, Binnenvaart en Recreatievaart. Deze divisie erkent daarnaast examinerende instellingen voor het afnemen van diverse praktijktoetsen. Voor de ontwikkeling van de examens en de kwaliteitsborging van bestaande examens werkt het CBR samen met Colleges van Deskundigen. Deze colleges helpen bij het ontwikkelen van nieuwe vragen en het beoordelen van deze vragen op leesbaarheid, duidelijkheid en validiteit. Er is sprake van een continu proces om de kwaliteit van de examens en de dienstverlening te verbeteren. Daarnaast werkt het CBR ook samen met andere ketenpartners zoals klankbordgroepen van opleiders en uitgevers om te zorgen voor optimale afstemming tussen opleiding en examens.

Kortom: de kerntaak van het CBR is het ontwikkelen en afnemen van examens. Het CBR voert deze taak op een professionele manier uit en is daar ook voor toegerust. Het CBR kan zorgen voor validiteit, betrouwbaarheid en actualiteit van zowel theorie- als praktijkexamens en voor uniforme, moderne en efficiënte examinering passend bij de professionaliseringsslag die wordt gezocht. Gelet hierop is het CBR de aangewezen instelling om de werkzaamheden die de RDI uitvoert met betrekking tot de huidige Examenregeling volledig over te nemen.

Met het onderbrengen van alle taken hieromtrent bij het CBR wordt de examinering en uitgifte van bedieningscertificaten geprofessionaliseerd. Bijkomend voordeel is dat de kandidaten en aanvragers hierdoor terecht kunnen bij één loket voor vaarbewijzen, maritieme radar-examens en radiocommunicatie-examens voor de maritieme sector.

3.2.2. Wijze van taakuitoefening

Net als de RDI voorheen, zal het CBR de bevoegdheden van de Examenregeling aanvankelijk in mandaat uitvoeren namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Dit is de eerste fase van de overdracht. Er is daardoor met deze wijzigingsregeling nog geen sprake van het belasten van een bestaand zelfstandig bestuursorgaan met een andere taak, inhoudende de uitoefening van openbaar gezag, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

De minister is evenwel voornemens om de hiertoe benodigde bevoegdheden op zo kort mogelijke termijn te attribueren aan het CBR. Dit is de tweede fase van de overdracht. De minister zal de hiertoe benodigde wijzigingen van de Telecommunicatiewet zo snel mogelijk in procedure brengen. Vervolgens zal wederom een actualisering van de Examenregeling moeten plaatsvinden, omdat de uitvoering dan niet meer plaats zal vinden door de minister, maar zelfstandig door het CBR.

4. Feitelijke afname van examens

4.1. Algemeen

Op grond van het (met deze regeling gewijzigde) artikel 19 van de Examenregeling kon de minister zogenoemde examinerende instellingen aanwijzen. Bij deze examinerende instellingen konden kandidaten hun examens (zowel praktijk als theorie) feitelijk afleggen. Kandidaten waren verplicht de op grond van de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur bepaalde vergoeding rechtstreeks te voldoen aan de examinerende instelling waar zij het examen aflegden.

4.2. Theorie-examens voortaan door CBR, praktijkexamens nog steeds door erkende (externe) instellingen
4.2.1. Theorie-examens

De theorie-examens die voorheen feitelijk door de examinerende instellingen werden afgenomen, worden na de overdracht van de uitvoering van de taken van de Examenregeling aan het CBR, voortaan door het CBR zelf afgenomen. Hiermee is gekozen voor een andere invulling dan voorheen. De minister is van mening dat het afnemen van de examens een taak is voor de overheid, die – net als het afnemen van examens ten behoeve van rijvaardigheid – door een onafhankelijke overheidsorganisatie moet worden uitgevoerd. Het laten afnemen van theorie-examens door private organisaties is naar de mening van de minister niet meer opportuun. De bijkomstige voordelen van het beleggen van deze taak bij het CBR zijn dat de theoretische opleiding en examinering van elkaar gescheiden worden, en dat door het CBR met 20 theorielocaties een landelijke dekking ontstaat.

4.2.2. Praktijkexamens

Voor de praktijkexamens geldt in beginsel ook dat deze naar de mening van de minister idealiter – net als bij het afnemen van examens ten behoeve van rijvaardigheid – zouden moeten worden afgenomen door een onafhankelijke overheidsorganisatie, zoals het CBR. Evenwel is ervoor gekozen om de afname van praktijkexamens door externe partijen te continueren.

Praktijkexamens vergen, anders dan theorie-examens, zeer specifieke locatieomstandigheden en specialistische kennis en ervaring van de examinator die de toets afneemt. Het is gezien het relatief geringe aantal kandidaten en de specifieke inhoud van de praktijkexamens niet efficiënt om de uitvoering bij het CBR zelf te beleggen en hiervoor deskundige examinatoren te leveren. Het onderhouden van de vaardigheden hiervoor vraagt dan te veel aan training van die examinatoren, en een landelijke dekking is daarbij ook een (te grote) uitdaging. Daarnaast beschikken de CBR-locaties niet over de geschikte inrichting die benodigd is voor de praktijkexamens. Daarom zullen praktijkexamens afgenomen worden door externe instellingen op hun eigen locatie. Deze instellingen dienen echter wel erkend te worden om deze praktijkexamens af te mogen nemen.

Op grond van de gewijzigde Examenregeling moeten instellingen die willen worden erkend, voldoen aan een aantal voorschriften. Zo zal het CBR werken met een certificeringssysteem, vergelijkbaar met de systematiek die het CBR o.a. hanteert bij praktijktoetsen binnen de binnenvaart, de praktijktoetsen voor beroepschauffeurs en nascholingscursussen voor de beroepschauffeur (code 95 op het rijbewijs). Bij de certificering wordt door het CBR gekeken naar het voldoen aan de vereiste kwaliteit van het examen, de locatie, hulpmiddelen, administratie en examinator. Naast natuurlijk het voldoen aan de inhoudelijke eisen van het praktijkexamen zoals voorgeschreven door het CBR. Hiervoor wordt, in samenwerking met een werkgroep waarin een aantal praktijkopleiders afgevaardigd is, een speciaal Raamwerk opgesteld.

Tevens wordt hier, net als bij de theorie-examens, met een College van Deskundigen gewerkt. Naast de inhoud worden ook de afnamecondities en afnameprotocollen door het CBR beheerd en onderhouden. Het CBR houdt tevens toezicht op de uitvoering van de praktijkexamens door steekproeven bij de hiervoor gecertificeerde opleiders. De huidige examinerende instellingen, maar ook nieuwe instellingen die praktijkexamens zouden willen afnemen, kunnen zich laten registreren bij het CBR. Wanneer zij voldoen aan de gestelde eisen kunnen ze worden gecertificeerd en vervolgens praktijkexamens afnemen. Op deze wijze kan de kwaliteit en de uniformiteit van de praktijkexamens worden verbeterd en geborgd.

4.2.3. Exameneisen en toetsmatrijzen

De exameneisen voor de examens van het CBR worden na inwerkingtreding van deze regeling gepubliceerd op de website van het CBR in zogenaamde geaccordeerde toetsmatrijzen. De bijlagen bij de regeling die zagen op de exameneisen zijn daarom vervallen.

Toekomstige ontwikkelingen kunnen nopen tot wijziging van de exameneisen. Bijvoorbeeld indien er sprake is van de wijziging van de internationale regelgeving met betrekking tot de examens. Eventuele toekomstige aanpassingen van de exameneisen in de toetsmatrijzen vinden plaats na raadpleging van het College van Deskundigen, en worden vastgesteld door de divisiemanager CBR CCV na goedkeuring van de LTP-raad (deelraad van de CBR gebruikersraad, gericht op het betreffende examenproduct). Deze procedure voor de wijziging van de exameneisen zorgt voor de borging van de kwaliteit, kenbaarheid en voorzienbaarheid van de exameneisen.

5. Gevolgen voor voorheen aangewezen examinerende instellingen

In de vorige paragraaf is toegelicht dat de theorie-examens vanaf 1 juli 2023 niet meer worden afgenomen door zogenoemde examinerende instellingen, maar door het CBR. Dit heeft gevolgen voor de instellingen die vóór 1 juli 2023 waren aangewezen voor de afname van theorie-examens en wier aanwijzingen een looptijd hadden tot na 1 juli 2023. Door de wijzigingen kunnen deze examinerende instellingen immers geen theorie-examens meer afnemen. Het gaat hierbij om 17 instellingen, die in 2022 gezamenlijk 624 examens hebben afgenomen voor een totaalbedrag aan vergoedingen van € 249.318. In de gevallen waarin de instellingen nog beschikken over een aanwijzing voor het afnemen van theorie- en praktijkexamens, trekt de RDI de aanwijzing in voor zover deze ziet op het afnemen van theorie-examens. De examinerende instellingen waarvan de aanwijzing gedeeltelijk of geheel is ingetrokken komen mogelijk in aanmerking voor nadeelcompensatie en kunnen hiertoe een aanvraag indienen bij de RDI.

6. Uitvoering

De Examenregeling wordt na de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling uitgevoerd door het CBR. Deze wijzigingsregeling is derhalve tot stand gekomen in overleg met het CBR. Het CBR heeft afgezien van de mogelijkheid tot het uitbrengen van een formele uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets (UHT). Het CBR heeft evenwel in een eerder stadium (februari 2022) een uitvoeringstoets uitgevoerd waarin het CBR heeft aangegeven dat de uitvoering van de examentaken zeer goed past binnen de bestaande werkzaamheden en middelen van het CBR.

7. Regeldruk

Het CBR neemt per 1 juli 2023 zelf de theorie-examens af, en geeft erkenningen af aan de instellingen die dat willen om praktijkexamens af te nemen indien deze voldoen aan de aanvraagcriteria. De verplichting voor een erkenning bestond al (maar werd ‘aanwijzing’ genoemd) en blijft met deze wijziging van de regeling bestaan voor het afnemen van praktijkexamens.

Na het aflopen van de erkenning kunnen de instellingen een aanvraag tot verlenging doen bij het CBR. De tarieven voor de erkenning dalen lichtelijk ten opzichte van de tarieven voor de aanwijzing van de examinerende instellingen. De instellingen zijn bij het doen van de aanvraag tot erkenning ertoe verplicht een ‘TOP’ internetaccount bij het CBR te gebruiken. Deze verplichting is qua regeldruk equivalent aan de huidige administratieve lasten voortvloeiend uit de door de RDI gehanteerde systematiek.

Er zijn momenteel vijftien instellingen actief met het afnemen van de praktijkexamens. De instellingen zijn in staat gesteld om bij de RDI een aanvraag te doen voor ter verlenging van hun aanwijzing. De aanwijzingen zijn op grond van het in de regeling opgenomen overgangsrecht omgezet naar een erkenning voor het afnemen van praktijkexamens. Met het invullen van het aanvraagformulier voor de erkenning zijn naar verwachting 30 minuten gemoeid per instelling. Rekening houdend met een uurtarief van € 60 per uur, en uitgaande van 15 instellingen, gaat het hierbij om een totaalbedrag van € 450,–.

De wijziging van de regeling is voorgelegd voor een toets aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

8. Consultatie

De wijzigingsregeling is van 24 februari 2023 tot en met 6 april 2023 geconsulteerd. De consultatie heeft vier reacties opgeleverd. Er zijn zorgen geuit over het uitvoeren van deze belangrijke examentaken door het CBR gezien de wachttijden waarmee het CBR de afgelopen jaren in de publiciteit is gekomen. Verder is de vraag gesteld hoe het gaat met de borging van de internationale regelgeving en procedures voor Marcom-A en Marcom-B examens. T is gevraagd of het mogelijk blijft voor niet-Nederlandse staatsburgers om deze examens te doen en welk effect de uitvoering van de examentaken door het CBR heeft op de examens in de overzeese gebiedsdelen.

De achterstanden waarmee het CBR in de publiciteit is gekomen zijn inmiddels door het CBR weggewerkt. Deze achterstanden hebben zich voorgedaan bij het afnemen van de praktijkexamens voor het rijbewijs en de medische keuringen in het kader van het rijbewijs voor 75-plussers. De examens met betrekking tot het gebruik van frequentieruimte zullen vallen onder een andere divisie dan waar deze achterstanden zijn geweest. De achterstanden in het verleden geven dan ook geen reden om eraan te twijfelen dat het CBR goed in staat is deze examentaak professioneel en efficiënt uit te voeren.

De geldende exameneisen, waarin de internationale maritieme regelgeving en procedures in zijn vervat voor dit type examens, zullen van kracht blijven. Het CBR neemt deze exameneisen 1-op-1 over. Ook zal het CBR gebruik maken van dezelfde examenvragendatabank als waar de aangewezen examinerende instellingen tot het moment van overdracht van de examentaak ook gebruik van hebben gemaakt. Dit waarborgt en continueert de kwaliteit van de inhoud van de examens. Daarnaast gaat het CBR werken met Colleges van Deskundigen en klankbordgroepen van opleiders en uitgevers, gespecialiseerd op deze examenonderwerpen, om onder andere de ontwikkelingen in de maritieme internationale regelgeving en procedures te monitoren en zo nodig te vertalen in de exameneisen en te waarborgen in de betreffende examens.

De overdracht van de uitvoering van de examentaken naar het CBR heeft geen gevolgen voor wie examen mag doen. Hierin verandert niets. Niet-Nederlandse staatsburgers kunnen dan ook, zoals voorheen gebruikelijk, in Nederland examen blijven doen onder dezelfde geldende voorwaarden.

Afsluitend wordt erop gewezen dat deze wijziging in de uitvoering van de examentaken alleen ziet op de examentaken die de minister heeft in Nederland. De examentaken van de minister in de overzeese gebiedsdelen Bonaire, St. Eustatius en Saba (hierna: Caribisch Nederland) vallen hier niet onder. De RDI zal de examentaken in Caribisch Nederland blijven uitvoeren.

9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023. Dit is in overeenstemming met het beleid van vaste verandermomenten van regelgeving op grond waarvan ministeriële regelingen in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De publicatie van de regeling wijkt af van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van de regeling. In dit geval is afwijking gerechtvaardigd gelet op het spoedeisend belang bij de snellere inwerkingtreding van de wijziging nu de overdracht van de examentaken is voorzien om plaats te vinden op 1 juli 2023. Verder is de wijziging publiekelijk gecommuniceerd door respectievelijk het CBR en de RDI en zijn de direct betrokkenen geruime tijd geleden rechtstreeks op de hoogte gebracht.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Om aan te sluiten bij de overige activiteiten van het CBR, en gelet op Aanwijzing 5.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, is ervoor gekozen in de Examenregeling voortaan te spreken van (door het CBR) ‘erkende instellingen’ in plaats van (aangewezen) ‘examinerende instellingen’.

Tevens voorziet onderdeel A in de aanpassing van de begripsbepaling van zeevaartschool, zoals opgenomen in artikel 1, onder f, van de Examenregeling. Erkende beroepsopleidingen op MBO-niveau zijn geregistreerd in het Centraal Register Beroepsopleidingen. Voor de beroepsopleidingen op HBO-niveau geldt dat deze zijn opgenomen in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs. Ten algemene wordt hier met betrekking tot de beroepsopleidingen op MBO-niveau gesproken over de opleidingscodes. Voor de opleidingen op HBO-niveau werd nog specifiek gesproken over ‘crebo-code’. De wijziging in deze begripsbepaling voorziet in het gelijktrekken van deze terminologie.

Tevens voorziet de wijziging in het aanpassen van de betreffende opleidingscodes. Door aanpassing in de beroepsopleidingen zijn de bijbehorende codes waarmee deze opleidingen worden aangeduid, gewijzigd. De onderhavige wijziging van de begripsbepaling brengt de verwijzing naar de van toepassing zijnde opleidingen in lijn met de huidige situatie.

Artikel I, onderdeel B

De bijlagen van de Examenregeling met de exameneisen vervallen. Voor de inhoudelijke exameneisen, zoals voorheen integraal opgenomen in de oude bijlagen 1 tot en met 5 van de Examenregeling, wordt hiervoor een voorziening getroffen door deze eisen meer beknopt en puntsgewijs op te nemen in de gewijzigde artikelen 9 en 14 van de Examenregeling. Dit onder verwijzing naar de internationale afspraken waarin deze inhoudelijke exameneisen volledig zijn uiteengezet. Bijlage 6 vervalt. De hierin opgenomen procedurele eisen zijn nu (beknopt) opgenomen in artikel 23 van de regeling en worden nader uitgewerkt- en gepubliceerd door het CBR.

Artikel I, onderdeel E

Deze wijziging voorziet in de aanpassing van de termijn waarbinnen de minister de betrokken kandida(a)t(en) informeert over de verdere gang van zaken indien een of meer kandidaten zich schuldig hebben gemaakt aan onregelmatigheden voor, tijdens of na een examen. Overeenkomstig artikel 4, derde lid (oud) van de Examenregeling stond hiervoor een termijn van tien werkdagen. Deze termijn is niet in alle gevallen van onregelmatigheden toereikend. Het kan bij onregelmatigheden bijvoorbeeld gaan over ongeoorloofd overleg tussen kandidaten tijdens een examen, maar ook om grootschalige fraude met examenvragen. Dit maakt dat niet in alle gevallen de termijn van tien werkdagen haalbaar is om de betrokken kandida(a)t(en) te informeren, omdat niet altijd binnen deze termijn het onderzoek naar de onregelmatigheden afgerond kan zijn. De wijziging voorziet erin dat betrokken kandida(a)t(en) binnen een redelijke termijn wordt of worden geïnformeerd over de verdere gang van zaken. Daarbij wordt aangesloten bij de redelijke termijn zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel I, onderdeel J

Artikel 13 van de Examenregeling bepaalt welke examens een kandidaat met goed gevolg moet hebben afgelegd alvorens een bepaald maritiem certificaat te kunnen verkrijgen. Met het vervallen van de bijlagen is niet meer duidelijk dat voor bepaalde certificaten zowel een theorie- als een praktijkexamen afgelegd dient te worden. Deze onderhavige wijziging voorziet in de noodzakelijke verduidelijking.

Artikel I, onderdeel N

Artikel 18 van de Examenregeling bevat de grondslag voor de minister om maritieme certificaten van bediening uit andere landen die, net als Nederland, aangesloten zijn bij de Conférence Européenne des Postes et Télécommunications (CEPT) te erkennen. Landen die aangesloten zijn bij de CEPT en die verklaard hebben dat zij de betreffende decision of aanbeveling hebben geïmplementeerd, committeren zich aan de afspraken die daarin met betrekking tot de certificaten van bediening zijn gemaakt en worden op de opvolging hiervan gecontroleerd. Hierdoor wordt gewaarborgd dat certificaten, afgegeven door of namens deze CEPT -administraties, in de kern voldoen aan dezelfde standaarden. De door Nederland afgegeven certificaten voldoen dan ook aan de voorwaarden die hierin gesteld worden.

Certificaten van bediening worden niet erkend als deze zijn uitgegeven door of namens een land dat niet aangesloten is bij de CEPT. Ook certificaten van bediening die zijn uitgegeven door een land dat aangesloten is bij de CEPT, maar dat de betreffende decision en/of recommendation niet heeft geïmplementeerd, worden niet erkend. In deze gevallen is niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat een certificaat van bediening is afgegeven conform de eisen uit de betreffende decision of recommendation. Op de website van de CEPT wordt een overzicht bijgehouden van de implementatiestatus van CEPT decisions en recommendations. Dit overzicht wordt als uitgangspunt genomen bij de beoordeling of een uitgegeven bedieningscertificaat in Nederland wordt erkend. De onderhavige wijziging van artikel 18, eerste lid, strekt tot de noodzakelijke verduidelijking van de grondslag tot erkenning van certificaten.

Artikel I, onderdeel R

Instellingen kunnen voor het afnemen van praktijkexamens een aanvraag tot erkenning als afnemer van de praktijkexamens doen bij het CBR. Dit artikel bevat de criteria op grond waarvan het CBR de geschiktheid van de te erkennen instellingen beoordeelt. Tot de aanvraagcriteria behoren het kunnen voldoen aan de in artikel 23 de regeling opgenomen procedurele eisen, het beschikken over een geschikte locatie voor het afnemen van praktijkexamens en het beschikken over een inschrijving in het Handelsregister en een inschrijving bij het CBR als afnemer van praktijkexamens.

Artikel I, onderdeel T

Deze nieuwe bepaling bepaalt dat instellingen, die erkend zijn om praktijkexamens af te nemen, deze examens afnemen conform de procedurele eisen opgenomen in het artikel, welke nader uitgelegd en gepubliceerd zullen worden in de vorm van een beleidsregel door het CBR.

Artikel I, onderdeel X

Dit artikel voorziet in de toevoeging van een nieuwe paragraaf 4b met betrekking tot vergoedingen. De vergoedingen voor werkzaamheden of diensten met betrekking tot de uitvoering van de examentaken op basis van de Examenregeling werden voorheen vastgesteld in de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom, en per 1 januari 2023, de Regeling vergoedingen RDI. De uitvoering van deze taken lag ook bij de RDI.

Nu de examentaken op basis van de Examenregeling vanaf 1 juli 2023 in mandaat uitgevoerd worden door het CBR, is ervoor gekozen om deze vergoedingen uit de Regeling vergoedingen RDI te halen en toe te voegen aan de Examenregeling. In deze nieuwe paragraaf 4b worden de vergoedingen (lees: de tarieven) vastgesteld die het CBR in 2023 in rekening brengt in het kader van de uitvoering van de examentaken. Voor deze vergoedingen, die op basis van de Telecommunicatiewet worden opgelegd, geldt dat zij zijn aan te merken als retributies, zijnde heffingen die de overheid oplegt voor de levering van een individuele dienst. Deze worden bepaald voor de onderscheidenlijke (sub)categorieën van soortgelijke werkzaamheden of diensten, bedoeld in het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet.

Artikel 26a voorziet in een tabel waarin de vergoedingen worden vastgesteld voor de verschillende werkzaamheden of diensten die het CBR hanteert bij de uitvoering van de examentaken namens de minister. Artikel 26b bepaalt dat de vergoedingen vooraf voldaan dienen te worden.

De hoogte van de kosten van de examens en de afgifte van certificaten blijven gelijk voor het kalenderjaar 2023. Het CBR hanteert hierbij een andere systematiek waarbij met modules wordt gewerkt per examen, welke afzonderlijk in rekening gebracht worden bij de kandidaat. Eenmaal opgeteld zijn de eindbedragen identiek per type examen. Ten aanzien van de kosten van de erkenning (voorheen aanwijzing) is er sprake van een bescheiden daling van de vergoeding die bij de te erkennen instellingen in rekening wordt gebracht.

De vergoedingen worden jaarlijks bepaald op grond van het kostencalculatiemodel bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet.

Artikel I, onderdeel Y

Ten behoeve van de rechtszekerheid is met artikel I, onderdeel W, voorzien in overgangsrecht ten behoeve van kandidaten die hun examen vóór 1 juli 2023 hebben afgelegd bij examinerende instellingen, maar waarvan de minister op 1 juli 2023 nog niet heeft besloten dat de kandidaten het examen met goed gevolg hebben afgelegd als bedoeld in de artikelen 7, onderdelen a en d, 8, en 16 van de Examenregeling. Door het met artikel I, onderdeel W, gewijzigde artikel 28 van de Examenregeling behouden deze examens hun geldigheid.

Artikel II

Zoals aangegeven in de toelichting op artikel I, onderdeel W is ervoor gekozen de vergoedingen die verband houden met de werkzaamheden of diensten in het kader van de uitvoering van de Examenregeling uit de Regeling vergoedingen RDI 2023 te halen en op te nemen in de Examenregeling. Het onderhavige artikel voorziet in de noodzakelijke aanpassing van de Regeling vergoedingen RDI 2023. De vergoedingen voor de erkenning en de afgifte van certificaten blijven opgenomen in de Regeling vergoedingen RDI 2023. Deze werkzaamheden blijven uitgevoerd worden door de RDI.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Zie bijvoorbeeld de artikelen 25.6 en 47 van het Radioreglement 1979, de zogenoemde Basel-overeenkomst ten aanzien van het gebruik van marifoon op schepen op Europese binnenwateren, en aanbevelingen van het Conférence Européenne des Postes en Télecommunications (CEPT).

Naar boven