Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 18 april 2023, nummer 4571379, tot wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland in verband met een verlaging van het vereiste aantal examenpogingen ten behoeve van de ontheffing van de naturalisatietoets op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 6 van het Besluit naturalisatietoets;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 6, vierde lid, onderdeel a, van de Regeling naturalisatietoets Nederland wordt ‘ten minste viermaal heeft deelgenomen’ vervangen door ‘ten minste driemaal heeft deelgenomen’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 april 2023

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

TOELICHTING

Algemeen

In deze wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland wordt het vereiste aantal examenpogingen per niet behaald examenonderdeel in het kader van de ontheffing van de naturalisatietoets op basis van aantoonbaar geleverde inspanningen (hierna: AGI) verlaagd van vier naar drie.

Deze wijziging is in overeenstemming met een wijziging van de Regeling inburgering 2021 waarin het aantal examenpogingen per niet behaald examenonderdeel in het kader van de ontheffing van het inburgeringsexamen wordt verminderd van vier naar drie. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer hierover op 20 december 2022 geïnformeerd (Kamerstukken II 2022/23, 32 824, nr. 380). De verlaging van het vereiste aantal examenpogingen is gebaseerd op een extern onderzoek naar de effecten van het verlagen van het aantal examenpogingen voor de ontheffingsgrond AGI van de inburgeringsplicht. Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een verkenning van verbetermogelijkheden voor de Wet inburgering 2013. In de motie van het lid Maatoug (Kamerstukken II 2021/22, 32 824, nr. 374) is de regering verzocht de Tweede Kamer voor 1 januari 2023 een verlaging van het benodigd aantal examenpogingen per examenonderdeel in overweging te nemen bij het vinden van een oplossing voor in de praktijk van de inburgeringsplicht ervaren knelpunten bij de ontheffing op basis van AGI.

Met de aanpassing wordt tegemoetgekomen aan inburgeraars voor wie het inburgeringsexamen te hoog gegrepen is. Uit het genoemde onderzoek is gebleken dat er een beperkte zal groep zijn die onder de huidige regels het examen zou behalen en in de nieuwe situatie een ontheffing zal aanvragen (naar schatting 1,7 procent van het aantal geslaagden). Dit is een aanvaardbare en beperkte groep en daarmee wegen de voordelen (minder spanning en stress bij inburgeraars, er worden kosten en tijd bespaard en er wordt minder beroep gedaan op de beschikbare (examen)capaciteit bij DUO en taalonderwijsaanbieders) op tegen dit nadeel, aldus de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de genoemde brief van 20 december 2022.

Omdat de naturalisatietoets behaald is als de betrokkene het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet inburgering met goed gevolg heeft afgelegd, alsmede gelet op het vorenstaande, heb ik besloten om de naturalisatieregelgeving hiermee in lijn te brengen. Daarmee wordt voorkomen dat personen die niet-inburgeringsplichtig zijn meer examenpogingen zouden moeten doen dan inburgeringsplichtigen.

In de wijziging van de Regeling inburgering 2021 (artikel 12.2a) is bepaald dat in artikel 2.4b, onderdeel a, van de tot 1 januari 2022 geldende Regeling inburgering het aantal examenpogingen wordt verlaagd van vier naar drie. Deze bepaling werkt via artikel 6, tweede lid, van de Regeling naturalisatietoets Nederland door in de naturalisatiewetgeving.

Artikelsgewijs

Artikel I

De verlaging van het aantal examenpogingen per niet behaald examenonderdeel van de naturalisatietoets van vier naar drie is opgenomen in artikel 6, vierde lid, onderdeel a.

Artikel II

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden en ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat met de onderhavige wijzigingen ongewenste nadelen voor de doelgroep, namelijk de betrokken verzoekers, worden voorkomen (Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De onderhavige wijziging is voor hen begunstigend.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven