Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 26 april 2023, nr. 37766481, houdende regels voor de verstrekking van aanvullende bekostiging voor het bieden van mogelijkheden voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding (Tijdelijke regeling aanvullende bekostiging LOB MBO 2023)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.2.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvullende bekostiging:

aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

fte:

fulltime-equivalent;

instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, voor zover het bekostigde beroepsopleidingen betreft;

LOB:

loopbaanoriëntatie en -begeleiding als bedoeld in artikel 1.3.5, onderdeel c, van de wet;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

wet:

Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Doelomschrijving

Het doel van deze regeling is het beschikbaar stellen van middelen ten behoeve van het verstevigen van LOB in het middelbaar beroepsonderwijs, met het oog op het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt.

Artikel 4. Bekostigingsplafond en wijze van verdeling

  • 1. Voor de verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling is in de kalenderjaren 2023 tot en met 2027 per kalenderjaar een bedrag van € 32.000.000 beschikbaar.

  • 2. De minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, naar rato van het totaal van de voor dat kalenderjaar op grond van de artikelen 2.2.2 en 2.2.3 van het Uitvoeringsbesluit WEB berekende rijksbijdragedelen voor die instelling.

Artikel 5. Te bekostigen activiteiten

De minister verstrekt aan een instelling jaarlijks aanvullende bekostiging ten behoeve van:

  • a. het inzetten van extra fte voor LOB;

  • b. het vrijmaken van personeel voor:

    • 1°. het organiseren van meer en effectieve oriënterende beroeps- of bedrijfsbezoeken, waardoor de student met een breed palet aan werkgevers en beroepen kennis maakt;

    • 2°. het begeleiden van studenten tijdens de studie en bij het kiezen van een stageplek en -richting; of

  • c. het volgen van een bijscholingscursus of -training om de LOB-deskundigheid van docenten met LOB-taken en loopbaanbegeleiders te verbeteren.

Artikel 6. Beschikking en betaling

De aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 4, wordt in 2023 ambtshalve uiterlijk in de maand september verstrekt en vervolgens jaarlijks ambtshalve uiterlijk in de maand februari van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft.

Artikel 7. Besteding en verantwoording

  • 1. De verantwoording van de besteding van de aanvullende bekostiging geschiedt in de jaarverslaglegging overeenkomstig de Regeling jaarverslaglegging onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de aanvullende bekostiging.

  • 2. Het bevoegd gezag beschrijft jaarlijks in XBRL:

    • a. hoeveel extra fte voor LOB is ingezet;

    • b. in hoeverre er personeel is vrijgemaakt voor:

      • 1°. het organiseren van meer en effectieve oriënterende beroeps- of bedrijfsbezoeken, waardoor de student met een breed palet aan werkgevers en beroepen kennis maakt;

      • 2°. het begeleiden van studenten tijdens de studie en bij het kiezen van een stageplek en -richting; en

    • c. in hoeverre docenten met LOB-taken en loopbaanbegeleiders een bijscholingscursus of -training hebben gevolgd om de LOB-deskundigheid te verbeteren.

  • 3. De aanvullende bekostiging kan ingevolge artikel 9.1, derde lid, onderdeel c, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 8. Monitoring en evaluatie

  • 1. De minister monitort periodiek de implementatie en effecten van deze regeling op landelijk niveau.

  • 2. De minister draagt uiterlijk in 2026 zorg voor evaluatie van deze regeling.

Artikel 9. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de aanvullende bekostiging die op grond van deze regeling is verstrekt.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling aanvullende bekostiging LOB MBO 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Speerpunten van dit kabinet voor het middelbaar beroepsonderwijs zijn: het bevorderen van kansengelijkheid, het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt, en het verbeteren van kwaliteit, onderzoek en innovatie. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan oplossingen om de arbeidsmarktkrapte te verminderen en om voortijdig schoolverlaten, uitval en onnodige switch van opleiding te voorkomen. Ook dragen deze doelen bij aan de persoonlijke ontwikkeling van de student en vergroot het zijn perspectief en kansen in de maatschappij. Het is van belang dat afgestudeerden op de meest kansrijke plek terecht komen en dat er een zo optimaal mogelijke match plaatsvindt tussen de interesses, talenten en capaciteiten van studenten en de vraag van de arbeidsmarkt. Het streven is dat jongeren en volwassenen zich goed begeleid voelen bij het maken van een keuze voor een opleiding en een beroep. In de werkagenda mbo heeft het Ministerie van OCW samen met landelijke partners ambities opgenomen om deze doelen te realiseren.

De komende jaren, gedurende de looptijd van de werkagenda mbo tot aan het einde van 2027, wordt onder andere ingezet op meer aandacht voor een goede en stevige loopbaanoriëntatie en begeleiding op mbo-instellingen (hierna: LOB), zodat studenten gestimuleerd worden om kansrijkere en beter onderbouwde opleidings- en arbeidsmarktkeuzes te maken. Onderdeel van deze ambities is ook het creëren van een doorlopende lijn in de oriëntatie en begeleiding vanuit het voortgezet onderwijs naar het mbo en het hbo, en met een soepele overgang naar de arbeidsmarkt. Het Expertisepunt LOB ondersteunt en adviseert scholen en instellingen sectoroverstijgend over een goede LOB voor leerlingen en studenten in de beroepskolom. Via deze regeling stimuleert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mbo-instellingen om meer werk te maken van het informeren van studenten over arbeidsmarktperspectieven van opleidingen en beroepen waarvoor deze opleidingen kwalificeren. En ook door studenten meer en effectievere oriënterende bedrijfsbezoeken te laten brengen. Verder kunnen instellingen via deze regeling inzetten op het beter begeleiden van studenten tijdens de studie en bij het kiezen van een stageplek- en richting. De ambitie in de werkagenda mbo is dat bij iedere bekostigde mbo-instelling de investering in en aandacht voor professionalisering van loopbaanoriëntatie, -ontwikkeling en -begeleiding toe neemt. Instellingen focussen zich daarbij op de maatschappelijke opgaven die belangrijk zijn voor de regio.1 In de werkagenda mbo worden zeven sectoren genoemd die landelijk speciale aandacht vragen. Deze zijn woningbouw, zorg, onderwijs, klimaat en energie, veiligheid, kinderopvang en digitalisering.

Instellingen kunnen ervoor kiezen extra aandacht te besteden aan specifieke groepen studenten die moeite hebben bij het vinden van een stage of een baan, zoals studenten met een extra ondersteuningsbehoefte, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond of die een opleiding volgen waarbij een moeilijke start op de arbeidsmarkt wordt voorzien. Hierbij kan aangesloten worden op de activiteiten om stagediscriminatie tegen te gaan of de begeleiding die wordt geboden aan studenten met een extra ondersteuningsbehoefte. De LOB die instellingen bieden kan ook na het behalen van het mbo-diploma voortgezet worden op basis van de subsidieregeling nazorg 2022–2024.

LOB is een wettelijke taak voor mbo-instellingen, opgenomen in artikel 1.3.5, onderdeel c, van de wet, die gelet daarop wordt bekostigd vanuit de lumpsum. Goede LOB draagt eraan bij dat studenten op een opleidingsplek zitten die bij hen past, zowel qua capaciteiten, affiniteiten als arbeidsmarktperspectief. Goede loopbaanbegeleiding houdt ook in dat snel wordt gesignaleerd als een student niet op een voor hem goede plek zit en dat hij zich tijdig kan heroriënteren op een beter passende opleiding. In aanvulling hierop wordt een experiment ontwikkeld met zogenoemde oriëntatieprogramma’s om te toetsen of een oriëntatieprogramma voorafgaand aan de definitieve studiekeuze bijdraagt aan een passende en bestendige studiekeuze. Een oriëntatieprogramma is bedoeld voor studenten die bij instroom in het mbo nog geen studiekeuze kunnen maken en voor studenten die willen heroriënteren in het mbo na een verkeerde studiekeuze.

Om mbo-studenten beter te informeren, voor te lichten en te begeleiden krijgen instellingen via deze regeling aanvullende bekostiging.

Besteding aanvullende bekostiging

De aanvullende bekostiging bedraagt met ingang van 2023 jaarlijks € 32 miljoen. Dit geld wordt naar rato van de lumpsum verdeeld over de bekostigde mbo-instellingen en is bedoeld voor:

  • 1. Het inzetten van extra fte voor LOB, zodat meer uren aan LOB ingezet worden voor de student. Het kan hierbij ook gaan om extra uren voor begeleiding van de student tijdens de opleiding.

  • 2. Het inzetten van personeel voor:

    • a. het organiseren van meer en effectieve oriënterende beroeps/ bedrijfsbezoeken, waardoor de student met een breed palet aan werkgevers en beroepen kennis maakt. Dit is vooral van belang voor studenten die twijfelen aan hun opleidingskeuze. Onder oriënterende beroeps/ bedrijfsbezoeken vallen in het kader van deze regeling ook bijvoorbeeld gastcolleges vanuit de beroepspraktijk of andere LOB-activiteiten gericht op de kennismaking met de beroepspraktijk.

    • b. het begeleiden van studenten tijdens de studie en bij het kiezen van een stageplek en -richting. Deze stageplek en -richting is namelijk van invloed op het beroep waarnaar de student later zal uitstromen. Een goede begeleiding hierbij helpt de student een weloverwogen en slimme keuze te maken passend bij zijn talent en interesses en ook bij het arbeidsmarktperspectief als gevolg van krapte.

  • 3. Het volgen van een bijscholingscursus of-training om de LOB-deskundigheid van docenten met LOB-taken en loopbaanbegeleiders te vergroten. Het betreft hier bijvoorbeeld een cursus of training die de deelnemer leert hoe en welke arbeidsmarktinformatie (met specifieke aandacht voor tekortsectoren) kan worden gebruikt om studenten te informeren over arbeidsmarktperspectieven van opleidingen en beroepen waarvoor deze kwalificeren. Bijscholing/training behelst in het kader van deze regeling ook activiteiten gericht op LOB-professionalisering, waaronder intervisie en collegiale visitatie.

Uitgangspunt hierbij is dat instellingen zich zullen inspannen om LOB binnen hun instelling te verstevigen, om zo de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren.

Caribisch Nederland

De subsidieregeling heeft geen betrekking op Caribisch Nederland (hierna: CN). Voor Caribisch Nederland is vanaf 2022 structureel € 200.000 aan de CN-bekostiging toegevoegd (Voorjaarsnota 2022) voor het aandeel CN in de middelen uit het coalitieakkoord voor het MBO. Hiermee kunnen de instellingen in CN ook de intensivering van LOB financieren.

Verantwoording

De verantwoording van de besteding van de aanvullende bekostiging gebeurt in de jaarverslaglegging. Via XBRL wordt daarnaast om beleidsmatige informatie gevraagd.

Uitvoering

DUO, DUS-I en de Inspectie van het Onderwijs achten de regeling uitvoerbaar.

Regeldruk

Deze regeling brengt voor instellingen verschillende inspanningen met zich mee, zo dienen zij kennis te nemen van de regeling. Het betreft een relatief eenvoudige regeling, daarom wordt hiervoor gerekend met 1 uur per instelling tegen een uurtarief van € 50,– per uur. Per instelling komt dat neer op eenmalig € 50,–. Instellingen zullen in 2023 waarschijnlijk ook eenmalig kosten maken voor het bedenken van een strategie over hoe de doelen van de regeling vertaald kunnen worden binnen de instelling en naar opleiding. Het gaat hier om een plan over hoe de inzet van extra fte’s voor LOB jaarlijks gerealiseerd kan worden en welk effect dit heeft op de kwantiteit en kwaliteit van de loopbaanoriëntatie, loopbaanbegeleiding en begeleiding tijdens de opleiding van studenten. En ook hoeveel personeel vrijgemaakt kan worden voor oriënterende beroeps- of bedrijfsbezoeken en voor het volgen van een LOB bijscholingscursus of -training. Een LOB coördinator die deze taak op zich neemt zal hier gemiddeld 2 weken van 40 uur tegen een uurtarief van € 50,– mee bezig zijn. In totaal zijn de kosten voor deze coördinator € 4.000,-. De kosten zullen wisselen naar gelang de omvang van de instelling.

Gedurende de looptijd van de regeling dienen instellingen jaarlijks verantwoording af te leggen over de inzet van de middelen en over de voortgang op de doelen en ambities van de regeling. Deels loopt deze verantwoording via de Regeling kwaliteitsafspraken en deels dienen zij deze jaarlijks op te nemen in het jaarverslag en in XBRL. Zie hiervoor artikel 7 van deze regeling over de besteding en verantwoording van de middelen. Hiervoor houden we rekening met in totaal gemiddeld 30 uur per instelling tegen een uurtarief van € 50,– euro per uur. De uitvoeringskosten voor de verantwoording komen naar verwachting neer op € 1.500,- per instelling per jaar.

Resumerend komen de kosten per instelling gemiddeld neer op eenmalig € 4.050,- en daarna jaarlijks € 1.500. Over vijf jaar spreken we dan per instelling over een bedrag van € 11.550. In totaal zijn er 58 instellingen. Gezamenlijk bedragen de kosten over de gehele looptijd van de regeling voor hen € 669.900,-. Dit betreft ca 2% van het totale bedrag (€ 32 mln.) waar de regeling op ziet.

Advies ATR

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Het betreft het verstrekken van aanvullende middelen op grond van artikel 2.2.3 van de wet. Ingevolge artikel 9.3, eerste lid, onderdeel bb, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is de Kaderregeling van toepassing op subsidieverstrekking door de minister op grond van onder meer artikel 2.2.3 van de WEB of de daarop gebaseerde regelingen. Daarom is de Kaderregeling van toepassing op onderhavige regeling, met dien verstande dat ingevolge artikel 9.1, eerste lid, van de Kaderregeling de hoofdstukken 7 en 8 van de Kaderregeling niet van toepassing zijn op bekostigde onderwijsinstellingen.

Artikel 4. Bekostigingsplafond en wijze van verdeling

Voor de regeling is voor de kalenderjaren 2023–2027 in totaal € 32 miljoen per jaar beschikbaar voor aanvullende bekostiging ten behoeve van LOB. De verdeling vindt plaats naar rato van de lumpsum, vastgesteld voor het jaar waarvoor aanvullende bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 5. Te bekostigen activiteiten

Via de regeling wordt aanvullende bekostiging beschikbaar gesteld voor mbo-instellingen om LOB zowel in kwantiteit als in kwaliteit te verstevigen. De aanvullende bekostiging bedraagt in totaal jaarlijks € 32 miljoen. Bij versteviging van LOB gaat het om:

  • 1. Het inzetten van extra fte voor LOB, zodat per saldo meer uren voor LOB ingezet kunnen worden voor de student; hiermee kan de informatie over mbo opleidingen en de beroepen waartoe die opleiden worden verbeterd en geïntensiveerd, zodat studenten een eerlijk beeld krijgen van de baankansen en het verdienvermogen bijvoorbeeld in tekortsectoren, passend bij hun talenten en interesses.

  • 2. Het vrijmaken van personeel voor:

    • a. het organiseren van meer en effectieve oriënterende beroeps- of bedrijfsbezoeken waardoor de student met een breed palet aan werkgevers en beroepen kennis maakt. Dit is vooral van belang voor studenten die twijfelen aan hun opleidingskeuze. Onder oriënterende beroeps- of bedrijfsbezoeken vallen in het kader van deze regeling ook bijvoorbeeld gastcolleges vanuit de beroepspraktijk of andere LOB-activiteiten gericht op de kennismaking met de beroepspraktijk;

    • b. het begeleiden van studenten tijdens de studie en bij het kiezen van een stageplek en -richting. De stageplek en- richting zijn namelijk van invloed op het beroep waarnaar de student later zal uitstromen; of

  • 3. Het volgen van een bijscholingscursus of -training om de LOB-deskundigheid van docenten met LOB-taken en loopbaanbegeleiders te verbeteren (met daarin bijvoorbeeld meer aandacht voor arbeidsmarktvoorlichting en de kansen die tekortsectoren studenten kunnen bieden). Bijscholing- of training behelst in het kader van deze regeling ook activiteiten gericht op LOB-professionalisering, waaronder intervisie en collegiale visitatie.

Artikel 6. Beschikking en betaling

Voor het kalenderjaar 2023 wordt de aanvullende bekostiging verstrekt in de maand september van dat jaar. Voor de kalenderjaren 2024 tot en met 2027 wordt de aanvullende bekostiging verstrekt in de maand februari van het kalenderjaar waarop die aanvullende bekostiging betrekking heeft.

Artikel 7. Besteding en verantwoording

Omdat dit aanvullende bekostiging betreft die ook mag worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt, wordt er geen aanvullend verantwoordingsmodel G1 of G2 gevraagd.2

De financiële verantwoording over de besteding van de middelen vindt plaats in het jaarverslag conform de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De middelen moeten als bate worden genomen in de jaarrekening in het jaar van ontvangst.

Verder dient de instelling beleidsmatige informatie aan het Ministerie van OCW te verstrekken via XBRL. Het Ministerie van OCW zal hiervoor een format aan de instellingen in XBRL laten opnemen, waarin de voortgang van de in artikel 5 genoemde activiteiten wordt beschreven.

Het onderwerp LOB maakt daarnaast onderdeel uit van de kwaliteitsagenda die instellingen dienen in te dienen om kwaliteitsmiddelen te ontvangen op grond van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2024–2027. De kwaliteitsagenda is een integraal document, waarin voor alle doelstellingen uit de landelijke werkagenda mbo een regionale ambitie is geformuleerd. Alle maatregelen die de instelling neemt ten behoeve van de werkagenda mbo, ongeacht welke geldstroom daar aan verbonden is, dienen terug te komen in de kwaliteitsagenda van de instelling, ook de maatregelen die de instelling neemt met betrekking tot LOB op grond van onderhavige regeling.

Aanvullend op de verantwoording op grond van deze regeling zal dan ook in het kader van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2024–2027 met betrekking tot LOB verantwoording van de instellingen worden gevraagd. De verantwoording die in de Regeling kwaliteitsafspraken mbo 2024–2027 wordt gevraagd en de verantwoording op grond van deze regeling worden in XBRL zoveel mogelijk op elkaar afgestemd en geïntegreerd.

Artikel 8. Monitoring en evaluatie

In 2026 wordt de regeling geëvalueerd. In artikel 5.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is bepaald dat een instelling dient mee te werken aan onderzoek door de minister. Als de evaluatie uitwijst dat mbo-instellingen hun LOB-activiteiten hebben geïntensiveerd én dit positieve effecten heeft gesorteerd, kan de aanvullende bekostiging na 2027 structureel worden toegevoegd aan de lumpsum. Bij positieve effecten gaat het er bijvoorbeeld om dat studenten beter worden begeleid tijdens hun studie, studenten beter onderbouwde keuzes maken, er minder voortijdig schoolverlaten, uitval of onnodige switch optreedt, en dat studenten die niet op de goede plek zitten sneller gesignaleerd worden en begeleid worden naar een andere opleiding.

Artikel 9. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit is in afwijking van de vaste verandermomenten, maar dit is niet nadelig voor de instellingen. Zij krijgen op basis van deze regeling immers aanvullende bekostiging en kunnen op die manier zo snel mogelijk beginnen met de activiteiten, bedoeld in artikel 5.

De regeling loopt van 2023 tot en met 2027, dus de regeling vervalt op 1 januari 2028. Wel verantwoorden instellingen zich in 2028 nog over 2027. Daarom is voor de duidelijkheid opgenomen dat de regeling van toepassing blijft op de aanvullende bekostiging die op grond van deze regeling is verstrekt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Het werkgebied van mbo-instellingen is kort gezegd de regio en/of, voor de beroepscolleges, de branche waarbinnen de instelling actief is. Voor het leesgemak wordt in deze toelichting echter veelal gesproken van ‘regio’.

X Noot
2

Zie artikel 9.1, derde lid, onder c, en vijfde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Naar boven