Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 april 2023, nr. Min-BuZa2023.15346-21, tot wijziging van het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 10 juni 2014 tot vaststelling van beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund (Wijziging beleidsregels Dutch Good Growth Fund)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op de artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 7.2, eerste lid, onderdeel c, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

ARTIKEL I

het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 10 juni 2014 tot vaststelling van beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Voor subsidieverlening in het kader van het Dutch Good Growth Fund geldt een subsidieplafond van:

    • a. € 230 miljoen voor onderdeel 1a;

    • b. € 50 miljoen voor onderdeel 1b.

  • 2. Bij de berekening van de voor subsidieverstrekking ten laste van de in het eerste lid, onder a en b, genoemde subsidieplafonds beschikbare bedragen worden verstrekte middelen die op grond van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvangers aan de minister zijn terugbetaald toegerekend aan deze plafonds.

B

De bijlage bij het besluit wordt als volgt gewijzigd:

1. In hoofdstuk 1. Begripsbepalingen komt de begripsomschrijving van MKB te luiden:

onderneming als omschreven in de Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (Pb 2003 L 124/36);.

2. In de vierde alinea van paragraaf 2.1. Doelstelling DGGF komt onderdeel 1 te luiden:

  • 1. Financiering van activiteiten van:

    • a. Nederlandse ondernemingen die ontwikkelingsrelevante investeringen willen doen in lage- en middeninkomenslanden alsmede van ontwikkelingsrelevante handelstransacties met partijen in lage- en middeninkomenslanden; en

    • b. Oekraïense ondernemingen die ontwikkelingsrelevante investeringen willen doen in Oekraïne;.

3. Paragraaf 2.1.1. Dggf onderdeel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de vierde alinea wordt ‘DGGF onderdeel 1’ vervangen door ‘DGGF onderdeel 1a’.

b. Na de vierde alinea wordt een alinea ingevoegd, luidende:

Daarnaast heeft het kabinet in het licht van de oorlog in Oekraïne extra financiële middelen vrijgemaakt voor het Oekraïense bedrijfsleven. Hiervoor kan € 50 miljoen binnen het DGGF onderdeel 1b worden gebruikt voor financieringen aan Oekraïense ondernemingen die voldoen aan de criteria zoals gesteld in deze beleidsregels.

c. In de zesde alinea (nieuw) wordt na ‘Uitgangspunt’ ingevoegd ‘voor beide onderdelen’.

4. Paragraaf 2.3. Staatssteunkader komt te luiden:

Randvoorwaarde voor DGGF-subsidieverlening is dat de financiering binnen de kaders van de Europese staatssteunregels blijft. De vanuit het DGGF te verlenen subsidies mogen immers geen toekenning van onrechtmatige staatssteun in de zin van (artikel 107 van) het EU-Werkingsverdrag met zich meebrengen. In het geval van DGGF onderdeel 1a subsidieverlening zal Invest International conform de kaders in de Machtigingswet en namens de minister de controle op naleving en correcte toepassing van de toepasselijke staatssteunkaders bewaken.

Algemeen wordt aangenomen dat er onder meer geen sprake is van staatssteun in bovengenoemde zin als de minister bij de verlening van subsidie toepassing geeft aan het ‘principe van de investeerder in een markteconomie’ (MEOP) of wanneer de verlening van subsidie binnen de grenzen en voorwaarden van de De-minimisverordening blijft.

Wanneer een steunmaatregel of subsidieverlening binnen de grenzen van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) blijft is er sprake van geoorloofde staatssteun. Voor DGGF onderdeel 1a steun zal het gaan om risicofinancieringssteun voor MKB- ondernemingen of om starterssteun voor MKB-ondernemingen zoals opgenomen in artikel 21 en 22 van de AGVV.

Voor DGGF onderdeel 1b steun zal het gaan om risicofinanciering of starterssteun aan Oekraïense MKB-bedrijven. Omdat het bij dergelijke steun aan ondernemingen in derde landen (niet zijnde ondernemingen (actief op) de EU-interne markt) niet gaat om staatssteun in de zin van artikel 107 van het EU-Werkingsverdrag, valt onderdeel 1b van het DGGF niet onder het bereik van de Europese staatssteunregelgeving.

Steun voor met de uitvoer verband houdende activiteiten (‘exportsteun’) zal niet worden verleend onder DGGF onderdeel 1. En ook ziet onderdeel 1 van het DGGF niet op landbouw of visserij steun in de zin van de Landbouw vrijstellingsverordening (LVV) of Visserij vrijstellingsverordening (VVV), dan wel op Landbouw of Visserij de-minimissteun.

5. In paragraaf 3.1. Algemeen wordt de één na laatste zin ‘Financiering op grond van deze beleidsregels bedraagt niet meer dan € 15 miljoen per aanvraag’ vervangen door ‘Voor onderdeel 1a (zie paragraaf 2.1) bedraagt financiering op grond van deze beleidsregels niet meer dan € 15 miljoen per aanvraag. Voor onder onderdeel 1b (zie paragraaf 2.1) bedraagt de maximale financiering € 30 miljoen per aanvraag’.

6. In de paragrafen 4.1.1. Lening aan een onderneming en 4.1.3. Garantie aan een onderneming worden twee bullets toegevoegd, luidende:

  • Voor onderdeel 1a geldt dat de onderneming op het moment van verstrekking van de financiering een vestiging of filiaal in Nederland heeft;

  • Voor onderdeel 1b geldt dat de onderneming op het moment van verstrekking van de financiering een vestiging of filiaal in Oekraïne heeft.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze, de plaatsvervangend Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, B.M. Tazelaar

TOELICHTING

De aanhoudende oorlog eist in toenemende mate zijn tol van de Oekraïense samenleving en economie. De behoeften blijven groot, onder meer op het gebied van humanitaire hulp, landbouw en herstel van infrastructuur. Het kabinet voelt zich gecommitteerd Oekraïne te steunen. Private sector initiatieven zijn cruciaal voor het doen slagen van de wederopbouwopgave. Gezien de aard van de economische schade zijn kennis en middelen van de private sector onontbeerlijk. Dit is niet iets wat de private sector alleen kan doen. Gegeven de grote risico’s voor de private sector zal er publieke steun nodig zijn om private sector activiteiten aan te jagen. Mede om die reden wordt er via dit wijzigingsbesluit een subonderdeel toegevoegd aan onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund. Het betreft een specifieke faciliteit voor het financieren van ontwikkelingsrelevante en in beginsel commercieel haalbare investeringsprojecten van Oekraïense (mkb-)ondernemingen, die vanwege de oorlogssituatie niet aan (commerciële) financiering kunnen komen. Voor deze faciliteit geldt een subsidieplafond van 50 miljoen euro. De maximale financiering bedraagt 30 miljoen euro per aanvraag. Via deze weg hoopt het kabinet enkele ontwikkelingsrelevante investeringsprojecten van Oekraïense (mkb)-ondernemingen te kunnen ondersteunen.

Naar boven