Convenant netverzwaring naar de Kop van Noord-Holland

Datum 6 februari 2023

Partijen

1. De Minister voor Klimaat & Energie, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat, namens deze: de heer Rob A. A. Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, hierna te noemen: de Minister voor Klimaat en Energie;

2. De Provincie Noord-Holland, vertegenwoordigd door de heer Edward P. Stigter, gedeputeerde voor Klimaat en Energie, gemachtigd door de commissaris van de Koning conform het bepaalde in artikel 176, tweede lid Provinciewet, en gedeputeerde staten van Noord-Holland, vertegenwoordigd door de heer Edward Stigter, voornoemd, handelende ter uitvoering van het besluit tot het aangaan van dit convenant, hierna te noemen: de Provincie;

3. TenneT TSO B.V., statutair gevestigd te Arnhem, kantoorhoudende aan de Utrechtseweg 310, 6812 AR te Arnhem te dezen vertegenwoordigd door mevrouw Marjolein de Gorter-Manhoudt, Director Large Projects Netherlands, hierna te noemen: initiatiefnemer.

Hierna gezamenlijk: de Partijen

Afkortingen en definities

1. Ministerie van EZK: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

2. Ministerie van BZK: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. Minister voor K&E: Minister voor Klimaat en Energie.

4. Ministerie van LNV: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

5. Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

6. Minister voor VRO: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

7. MER: Milieu Effect Rapport.

8. Programma VAWOZ: Programma Verbindingen aanlanding wind op zee 2031 – 2040.

9. RCR: Rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35, van de Wet ruimtelijke ordening, of na inwerkingtreding van de Omgevingswet de projectprocedure in de zin van afdeling 5.2 van die wet.

10. Ruimtelijke procedure: de procedure die wordt doorlopen om te komen tot een vergunde activiteit in de openbare ruimte, zoals het bouwen van een nieuwe hoogspanningsverbinding.

11. Samenwerkingskompas: concrete afspraken over de invulling van de verschillende rollen, taken en verantwoordelijkheden van TenneT en EZK, zoals vastgelegd in het Samenwerkingskompas voor samenwerking RCR TenneT-EZK.

Overwegende:

  • 1. Dat vanaf september 2021 de congestie op het distributienet in Noord-Holland noord zo groot is geworden dat er geen nieuwe aansluitingen voor het invoeden en afnemen van elektriciteit kunnen worden gerealiseerd, en dat bestaande aansluitingen niet meer kunnen worden verzwaard.1

  • 2. Dat uit het investeringsplan Net op Land 2022-2031 van TenneT blijkt dat ook op het bestaande 150kV hoogspanningsnet op korte termijn knelpunten ontstaan die leiden tot netcongestie.

  • 3. Dat door netcongestie de energietransitie en andere belangrijke maatschappelijke initiatieven vastlopen. Hieronder vallen: de Regionale Energie Strategieën, de cluster energie strategie van het Noordzeekanaalgebied, maar ook de economische ontwikkeling in het gebied, de woningbouwopgave, mobiliteitstransitie en datacenter strategieën. Voor deze initiatieven is een robuust en betrouwbaar elektriciteitssysteem noodzakelijk.

  • 4. Dat in maart 2022 de ambitie voor wind op zee is verdubbeld naar 21 GW2 voor 2030. In september 2022 is de ambitie uitgesproken om in 2050 op 70 GW windenergie op zee opgesteld te hebben.3 Om deze aangescherpte ambities voor wind op zee te realiseren wordt er in het kader van programma Verbindingen Aanlandingen Wind op Zee 2031 – 2040 voor 20 GW aan elektrische aanlandlocaties gezocht voor de periode 2031 – 2040. De Kop van Noord-Holland is aangemerkt als een kansrijke locatie met uitdagingen.4

  • 5. Dat om bestaande knelpunten op te lossen, een 2-circuits 380kV verbinding naar de Kop van Noord-Holland met een koppeling naar het bestaande 150kV hoogspanningsstation in Middenmeer5 een toekomst bestendige oplossing is, en dat er als er windenergie van zee aangeland wordt in de Kop van Noord-Holland twee extra 380kV-circuits noodzakelijk zijn.

  • 6. Dat de partijen anticiperen op een aanlanding van wind op zee en daarom uitgaan van een verbinding van 4-circuits in plaats van 2-circuits. Indien gedurende het planproces blijkt dat er geen aanlanding gerealiseerd zal worden in de Kop van Noord-Holland, dan gaan partijen in overleg om te overwegen of de procedure afgeschaald wordt naar een verbinding met minder circuits.

  • 7. Dat de industrie in het Noordzeekanaalgebied op grote schaal wil verduurzamen door te elektrificeren en dat daarvoor investeringen in de netinfrastructuur noodzakelijk zijn. Zo blijkt uit het Cluster energie strategie van het Noordzeekanaalgebied6 dat de nieuwe 380 kV verbinding naar de Kop van Noord-Holland ook voor de industrie in dit gebied noodzakelijk is zodat de industrie kan worden voorzien van voldoende duurzame energie. Het belang van deze 380 kV verbinding is bestuurlijk bekrachtigd door deze op te nemen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK),7 waarmee deze verbinding is aangeduid als een project van nationaal belang.

  • 8. Dat om het gebruik van fossiele brandstoffen zoals aardgas te verminderen de bouw van een landelijk netwerk voor waterstoftransport wordt voorbereid.8 Zo zijn er plannen om dit landelijk netwerk te verbinden met Den Helder, en zijn er in deze regio ambities voor de productie van waterstof. Voor de eventuele ontwikkeling van waterstofproductie in Noord-Holland Noord is een 380 kV verbinding noodzakelijk.9

  • 9. Dat de energietransitie in toenemende mate een grote impact heeft op de schaarse ruimte die we in Nederland hebben. Bij de ruimtelijke inpassing van de infrastructuur die noodzakelijk is voor de energietransitie, zal een zorgvuldige afweging moeten worden gemaakt tussen lokale, regionale en nationale ruimtelijke belangen. Bij de ruimtelijk inpassing van de 380 kV verbinding naar de Kop van Noord-Holland speelt specifiek dat er onder andere rekening moet worden gehouden met UNESCO-werelderfgoed (zoals droogmakerij de Beemster en de Stelling van Amsterdam), natuurgebieden (zoals het natura-2000 gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske) en bijzonder provinciaal landschap (zoals Waterland).

  • 10. Dat het Rijk en de provincies eind 2023 bestuurlijke afspraken maken over de ruimtelijke inpassing van opgaven op het gebied van wonen, bereikbaarheid, energie, economie, landbouw, water en bodem, en natuur. De afspraken vormen de basis voor een nieuwe nota ruimte in 2024. De provincie is gevraagd om samen met gemeenten en waterschappen de opgaven voor de periode tot 2030 – met een doorkijk naar 2050 – ruimtelijk te vertalen, in te passen en te combineren met de provinciale opgaven. Ruimtelijke opgaven worden in het ruimtelijk voorstel per provincie in samenhang gebracht. De provincies zijn gevraagd om in oktober 2023 het ruimtelijk voorstel aan de Minister voor VRO te overhandigen.

  • 11. Dat de Partijen bij de ruimtelijke inpassing rekening houden met de principes van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Hierbij wordt nieuwe doorsnijding van het landschap zoveel mogelijk voorkomen en worden nieuwe verbindingen waar mogelijk en zinvol met bestaande hoogspanningsverbindingen of bovenregionale infrastructuur gebundeld. Nieuwe hoogspanningsverbindingen in het landelijke transportnetwerk met een spanning van 220 kV en meer worden in beginsel bovengronds aangelegd. Echter, kan op basis van een integrale afweging op projectniveau – voor zover dit uit oogpunt van leveringszekerheid verantwoord is – in bijzondere gevallen, met name voor kortere trajecten, ondergrondse aanleg worden overwogen.

  • 12. Dat in afwachting van de invoering van de Omgevingswet al wordt gewerkt in de geest van de Omgevingswet. Op basis van Artikel 20a van de Elektriciteitswet 1998, gelezen in combinatie met Artikel 5.44 van de Omgevingswet, ligt het bevoegd gezag voor het nemen van het projectbesluit voor netuitbreidingen met een spanning van 220kV of hoger bij de Minister voor Klimaat en Energie in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). Daarmee zal het Rijksprojectbesluit naar verwachting het instrument zijn dat van toepassing is voor deze verbinding (deze vervangt de Rijkscoördinatieregeling).

  • 13. Dat de Minister voor K&E en de Provincie het belang van de nieuwe verbinding beide onderschrijven. Daarom willen zij ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid nauw met elkaar samenwerken. Zij streven hierbij om tot een zo goed mogelijke ruimtelijke inpassing van de 380 kV verbinding en de bijbehorende hoogspanningsstations te komen. Hiertoe willen zij de participatie met gemeenten en andere belanghebbende gezamenlijk vormgeven, om zo tot een breed gedragen oplossing te komen. De Provincie blijft daarbij verantwoordelijk voor het in behandeling nemen en tijdig besluiten over aanvragen van eventueel benodigde vergunningen en ontheffingen waar de provincie Noord-Holland bevoegd gezag voor is. De Minister voor K&E blijft, in samenspraak met de Minister voor VRO, het bevoegd gezag voor de ruimtelijke inpassing.

Spreken het volgende af:

Artikel 1: Doel van het convenant

  • 1. Invulling te geven aan de wens van de Partijen om nauw samen te werken aan de ruimtelijke inpassing van een nieuw te realiseren 380 kV verbinding naar de Kop van Noord-Holland en de bijbehorende energie-infrastructuur zoals hoogspanningsstations te realiseren, en gezamenlijk op te trekken bij het oplossen van de daarbij verwachte barrières, en hierbij gezamenlijk kansen te creëren en benutten.

  • 2. Het vaststellen van gezamenlijk gedragen uitgangspunten betreffende de nut en noodzaak van de 380 kV verbinding en de bijbehorende overige energie-infrastructuur zoals hoogspanningsstations.

  • 3. Het maken van afspraken over hoe partijen vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid invulling willen geven aan de rol die zij spelen gedurende het ruimtelijk planproces ter realisatie van de 380kV verbinding en de bijbehorende energie-infrastructuur zoals hoogspanningsstations.

Artikel 2: Uitgangspunten Nut en Noodzaak

  • 1. Een 2-circuits 380kV-verbinding naar de Kop van Noord-Holland is onder meer noodzakelijk voor:

    • a. Het oplossen van knelpunten op het hoogspanningsnet in Noord-Holland, die door TenneT zijn geïdentificeerd in de investeringsplannen10die zij periodiek opstellen in het kader van Artikel 21 van de Elektriciteitswet 1998;

  • 2. Daarbij zien de partijen, de volgende (niet limitatieve) kansen die bijdragen aan de nut en noodzaak van de beoogde verbinding:

    • a. Het faciliteren van een eventuele aansluiting van windmolenparken op zee aan het hoogspanningsnet via een aanlanding in de Kop van Noord-Holland;

    • b. Het faciliteren van de ontwikkeling van eventuele waterstofproductie in Noord-Holland, ten behoeve van het verduurzamen van de haven in Den Helder, de warmtevraag en het stimuleren van duurzame staalproductie in het Noordzeekanaalgebied;

    • c. Het verbeteren van het (economisch) vestigingsklimaat in de Kop van Noord-Holland.

  • 3. De partijen anticiperen op een aanlanding van wind op zee en gaan uit van een verbinding van 4-circuits in plaats van twee circuits. Indien gedurende het planproces blijkt dat er geen aanlanding gerealiseerd zal worden in de Kop van Noord-Holland, dan gaan partijen in overleg om te overwegen of de procedure afgeschaald wordt naar een verbinding met minder circuits. Een nadere uitwerking van de nut en noodzaak van een twee en vier-circuits verbinding naar de Kop van Noord-Holland is een onderdeel van het voornemen, dat is beschreven onder artikel 6 lid 1 onder a en i, dat de projectgroep opstelt als onderdeel van dit project.

Artikel 3: De projectdefinitie en kadering

  • 1. Het project omvat het realiseren van een nieuw 380 kV verbinding naar de Kop van Noord-Holland, inclusief de daarbij benodigde energie-infrastructuur zoals in ieder geval twee nieuw te bouwen hoogspanningsstations waarvan één wordt verbonden met het bestaande 150 kV netwerk nabij Middenmeer en één met het bestaande 380 kV netwerk.

  • 2. De Partijen zullen bij de start van de ruimtelijke procedure de opgave in termen van begin-, eindpunt en zoekgebied breed definiëren, zodat alle redelijkerwijs te beschouwen alternatieven in beeld gebracht worden en worden afgewogen in de ruimtelijke procedure.

  • 3. Partijen voorzien dat een 4-circuits variant van de verbinding noodzakelijk is om een aanlanding van windenergie van zee in de kop van Noord-Holland mogelijk te maken, en nemen dit daarom als vertrekpunt van het project.

  • 4. De fysieke verbinding vanaf het aanlandstation naar het hoogspanningsstation in de kop van Noord-Holland zoals genoemd in het eerste lid, is geen onderdeel van de scope van dit project en hoort bij het Programma VAWOZ.

Artikel 4: Bestuurlijk overleg ten behoeve van sturing van het project

  • 1. Om advies te geven aan het bevoegd gezag ten behoeve van het nemen van ruimtelijke besluiten in het kader van het ruimtelijke planproces, wordt een bestuurlijk overleg ingeregeld tussen de Partijen.

  • 2. Dit bestuurlijk overleg wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Minister voor Klimaat en Energie.

  • 3. Aan dit bestuurlijke overleg nemen één of meer vertegenwoordigers van TenneT, de Provincie Noord-Holland en de Minister voor Klimaat & Energie deel.

  • 4. Wanneer andere overheidsorganen een direct belang hebben, betrekt het projectteam deze partijen bij dit bestuurlijk overleg zodat hun zienswijze kan worden gehoord en meegenomen in de besluitvorming.

  • 5. Ten behoeve van de voorkeursbeslissing kan de provincie samen met andere overheidsorganen een regioadvies geven aan de Minister voor K&E en de Minister voor VRO.

  • 6. Bestuurlijk overleg vindt plaats op initiatief van de in artikel 5 bedoelde projectgroep. Het overleg vindt tenminste plaats voor de behandeling van de door het bevoegd gezag vast te stellen producten en besluiten (zoals beschreven in artikel 6 lid 1 onder a).

  • 7. Partijen achten het van belang om zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is in de geest van de Omgevingswet een zorgvuldig omgevingsproces te organiseren, waarbij medeoverheden zoals gemeenten en waterschappen, burgers en andere betrokkenen goed worden betrokken bij de ruimtelijke procedure.

  • 8. Nadat het projectteam een uitwerking heeft gemaakt van de nut en noodzaak op basis van programma VAWOZ 2031 – 2040, vindt een bestuurlijk overleg plaats waarin de nut en noodzaak wordt vastgesteld en wordt besproken hoeveel circuits we definitief in procedure gaan nemen.

Artikel 5: Instelling van een projectgroep

  • 1. TenneT en de ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat werken respectievelijk als initiatiefnemer en bevoegd gezag gezamenlijk aan de ruimtelijke inpassing van de 380kV-verbinding.

  • 2. TenneT en de Minister voor Klimaat en Energie nodigen de Provincie uit om zitting te nemen in de projectgroep en de activiteiten beschreven in Artikel 6 in samenspraak uit te voeren.

  • 3. De projectgroep komt op regelmatige basis samen om voortdurend voortgang te boeken in het ruimtelijk planproces en om, voor de inpassing relevante informatie met elkaar uit te wisselen, zodat de Provincie wordt meegenomen in alle stappen van het proces. De verwachting is dat dit ongeveer tweemaal per maand zal zijn.

  • 4. TenneT, de Provincie en de ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zijn voornemens de ruimtelijke procedure te starten in Q1 2023. Zij zorgen ervoor de benodigde capaciteit bij de start van de procedure beschikbaar te hebben.

Artikel 6: Activiteiten van de projectgroep

  • 1. De projectgroep werkt, al dan niet met ondersteuning van een externe adviseur, samen aan:

    • a. De producten die noodzakelijk zijn voor de besluitvorming in het kader van de RCR procedure, waaronder tenminste vallen:

      • i. Het voornemen en participatieplan

      • ii. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau plan-MER (plan- Milieu Effect Rapport)

      • iii. Het plan-MER en de Integrale Effect Analyse

      • iv. De voorkeursbeslissing

      • v. Het project-MER

      • vi. Het ontwerpprojectbesluit

      • vii. Het definitieve projectbesluit

    • b. Het voorbereiden, plannen van- en deelnemen aan – projectoverleg waarin afgestemd wordt over de op te leveren producten.

    • c. Het organiseren en voorbereiden van het bestuurlijk overleg zoals beschreven in Artikel 4.

    • d. Het voorbereiden en organiseren van ambtelijk overleg tussen de Partijen en lokale overheden.

    • e. Het organiseren, voorbereiden en deelnemen aan informatie- en participatieavonden in de regio ten behoeve van het informeren en betrekken van belanghebbende uit de omgeving bij de ruimtelijke procedure.

    • f. Het voeren van een actief omgevingsmanagement, waarbij de Partijen strategisch in contact treden met de omgeving.

    • g. Het signaleren en uitwerken van combinatiekansen met o.a. klimaatadaptatie, ruimte voor water, natuurontwikkeling en vergroten van biodiversiteit.

  • 2. De vertegenwoordigers van Partijen in de projectgroep, hebben, bij de activiteiten beschreven onder 1, oog voor elkaars belangen en hebben een bemiddelende rol naar andere betrokken overheden en belanghebbenden, om te komen tot een zo breed mogelijk maatschappelijk gedragen ruimtelijk besluit.

  • 3. Ter voorbereiding van en gedurende het project zetten de ambtenaren van de Provincie en de twee betrokken ministeries zich in om het project intern af te stemmen met de door het project geraakte afdelingen en departementen.

  • 4. Partijen zullen informatie verkregen in het project vertrouwelijk behandelen en niet vroegtijdig met andere belanghebbenden delen.

Artikel 7: Samenwerking met VAWOZ 2031 – 2040

  • 1. De projectgroep zoekt nauwe samenwerking met het projectteam van programma VAWOZ 2031 – 2040 door:

    • a. De ruimtelijke procedures op elkaar af te stemmen door mee te lezen op het voornemen en participatieplan, (concept) notitie reikwijdte en detailniveau en milieu effect rapport indien relevant voor het 380kV project.

    • b. Wanneer opportuun, informatie- en participatie -bijeenkomsten georganiseerd vanuit programma VAWOZ in Noord-Holland bijwonen en daarin vragen te beantwoorden over de status van het 380kV project en participatiemogelijkheden.

    • c. Het programma VAWOZ 2031 – 2040 team inhoudelijk op de hoogte te houden van ontwikkelingen in het 380kV project. En voor het 380 kV project relevante informatie van het programma VAWOZ 2031-2040 ophalen.

  • 2. Om overlappende bestuurlijke inzet in het kader van programma VAWOZ 2031 – 2040 en het 380kV project te voorkomen, zorgt de projectgroep ervoor dat waar mogelijk bestuurlijk overleg tussen dit project en Programma VAWOZ 2031-2040 wordt gecoördineerd.

Artikel 8: Communicatie

  • 1. De Partijen onderkennen dat het ten behoeve van een voorspoedig projectverloop belangrijk is om een gemeenschappelijke boodschap uit te dragen.

  • 2. De Partijen stellen ten behoeve van het uitdragen van een gemeenschappelijke boodschap een communicatielijn op.

  • 3. De Partijen zetten zich in om deze gemeenschappelijke communicatielijn te volgen en wanneer nodig aan te passen aan de actuele situatie.

  • 4. Indien één van de Partijen, afwijkend van de gemeenschappelijke communicatielijn, wil communiceren over de ruimtelijke inpassing van de 380 kV verbinding, zullen Partijen voorafgaande aan publicatie in overleg treden over de boodschap, zodat andere partijen de tijd hebben om een reactie voor te bereiden.

Artikel 9: Rol van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

  • 1. De Minister voor K&E is in overeenstemming met de Minister voor VRO het bevoegd gezag voor het nemen van het projectbesluit en stelt in die hoedanigheid de producten die zijn genoemd in artikel 6 onder a vast. De Minister voor K&E stelt de Minister voor VRO in staat om te reageren op concepten van producten die zijn genoemd in artikel 6 onder a.

  • 2. De ambtenaren van de Minister voor K&E bereiden de besluitvorming voor. Specifiek zijn zij verantwoordelijk voor het publiceren van het voornemen en participatieplan en het opstellen van de voorkeursbeslissing, het ontwerpprojectbesluit en het definitieve projectbesluit, zoals genoemd onder Artikel 6 bij i, iv, vi en vii onder a. In lijn met het Samenwerkingskompas levert TenneT daar de benodigde input voor aan. Een vertegenwoordiger van de Minister voor K&E zit de ambtelijke en bestuurlijke overleggen voor en voert de regie over het besluitvormingsproces.

  • 3. De Minister voor K&E levert een projectleider voor de projectgroep die de regie voert bij totstandkoming van de producten beschreven in Artikel 6 door de kaders, uitgangspunten en criteria op te stellen en deze te bewaken.

  • 4. De Minister voor K&E levert ondersteuning aan het projectteam ten behoeve van communicatie en de gecoördineerde vergunningsaanvraag vanuit Bureau Energie Projecten.

  • 5. De ambtenaren van de Minister voor K&E dragen zorg voor het onderhouden van contacten met BZK in het kader van de mede bevoegd gezag rol van de Minister voor VRO en in het kader van de voor ruimtelijke ordening relevante beleidsterreinen die spelen bij dit ministerie.

  • 6. De ambtenaren van de Minister voor K&E dragen zorg voor het onderhouden van contacten met andere voor dit project relevante ministeries zoals LNV en OCW. Dit doen zij in het kader van de voor ruimtelijke ordening relevante beleidsterreinen die spelen bij deze ministeries.

Artikel 10: Rol van de Provincie

  • 1. De Provincie neemt een actieve adviserende rol in de activiteiten beschreven in >Artikel 6.

  • 2. De Provincie neemt een adviserende rol bij de, door de het bevoegd gezag te nemen besluiten, zoals in het overleg beschreven in Artikel 4.

  • 3. De provincie zet zich in om zijn netwerk en kennis van de regio te benutten om invulling te geven aan de actief bemiddelende rol zoals omschreven in Artikel 6 lid 2.

  • 4. De Provincie levert minimaal één deelnemer aan de projectgroep, met expertise op het gebied van ruimtelijke ordening en energie, die zich inzet ten behoeve van de activiteiten beschreven in Artikel 6.

  • 5. De Provincie zet zich in om, wanneer noodzakelijk ten behoeve van het genomen projectbesluit, de benodigde vergunningen of ontheffingen waarvoor zij bevoegd gezag is in behandeling te nemen en daar tijdig over te besluiten.

Artikel 11: Rol TenneT

  • 1. TenneT is als beheerder van het hoogspanningsnet in de zin van Artikel 10 van de elektriciteitswet 1998, initiatiefnemer van dit project en voert in die hoedanigheid het project uit.

  • 2. TenneT is als initiatiefnemer verantwoordelijk voor het voorbereiden van het participatieplan, de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, het plan Milieu Effect Rapport en het project Milieu Effect Rapport, zoals genoemd in Artikel 6 bij i, ii, iii en v onder a.

  • 3. TenneT levert in lijn met het Samenwerkingskompas de benodigde input aan de ambtenaren van de Minister voor K&E ten behoeve van het opstellen van het voornemen, de voorkeursbeslissing, het ontwerpprojectbesluit en het definitieve projectbesluit, zoals genoemd onder Artikel 6 bij i, iv, vi en vii onder a.

  • 4. TenneT levert minimaal één deelnemer aan de projectgroep die zich inzet ten behoeve van de activiteiten beschreven in Artikel 6.

Artikel 12: In werkingtreding, aanpassing, opzegging en afdwingbaarheid

  • 1. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en loopt tot en met het onherroepelijk worden van de laatste vergunningen die deel uitmaken van of voortvloeien uit, het genomen projectbesluit voor de 380kV-verbinding, hoogspanningsstations en aansluitingen op het bestaande 380kV en 150kV netwerk.

  • 2. Jaarlijks, of tenminste na vaststelling van de in artikel 6 lid 1 onder a genoemde producten, vindt een tussentijdse evaluatie plaats op de samenwerking.

  • 3. In de eerste evaluatie na het sluiten van het ruimtelijk arrangement, waarin het Rijk en provincies wederkerige, bestuurlijke afspraken maken over de ruimtelijke inpassing en uitvoering van de nationale opgaven tevens aandacht worden besteed in hoeverre deze afspraken nopen tot aanvullende afspraken over de in dit project afgesproken wijze van samenwerking.

  • 4. Indien de evaluatie leidt tot de wens van Partijen om deze overeenkomst te wijzigen, wordt deze wijziging door het projectteam voorbereid en geagendeerd in het bestuurlijk overleg (zie art. 4). In het bestuurlijk overleg kan worden besloten over deze wijziging, vervolgens dient een aangepaste overeenkomst te worden opgesteld en door alle partijen worden ondertekend.

  • 5. Elke Partij kan dit convenant opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging wordt gedaan door een schriftelijke mededeling aan de overige Partijen. De mededeling vermeldt de verandering in omstandigheden. Wanneer een Partij dit convenant opzegt, beraden de overige Partijen zich over de gevolgen daarvan voor het convenant. Een opzegging als bedoeld in dit lid geschiedt niet eerder dan nadat daarover overleg door Partijen heeft plaatsgevonden.

  • 6. Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 13: Toetredingsregeling

  • 1. Teneinde andere departementen, gemeenten en provincies in zo ruim mogelijke mate te doen participeren in dit convenant, bestaat voor hen de mogelijkheid om gedurende de looptijd van het convenant als partij toe te treden. Een toetredende partij dient de verplichtingen die voor haar uit het convenant voortvloeien, (eventueel: zonder voorbehoud) te aanvaarden.

  • 2. Een toetredende partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk aan de projectgroep kenbaar. Zodra Partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van partij van het convenant en gelden voor die partij de voor haar uit het convenant voortvloeiende rechten en verplichtingen.

  • 3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan het convenant gehecht.

Artikel 14: Vigerende wetgeving

  • 1. Partijen zijn zich ervan bewust dat op het moment dat dit convenant wordt aangegaan de Omgevingswet nog niet in werking is getreden.

  • 2. Partijen zullen, omdat het aannemelijk is dat in de periode van dit project de Omgevingswet in werking treedt,11 zolang de Omgevingswet niet van kracht is te werken in de geest van de Omgevingswet, en zullen daarmee toewerken naar het nemen van een projectbesluit in de zin van deze wet.

  • 3. Partijen zijn zich ervan bewust dat de Minister voor K&E voornemens is een voorkeursbeslissing te nemen in dit project.

Artikel 15: Geschillen en opzegging

  • 1. Een partij die meent dat een geschil bestaat, deelt dat schriftelijk aan de andere partij(en) mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil.

  • 2. Binnen 10 werkdagen na de dagtekening van de in het eerste lid bedoelde mededeling zendt elke partij zijn zienswijze omtrent het geschil, alsmede een voorstel voor een oplossing daarvan, aan de andere partij(en).

  • 3. Binnen 20 werkdagen na afloop van de in het tweede lid genoemde termijn overleggen Partijen over een oplossing van het geschil. Elke partij kan zich door deskundigen doen bijstaan. Indien één van Partijen binnen 25 werkdagen na afloop van de in het tweede lid genoemde termijn de wens daartoe kenbaar maakt, wordt het overleg voorgezeten door een door Partijen gezamenlijk of, bij gebreke van overeenstemming daarover binnen twee dagen, door de Minister te benoemen voorzitter.

  • 4. Elke partij draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedure van het eerste tot en met het derde lid. De kosten van de in het derde lid bedoelde voorzitter worden door elke partij voor een gelijk deel gedragen.

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat R.A.A. Jetten Minister voor Klimaat en Energie,

Provincie Noord-Holland E.P. Stigter Gedeputeerde van de Provincie Noord-Holland voor klimaat en energie

TenneT Holding B.V. M. de Gorter-Manhoudt Director Large Projects Netherlands

M. Abbenhuis Member Executive Board / Chief Operational Officer


X Noot
2

Zie kamerstuk 22235501 “aanvullende routekaart windenergie op zee 2030”

X Noot
3

Zie kamerstuk 22174505”windenergie op zee 2030 – 2050”

X Noot
5

Zie kaart van het hoogspanningsnet. Het betreft hier het station Middenmeer150

X Noot
8

Zie kamerstuk 22031946

X Noot
9

Er is immers geen aansluitcapaciteit op het hoogspanningsnet in de Kop van Noord-Holland.

X Noot
10

Op pagina 65 van het investeringsplan Net op Land 2022 – 2031 van 5 juni 2022 identificeert TenneT 13 knelpunten die door de 380 kV verbinding opgelost zullen worden.

X Noot
11

De Omgevingswet wordt naar verwachting in 2023 van kracht, het projectbesluit wordt naar verwachting na 2026 genomen.

Naar boven