Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Zorginstituut Nederland | Staatscourant 2023, 12610 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Zorginstituut Nederland | Staatscourant 2023, 12610 | ander besluit van algemene strekking |
Gelet op artikel 91, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 4.4, derde lid, en artikel 4.5, eerste lid, van het besluit Wfsv;
Besluit:
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz jaar t;
het bedrag van de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz ten laste van het Fonds langdurige zorg;
besluit van de Minister van VWS waarin hij Wlz-uitvoerders aanwijst als zorgkantoor;
het totale financiële kader dat beschikbaar is voor de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie om zorg in natura te contracteren bij zorgaanbieders of zelfstandige zorgverleners;
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Minister voor Langdurige Zorg en Sport;
Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz jaar t;
Nederlandse Zorgautoriteit;
Brief van ZN over de afspraken van zorgkantoren en Wlz-uitvoerders over de verdeling van de geoormerkte bedragen voor respectievelijke de zorgkantoren en de Wlz-uitvoerders;
Sociale Verzekeringsbank;
Tweede nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz jaar t;
Wet langdurige zorg;
een rechtspersoon als bedoel bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wlz;
Zorginstituut Nederland;
een zorgkantoor als bedoeld in het Besluit van de Minister van VWS van 14 december 2020, kenmerk 1783045-214376-Z, houdende de aanwijzing van zorgkantoren (Stcrt. 2020, 66954);
Zorgverzekeraars Nederland.
Het Zorginstituut stelt een voorlopig, nader en definitief beheerskostenbudget vast met inachtneming van de in de Aanwijzing, Nadere aanwijzing en Tweede nadere aanwijzing genoemde bedragen.
Het Zorginstituut stelt in februari van jaar 2023 voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz-uitvoerder en de SVB een voorlopig beheerskostenbudget vast.
Het Zorginstituut verdeelt het budget over de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg als volgt:
a. een bedrag van € 24,722 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie;
b. het na toepassing van onderdeel a resterende budget voor de zorgkantoren wordt verdeeld op basis van het aandeel van de Wlz-uitvoerder met zorgkantoorfunctie in de contracteerruimte per oktober t-1. Onderdeel van dit resterende budget is een bedrag van € 2,619 miljoen voor structurele uitvoeringskosten PGB.
1. Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:
a. een bedrag van € 2,583 miljoen op basis van een gelijk bedrag per Wlz-uitvoerder;
b. een bedrag van € 3,104 miljoen op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 30 juni van jaar t-1 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;
c. een bedrag van € 1,533 miljoen voor crisisinterventieteams op basis van een opgave van ZN;
d. een bedrag van € 1,400 miljoen voor de pilot Volwaardig leven op basis van een opgave van ZN;
e. een bedrag van € 9,643 miljoen voor zorgkosten voor cliëntvertrouwenspersoon op basis van een opgave van ZN;
f. een bedrag van € 0,281 miljoen voor beheerskosten voor cliëntvertrouwenspersoon op basis van een opgave van ZN;
g. een bedrag van € 22,539 miljoen voor onafhankelijke cliëntondersteuning op basis van een opgave van ZN;
h. een correctie met een bedrag per Wlz-uitvoerder dat bij de overgang naar een nieuwe verdeelsystematiek in 2022 is vastgelegd voor de periode 2022 tot en met 2026. Dit bedrag is opgenomen in onderstaande tabel;
i. een correctie met een bedrag dat voortvloeit uit het flankerend beleid dat bij de overgang naar een nieuwe verdeelsystematiek in 2022 is vastgelegd voor de periode 2022 tot en met 2023. Dit bedrag wordt berekend door het percentage, zoals per Wlz-uitvoerder vermeld in onderstaande tabel te vermenigvuldigen met de som van de structurele macrobudgetten van de Wlz-uitvoerders en de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie. Dit percentage is opgenomen in onderstaande tabel;
j. het na toepassing van de onderdelen a tot en i resterende budget voor de Wlz-uitvoerders wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 30 juni van jaar t-1 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz.
2. Indien het Zorginstituut geen opgave van ZN ontvangt voor de verdeling van een geoormerkt bedrag, verdeelt het Zorginstituut het bedrag op basis van het aantal ingeschreven verzekerden op 30 juni van jaar t-1 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz.
|
Wlz-uitvoerder |
correctiebedrag in euro’s |
rekenpercentage voor flankerend beleid |
|---|---|---|
|
A.S.R. Wlz-uitvoerder B.V. |
– 1.802 |
– 0,001% |
|
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. |
0 |
0,350% |
|
Stichting Zorgkantoor Menzis |
– 476.286 |
– 0,323% |
|
ONVZ Langdurige Zorg B.V. |
– 694 |
0,000% |
|
Zorgkantoor DSW B.V. |
0 |
0,029% |
|
Salland Zorgkantoor B.V. |
– 61.439 |
– 0,042% |
|
Stichting Wlz-uitvoerder Zorg en Zekerheid |
692.126 |
0,089% |
|
VGZ Zorgkantoor B.V. |
– 137.507 |
– 0,093% |
|
CZ Zorgkantoor B.V. |
– 14.398 |
– 0,010% |
|
Totaal |
0 |
0,00% |
Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 7, onderdeel b en j, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 30 juni van het jaar t-1 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder voor het jaar t-1. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.
Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 6,541044924 als vergoeding in de beheerskosten.
Uiterlijk op de eerste werkdag van mei t+1 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar t voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast op basis van de in de Nadere aanwijzing gewijzigde bedragen.
Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende voorschotten in mindering.
Op basis van de nadere vaststelling van het beheerskostenbudget van jaar t stelt het Zorginstituut de overschrijding van de wettelijke reserve van jaar t vast. Indien deze wettelijke reserve Wlz, die vermeld is in het financiële verslag van de Wlz-uitvoerder, hoger is dan twintig procent van het beheerskostenbudget zoals berekend in de Nadere vaststelling Wlz beheerskostenbudget van jaar t zal het bedrag van de overschrijding van de wettelijke reserve Wlz worden teruggevorderd van de Wlz-uitvoerder.
1. Uiterlijk in jaar t+2 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar t voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB definitief vast, op basis van de in de Nadere aanwijzing en Tweede nadere aanwijzing gewijzigde bedragen.
2. Indien macro-onderschrijdingen plaatsvinden bij de geoormerkte bedragen uit artikel 7, onderdelen c tot en met g, verrekent het Zorginstituut het overschot over Wlz-uitvoerders met een zorgkantoor met een tekort. Het eventuele restant wordt verdeeld op basis van het aantal verzekerden.
3. Het Zorginstituut betrekt bij de definitieve vaststelling eventuele correcties van de NZa voor het beheerskostenbudget van de Wlz-uitvoerders en de zorgkantoren en eventuele correcties van de Audit Dienst SZW voor het beheerskostenbudget van de SVB.
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst, en werken terug tot en met 1 januari van jaar 2023. De beleidsregels vervallen met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat de beleidsregels van toepassing blijven op de verdeling van de besteedbare middelen voor de beheerskosten Wlz voor het jaar 2023.
Voorzitter Raad van Bestuur S. Wijma
Goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij brief van 28 februari 2023, kenmerk 3534550-1044231-Z
Op grond van artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en Hoofdstuk 4 van het Besluit Wfsv verstrekt het Zorginstituut jaarlijks uitkeringen uit het Fonds langdurige zorg ter dekking van de noodzakelijke uitgaven voor de uitvoering van de Wlz.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) geeft het Zorginstituut een Aanwijzing waarin het budget wordt vastgesteld ter dekking van de voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) te maken beheerskosten door de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). In de Aanwijzing wordt een onderscheid gemaakt tussen:
– het budget voor de beheerskosten van de zorgkantoren voor de taken bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz;
– het budget voor de beheerskosten van de SVB voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wlz; en
– het budget voor de beheerskosten van de Wlz-uitvoerders voor hun overige bij of krachtens de Wlz geregelde taken.
Jaarlijks stelt het Zorginstituut de beleidsregels ter verdeling van de besteedbare middelen beheerskosten Wlz vast naar aanleiding van de Aanwijzing van de Minister voor LZS. In deze beleidsregels is de budgetcyclus van de beheerskosten Wlz opgenomen.
Elke cyclus begint in december van jaar t-1 met de Aanwijzing voor het kalenderjaar waarop de toegekende middelen betrekking hebben (jaar t). Vervolgens stelt het Zorginstituut beleidsregels op waarin het vaststelt hoe het de besteedbare middelen verdeelt. In februari van jaar t stelt het Zorginstituut het voorlopige beheerskostenbudget per zorgkantoor, per Wlz-uitvoerder en de SVB vast.
Uiterlijk op de eerste werkdag van mei in het jaar t+1 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast. Indien de Minister voor LZS een Nadere aanwijzing aan het Zorginstituut heeft gegeven, wordt die Nadere aanwijzing ook in de nadere vaststelling van het beheerskostenbudget verwerkt.
Uiterlijk in het jaar t+2 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor zorgkantoren definitief vast. Indien de Minister voor LZS een (tweede) nadere aanwijzing aan het Zorginstituut heeft gegeven, wordt die (tweede) nadere aanwijzing ook in de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget verwerkt.
In dit artikel zijn de begripsbepalingen uit de beleidsregels gedefinieerd, waaronder het begrip opgave ZN. De verdeling van de beheerskosten is gedeeltelijk gebaseerd op afspraken die zorgkantoren en Wlz-uitvoerders onderling maken over de beheerskosten. ZN deelt deze afspraken van de zorgkantoren en Wlz-uitvoerders per brief aan het Zorginstituut mee. In deze brief aan het Zorginstituut geeft ZN van een aantal geoormerkte bedragen (deelbudgetten) voor specifieke doeleinden op hoe deze worden verdeeld over de zorgkantoren en/of de Wlz-uitvoerders. Mocht naar aanleiding van een nadere aanwijzing de verdeling wijzigen, dan zal ZN met een nieuwe brief de verdeling waar nodig aanpassen.
De contracteerruimte is het totale financiële kader dat beschikbaar is voor de Wlz-uitvoerders om zorg in natura te contracteren bij zorgaanbieders of zelfstandige zorgverleners. Via een beleidsregel van de NZa wordt de regionale verdeling van de contracteerruimte vastgesteld zodat een zorgkantoor over voldoende budget beschikt om in de aan hem toegewezen regio zorg in te kopen en pgb’s toe te kennen.
De basis voor de vaststelling van het beheerskostenbudget is de Aanwijzing van de Minister voor LZS. Meestal geeft de Minister nog een Nadere aanwijzing, soms ook een Tweede nadere aanwijzing. Deze Aanwijzingen neemt het Zorginstituut in acht bij de vaststelling van het beheerskostenbudget.
Omwille van de eenvoud rondt het Zorginstituut het beheerskostenbudget af op hele euro’s.
In de Regeling voorschotverlening op uitkeringen Wlz 2015 van het Zorginstituut is bepaald op welke wijze de voorschotten worden uitgekeerd, dat de voorschotten worden verrekend met de nadere vaststelling, de nadere vaststelling met de definitieve vaststelling en op welke wijze rente wordt berekend. In de voorlopige, de nadere en de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget wordt deze regeling in acht genomen.
In de Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2023 heeft de Minister voor LZS het budget voor de beheerskosten voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) vastgesteld op € 303,646 miljoen. Hiervan is € 102,845 miljoen bestemd voor de zorgkantoren, € 154,930 miljoen voor de Wlz-uitvoerders en € 45,871 miljoen voor de SVB. Het voorlopig beheerskostenbudget stelt het Zorginstituut in februari 2023 vast, nadat de Minister voor LZS de Aanwijzing heeft gegeven en het Zorginstituut de beleidsregels heeft vastgesteld.
In artikel 6 wordt geregeld hoe het beschikbare bedrag voor de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie wordt verdeeld. Voor de taken van de zorgkantoren is € 102,845 miljoen beschikbaar. Het geoormerkte bedrag voor de structurele uitvoeringskosten PGB wordt vanaf 2023 niet langer verdeeld op basis van een opgave van ZN maar wordt verdeeld op basis van het aandeel in de contracteerruimte van de Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie.
Dit betreft een vast, gelijk bedrag dat iedere Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie ontvangt. Het bedrag voor elke Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie is gebaseerd op het bedrag zoals dat in 2022 in de beleidsregels is opgenomen. Dat bedrag wordt jaarlijks verhoogd met de loon- en prijsindex en gelijkelijk verdeeld over het aantal Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie. In 2022 was voor elke Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie € 23,023 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 7,38 procent zoals opgenomen in de Aanwijzing is voor 2023 € 24,722 miljoen beschikbaar.
Het resterende deel van het budget voor de zorgkantoren bestaat uit het totaal budget minus de bedragen zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel. Dit resterende bedrag wordt verdeeld op basis van het aandeel van de Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie in de contracteerruimte per oktober t-1.
In artikel 7 wordt geregeld hoe het beschikbare bedrag van € 154,930 miljoen voor de overige bij of krachtens de wet geregelde taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv voor de Wlz-uitvoerders over de Wlz-uitvoerders wordt verdeeld, zie ook artikel 2 van de Aanwijzing 2023.
Dit betreft een vast, gelijk bedrag dat iedere Wlz-uitvoerder ontvangt. Het bedrag voor elke Wlz-uitvoerder is gebaseerd op het bedrag zoals dat in 2022 voor het eerst in de beleidsregels is opgenomen. In 2022 was voor de Wlz-uitvoerders € 2,405 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 7,38 procent zoals opgenomen in de Aanwijzing is voor 2023 € 2,583 miljoen beschikbaar.
Dit bedrag is gebaseerd op het bedrag zoals dat in 2022 voor het eerst in de beleidsregels is opgenomen. In 2022 was voor de Wlz-uitvoerders € 2,891 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 7,38 procent is voor 2023 € 3,104 miljoen beschikbaar.
De geoormerkte bedragen genoemd in artikel 7, onderdeel c tot en met g, worden verdeeld op basis van de door Wlz-uitvoerders gemaakte afspraken daarover, zoals die verdeling in de opgave van ZN is opgenomen. Met uitzondering van het incidentele bedrag van onderdeel d, zijn deze bedragen in eerdere jaren onderdeel geworden van het structurele budget. De bedragen zoals die in 2022 voor het eerst in de beleidsregels zijn opgenomen worden ieder jaar aangepast met het loon- en prijsindexcijfer zoals opgenomen in de Aanwijzing. Voor 2023 is de loon- en prijsindex 7,38 procent.
Vanuit het Programma ‘Volwaardig leven’ worden er crisis- en ondersteuningsteams opgezet voor cliënten met een complexe zorgvraag die in crisis (dreigen te) raken. Crisisregisseurs dragen er zorg voor dat deze cliënten bij deze teams terecht komen. In 2022 was voor de Wlz-uitvoerders € 1,428 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 7,38 procent is voor 2023 € 1,533 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie op basis van een opgave van ZN.
Voor het Programma ‘Volwaardig leven’ zijn er pilots om naasten en cliënten met een beperking gespecialiseerde cliëntondersteuning te bieden. De pilots worden gebruikt om cliënten en hun naasten te ondersteunen en om te leren hoe ondersteuning beter vormgegeven kan worden. Voor de intensivering van de pilots heeft de Minister voor LZS incidenteel € 1,400 miljoen beschikbaar gesteld, zoals in punt 1.2 van de toelichting op de Aanwijzing 2023 is opgenomen. Dit bedrag wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie op basis van een opgave van ZN.
De Wet zorg en dwang is in het leven geroepen om cliënten met een verstandelijke beperking of een psycho-geriatrische aandoening meer rechtsbescherming te bieden. Onderdeel van deze wet is de functie van de cliëntvertrouwenspersoon (CVP). Met ingang van 2020 verzorgen de Wlz-uitvoerders de inkoop van de CVP, waarbij ook aandacht is voor de beschikbaarheid en zichtbaarheid van de CVP. In 2022 was voor de Wlz-uitvoerders € 8,980 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 7,38 procent is voor 2023 € 9,643 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie op basis van een opgave van ZN en is bestemd voor de zorgkosten van de CVP.
Voor de uitvoering van de CVP ontvangen de Wlz-uitvoerders jaarlijks een beheerskostenbudget. In 2022 was voor de Wlz-uitvoerders structureel € 0,262 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 7,38 procent is voor 2023 € 0,281 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie op basis van een opgave van ZN en is bestemd voor de beheerskosten van de CVP.
Cliëntondersteuning in de Wlz is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies, algemene ondersteuning en zorgbemiddeling die bijdraagt aan het tot gelding brengen van het recht op zorg in samenhang met dienstverlening op andere gebieden. In 2022 was voor de Wlz-uitvoerders € 20,891 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 7,38 procent zoals opgenomen in de Aanwijzing is voor 2023 € 22,433 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is in de Aanwijzing 2023, zie toelichting 1.1, structureel verhoogd met € 0,106 miljoen. Hiermee komt het totaal beschikbare bedrag voor 2023 uit op € 22,539.
Met ingang van 2022 zijn voor zowel de zorgkantoren als de Wlz-uitvoerders nieuwe verdeelmodellen van het beheerskostenbudget ingevoerd. Met de invoering van deze nieuwe modellen beoogt het Zorginstituut een vereenvoudiging van de verdeling, een verdeling die een direct gevolg is van de uitgevoerde werkzaamheden en een verdeling die alle Wlz-uitvoerders in staat stelt zijn taken uit te voeren. Om de nieuwe verdeling gefaseerd in te kunnen voeren, is gebruik gemaakt van een correctiebedrag en flankerend beleid. Deze bedragen zijn in een tabel in het tweede lid van artikel 7 opgenomen.
In onderdeel h wordt het correctiebedrag geregeld. Indien een Wlz-uitvoerder onder de nieuwe verdeelsystematiek minder dan 95,5 procent van het budget van 2021, exclusief incidentele deelbudgetten, ontvangt, is een correctiebedrag van toepassing. Dit zorgt voor een aanvulling tot 95,5 procent van het budget van 2021, exclusief incidentele deelbudgetten. De aanvulling is afkomstig van de Wlz-uitvoerders die een hoger budget ontvangen onder de nieuwe verdeelsystematiek dan in 2021. Het totaal van de correctiebedragen is dus € 0.
Deze correctie is vastgesteld voor de periode 2022 tot en met 2026. Tussentijds zal er een evaluatie volgen.
In onderdeel i wordt het flankerend beleid geregeld. Het flankerend beleid bouwt het verschil tussen de budgetten onder de nieuwe en oude verdeelsystematiek af. De procentuele aanpassing van de budgetten per Wlz-uitvoerder is bij het opstellen van de nieuwe verdeelmodellen reeds vastgesteld voor de periode 2022 tot en met 2023.
Deze percentages worden vermenigvuldigd met de som van de structurele macrobudgetten van de Wlz-uitvoerders, zijnde € 150,930 miljoen en de zorgkantoren, zijnde € 102,845 miljoen, in totaal € 253,775 miljoen. De uitkomst vormt een correctie op het aan de Wlz-uitvoerder beschikbaar gestelde budget. De som van de correcties bedraagt € 0.
Het flankerend beleid geeft de Wlz-uitvoerders voldoende tijd om de bedrijfsuitvoering aan te passen.
Dit betreft het resterende budget na toepassing onderdeel a tot en met i. Dit resterende bedrag wordt verdeeld op basis van het aantal Wlz-verzekerden per 30 juni van jaar t-1. In dit bedrag zijn ook de incidentele toekenningen voor het ondersteuningsteam regionale samenwerking van € 1,600 miljoen en de ontwikkeling van het netwerkmodel iWlz van € 1,000 miljoen opgenomen. Dit zijn geen geoormerkte bedragen maar betreffen een incidentele verhoging van het budget. Deze bedragen worden dus niet verdeeld op basis van de opgave van ZN, maar worden eveneens verdeeld op basis van het aantal Wlz-verzekerden per 30 juni van jaar t-1.
ZN doet per brief een opgave van de verdeling voor de geoormerkte bedragen. Indien het Zorginstituut geen verdeling ontvangt voor een of meerdere geoormerkte budgetten zal het Zorginstituut deze geoormerkte bedragen verdelen op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 30 juni van jaar t-1 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz.
Het aantal verzekerden is gebaseerd op de opgave van de Wlz-uitvoerders in de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerders voor het jaar t-1. Elke verzekerde telt even zwaar mee, ongeacht leeftijd. Er is voor jaar t nog maar een peildatum, te weten 30 juni van het jaar t-1.
Aangezien elke Wlz-uitvoerder Wlz-verzekerden heeft die niet in de zorgkantoorregio’s wonen die aan hem zijn toegewezen, kan hij zijn taken voor die verzekerden uitbesteden aan de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen voor die regio waar deze verzekerde woont. Dit geldt eveneens voor de Wlz-uitvoerders ASR en ONVZ die geen zorgkantoorfunctie hebben. De Wlz-uitvoerder betaalt aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 6,541044924 als vergoeding in de beheerskosten.
Het bedrag van € 6,541044924 wordt berekend door het bedrag uit artikel 7, onderdeel j, te delen door het aantal verzekerden waar artikel 9 naar verwijst.
In dit artikel is bepaald dat, voor het geval er een nieuwe Wlz-uitvoerder komt die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande Wlz-uitvoerders, het Zorginstituut uit kan gaan van andere dan de in artikel 8 genoemde definitie voor verzekerdenaantallen.
Ter dekking van de beheerskosten met betrekking tot de PGB-werkzaamheden van de SVB heeft de Minister voor LZS voor het jaar 2023 € 45,871 miljoen beschikbaar gesteld.
Op de eerste werkdag van mei van het jaar t+1 ontvangen de zorgkantoren, Wlz-uitvoerders en de SVB een besluit waarin de bedragen zijn aangepast aan de wijzigingen zoals die zijn vermeld in de Nadere aanwijzing van jaar t.
Het bedrag zoals genoemd in artikel 6, onderdeel b, wijzigt voor 2023 alleen als de Minister extra middelen toezegt voor de zorgkantoren die niet betrekking hebben op de in artikel 6, onderdeel a, genoemde bedrag.
Indien de Minister voor LZS in de Nadere aanwijzing de bedragen zoals genoemd in artikel 7, onderdeel c tot en met g wijzigt, zal het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor de Wlz-uitvoerder overeenkomstig die wijzigingen in de bedragen berekenen. De bedragen zoals genoemd in artikel 7, onderdelen a en b wijzigen in 2023 niet. Het bedrag zoals genoemd in artikel 7, onderdeel j, wijzigt voor het jaar t alleen als de Minister voor LZS extra middelen toezegt voor de Wlz-uitvoerders die niet betrekking hebben op de in artikel 7, onderdelen c tot en met g, genoemde bedragen.
Het bedrag zoals genoemd in artikel 9 wijzigt voor het jaar t alleen indien de Minister in een Nadere aanwijzing extra middelen beschikbaar stelt die niet verdeeld worden op basis van een opgave van ZN. Dit bedrag wordt berekend door het restantbedrag uit artikel 7, onderdeel j, te delen door het aantal verzekerden. Wijzigt dit bedrag, dan zal ook het bedrag per verzekerde wijzigen.
Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende voorschotten in mindering.
Indien voor een Wlz-uitvoerder, het zorgkantoor of de SVB het nader vastgestelde beheerskostenbudget afwijkt van het totaal van de uitgekeerde voorschotten, verrekent het Zorginstituut dit saldo en vermeerdert of vermindert dit met de rentekosten. De rente wordt berekend van 1 juli van het jaar t tot de datum van betaling.
Wanneer de wettelijke reserve Wlz van jaar t hoger is dan twintig procent van het budget dat via de nadere vaststelling over jaar t is toegekend, is er sprake van een overschrijding van de wettelijke reserve Wlz. In samenspraak met de NZa is afgesproken de overschrijding van de wettelijke reserve te baseren op de nadere vaststelling en niet op de definitieve vaststelling aangezien dit voor teveel vertraging zou zorgen, aangezien de definitieve vaststelling pas in t+ 3 plaatsvindt.
Het bedrag van de overschrijding van de wettelijke reserve dient door de Wlz-uitvoerder binnen vier weken te worden terugbetaald aan het Zorginstituut waarna het terugvloeit naar het Fonds langdurige zorg.
Uiterlijk in jaar t+2 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget definitief vast, met inachtneming van een eventuele Tweede nadere aanwijzing.
Indien overschrijdingen hebben plaatsgevonden bij de geoormerkte bedragen uit artikel 6 en 7 kan dat van invloed zijn op de definitieve vaststelling, afhankelijk van de aard, omvang en oorzaak van die overschrijdingen. In dat geval zal het Zorginstituut naar bevind van zaken en in de geest van deze beleidsregels handelen.
Wanneer de verantwoorde kosten bij de geoormerkte bedragen uit artikel 6 en 7 in totaal lager zijn dan het toegekende deelbudgetten, vult het Zorginstituut bij de zorgkantoren of Wlz-uitvoerders met een tekort dit aan uit het overschot. Het restant wordt in geval van de zorgkantoren verdeeld op basis van het aandeel in de contracteerruimte en in geval van de Wlz-uitvoerders op basis van het aantal verzekerden.
Wanneer de verantwoorde kosten bij de geoormerkte bedragen uit artikel 7 in totaal hoger zijn dan de toegekende deelbudgetten, blijft de opgave van ZN leidend.
Bij de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget betrekt het Zorginstituut de financiële verslagen van de Wlz-uitvoerders en het Onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz van de NZa over het jaar t.
Voor de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget van de SVB betrekt het Zorginstituut de bevindingen van de onafhankelijk controlerende accountant (Audit Dienst SVB).
Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.
Indien voor een Wlz-uitvoerder, het zorgkantoor of de SVB het definitief vastgestelde beheerskostenbudget afwijkt van het nader vastgestelde budget, verrekent het Zorginstituut dit saldo en vermeerdert of vermindert dit met de rentekosten. De rente wordt berekend van 1 juli van het jaar t tot de datum van betaling.
In deze paragraaf zijn de slotbepalingen opgenomen met de inwerkingtreding en de citeertitel.
Voorzitter Raad van Bestuur S. Wijma
Goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij brief van 28 februari 2023, kenmerk 3534550-1044231-Z
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-12610.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.