Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 19 april 2023, nr. PO/37613133, houdende regels voor de periodieke verstrekking van systematische toezichtinformatie door gemeenten ten behoeve van het interbestuurlijk toezicht op de wettelijke taken in het kader van voorschoolse educatie en de lokale educatieve agenda (Regeling periodieke verstrekking systematische toezichtinformatie vve en lea)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 2 en 5 van het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

college:

college van burgemeester en wethouders;

doelgroepdefinitie:

een nauwkeurige omschrijving van de te bereiken doelgroep, te weten welke kinderen, die vanwege kenmerken in hun sociaaleconomische omgeving een risico lopen op een mogelijke achterstand in de Nederlandse taal, in aanmerking komen voor voorschoolse educatie;

inspectie:

Inspectie van het Onderwijs;

integratie:

het socialisatieproces waarbij individuen of groepen worden opgenomen in een groter geheel, zoals de Nederlandse samenleving, zonder de eigen identiteit op te geven;

kinderopvang:

kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang;

lokale educatieve agenda:

een jaarlijks overleg tussen het college, de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente en de houders van de kinderopvang over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie, het bestrijden van onderwijsachterstanden en het afstemmen van inschrijvings- en toelatingsprocedures;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

onderwijsachterstanden:

wanneer de leerlingen op school slechter presteren door minder gunstige economische, sociale of culturele omgevingskenmerken, waarbij de beheersing van de Nederlandse taal een rol speelt;

onderwijsachterstandenbeleid:

het beleid met als doel om de kinderen te signaleren die een risico op onderwijsachterstanden in de Nederlandse taal lopen, en deze achterstanden te bestrijden;

resultaten vroegschoolse educatie:

het gewenste gevolg of de gewenste invloed van vroegschoolse educatie op de ontwikkeling van jonge kinderen;

segregatie:

als specifieke groepen of kenmerken, zoals een lage sociaaleconomische status van ouders, in scholen, straten, buurten of wijken zijn oververtegenwoordigd in vergelijking met het gemiddelde van een stad of een andere ruimtelijke eenheid van een ander schaalniveau, zoals op dorps- of wijkniveau;

toeleiding:

het begeleiden van doelgroepkinderen naar een kinderdagverblijf met voorschoolse educatie. De toeleiding wordt uitgevoerd op initiatief van de gemeente en bestaat uit verschillende toeleidingactiviteiten, bijvoorbeeld door het consultatiebureau;

voorschoolse educatie:

educatie, uitgevoerd in de kinderdagverblijven, bedoeld voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar oud die vanwege kenmerken in hun sociaaleconomische omgeving een risico op onderwijsachterstand in de Nederlandse taal lopen, met als doel om hen beter voor te bereiden op de basisschool;

voorschoolse kindplaats:

dit is een plek voor voorschoolse educatie die de gemeente beschikbaar stelt voor een doelgroepkind;

vroegschoolse educatie:

educatie, uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de bevoegd gezagsorganen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, gericht op kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal, met als doel om hen beter voor te bereiden op de basisschool.

Artikel 2. Doel

Deze regeling legt de verplichting vast voor gemeenten ten aanzien van de periodieke verstrekking van systematische toezichtinformatie aan de minister. Dit is ten behoeve van het interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken door de gemeente in het kader van voor- en vroegschoolse educatie en de lokale educatieve agenda, als bedoeld in de artikelen 159 tot en met 163 van de Wet op het primair onderwijs, en de lokale educatieve agenda, als bedoeld in artikel 3.42 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 3. Wettelijke taken gegevensverstrekking college

  • 1. Het college verstrekt aan de minister jaarlijks gegevens over de uitvoering van de aan het college bij of krachtens de wet opgedragen taken in het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. Onder de opgedragen taken, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval verstaan:

    • a. het zorgdragen voor voldoende voorzieningen met voorschoolse educatie in aantal en spreiding in de gemeente als bedoeld in het eerste lid van artikel 159 van de Wet op het primair onderwijs;

    • b. het voeren van ten minste jaarlijks overleg en het maken van afspraken met het oog op een zo groot mogelijke deelname van het aantal kinderen aan voorschoolse educatie waaraan alle bevoegde gezagsorganen van scholen, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, en de houders van kindercentra, als bedoeld in de Wet kinderopvang, in de gemeente meewerken aan de totstandkoming, als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en het tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het primair onderwijs, over:

      • 1°. het vaststellen welke kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal in aanmerking komen voor voorschoolse educatie,

      • 2°. de wijze waarop die kinderen worden toe geleid naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, en

      • 3°. de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie;

    • c. het voeren van ten minste jaarlijks overleg en het maken van afspraken waaraan alle bevoegde gezagsorganen van scholen, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, in de gemeente meewerken aan de totstandkoming, over resultaten van vroegschoolse educatie, als bedoeld in artikel 160, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, en het tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op het primair onderwijs;

    • d. het voeren van tenminste jaarlijks overleg, als bedoeld in artikel 161, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, met de bevoegde gezagsorganen van de scholen, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, en de kinderopvang in de gemeente over:

      • 1°. het voorkomen van segregatie;

      • 2°. het bevorderen van integratie;

      • 3°. het bestrijden van onderwijsachterstanden;

      • 4°. de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures; en

    • e. het voeren van ten minste jaarlijks op overeenstemming gericht overleg, als bedoeld in artikel 3.42 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met de bevoegde gezagsorganen van de scholen, als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, in de gemeente over:

      • 1°. het voorkomen van segregatie;

      • 2°. het bevorderen van integratie;

      • 3°. het bestrijden van onderwijsachterstanden;

      • 4°. de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures; en

Artikel 4. Welke gegevens

  • 1. Voor de taak, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, verstrekt het college:

    • a. het gerealiseerde aanbod van voorschoolse kindplaatsen;

    • b. het aantal geïndiceerde kinderen voor voorschoolse educatie;

    • c. het aantal geïndiceerde kinderen dat gebruik maakt van gesubsidieerde voorschoolse educatie.

  • 2. Voor de taak, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, meldt het college of overleg is gevoerd en afspraken zijn gemaakt over:

    • a. de gehanteerde doelgroepdefinitie;

    • b. de toeleiding van kinderen naar voorschoolse educatie;

    • c. de organisatie van de doorgaande lijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie.

  • 3. Voor de taak, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, meldt het college of overleg is gevoerd en afspraken zijn gemaakt over de resultaten van vroegschoolse educatie met de bevoegd gezagsorganen.

  • 4. Voor de taak, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d respectievelijk onderdeel e, meldt het college of het overleg is gevoerd en, indien van toepassing, welke afspraken met, voor zover mogelijk, meetbare doelen zijn gemaakt over:

    • a. het voorkomen van segregatie;

    • b. het bevorderen van integratie;

    • c. de afstemming over toelatings- en inschrijvingsprocedures;

    • d. het bestrijden van onderwijsachterstanden.

Artikel 5. Tijdstip en wijze verstrekking gegevens

  • 1. Het college verstrekt de gegevens, bedoeld in artikel 4 over het afgelopen kalenderjaar, uiterlijk op 1 april van elk kalenderjaar.

  • 2. Het college maakt bij de verstrekking van de gegevens gebruik van een daartoe door de minister vastgesteld formulier.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling periodieke verstrekking systematische toezichtinformatie vve en lea.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

I. Algemeen

De regeling voorziet in een verplichting voor het college van burgemeester en wethouders om jaarlijks voor (1 april) informatie te verstrekken over de uitvoering van een aantal taken op het terrein van de Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Wet voorgezet onderwijs 2020 (WVO 2020). Deze verantwoording heeft als doel de minister te informeren over de uitvoering van deze taken door de gemeente. Deze verantwoording kan tevens worden gebruikt voor de verantwoording aan de gemeenteraad.

Vanuit de WPO en de WVO 2020 heeft de gemeente als taak om minimaal een keer per jaar te overleggen met de bevoegde gezagsorganen (verder: schoolbesturen) van het funderend onderwijs (basisonderwijs en voortgezet onderwijs) en de houders van de kinderopvangvoorzieningen. Het doel hiervan is om gezamenlijk afspraken te maken over het bevorderen van integratie, het voorkomen van segregatie, het bestrijden van onderwijsachterstanden en het afstemmen van de inschrijvings- en toelatingsprocedures. Het is de bedoeling dat deze afspraken zoveel mogelijk meetbare doelen bevatten.

De voor- en vroegschoolse educatie (vve) heeft een bijzondere plek binnen de doelen van het onderwijsachterstandenbeleid. De vve is bedoeld voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar oud die vanwege kenmerken in hun sociaaleconomische omgeving een risico op achterstand in de Nederlandse taal lopen, ofwel doelgroepkinderen. Het doel is om hen een betere start, zonder achterstand in groep 3 van de basisschool te geven. Vve bestaat uit:

  • voorschoolse educatie – dit is gericht op kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar oud en wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de houders kinderopvangvoorzieningen;

  • vroegschoolse educatie – dit is gericht op kinderen in groep 1 en 2 van het basisonderwijs en wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de onderwijsbesturen.

Deze informatie wordt gebruikt door de Inspectie van het Onderwijs (de inspectie), die op grond van specifieke aanwijzingsregeling op grond van de gemeentewet https://wetten.overheid.nl/BWBR0035073/2014-05-01/0 is aangewezen om toezicht te houden op de uitvoering van de aan het college van burgemeester en wethouders opgedragen taken bij of krachtens de genoemde taken uit de WPO en WVO. De inspectie heeft het interbestuurlijk toezichtkader herzien met als doel meer samenhang en eenduidigheid binnen het interbestuurlijk toezicht vanuit de inspectie te realiseren. Het vernieuwde kader is ingegaan op 1 januari 2023 https://www.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-29001.html.

Om het toezicht vanuit dit kader goed vorm te kunnen geven, is de verantwoording (gegevensverstrekking) van de uitvoering van de gemeentelijke taken een onderdeel.

Naast het interbestuurlijk toezicht dat de inspectie voert op de uitvoering van deze taken heeft de inspectie op basis van art. 160 WPO en art. 3.42 WVO de wettelijke taak om ieder jaar de Tweede Kamer te informeren over de doelen die gemeenten in het kader van de LEA stellen en de mate waarin deze doelen zijn bereikt. Het doel hierbij is om de Tweede Kamer een beeld te geven of en in welke mate gemeenten doelen stellen en bereiken die verband houden met een aantal belangrijke maatschappelijke thema’s, namelijk het bestrijden van onderwijsachterstanden, het bevorderen van integratie en tegengaan van segregatie en de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures. Om deze rapportage mogelijk te maken is dit ook in deze gegevensregeling meegenomen.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begrippen die in deze regeling worden gebruikt gedefinieerd.

Doelgroepdefinitie

Met de term doelgroepdefinitie wordt een nauwkeurige omschrijving van de te bereiken doelgroep bedoeld. Deze omschrijving geeft aan welke kinderen, met een risico op een mogelijke achterstand in de Nederlandse taal hebben, in aanmerking komen voor voorschoolse educatie. Om de voorschoolse educatie aan te bieden, krijgen gemeenten geld van de rijksoverheid. De overheid verdeelt dit geld sinds 2019 volgens een nieuwe regeling die rekening houdt met de omgevingskenmerken van het kind. De gemeente kan deze kenmerken gebruiken om te bepalen welke peuters/kleuters tot de doelgroep behoren (de doelgroepdefinitie), maar mag daarvan gemotiveerd afwijken.

Integratie

Integratie is het socialisatieproces waarbij individuen of groepen worden opgenomen in een (groter) geheel, zoals de Nederlandse samenleving, zonder de eigen identiteit op te geven. Hierbij is sprake van zowel cultuurbehoud en participatie binnen de eigen groep als van participatie binnen en aanpassing aan de andere groep. Beide groepen erkennen het recht van elke groep om te leven volgens de eigen cultuur. De groep die wordt opgenomen in een samenleving moet daartoe de geldende basiswaarden van de ontvangende groep in grote lijnen accepteren. De regering is van mening dat integratie van essentieel belang is voor zowel de individuen zelf als voor de Nederlandse samenleving. Een succesvolle integratie vereist zowel het nemen van eigen verantwoordelijkheid als kansen krijgen vanuit de samenleving om talenten te ontwikkelen.

Afspraken om integratie te bevorderen zijn doorgaans gericht op het samenbrengen van kinderen in het kader van elkaar ontmoeten en leren kennen. In dit kader is het gekoppeld aan het onderwijs (bijvoorbeeld gezamenlijke cultuur-, sport- en projectactiviteiten).

Onderwijsachterstanden

We spreken van onderwijsachterstanden als de leerlingen op school slechter presteren door minder gunstige economische, sociale of culturele omgevingskenmerken. De beheersing van de Nederlandse taal speelt daarbij een rol. Het onderwijsachterstandenbeleid richt zich dan ook op de kinderen met een risico op een taalachterstand in het Nederlands. Dat betekent niet dat deze kinderen altijd lager dan gemiddeld presteren. Er is een duidelijk onderscheid tussen de doelgroepen van het onderwijsachterstandenbeleid en de kinderen die door lichamelijke, cognitieve of psychische beperkingen problemen ondervinden in het onderwijs. Voor deze laatste groep kinderen is er beleid voor passend onderwijs.

Het onderwijsachterstandenbeleid heeft als doel om de kinderen te signaleren die een risico op onderwijsachterstanden in de Nederlandse taal hebben, en deze achterstanden te bestrijden. Hierbij bestaat een onderscheid tussen de afspraken die de gemeente maakt buiten de schoolbesturen om (bijvoorbeeld rondom het aanbieden van voorschoolse educatie op de kinderdagverblijven) en de afspraken die de gemeente met de schoolbesturen maakt (bijvoorbeeld over het inrichten van zomerscholen, schakelklassen en vroegschoolse educatie). Gemeenten zijn niet alleen verantwoordelijk voor het opstellen van een onderwijsachterstandenbeleid, maar hebben ook de wettelijke verplichting om dit beleid gezamenlijk in te vullen met de schoolbesturen en de houders van de kinderopvang. Er is sprake van eigen beleidsruimte, waardoor het beleid per gemeente kan verschillen.

Toeleiding

Onder toeleiding verstaan we het begeleiden van doelgroepkinderen naar een kinderdagverblijf met voorschoolse educatie. Gemeenten dienen afspraken te maken met de betrokken partners over wie verantwoordelijk is dat de potentiële doelgroepkinderen toegeleid worden naar een voorschoolse voorziening. Uitgevoerd op initiatief van de gemeente worden verschillende toeleidingactiviteiten georganiseerd, bijvoorbeeld door het consultatiebureau. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een goede toegankelijkheid (praktisch, financieel en geografisch) van de kinderdagverblijven met voorschoolse educatie en de scholen met vroegschoolse educatie voor alle potentiële doelgroepkinderen.

Segregatie

Van segregatie is sprake als groepen met specifieke kenmerken (bijvoorbeeld een lage sociaaleconomische status van ouders) in scholen, straten, buurten of wijken zijn oververtegenwoordigd in vergelijking met het gemiddelde van een stad (of een andere ruimtelijke eenheid van een ander schaalniveau, bijvoorbeeld op dorps- of wijkniveau). Segregatie is deels te verklaren door woonsegregatie, maar ook door het keuzegedrag van ouders en leerlingen voor een school.

Gemeenten kunnen in samenspraak met besturen proberen om iedere school een afspiegeling van de wijk te laten zijn (basisonderwijs) of om scholen zo gemengd mogelijk te laten zijn (voortgezet onderwijs). Dit kan bijvoorbeeld via heterogene brugklassen, brede scholen voor voortgezet onderwijs, een centraal aanmeldbeleid met voorrangscriteria voor ouders met een lage sociaaleconomische status, het stimuleren van ouderinitatieven, het vrijhouden van plaatsen voor kinderen met een vve-indicatie op verschillende scholen of vriendschapsscholen.

Artikel 3. Wettelijke taken gegevensverstrekking

Het jaarlijks LEA-overleg kan breed worden geïnterpreteerd en de vorm van het overleg is vrij. De verschillende onderwerpen hoeven niet in hetzelfde overleg te worden besproken en het is niet noodzakelijk dat het onderwerp het enige onderwerp van een overleg is. Voor dit overleg zijn verschillende benamingen in omloop. Daarnaast kan de gemeente de onderwerpen ook in gezamenlijkheid met andere gemeenten (regionaal) bespreken en oppakken. Ook kunnen onderwerpen in het op overeenstemming gericht overleg (OGOO) tussen de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en gemeentebestuurders binnen een regio aan de orde komen. Het is noodzakelijk dat, wanneer een onderwerp besproken wordt, alle relevante partijen die dit betreft aanwezig zijn in het overleg. Het jaarlijks overleg is gericht op het maken van afspraken met zoveel mogelijk meetbare doelen over de onderwerpen:

  • Het voorkomen van segregatie;

  • Het bevorderen van integratie;

  • De afstemming over toelatings- en inschrijvingsprocedures;

  • Het bestrijden van onderwijsachterstanden.

Gemeenten bepalen met de betrokken partijen, vanuit de context binnen hun gemeenten, of afspraken nodig zijn en welke activiteiten met de afspraken ingezet gaan worden. Ieder jaar beoordeelt de gemeente of de afspraken voldoende zijn, of afspraken verlengd moeten worden en of nieuwe afspraken noodzakelijk zijn.

Uit de wettekst kan worden opgemaakt dat het een serieuze inspanningsverplichting is voor gemeenten om tot afspraken te komen op alle bovengenoemde onderwerpen. Als er geen afspraken zijn kan de gemeente dit onderbouwd aangeven. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de reeds gemaakte afspraken nog gelden en het niet nodig is om nieuwe afspraken te maken of het is gezien de context binnen de gemeente niet nodig om afspraken te maken. Als er afspraken zijn gemaakt, dan kan de gemeente deze in bindende afspraken omzetten.

Artikel 4

Aanbod en bereik

Gemeenten dienen voldoende aanbod voor vve te realiseren. Bij bereik wordt onderscheiden het aanbod van het aantal voorschoolse kindplaatsen en het bereik (het aantal doelgroeppeuters dat gebruik maakt van een gesubsidieerde voorschoolse kindplaats).

Doorstroom en doorgaande lijn

Overgangsmomenten tussen voorscholen, primair onderwijs en voortgezet onderwijs, zoals de overgang primair onderwijs naar voortgezet onderwijs, zijn belangrijk in het licht van segregatie, integratie en onderwijsachterstanden. Op deze momenten worden namelijk keuzes gemaakt voor kinderen die zeer bepalend zijn voor hun schoolloopbaan en daarmee hun plek in de samenleving. Het is belangrijk dat deze keuzes gebaseerd zijn op de mogelijkheden en de talenten van de leerlingen zelf en niet op argumenten gerelateerd aan hun sociaaleconomische context.

Bij een doorlopende lijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie gaat het om een ononderbroken ontwikkeling van de kinderen in de kinderdagverblijven met voorschoolse educatie naar vroegschoolse educatie (groep 1 en 2 van de basisschool). Een soepele doorgaande lijn van voor- naar vroegschoolse educatie is belangrijk voor succesvolle vve. Gemeenten moeten afspraken maken met de houders van de voorschoolse voorzieningen en de schoolbesturen over de (warme) overdracht van relevante gegevens van de doelgroepkinderen. Een gemeente kan verdere afspraken maken met de verschillende partners over bijvoorbeeld het gebruik van eenzelfde vve-programma en eenzelfde observatiesysteem.

Resultaten vroegschoolse educatie

Onder resultaten verstaan we het gewenste gevolg (of de gewenste invloed) van vroegschoolse educatie op de ontwikkeling van jonge kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal. Het doel van vroegschoolse educatie is het verbeteren van de start in groep 3 voor deze kinderen.

De gemeente maakt met de schoolbesturen afspraken over wat de resultaten van vroegschoolse educatie moeten zijn in relatie tot de ontwikkeling van de kinderen. Welke resultaten behaald moeten worden, kan per school en per gemeente verschillen. Hoe deze resultaten bereikt worden is de verantwoordelijkheid van de scholen en schoolbesturen. Zij moeten concrete gegevens aanleveren, zodat voor de gemeente duidelijk is in hoeverre de afgesproken resultaten worden bereikt.

Bij inschrijving en toelating in het onderwijs gaat het erom dat de procedures rondom inschrijving en toelating helder zijn, kenbaar voor ouders en leerlingen, consequent worden toegepast en dat er onderlinge afstemming over dit alles worden gemaakt.

Gemeenten kunnen in dit kader afspraken maken om te borgen dat er in het toelatingsbeleid geen formele of informele drempels zijn waardoor het ene kind meer kans heeft om op een school te komen dan het andere. Gedacht hierbij kan worden aan:

  • afspraken over vrijwillige ouderbijdrage;

  • aanmeldformulier op de website;

  • gezamenlijk inschrijfmoment;

  • gezamenlijk inschrijfloket (centraal aanmeldsysteem).

Artikel 5. Tijdstip en wijze verstrekking gegevens

Met dit artikel wordt beschreven op welke wijze het college jaarlijks in ieder geval informatie moet verstrekken aan de minister en dat dit uiterlijk op 1 april plaatsvindt. Die gegevensverstrekking gebeurt met behulp van een daartoe door de minister vastgesteld formulier. De Inspectie van het Onderwijs is gemandateerd om het formulier namens de minister vast te stellen en zal dit ter beschikking stellen aan de gemeente.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

Naar boven