Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 14 april 2023, nr. VO/37841750, houdende regels voor de subsidieverstrekking aan vestigingen van scholen voor het deelnemen aan het programma Ontwikkelkracht (Subsidieregeling Ontwikkelkracht)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 71 van de Wet op de expertisecentra, en artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WPO BES, artikel 1 van de WEC of artikel 1.1 van de WVO 2020;

Caribisch Nederland:

Bonaire, Saba en Sint Eustatius;

co-creatielab:

thematisch lab binnen het programma Ontwikkelkracht waarin onderwijsprofessionals en onderzoekers samenwerken aan (nieuwe) effectieve aanpakken voor onderwerpen waar op vestigingen grote behoefte aan is;

co-creërende vestiging:

vestiging die in een co-creatielab intensief meewerkt aan het ontwikkelen van effectieve aanpakken;

deelnemende vestiging:

vestiging die in een co-creatielab meewerkt aan het onderzoeken van (nieuwe) effectieve aanpakken, door een aanpak te implementeren en de resultaten te monitoren;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

evidence-informed interventie:

wetenschappelijk bewezen aanpak of werkwijze die aantoonbaar bijdraagt aan onderwijsverbetering waarbij zowel kennis uit onderzoek als praktijkkennis is toegepast;

expertleraar:

leraar die bekwaam is in een evidence-informed interventie of inhoudelijk thema, hierbij gebruik maakt van inzichten uit wetenschappelijk onderzoek, die andere vestigingen helpt met evidence-informed werken op het eigen expertisegebied en die een opleiding tot expertleraar binnen het programma Ontwikkelkracht heeft gevolgd;

expertschool:

expertschool die deelneemt aan het programma Ontwikkelkracht en waar expertschoolleiders en/of expertleraren werkzaam zijn;

expertschoolleider:

schoolleider die bekwaam is in een evidence-informed interventie of inhoudelijk thema, met het schoolteam evidence-informed werkt en die een opleiding tot expertschoolleider binnen het programma Ontwikkelkracht heeft gevolgd en die vestigingen helpt met evidence-informed werken op het eigen expertisegebied;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

leertraject:

traject waarin deelnemende onderwijsprofessionals begeleid of opgeleid worden in het toepassen en implementeren van een evidence-informed interventie;

Nationaal Groeifonds:

Nationaal Groeifonds als bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds;

onderwijsprofessional:

lid van het personeel als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WPO BES, artikel 1.1. van de WVO 2020 of artikel 1 van de WEC;

onderzoeks- en verbetercultuur:

cultuur die stimuleert dat alle betrokkenen, zowel intern als extern, zich richten op het definiëren en behalen van de gewenste onderwijskwaliteit door middel van een constructief-kritische houding en continu streven naar de daarvoor zo nodig vereiste kwaliteitsverbeteringen;

primair onderwijs en primair onderwijs BES:

onderwijs dat gegeven wordt op een school of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO, onderwijs dat gegeven wordt op een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, of onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO BES;

programma Ontwikkelkracht:

programma dat is gericht op het versterken van de kennisinfrastructuur en de onderzoeks- en verbetercultuur in het Nederlands funderend onderwijs;

programmabureau:

programmaorganisatie van het programma Ontwikkelkracht;

RIO:

Registratie Instellingen en Opleidingen;

school:

uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020, artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC of artikel 1 van de WPO BES met inbegrip van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap die van rechtswege is ontstaan na de omzetting op grond van artikel 12.2.4 van de WEB;

vestiging:

hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld artikel 76a van de WEC, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de WVO 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de WVO 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de WVO 2020, met inbegrip van een vestiging van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap die van rechtswege is ontstaan na de omzetting op grond van artikel 12.2.4 van de WEB;

voortgezet onderwijs:

onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020 of onderwijs dat gegeven wordt in Caribisch Nederland als bedoeld in de WVO 2020;

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WPO BES:

Wet primair onderwijs BES;

WVO 2020:

Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.

Artikel 3. Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan aan een bevoegd gezag subsidie verstrekken voor deelname aan activiteiten die worden ontwikkeld in het kader van het programma Ontwikkelkracht.

  • 2. De subsidie kan worden aangevraagd voor één of meer van de volgende activiteiten:

    • a. activiteiten in het kader van ‘leren en ontwikkelen’, waaronder wordt verstaan:

      • 1°. het deelnemen aan een train-de-trainer-traject, begeleid door het programmabureau om expertleraar of expertschoolleider te worden;

      • 2°. het deelnemen aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject;

    • b. activiteiten in het kader van ‘creëren’, waaronder wordt verstaan:

      • 1°. het deelnemen als een co-creërende vestiging in een co-creatielab; of

      • 2°. het deelnemen als een deelnemende vestiging in een co-creatielab;

  • 3. Een subsidieaanvraag kan niet betrekking hebben op:

    • a. het door één en dezelfde vestiging deelnemen als co-creërende vestiging in een co- creatielab, alsmede als deelnemende vestiging in een co-creatielab; of

    • b. het door één en dezelfde vestiging deelnemen aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject, alsmede het deelnemen aan een train-de-trainertraject; of

    • c. het door één en dezelfde vestiging deelnemen aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject, alsmede als deelnemende of co-creërende vestiging in een co-creatielab.

Artikel 4. Aanvraag subsidie

  • 1. Een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen, voert voorafgaand aan de aanvraag een verkenningsgesprek met het programmabureau, met als doel de ontwikkelvraag van een vestiging of meerdere vestigingen te concretiseren en te verkennen of en zo ja bij welk onderdeel van het programma Ontwikkelkracht deze ontwikkelvraag aansluit.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid voert een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen voor één of meer van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, of onderdeel b onder 1° of 2°, tevens ten minste een gesprek of gesprekken met de organisaties die de onderzoeks- en verbetercultuurtrajecten begeleiden of die een co-creatielab uitvoeren.

  • 3. Een bevoegd gezag kan op basis van deze regeling voor meerdere vestigingen, doch in totaal niet meer dan vijf, een aanvraag indienen.

  • 4. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend in de desbetreffende aanvraagperiodes, bedoeld in bijlage 1.

  • 5. De subsidie wordt aangevraagd met het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van DUS-I beschikbaar is gesteld.

  • 6. Een bevoegd gezag kan geen aanvraag indienen voor een vestiging waarvoor het bevoegd gezag reeds subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden, de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor scholen 2023, of de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2023 en voor zover de activiteitenperiode nog niet is afgerond.

Artikel 5. Aanvraagvereisten

De aanvraag bestaat uit een activiteitenplan, waarin onverminderd artikel 3.4 van de Kaderregeling ten minste wordt opgenomen:

  • a. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1°:

    • 1°. een onderbouwing met ondersteunend bewijs, zoals resultaten op teamniveau of leerlingniveau, dat de desbetreffende vestiging expertise heeft op een bepaald terrein binnen het gebied van het programma Ontwikkelkracht;

    • 2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject;

    • 3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging een goede onderzoeks- en verbetercultuur in het schoolteam heeft;

    • 4°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging evidence-informed werkt;

  • b. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°:

    • 1°. een onderbouwing die inzicht geeft in welke vraag de vestiging heeft op het gebied van het versterken van haar onderzoeks- en verbetercultuur;

    • 2°. een ontwikkeldoel gericht op leerwinst;

    • 3°. een uiteenzetting die inzicht geeft in welke personen op de vestiging betrokken zijn, op welke manier schoolleiding en schoolbestuur betrokken zijn en welke rol eenieder heeft;

    • 4°. een onderbouwing waaruit blijkt dat sprake is van voldoende draagvlak op de vestiging voor deelname aan het traject, en dat de onderwijsprofessionals, de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject;

    • 5°. een onderbouwing waaruit blijkt dat voldoende tijd zal worden vrijgemaakt voor de leraren en schoolleiding op de vestiging voor deelname aan het traject;

    • 6°. een onderbouwing die inzicht geeft in welke middelen schoolleiding en schoolbestuur eventueel moeten reserveren om materiele kosten te dekken die noodzakelijk zijn voor het traject en hoe zij deze beschikbaar stelt aan het team;

    • 7°. een uiteenzetting die inzicht geeft in hoe op de vestiging het traject organisatorisch wordt vormgegeven;

  • c. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1°:

    • 1°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging beschikt over expertise op het thema van het co-creatielab;

    • 2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging reeds succesvol werkt met evidence-informed aanpakken op het thema van het co-creatielab;

    • 3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging in staat zou zijn de pilotversie van een aanpak uit het co-creatielab te implementeren en mee te werken aan monitoring en evaluatie;

    • 4°. een uiteenzetting die inzicht geeft in welke personen op de vestiging betrokken zijn, welke rol eenieder heeft en op welke manier schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject;

    • 5°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging bereid is samen met andere vestigingen en onderzoekers te werken aan aanpakken op het thema van het desbetreffende co-creatielab;

    • 6°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging aantoonbare ervaring heeft met samenwerking met wetenschappelijke onderzoekers.

  • d. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°:

    • 1°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging bereid is samen met andere vestigingen en onderzoekers te werken aan aanpakken op het thema van het desbetreffende co-creatielab;

    • 2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging bereid en in staat is om actief deel te nemen aan het traject van vraagarticulatie;

    • 3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Een subsidieaanvraag wordt in ieder geval geweigerd:

  • a. indien het bevoegd gezag het gesprek of de gesprekken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet heeft gevoerd;

  • b. indien de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3, derde lid;

  • c. indien de subsidieaanvraag betrekking heeft op de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, en de vestiging reeds deelneemt aan een ander onderzoeks- en verbetercultuurtraject;

  • d. indien het bevoegd gezag een aanvraag indient voor een vestiging waarvoor het bevoegd gezag reeds subsidie is verstrekt en voor zover de activiteitenperiode op grond van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden, de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor scholen 2023, of de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2023 nog niet is afgerond;

  • e. indien het bevoegd gezag een aanvraag indient voor de activiteiten bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1° en onderdeel b, onder 1° en geen oordeel voldoende, afgegeven door de Inspectie van het Onderwijs, heeft.

Artikel 7. Subsidieplafonds en maximaal aantal deelnemende vestigingen per jaar

  • 1. Voor verstrekking van de subsidie is voor het schooljaar 2023/2024 in totaal een bedrag beschikbaar van € 1.969.856,– voor het primair onderwijs, primair onderwijs BES, voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs BES.

  • 2. Per activiteit waarvoor subsidie kan worden aangevraagd zijn per schooljaar ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar:

    • a. € 228.960,– voor deelname aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, waarbij in het schooljaar 2023/2024 ten hoogste vijf PO-vestigingen en vijf VO-vestigingen kunnen deelnemen;

    • b. € 1.282.600,– voor deelname aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, waarbij in het schooljaar 2023/2024 ten hoogste tien PO-vestigingen en tien VO-vestigingen deelnemen;

    • c. € 333.316,– voor deelname aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, waarbij in het schooljaar 2023/2024 voor ten hoogste twee vestigingen per co-creatielab en in totaal voor ten hoogste vier vestigingen subsidie kan worden verstrekt;

    • d. € 124.980,– voor deelname aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, waarbij in het schooljaar 2023/2024 voor ten hoogste vijftien vestigingen per co-creatielab en in totaal voor ten hoogste dertig vestigingen subsidie kan worden verstrekt.

  • 3. De minister verdeelt de beschikbare bedragen in volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 8. Subsidiebedrag

  • 1. Het subsidiebedrag per PO-vestiging voor het schooljaar 2023/2024 is:

    • a. € 19.716,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1°;

    • b. € 34.980,– voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°;

    • c. € 83.329,– voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1°;

    • d. € 4.166,– voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°;

  • 2. Het subsidiebedrag per VO-vestiging voor het schooljaar 2023/2024 is:

    • a. € 26.076 voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1°;

    • b. € 93.280,– voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°;

    • c. € 83.329,– voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1°;

    • d. € 4.166,– voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen

In aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. De subsidieontvanger verstrekt informatie aan het programmabureau van het programma Ontwikkelkracht als daar om wordt gevraagd en werkt mee aan evaluaties en monitoring.

  • b. De activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt worden uitgevoerd binnen de periode die de minister in de beschikking bepaalt.

  • c. Per vestiging neemt per traject ten minste het volgend aantal onderwijsprofessionals per schooljaar deel:

    • 1°. vijftien personen, indien het een PO-vestiging betreft, en vijfentwintig personen indien het een VO-vestiging betreft, voor het bijwonen van een cursus, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, hiervan dienen ten minste zes personen het train-de-trainer-traject te volgen;

    • 2°. vijftien personen, indien het een PO-vestiging betreft of veertig personen, indien het een VO-vestiging betreft, voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, waarbij er één interne procesbegeleider wordt aangesteld per team van 4 tot 10 leraren voor het deelnemen aan het traject. Bij vestigingen waar minder onderwijsprofessionals werken dan vijftien personen, indien het een PO-vestiging betreft of minder dan veertig, indien het een VO-vestiging betreft, dienen alle onderwijsprofessionals in het schoolteam deel te nemen aan de trajecten, met uitzondering van onderwijsprofessionals die een aanstelling hebben van minder dan één dag per week;

    • 3°. twee personen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1°;

    • 4°. één interne procesbegeleider voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°;

  • d. De subsidieontvanger deelt actief zijn kennis met andere vestigingen.

  • e. De subsidieontvanger die subsidie ontvangt voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, zendt jaarlijks vóór 1 oktober, een activiteitenverslag aan de minister. Hierin wordt verslag gedaan van de realisatie van de in het activiteitenplan genoemde activiteiten;

  • f. De subsidieontvanger die subsidie ontvangt voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1° en 2°:

    • 1°. werkt mee aan de monitoring van de implementatie van de aanpak en het in kaart brengen van de effecten; en

    • 2°. draagt er zorg voor dat een leraar of intern procesbegeleider de implementatie begeleidt.

Artikel 10. Vaststelling en verantwoording

  • 1. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na indiening van de aanvraag.

  • 2. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving of overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES.

  • 3. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. In dit kader vindt in ieder geval een steekproefsgewijze controle door de minister plaats.

Artikel 11. Betaling

De minister bepaalt het betaalritme van het subsidiebedrag in de beschikking.

Artikel 12. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2027, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft ten aanzien van de subsidies die op grond van de regeling zijn verstrekt.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Ontwikkelkracht.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

BIJLAGE 1: OVERZICHT AANVRAAGRONDES PER SOORT ACTIVITEIT VOOR HET SCHOOLJAAR 2023/2024

Deze bijlage behoort bij artikel 4, vierde lid, van de Subsidieregeling Ontwikkelkracht.

Kader

Activiteit/traject

Start aanvraagperiode

Eind aanvraagperiode

Leren en Ontwikkelen

1. Een train-de-trainer-traject

2. Het deelnemen aan een onderzoeks-en verbetercultuurtraject

1 juni 2023

31 augustus 2023

Creëren

3. Co-creërende vestiging in een co-creatielab

4. Deelnemende vestiging in een co-creatielab

1 juni 2023

31 augustus 2023

De aanvraagperiodes voor het schooljaar 2024/2025 zullen door middel van een wijzigingsregeling aan deze regeling worden toegevoegd.

TOELICHTING

Algemeen

Samenvatting

De Subsidieregeling Ontwikkelkracht (hierna: de subsidieregeling) regelt de activiteiten waarvoor en de voorwaarden waaronder de minister subsidie kan verstrekken aan vestigingen die deelnemen aan een of meerdere activiteiten die vanuit het programma Ontwikkelkracht worden aangeboden. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) en de Wet overige OCW-subsidies vormen de juridische grondslag voor deze subsidieregeling.

Inleiding

Nederland verdient het beste onderwijs. Op 14 april 2022 is door het kabinet bekendgemaakt dat het programma Ontwikkelkracht financiering ontvangt van het Nationaal Groeifonds1. Met de middelen uit het fonds wordt de komende 4 jaar op grootschalige wijze geïnvesteerd in het lerend vermogen en de kennisinfrastructuur van het funderend onderwijs. Het programma is tot stand gekomen vanuit een brede coalitie van partijen uit het onderwijsveld en de wetenschap.

Als leraar wil je de beste ontwikkeling voor je leerlingen. En als schoolleiding wil je kwalitatief en passend onderwijs verzorgen. Vanuit betrokkenheid, vanuit ambitie, vanuit passie voor het vak. Maar de werkdruk in het onderwijs is hoog en kennis over wat werkt is niet altijd direct beschikbaar. Goede ideeën en ambities blijven daardoor al snel liggen. De leerprestaties van leerlingen staan onder druk, er is een toenemende kansenongelijkheid op de arbeidsmarkt en de interesse voor het beroep van leraar loopt terug.

Ontwikkelkracht start in de onderwijspraktijk en biedt ruimte, tijd en kennis om het vakmanschap te versterken. Door de kracht van de onderwijspraktijk te verbinden met inzichten uit onderzoek.

In een aanpak waar de leraar, schoolleider en leerling echt van profiteert. Daarbij staat co-creatie, een lerende aanpak en ‘evidence-informed’ werken centraal en is het uitgangspunt altijd dat het van, met én voor de scholen is.

Vanuit het programma Ontwikkelkracht wordt de komende vier jaar € 101 miljoen geïnvesteerd in het versterken van de kennisinfrastructuur voor het funderend onderwijs. Bij succes en doelmatige besteding wordt het totaal budget verhoogd naar € 332 miljoen over een periode van 10 jaar vanaf 2023. Dit bestaat uit vier pijlers:

  • 1. Het beter en makkelijker vinden en benutten van wat we al weten uit onderwijsonderzoek (kennisdeling).

  • 2. Het ontwikkelen van kansrijke aanpakken voor de grote onderwijsknelpunten in co-creatielabs samen met onderzoekers en onderwijsprofessionals.

  • 3. Het opzetten van een netwerk van expertscholen met expertschoolleiders en expertleraren. expertscholen helpen andere vestigingen met het vinden van oplossingen voor knelpunten in het onderwijs door evidence-informed te werken.

  • 4. Het opzetten en versterken van een onderzoeks- en verbetercultuur op vestigingen.

Subsidieregeling voor vestigingen binnen het programma Ontwikkelkracht

De subsidieregeling heeft als doel vestigingen te ondersteunen in het versterken van een onderzoeks- en verbetercultuur, zodat vestigingen doorlopend en op basis van wat bekend is over effectieve aanpakken, hun onderwijs verbeteren. De subsidieregeling zorgt ervoor dat de uren die de deelnemende vestigingen binnen het programma Ontwikkelkracht maken, geheel of gedeeltelijk worden vergoed. Op die manier wordt er tijd vrijgemaakt zodat onderwijsprofessionals zich écht kunnen committeren aan het traject of project.

Proces

Een bevoegd gezag komt bij het programma Ontwikkelkracht met een specifieke vraag en neemt hiervoor contact op met het programmabureau. Wanneer de vraag hierop aansluit verwijst het programmabureau van het programma Ontwikkelkracht het bevoegd gezag door naar een van de opties die het programma Ontwikkelkracht biedt:

  • Kennis van effectieve onderwijspraktijken vinden? Het bureau verwijst door naar de Kennisrotonde, Onderwijskennis.nl of de nader te ontwikkelen interventiedatabank.

  • Aan de slag met een goed idee om het eigen onderwijs te verbeteren en al doende een onderzoeks- en verbetercultuur op school realiseren? Het bureau verwijst door naar de meest passende onderzoeks- en verbetercultuuraanpak en daar wordt een gesprek mee gevoerd. Deze koppelt een expertcoach aan de school die de school zal bezoeken om het idee scherp te stellen en het proces tot deelname te doorlopen.

  • Een bewezen effectieve aanpak leren toepassen? Het bureau verwijst door naar een passende expertschool of aanbieder die de begeleiding kan bieden.

  • Zelf een expertschool worden? Het bureau adviseert over de voorwaarden voor selectie en ondersteunt.

  • Een kansrijke aanpak op het thema van een van de co-creatielabs met wetenschappers en onderwijsprofessionals verder helpen ontwikkelen en beschikbaar maken voor andere vestigingen? Doorverwijzing naar de beschikbare co-creatielabs waarin elk uiteindelijk 100 tot 200 vestigingen participeren. Elk lab is georganiseerd rondom een thema.

  • Voorziet een bestaand onderzoek- en ontwikkelnetwerk beter in de behoefte? Dan verwijst het programmabureau van het programma Ontwikkelkracht door naar deze netwerken en opleiders.

Nadat duidelijk is welk onderdeel van het programma Ontwikkelkracht het beste past bij de vraag van de vestiging, kan de desbetreffende vestiging een subsidieaanvraag indienen om te kunnen deelnemen aan dat traject. Afhankelijk van het traject waarvoor de vestiging subsidie aanvraagt, is het aanvraagformulier meer of minder uitvoerig. Sowieso vindt tijdens het beoordelen van de aanvraag de controle plaats of er een gesprek heeft plaatsgevonden. Ook zonder een subsidieaanvraag kunnen vestigingen participeren, zij ontvangen dan geen tegemoetkoming. Een gesprek met het programmabureau en de eventuele gesprekken met de organisaties die de onderzoeks- en verbetercultuurtrajecten of co-creatielabs uitvoeren, is echter altijd nodig om te kunnen participeren.

Het programma Ontwikkelkracht is bedoeld voor alle vestigingen in Nederland en Caribisch Nederland, waarbij beoogd wordt vestigingen te laten deelnemen met verschillende achtergronden en kenmerken op het gebied van onder andere geografie, grootte, denominatie, achterstandsscore en onderwijsconcept.

Verschillende manieren van participeren

Vestigingen kunnen op verschillende manieren participeren in het programma Ontwikkelkracht. Hieronder volgt een korte omschrijving van de manieren waarop de vestigingen kunnen deelnemen.

Co-creatielabs

In de co-creatielabs werken onderwijsprofessionals en onderzoekers samen aan nieuwe effectieve aanpakken. De twee eerste co-creatielabs richten zich op taal en het duurzaam aantrekken, professionaliseren en behouden van leraren: het Taal Lab NL en het Teacher Lab NL. Education Lab Netherlands gaat deze labs opzetten en uitvoeren.

1. Deelname als co-creërende vestiging in een co-creatielab

Co-creërende vestigingen zijn vestigingen met leraren die aantoonbare expertise hebben op het thema van de co-creatielabs en bereid zijn deze expertise verder uit te bouwen in samenwerking met wetenschappers en expertleraren van andere vestigingen. De expertleraren van de deelnemende vestigingen krijgen een actieve rol in de co-creatie van effectieve aanpakken voor hun sector. Met andere expertleraren werken zij nauw samen met onderzoekers. Hun taken betreffen onder meer vraagarticulatie en diagnose van de uitdagingen waar het co-creatie lab zich op richt. Daarnaast ontwerpen ze in het lab in co-creatie effectieve aanpakken, piloten deze interventie op de eigen vestiging en andere vestigingen, evalueren ze de pilot en stellen de interventie in co-creatie bij.

Concreet betekent dit dat een co-creërende vestiging:

  • Organiseert dat onderwijsprofessionals worden vrijgemaakt om te participeren in het co-creatielab;

  • De schoolleider de participatie faciliteert en verbindt met het schoolbeleid;

  • De vestiging de verder ontwikkelde interventie in pilotvorm op de eigen vestiging implementeert;

  • De vestiging actief deelneemt aan de monitoring en evaluatie van de implementatie;

  • De deelnemende onderwijsprofessional de kennis over de ontwikkelde effectieve aanpakken deelt met andere vestigingen.

2. Deelname als deelnemende vestiging in een co-creatielab

Deelnemende vestigingen die participeren in een co-creatie lab nemen actief deel aan het traject van vraagarticulatie en denken mee over kansrijke aanpakken op het thema van het lab. Ze nemen actief deel aan de labdagen, waar ze praktijkexpertise inbrengen, bevindingen helpen duiden en meedenken over kansrijke aanpakken op het thema van het lab. Daarnaast denken ze mee over ontwerp van kansrijke pilots.

Concreet betekent dit dat een deelnemende vestiging:

  • Actief deelneemt aan de labdagen;

  • Actief deelneemt aan het traject van vraagarticulatie;

  • Meedenkt over relevante en kansrijke interventies;

  • Meewerkt aan het ontwerp van kansrijke interventies;

  • Bereid is in de toekomst een (deel van een) kansrijke interventie op de eigen vestiging uit te proberen;

  • Organiseert dat de deelnemende onderwijsprofessional de expertise op het thema van het lab deelt met de rest van het schoolteam;

  • De schoolleider de deelname faciliteert.

Onderzoeks- en verbetercultuurtraject

1. Deelname aan een onderzoeks-en verbetercultuurtraject

Wanneer een schoolteam een onderzoeks- en verbetercultuur wil realiseren waar de leerlingen van profiteren, en het team wil hier gedurende het traject in investeren, dan kan het team kiezen voor deelname aan een werkwijze gericht op het versterken van een onderzoeks- en verbetercultuur. Omdat het om een intensief traject gaat, checkt het programmabureau of de school aan een aantal basisvoorwaarden van deelname kan voldoen. Deze voorwaarden staan in artikel 5 van de subsidieregeling.

Er zijn meerdere aanbieders die binnen het programma Ontwikkelkracht met vestigingen werken aan de onderzoeks- en verbetercultuur. Op basis van de vraag van de vestiging en de beschikbare capaciteit bij de aanbieders kan het programmabureau een vestiging adviseren om voor een bepaalde aanbieder te kiezen. De aanbieders voeren ook een gesprek of gesprekken met een vestiging die interesse heeft in een traject en schakelen expertcoaches in om vestigingen te ondersteunen in het formuleren van hun ontwikkelingsdoel en het opstellen van een activiteitenplan. Na toekenning van de subsidie begeleiden de expertcoaches de uitvoering van het activiteitenplan.

Als een vestiging deelneemt aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject, dan maakt zij wekelijks tijd vrij voor de lerarenteams en roostert deze tijd in. Daarnaast stelt de vestiging interne procesbegeleiders aan, die elk een lerarenteam van 4 tot 10 leraren begeleiden bij het traject. Deze procesbegeleiders en de schoolleiding vormen samen het implementatieteam van het traject en komen met regelmaat samen. De gemiddelde tijdbesteding op school is 2 uur per werkweek per deelnemer in de vestiging (variërend van 4 uur per werkweek voor de interne procesbegeleiders en 1,5 tot 2 uur per werkweek voor leraren en de schoolleiding). Dit komt neer op 10 dagen per persoon per jaar.

1. Deelname aan bijeenkomsten

Als een vestiging deelneemt aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject, dient die vestiging ook deel te nemen aan regionale kennisdelingsbijeenkomsten die de aanbieders van de trajecten organiseren. Zowel de interne procesbegeleiders als de schoolleiding van de desbetreffende vestigingen moeten hieraan deelnemen. De procesbegeleiders en schoolleiding bezoeken de regionale en landelijke kennisdelings- en inspiratiebijeenkomsten. Deze gaan zowel over het creëren van een verbeter- en onderzoekcultuur als over onderwijsinhoud.

Tijdens deze door expertcoaches georganiseerde bijeenkomsten, waar mogelijk in samenwerking met expertscholen, wisselen interne procesbegeleiders en schoolleiders van vestigingen uit de regio ervaringen uit over hun traject, worden successen gevierd en helpt men elkaar om problemen te overwinnen rondom het proces van innoveren. Hierbij is primair aandacht voor het proces van het bouwen aan een onderzoeks- en verbetercultuur en de ontwikkelstappen met bijbehorend instrumentarium, maar ook aandacht voor de inhoudelijke kant van de verschillende trajecten. Verder is er ruimte voor kennisdeling door experts en ervaringsdeskundigen uit bestaande landelijke en regionale netwerken. Ook onderzoekers worden bij deze bijeenkomsten betrokken zodat wetenschap en praktijk elkaar kunnen versterken. Het leren van elkaar gebeurt sectoroverstijgend. Hierbij worden diverse werkvormen gebruikt waar goede resultaten mee zijn behaald. De intern procesbegeleiders en schoolleiders nemen inspiratie, nieuwe kennis en concrete acties terug mee naar school. Jaarlijks zijn er in totaal vier regionale bijeenkomsten.

Deelname aan een bewezen effectief leertraject

Wanneer een schoolteam een interventie wil toepassen om hun onderwijskwaliteit te verbeteren waar de leerlingen vervolgens van profiteren, en het team wil hier gedurende het traject in investeren, dan kan het team kiezen voor deelname aan een bewezen effectief leertraject. Dit leertraject wordt begeleid door een nader te bepalen organisatie en het traject is bewezen effectief: er is overtuigend wetenschappelijk bewijs dat het desbetreffende traject effect heeft op de onderwijskwaliteit. De bewezen effectieve leertrajecten gaan vanaf schooljaar 2024/2025 lopen en worden in de wijzigingsregeling meegenomen.

Expertscholen

Vanuit het programma Ontwikkelkracht wordt een netwerk van expertscholen opgebouwd. Deze expertscholen slagen erin om met effectieve aanpakken tot goede leerresultaten te komen en hun onderwijs duurzaam te verbeteren. Expertleraren en expertschoolleiders werken evidence-informed aan hun onderwijs of aan de onderzoeks- en verbetercultuur en helpen andere vestigingen om evidence-informed te werken en effectieve aanpakken te implementeren. Zij kunnen ook andere leraren en schoolleiders opleiden tot expert op hun gebied.

1. Deelname aan een cursus

Voordat vestigingen deelnemen aan een train-de-trainer-traject om expertleraar of expertschoolleider te worden, moeten schoolleiders, bestuurders of regiodirecteuren en docenten van die vestigingen deelnemen aan een cursus/training. Die cursus gaat over de voordelen en valkuilen van evidence-informed onderwijs ontwikkelen.

2. Deelname aan een train-de-trainer-traject om expertleraar-of schoolleider te worden

Om een expertschool of expertleraar of expertschoolleider te worden, doorloop je als vestiging verschillende stappen:

  • 1. Aantoonbare bekwaamheid. De onderwijsprofessional heeft zich eerst bekwaamd in een bewezen effectieve aanpak of onderzoeks- en verbetercultuurwerkwijze. Die heeft hij succesvol toegepast op de eigen vestiging. Dat moet worden aangetoond. Het kan gaan om leraren en schoolleiders die hebben deelgenomen aan een verbetercultuurtraject, een co-creatielab of die zelf werken met een bewezen effectieve aanpak.

  • 2. Train-de-trainer. De onderwijsprofessional meldt zich aan bij het programmabureau of wordt benaderd door het programmabureau. Vervolgens krijgt hij een train-de-trainer cursus van de organisatie die de bewezen effectieve aanpak of onderzoeks- en verbetercultuurwerkwijze heeft ontwikkeld. Dat kan dezelfde organisatie zijn die de onderwijsprofessional heeft helpen bekwamen (stap 1). Dit gebeurt op maat. Hierna is de onderwijsprofessional expertleraar of expertschoolleider geworden.

3. Het begeleiden van een leertraject als expertleraar of expertschoolleider en het deelnemen aan dit leertraject

Hierbij staat het professionaliseren van andere vestigingen centraal. De expertleraar of expertschoolleider gaat aan het werk binnen een nader te bepalen eigen regio. Een expertleraar of schoolleider verzorgt een leertraject over het toepassen van de aanpak of werkwijze. De expert kan in deze fase nog ondersteuning krijgen, bijvoorbeeld van een lerarenopleider. Vestigingen uit de regio komen langs om over de aanpak of werkwijze te leren van de expertleraar of expertschoolleider. Een expertleraar of expertschoolleider gaat er ook op uit en langs de vestigingen die willen leren van hen. Het begeleiden van een leertraject als expertleraar of expertschoolleider en het deelnemen aan dit leertraject gaan vanaf schooljaar 2024/2025 lopen en worden in de wijzigingsregeling meegenomen.

Monitoring en evaluatie

Algemeen geldt dat, om de aanlevering van gegevens voor monitoring te vergemakkelijken, wordt geadviseerd om aan te sluiten bij het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO), waarbij deze gegevenslevering vergaand wordt geautomatiseerd.2 Om mee te doen aan de leergroei-rapportages van het NCO kan voor het primair onderwijs gebruik worden gemaakt van de leerlingvolgsystemen van Cito, ParnasSys en ESIS. De toetsen in het primair onderwijs die gebruikt kunnen worden zijn de toetsen van Cito, IEP, Boom en Diataal. Voor het voortgezet onderwijs kan worden aangesloten bij de pilot ‘Leergroei in het VO’, het betreft hier toetsen van Cito. Deelname aan NCO is nadrukkelijk niet verplicht, maar het verlaagt de werkdruk en administratieve lasten van de aanvragen significant. Daarnaast kunnen aanvullende gegevens opgevraagd worden, dit verschilt per traject. Zo dienen vestigingen in de co-creatielabs nadrukkelijk mee te werken aan monitoring en evaluatie van effectieve aanpakken die op hun vestiging worden gepilot of onderzocht. De vestiging ontvangt in de subsidiebeschikking nadere informatie over hoe deze gegevens kunnen worden aangeleverd en welke gegevens het betreft.

Regeldruk

Bij het opstellen van de subsidieregeling is in het oog gehouden dat de regeling geen onnodige regeldruk mag veroorzaken. Voor deze subsidieregelregeling is daarom een vereenvoudigde aanvraagprocedure ontwikkeld, waarbij vestigingen begeleid worden in de keuzes die zij kunnen maken voor trajecten binnen het programma Ontwikkelkracht. Vanuit DUS-I wordt een digitaal aanvraagformulier beschikbaar gesteld waarin een deel van de gegevens vooraf is ingevuld.

Algemeen geldt dat met name het proces voorafgaand aan het indienen van de aanvraag een tijdsinvestering van de vestiging vraagt en belangrijk is: de vestiging moet kennisnemen van het programma Ontwikkelkracht en haar verschillende activiteiten en voert een of meerdere gesprekken, voordat de vestiging een aanvraag indient: de uiteindelijke aanvraag is het sluitstuk van dit proces. De regeling is gebaseerd op de gedachte dat er per vestiging een minimum aantal onderwijsprofessionals deelneemt en op basis daarvan, krijgt de vestiging één bedrag: deze tegemoetkoming is bedoeld om vestingen de financiële ruimte te geven om onderwijsprofessionals tijd te geven om deel te kunnen nemen aan het programma. Het is mogelijk dat door onvoorziene omstandigheden, vestigingen toch niet aan het minimaal aantal deelnemers voldoet. Hier zal bij de steekproeven en verantwoording in alle billijkheid en redelijkheid naar worden gekeken. Bij een afwijking van meer dan 2 personen meldt het bevoegd gezag dit bij DUS-I. Uitgangspunt blijft dat het bevoegd gezag ervoor zorg draagt dat voldoende onderwijsprofessionals blijven participeren, door bijvoorbeeld bij uitval te vervangen. Er wordt geen financieel verslag verwacht van de vestigingen.

Tijdsinvestering

Voor de subsidies geldt dat er verschillende activiteiten bij de aanvraag komen kijken. De aanvraag moet worden ingediend. Voor het indienen van een aanvraag moet er een gesprek worden gevoerd met het programmabureau, dat geraamd wordt op twee uur, inclusief voorbereiding. Daarnaast vindt voor sommige trajecten nog een gesprek of vinden nog gesprekken met de aanbieder/begeleider van dat traject plaats, dat geraamd wordt op drie uur: dit geldt voor vestigingen die deel willen nemen in een co-creatielabs of een onderzoeks-en verbetercultuurtraject. Dit tweede contact bestaat uit een (kennismakings)gesprek en voor de onderzoeks-en verbetercultuurtrajecten ook een draagvlakbijeenkomst met het schoolteam. Voor het indienen van een subsidieaanvraag wordt de tijdbesteding geschat op gemiddeld twee uur.

Het kennisnemen van de subsidiabele activiteiten wordt geraamd op twee uur. De verantwoording door middel van het jaarverslag wordt geschat op twee uur. Monitoring wordt geschat op zes uur wanneer wordt deelgenomen aan NCO en ongeveer 20-40 uur wanneer niet wordt deelgenomen aan NCO; dit zal niet voor elk traject nodig zijn en zal voor vestigingen duidelijk worden ten tijde van het gesprek met het programmabureau.

Daarnaast dienen vestigingen mee te werken aan aparte monitoring – en/of evaluatie-onderzoeken zoals bij de co-creatielabs en een onderzoeks- en verbetercultuurtraject. Voor deelname aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject dienen de vestigingen een activiteitenverslag voor 1 oktober van het desbetreffende kalenderjaar op te sturen. De tijdbesteding hiervoor wordt geschat op gemiddeld vier uur.

Voor veel activiteiten binnen het programma Ontwikkelkracht geldt dat dit activiteiten zijn die vestigingen normaliter ook verrichten, denk hierbij aan het professionaliseren van de onderwijsprofessionals en het opstellen van het jaarverslag. Hier bovenop wordt binnen het programma Ontwikkelkracht aanwezigheid tijdens bijeenkomsten en cursussen verwacht: dit is geen onderdeel van ‘business as usual’. Daarnaast wordt verwacht dat vestigingen actief meewerken aan onderzoeken en evaluatie.

De lasten voor de maatschappij die met een aanvraag en toekenning van de subsidie zijn gemoeid zijn in totaal 14 tot 21 uur, afhankelijk van de soort activiteiten waarvoor een subsidie wordt aangevraagd. Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van monitoring middels het NCO geldt dat hier nog uren bij moeten worden opgeteld. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– is dat € 700,– tot € 1.050,– per toekenning voor de subsidie. In het schooljaar 2023/2024 kunnen er ongeveer 64 vestigingen participeren.

Hieronder wordt per activiteit weergegeven wat de ureninvestering is. De regeldrukkosten behelst ongeveer 3 procent van het totale subsidiebedrag voor het schooljaar 2023/2024.

Activiteit/traject

Aanvraagactiviteiten

Ureninvestering

Bedrag per aanvraag

Elk traject

• Gesprek programmabureau (2 uur)

• Kennisneming subsidiabele activiteiten (2 uur)

• Indienen subsidieaanvraag (2 uur)

• Verantwoording d.m.v. jaarverslag (2 uur)

• (deelname aan) monitoring (6 uur)

14

€ 700,–

Train-de-trainer-traject, begeleid door programmabureau, inclusief het bijwonen van een cursus*

 

14

€ 700,–

Deelname aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject, inclusief het bijwonen van een bijeenkomst

+ gesprekken aanbieder traject (3 uur)

+ activiteitenverslag (4 uur)

21

€ 1.050,–

Deelname als een co-creërende vestiging in een co-creatielab

+ gesprek aanbieder co-creatielab (3 uur)

17

€ 850,–

Deelname als een deelnemende vestiging in een co-creatielab

+ gesprek aanbieder co-creatielab (3 uur)

17

€ 850,–

Uitvoeringstoets

Deze regeling is voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). Zij geven een positief advies voor de uitvoering. Wel geven zij aan dat de regeling veel variabelen heeft en de uitvoering van de regeling complex zal zijn. Doordat aanvrager eerst in gesprek dienen te gaan met het programmabureau, zullen zij geïnformeerd een aanvraag kunnen indienen. De website en formulieren op het portaal van DUS-I zullen bijdragen aan het in goede banen leiden van de aanvragen.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 3. Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten

De subsidieregeling heeft als doel vestigingen te ondersteunen in het versterken van een onderzoeks- en verbetercultuur, zodat vestigingen doorlopend en op basis van wat bekend is over effectieve aanpakken, hun onderwijs verbeteren. Afhankelijk van de activiteit, worden de uren die het deelnemend onderwijspersoneel besteedt aan de activiteit, voor de helft of geheel vergoed. In het geval dat de uren voor de helft worden vergoed, dient het bevoegd gezag de andere helft voor haar rekening te nemen.

Artikel 4. Aanvraag subsidie

Het bevoegd gezag dient een subsidieaanvraag per vestiging of voor meerdere vestigingen in. De planvorming, uitvoering en monitoring vindt (zoveel mogelijk) op vestigingsniveau plaats.

Elke aanvraag volgt ná een gesprek met het programmabureau. In dit gesprek geeft het bevoegd gezag aan welke behoefte en vraag er bij de vestiging(en) leeft en het programmabureau helpt deze hulpvraag te specificeren en duiden. Het programmabureau verwijst na het gesprek eventueel door naar een aanbieder/organisatie die activiteiten verzorgt binnen het programma Ontwikkelkracht: dit geldt voor de deelname in de co-creatielabs of het deelnamen aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject. Met die organisaties wordt nog een gesprek of meerdere gesprekken gevoerd.

Een aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om de onvolledige aanvraag binnen een redelijk termijn aan te vullen, op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Aanvragen worden gedaan door middel van een aanvraagformulier. Een bevoegd gezag kan voor verschillende activiteiten een subsidieaanvraag indienen. Sommige activiteiten kunnen niet gelijktijdig gecombineerd worden aangevraagd.

Artikel 5. Aanvraagvereisten

Het bevoegd gezag dient te voldoen aan de voorwaarden en een activiteitenplan (plan van aanpak) in te dienen. Voor enkele activiteiten wordt een oordeel voldoende, afgegeven door de Inspectie voor het Onderwijs, als voorwaarde gesteld om deel te mogen nemen aan die activiteiten binnen het programma Ontwikkelkracht. Hierbij worden de kaders van de Inspectie voor het Onderwijs gehanteerd.

In artikel 6 wordt gesteld dat een bevoegd gezag geen subsidie voor een vestiging krijgt toegekend als die vestiging al participeert binnen een ander onderzoeks- en verbetercultuurtraject. Daarmee wordt zowel een ander onderzoeks- en verbetercultuurtraject binnen als buiten het programma Ontwikkelkracht bedoeld. Zo begeleiden verschillende aanbieders een onderzoeks- en verbetercultuurtraject aan binnen het programma Ontwikkelkracht en mag een vestiging niet deelnemen aan meerdere trajecten. Tevens is het mogelijk dat een vestiging al aan een onderzoeks-en verbetercultuurtraject buiten het programma Ontwikkelkracht deelneemt. Als dat traject zich richt op het opbouwen of versterken van de onderzoeks- en verbetercultuur binnen die vestiging, kan die vestiging niet ook nog deelnemen in een dergelijk traject binnen het programma Ontwikkelkracht.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Een aanvraag zonder een voorafgaand gesprek met het programmabureau van het programma Ontwikkelkracht en waar van toepassing de gesprekken met een aanbieder die activiteiten verzorgt binnen het programma Ontwikkelkracht, wordt geweigerd. In artikel 6 staan tevens de combinaties van activiteiten vermeld die niet gezamenlijk voor een vestiging aangevraagd kunnen worden. Combinaties die niet vermeld staan, kunnen zodoende wel voor een vestiging aangevraagd worden.

Indien het bevoegd gezag een aanvraag indient voor een vestiging waarvoor het bevoegd gezag reeds subsidie ontvangt op grond van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden, de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor scholen 2023, of de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2023, wordt een aanvraag ook geweigerd. Indien een vestiging in het verleden ondersteuning voor de verbetering van de basisvaardigheden heeft ontvangen maar daar ten tijde van een aanvraag voor de subsidieregeling Ontwikkelkracht geen activiteiten meer voor verricht en waarvoor de subsidie al is ingezet, kan wel een aanvraag indienen.

Artikel 7. Subsidieplafonds en maximaal aantal deelnemende vestigingen per jaar

In de regeling is per type activiteit een subsidieplafond ingebouwd. Elk jaar worden de subsidieplafonds opnieuw vastgesteld door middel van een wijzigingsregeling; die wordt tijdig voor de opening van nieuwe aanvraagrondes gepubliceerd. In de wijzigingsregeling worden eventuele overgebleven subsidiemiddelen (in het geval van ondervraging) uit het voorgaande schooljaar verdeeld over de verschillende activiteiten.

Artikel 8. Subsidiebedrag

Vestigingen krijgen een tegemoetkoming voor uren die de onderwijsprofessionals besteden aan activiteiten binnen het programma Ontwikkelkracht. Voor het volgen van cursussen, leertrajecten of het deelnemen aan verbetercultuurtrajecten wordt 50% van de uren vergoed. De hiervoor gehanteerde tarieven zijn gewogen standaard tarieven binnen het onderwijsdomein: € 53 per uur. Wanneer onderwijspersoneel zelf andere onderwijsprofessionals traint, zoals door expertscholen wordt gedaan, worden de volledige uren vergoed. Dit gaat pas vanaf schooljaar 2024/2025 lopen. Co-creërende vestigingen in de co-creatielabs krijgen hun ureninzet volledig vergoed. Ook wanneer onderwijsprofessionals de train-de-trainer-trajecten volgen om zelf trainer te worden, worden de volledige uren vergoed. Vanaf het moment dat iemand zelf mag trainen (en dus expertleraar of expertschoolleider is), wordt het gerekende tarief met 15% verhoogd. Dit komt neer op € 61 per uur.

Hieronder staat de berekening die onder het subsidiebedrag dat per vestiging per jaar kan worden aangevraagd, ligt. Belangrijk hierbij is dat het genoemde aantal personen en dagen per personen per vestiging gaat om een minimum aantal personen; dit aantal personen dient deel te nemen en voor dit aantal krijgt de vestiging een tegemoetkoming. In de praktijk kan het zijn dat per traject meer personen participeren, maar dat is niet van invloed op de hoogte van de tegemoetkoming die de vestiging ontvangt. Wanneer door (onvoorziene) omstandigheden als ziekte, ontslag/vertrek of een klein personeelsbestand, bij een activiteit de desbetreffende vestiging toch niet aan het minimaal aantal personen komt, zal hier in redelijkheid en billijkheid naar worden gekeken. Het streven blijft dat het vermelde minimaal aantal personen in artikel 9 wordt behaald. Bij afwijking van meer dan 2 personen, meldt het bevoegd gezag dit sowieso bij DUS-I (meldingsplicht).

Kader

Traject

subsidie

bedrag per vestiging voor schooljaar 2023/20241

Maximaal aantal vestigingen voor schooljaar 2023/2024

Minimaal aantal personen per vestiging

Minimaal aantal dagen2 per persoon per vestiging voor schooljaar 2023/2024

Percentage tegemoetkoming

Leren en Ontwikkelen

1. Train-de-trainer-traject, begeleid door programmabureau, inclusief het bijwonen van een cursus3

€ 19.716,- (PO)

€ 26.076,- (VO)

10

Cursus: 15 (PO) of 25 (VO)

Traject: 6

Cursus: 3

Traject: 4

Cursus: 50%

Traject: 100%

2. Deelname aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject, inclusief het bijwonen van een bijeenkomst

€ 34.980,- (PO)

€ 93.280,- (VO)

20

15 (PO)

40 (VO)

Bijeenkomst: 1

Traject: 10

Bijeenkomst: 50%

Traject: 50%

Creëren

3. Deelname als een co-creërende vestiging in een co-creatielab

€ 83.329,-

4

24

(in totaal 1 FTE per vestiging)

100%

4. Deelname als een deelnemende vestiging in een co-creatielab

€ 4.166,-

30

1

0,1 FTE

50%

X Noot
1

Voorbeeldberekening om te verklaren hoe op het maximaal subsidiebedrag is uitgekomen: voor deelname aan een leertraject dat begeleid wordt door een expertleraar, wordt gerekend met de formule: € 53 / 2 (uurtarief gedeeld door 2 want de helft van de uren wordt vergoed) * 10 (personen per PO-vestiging) * 10 (dagen per persoon per jaar) * 8 (uren per dag).

X Noot
2

Bij een dag wordt uitgegaan van 8 uur per dag.

X Noot
3

Verwacht wordt dat bij het volgen van een cursus ook een bestuurder/regio-directeur en schoolleider aanwezig is.

X Noot
4

De bedoeling is dat er tussen de 2 en 5 personen per vestiging deelnemen als een co-creërende vestiging in een co-creatielabs

NB. De aantallen personen per vestiging de train-de-trainer-trajecten zijn niet cumulatief: zo is er per vestiging een tegemoetkoming voor maximaal 15 of 25 participerende personen, waarvan er een tegemoetkoming is voor 6 personen uit die 20 personen om een traject te volgen.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen

Vestigingen co-financieren deelname aan effectief bewezen leertrajecten, onderzoeks- en verbetercultuurtrajecten en co-creatie labs, tenzij ze zelf een dienst leveren aan andere vestigingen als een expertschool. Zij krijgen namelijk een tegemoetkoming voor 50 procent van de te investeren uren. Er zijn geen andere partijen die financieel bijdragen aan dit voorstel.

Op grond van de artikel 5.4 van de Kaderregeling zijn subsidieontvangers verplicht om mee te werken aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor de ontwikkeling van het beleid van de minister. In het kader van deze subsidieregeling zal een evaluatieonderzoek worden uitgevoerd, in welk kader het bevoegd gezag verplicht zal worden om geanonimiseerde gegevens over bijvoorbeeld de leerprestaties van leerlingen aan te leveren; dat zal niet in elk traject van toepassing zijn. Er worden in sommige trajecten gegevens gevraagd op leerlingenniveau die een groei in (vaardigheid)scores aantonen. Hierbij hoort eventueel ook een nulmeting.

De vestigingen zijn verplicht om mee te werken aan de beantwoording van vragen en het aanleveren van gegevens in het kader van de monitoring en evaluatie van de subsidieregeling of aan de minister op diens verzoek. De vestigingen maken gebruik van kennisproducten die in de andere onderdelen van het programma Ontwikkelkracht worden ontwikkeld. Vestigingen die deelnemen aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject sturen elk jaar dat zij deelnemen, voor 1 oktober een activiteitenverslag op.

Artikel 10. Vaststelling en verantwoording

Verantwoording van deze middelen vindt plaats door middel van de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. Dit zal worden gecontroleerd door middel van een steekproef. Daarbij dienen subsidieontvangers te verklaren welke activiteiten zij hebben ondernomen met de subsidie.

Artikel 12. Hardheidsclausule

De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven om in individuele gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling zelf in de eerste plaats tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen. Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer terughoudend gebruik van zal worden gemaakt. De aanvrager zal in ieder geval moeten aantonen dat zijn situatie zich onderscheidt van die van anderen. Er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Nationaal Groeifondsvoorstel Ontwikkelkracht – Een sterke kennisinfrastructuur voor het onderwijs, te raadplegen via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/10/29/nationaal-groeifondsvoorstel-ontwikkelkracht-een-sterke-kennisinfrastructuur-voor-het-onderwijs.

Naar boven