Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 14 april 2023, nr. 2023-0000186330, tot wijziging van de Subsidieregeling ESF+ 2021–2027 in verband met een nieuw aanvraagtijdvak voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs en enkele andere wijzigingen

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PbEU 2021, L 231) en de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling ESF+ 2021–2027 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.16a Tussentijdse declaratie

  • 1. Indien een project langer dan achttien maanden duurt en twaalf maanden van het project zijn verstreken, kan de minister de subsidieontvanger verzoeken een tussentijdse declaratie in te dienen waarbij de kosten worden verantwoord en de burgerservicenummers van de deelnemers aan het project worden verstrekt.

  • 2. De tussentijdse declaratie wordt ingediend binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek.

  • 3. Artikel 1.16, tweede tot en met vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een tussentijdse declaratie.

  • 4. Indien een tussentijdse declaratie is ingediend, bevat de einddeclaratie de som van de subsidiabele kosten, gebaseerd op de tussentijdse declaratie, en het resterende eindbedrag en heeft de verantwoording van de kosten en de burgerservicenummers van de deelnemers in de einddeclaratie betrekking op het resterende eindbedrag.

B

In artikel 2.2 wordt ‘in het aanvraagtijdvak van 16 mei 2022, 09.00 uur, tot en met 1 juli 2022, 17.00 uur, voor de projectperiode van 1 augustus 2022 tot en met 31 juli 2023.’ vervangen door ‘in het aanvraagtijdvak van:

  • a. 16 mei 2022, 09.00 uur, tot en met 1 juli 2022, 17.00 uur, voor de projectperiode van 1 augustus 2022 tot en met 31 juli 2023;

  • b. 1 mei 2023, 09.00 uur, tot en met 30 juni 2023, 17.00 uur, voor de projectperiode van 1 augustus 2023 tot en met 31 juli 2025.’

C

Artikel 2.3 komt te luiden:

Artikel 2.3

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie voor het aanvraagtijdvak:

  • a. bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel a, bedraagt € 15.000.000;

  • b. bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel b, bedraagt € 30.000.000.

D

In artikel 2.6 worden, onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor het schooljaar 2023–2024 wordt per leerling een maximumbedrag gesubsidieerd van € 1.967.

  • 4. Voor het schooljaar 2024–2025 is het maximumbedrag dat per leerling wordt gesubsidieerd: € 1.720 * (consumentenprijsindex van het jaar 2023 / 106,16). Dat bedrag wordt door of namens de minister medegedeeld in de Staatscourant.

E

Aan artikel 2.7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien de subsidieontvanger een tussentijdse declaratie als bedoeld in artikel 1.16a heeft ingediend, kan de minister in afwijking van het eerste lid een voorschot verlenen tot maximaal het op basis van die declaratie gevraagde bedrag.

F

In artikel 2c.10, derde lid, aanhef, wordt ‘bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, d en e’ vervangen door ‘bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en d’.

G

Bijlage 2 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

H

In bijlage 4 wordt in de rij die betrekking heeft op arbeidsmarktregio Midden-Limburg ‘Venlo’ vervangen door ‘Roermond’.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel F, werkt terug tot en met 14 september 2022.

  • 3. Artikel I, onderdeel H, werkt terug tot en met 21 maart 2023.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL F

Bijlage 2. als bedoeld in artikel 2.8

Centrumgemeente

Arbeidsmarktregio

obv Pw (%)

Subsidieplafond 2022 (artikel 2.2 onder a)

Subsidieplafond 2023–2025 (artikel 2.2 onder b)

Groningen

Groningen

6,54%

€ 981.105

€ 1.962.211

Leeuwarden

Friesland

4,62%

€ 693.300

€ 1.386.601

Alkmaar

Noord-Holland Noord

2,57%

€ 385.000

€ 770.001

Emmen

Drenthe

1,89%

€ 284.087

€ 568.173

Zwolle

Regio Zwolle

2,16%

€ 324.299

€ 648.598

Almere

Flevoland

2,10%

€ 314.501

€ 629.002

Zaanstad

Zaanstreek/Waterland

1,48%

€ 222.035

€ 444.071

Haarlem

Zuid-Kennemerland en IJmond

1,68%

€ 252.078

€ 504.156

Enschede

Twente

3,97%

€ 595.129

€ 1.190.259

Amsterdam

Groot Amsterdam

10,77%

€ 1.616.169

€ 3.232.338

Apeldoorn

Stedendriehoek en Noordwest Veluwe

2,82%

€ 423.316

€ 846.632

Hilversum

Gooi en Vechtstreek

0,74%

€ 110.934

€ 221.867

Leiden

Holland Rijnland

1,65%

€ 247.301

€ 494.602

Utrecht

Midden-Utrecht

3,29%

€ 494.132

€ 988.264

Amersfoort

Amersfoort

0,99%

€ 148.018

€ 296.036

Ede

Food Valley

1,12%

€ 167.292

€ 334.585

Doetinchem

Achterhoek

1,00%

€ 150.058

€ 300.115

Zoetermeer

Zuid-Holland Centraal

1,36%

€ 203.734

€ 407.469

Gouda

Midden-Holland

0,71%

€ 107.003

€ 214.007

Den Haag

Haaglanden

7,66%

€ 1.148.636

€ 2.297.272

Arnhem

Midden-Gelderland

3,23%

€ 483.830

€ 967.661

Rotterdam

Rijnmond

13,09%

€ 1.963.958

€ 3.927.917

Tiel

Rivierenland

0,70%

€ 104.788

€ 209.576

Gorinchem

Gorinchem

0,40%

€ 60.730

€ 121.459

Nijmegen

Rijk van Nijmegen

2,52%

€ 377.822

€ 755.644

Dordrecht

Drechtsteden

1,72%

€ 257.792

€ 515.584

Den Bosch

Noordoost-Brabant

2,38%

€ 356.973

€ 713.946

Breda

West-Brabant

3,08%

€ 461.579

€ 923.158

Goes

Zeeland

1,66%

€ 248.744

€ 497.487

Tilburg

Midden-Brabant

2,20%

€ 330.024

€ 660.048

Venlo

Noord-Limburg

1,20%

€ 180.282

€ 360.564

Helmond

Helmond-De Peel

1,05%

€ 157.710

€ 315.421

Eindhoven

Zuidoost-Brabant

2,09%

€ 313.054

€ 626.108

Roermond

Midden-Limburg

1,00%

€ 149.460

€ 298.920

Heerlen

Zuid-Limburg

4,57%

€ 685.124

€ 1.370.249

Totaal

 

100,00%

€ 15.000.000

€ 30.000.000

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling ESF+ 2021–2027 (hierna: de regeling) aangepast. Er wordt een artikel toegevoegd aan hoofdstuk 1 en er vinden enkele wijzigingen plaats in de hoofdstukken 2 (subsidie voor regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs) en 2c (voedselhulp en materiële basishulp).

2. Inhoud regeling

De aanleiding voor de wijzigingen in hoofdstuk 2 is dat er een nieuw tijdvak moet worden opengesteld voor twee schooljaren, 1 augustus 2023 tot en met 31 juli 2025. Dit aanvraagtijdvak loopt van 1 mei 2023, 9:00 uur, tot en met 30 juni 2023, 17:00 uur. Het totaalbedrag aan ESF-subsidie voor deze projectperiode is € 30.000.000. Het maximaal beschikbare bedrag per centrumgemeente is vastgelegd in bijlage 2 bij de regeling. Vanwege het feit dat de looptijd twee schooljaren betreft, is het subsidieplafond per arbeidsmarktregio verdubbeld vergeleken met het subsidieplafond voor 2022. Het bedrag dat per leerling maximaal gesubsidieerd kan worden, is € 1.967 voor het schooljaar 2023–2024. Voor het schooljaar 2024–2025 wordt dit bedrag geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex (CPI), op basis van de formule: € 1.720 * (CPI in 2023 / 106,161). Het geïndexeerde bedrag wordt door of namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (hierna: de minister) medegedeeld in de Staatscourant.

Verder is artikel 1.16a toegevoegd aan hoofdstuk 1, op basis waarvan de minister kan verzoeken om een tussentijdse declaratie in te dienen. Dit is mogelijk als een project langer dan achttien maanden duurt en twaalf maanden van het project zijn verstreken. Deze bevoegdheid is bedoeld om te verzekeren dat de minister voor deze langer lopende projecten tijdig over gegevens kan beschikken voor de verantwoording richting de Europese Commissie. De tussentijdse declaratie moet binnen drie maanden na het verzoek worden ingediend. Uitvoering Van Beleid (UVB) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beoordeelt deze declaratie en toetst of de gedeclareerde kosten (volledig) subsidiabel zijn. Na beoordeling van deze tussentijdse declaratie wordt een besluit genomen over uitbetaling van het deel van de subsidie dat betrekking heeft op het tussentijds gedeclareerde deel van het project. Artikel 1.16, tweede tot en met vierde lid, van de regeling zijn daarbij van overeenkomstige toepassing. De subsidie wordt pas definitief vastgesteld na de beoordeling van de ingediende einddeclaratie na afloop van het project. In een einddeclaratie worden enkel die kosten (als totaalbedrag) uit een tussentijdse declaratie opgenomen welke door UVB als subsidiabel aangemerkt zijn.

Met de wijziging worden ten slotte twee onjuistheden hersteld. Artikel 2c.10, derde lid, wordt aangepast, waarmee wordt geregeld dat de kosten van begeleidende maatregelen die worden genomen, naast de voedselhulp of de materiële basishulp aan de meest behoeftige personen, worden bepaald aan de hand van een vast percentage van de kosten voor de aankoop van voedselhulp en materiële basishulp in plaats van de werkelijke kosten, zoals abusievelijk vermeld stond. Daartoe verwijst het derde lid niet langer naar het eerste lid, onderdeel e. Verder stond in de tabel in bijlage 4, in de rij die betrekking heeft op de arbeidsmarktregio Midden-Limburg, per ongeluk Venlo vermeld als centrumgemeente, in plaats Roermond. Ook dat is hersteld.

3. Privacy

Ten behoeve van de rapportage aan de Europese Commissie, voor monitoring en evaluaties en voor controle- en verantwoordingsdoeleinden worden in het kader van deze regeling een aantal kenmerken van deelnemers verzameld en verwerkt, waaronder het burgerservicenummer (BSN). Bij de opzet van de regeling is gekeken naar de bescherming van de privacy van deelnemers bij het verzamelen en verwerken van deze gegevens. Dit heeft geresulteerd in een gegevensbeschermingseffectbeoordeling, de DPIA (data protection impact assessment).

De DPIA die gedaan is voor de Subsidieregeling ESF+ 2021–2027 is opnieuw beoordeeld, specifiek gericht op de wijzigingen gedaan in deze regeling. Hierbij zijn geen nieuwe of aanvullende risico’s naar voren gekomen ten opzichte van de DPIA uitgevoerd voor het eerdere tijdvak onder dit hoofdstuk in de regeling.

4. Uitvoering

Door Uitvoering Van Beleid (UVB) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een UMO-toets uitgevoerd, met het doel de uitvoerbaarheid en de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik van deze regeling in kaart te brengen. De toets bestaat uit twee delen; een toets op de uitvoering (U-deel) en de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (MO-deel).

In het U-deel zijn alle praktische zaken nader bekeken waaronder personele capaciteit, de ICT, de planning, politieke en maatschappelijke risico’s. UVB geeft met deze toets als uitvoerder inzicht in de praktische uitvoerbaarheid van de regeling.

In het MO-deel is de regeling artikelsgewijs getoetst op mogelijke uitvoeringsrisico’s en de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik. Voor ieder geconstateerd risico is een inschatting gemaakt van de kans en de impact van het geconstateerde risico waarna er beheersmaatregelen aangedragen worden. Vervolgens is het restrisico berekend. Op basis van deze toets krijgen UVB en de opdrachtgever een helder beeld van met de regeling gepaard gaande risico’s en het effect van mogelijk beheersmaatregelen.

Uit de UMO-toets komt naar voren dat door UVB de nodige beheersmaatregelen zijn geformuleerd ten aanzien van bevindingen met betrekking tot mogelijke uitvoeringsrisico’s en de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik. Hierdoor is de conclusie getrokken dat er geen significante restrisico’s overblijven.

5. Financiële gevolgen

Het benodigde budget is afkomstig uit het ESF+ (2021–2027)-budget voor de lidstaat Nederland en is met de goedkeuring van het Programmadocument door de Europese Commissie (EC) beschikbaar gekomen.

Met deze wijzigingsregeling wordt één aanvraagtijdvak geopend voor het volgende onderdeel en bijbehorend subsidieplafond:

Hoofdstuk 2. Subsidie voor regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs: € 30.000.000

Voor hoofdstuk 2 geldt een subsidiepercentage van 40%. Subsidieontvangers zijn zelf verantwoordelijk voor de cofinanciering van (minimaal) 60%.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst. De regeling treedt daarmee in werking enkele weken voor het openen van het nieuwe tijdvak waarin deze regeling voorziet, op 1 mei 2023. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Op basis daarvan treden ministeriële regelingen in werking op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en vindt publicatie ten minste twee maanden voor inwerkingtreding plaats. De reden daarvoor is dat dit voor de doelgroep aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt. Bij een latere inwerkingtreding zou er voor de subsidieaanvragers onvoldoende tijd overblijven om de aanvragen voor te bereiden voorafgaand aan de start van het schooljaar 2023–2024.

Artikel I, onderdeel F, werkt terug tot en met 14 september 2022, de dag van inwerkingtreding van artikel 2c.10 van de regeling. Zoals toegelicht in paragraaf 2 wordt hiermee een vergissing hersteld met betrekking tot de wijze waarop de kosten van begeleidende maatregelen worden berekend. Dit gebeurt aan de hand van een vast percentage van de kosten voor de aankoop van voedselhulp en materiële basishulp in plaats van de werkelijke kosten. Deze wijziging heeft geen nadelige gevolgen voor de subsidieontvanger.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Dit bedrag is de CPI van 2019, het referentiejaar waarin het maximale subsidiebedrag per leerling € 1.720 was.

Naar boven