Besluit van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek van 12 april 2023, nr. OOA22, tot vaststelling van een subsidieregeling Journalistiek onderzoek 2023–2024

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,

Gelet op artikel 8.3 en 8.15 van de Mediawet 2008;

besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a) Journalistiek onderzoek:

een onderzoek, waarvan de onderliggende probleemstelling betrekking moet hebben op journalistieke informatiebronnen, actief binnen de journalistieke bedrijfstak.

b) Journalistieke informatiebron:

een organisatie binnen de journalistieke bedrijfstak met als (hoofd)activiteit het maken en leveren van een dienst of product waarbij:

  • i. minimaal 25% van het product of de dienst tot stand is gekomen op basis van journalistiek handelen; en

  • ii. de publicatiefrequentie minimaal een keer per twee weken is en daarmee sprake is van een informatiebron waartoe burgers zich met een vaste regelmaat kunnen wenden; en

  • iii. die staat ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

c) Journalistieke bedrijfstak:

het geheel van private en publieke journalistieke informatiebronnen gevestigd in Nederland, waarvan de activiteiten zijn gericht op de Nederlandse markt.

d) Journalistiek handelen:

het vergaren, verwerken en verspreiden van informatie en nieuws, waarbij:

  • i. het gaat om onafhankelijk tot stand gekomen berichtgeving die bestemd is voor alle geledingen binnen de samenleving en die bestaat uit originele, eigen content die niet machine-gegenereerd is;

  • ii. gestreefd wordt naar zo accuraat en evenwichtig mogelijke berichtgeving; en

  • iii. verantwoording wordt afgelegd en transparant wordt gehandeld en waarbij de afzender van de content duidelijk wordt gemaakt.

e) Onderzoeksinstellingen:

onderwijsinstellingen (zowel publiek als privaat), (commerciële) onderzoeksbureaus, organisatieadviesbureaus of collectieven van zelfstandige onderzoekers.

f) Stimuleringsfonds:

het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, bedoeld in artikel 8.2 van de Mediawet 2008.

Artikel 1.2 Doel van de subsidie

Het Stimuleringsfonds kan subsidie verstrekken voor het uitvoeren van (wetenschappelijk) onderzoek ten behoeve van de journalistieke bedrijfstak als geheel. Subsidieverstrekking op grond van deze regeling heeft specifiek tot doel het stimuleren van onderzoek dat betrekking heeft op journalistieke informatiebronnen.

Artikel 1.3 Subsidiabele activiteiten en subsidieperiode

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een journalistiek onderzoek dat:

    • a) wordt uitgevoerd door een onderzoeksteam, bestaande uit tenminste twee personen met een aantoonbare onderzoeksachtergrond; en

    • b) minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden duurt.

  • 2. Een onderzoek waarvoor subsidie wordt verstrekt, mag niet zijn aangevangen voordat op de subsidieaanvraag is beslist en moet binnen 3 maanden worden aangevangen na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling geldt een subsidieplafond van 300.000 euro.

  • 2. Het Stimuleringsfonds kan besluiten het subsidieplafond te verhogen. Het besluit tot het verhogen van het subsidieplafond wordt bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Artikel 1.5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor subsidie komen uitsluitend de in het vierde lid genoemde kosten in aanmerking, die in rechtstreeks verband staan tot de subsidiabele activiteiten en waarvan in redelijkheid mag worden aangenomen dat deze noodzakelijk zijn om de activiteiten te kunnen uitvoeren.

  • 2. Kosten zijn uitsluitend subsidiabel indien deze na subsidieverlening door de subsidieontvanger zijn gemaakt en betaald.

  • 3. Niet subsidiabel zijn kosten die reeds uit anderen hoofde zijn of worden gefinancierd.

  • 4. Op grond van deze regeling kan uitsluitend subsidie worden verstrekt voor de volgende kosten, inclusief btw:

    • a) Gewerkte uren van de bij het onderzoek betrokken personen in dienst van de onderzoeksinstelling, voor de onderstaande werkzaamheden:

      • i) het verrichten van activiteiten ten behoeve van de uitvoering van het onderzoek;

      • ii) projectcoördinatie en -administratie van het onderzoek.

    • b) Overige onderzoekskosten, voor zover noodzakelijk voor het onderzoek:

      • i) reiskosten;

      • ii) inhuur- of inkoopkosten voor hulpmiddelen, voor zover noodzakelijk voor het verrichten van kwantitatief of kwalitatief onderzoek.

  • 5. Voor kosten als bedoeld in het vierde lid, onder a, worden de volgende bandbreedtes gehanteerd:

    • a) Junior onderzoeker (1 tot 3 jaar ervaring): maximaal 50 euro per uur (incl. btw);

    • b) Medior onderzoeker (3 tot 5 jaar ervaring): maximaal 70 euro per uur (incl. btw);

    • c) Senior onderzoeker (vanaf 5 jaar ervaring): maximaal 100 euro per uur (incl. btw);

    • d) Overig personeel (projectcoördinatie en -administratie): maximaal 70 euro per uur (incl. btw).

  • 6. Verschuldigde btw komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de aanvrager de btw niet kan verrekenen met de door de aanvrager af te dragen omzetbelasting.

  • 7. De subsidiabele kosten worden door de aanvrager berekend volgens door het Stimuleringsfonds vastgestelde instructies.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG TOT SUBSIDIEVERLENING

Artikel 2.1 Subsidieaanvrager

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een samenwerkingsverband, bestaande uit:

    • a) een onderzoeksinstelling; en

    • b) tenminste 2 journalistieke informatiebronnen.

  • 2. Het samenwerkingsverband kan desgewenst worden aangevuld met een of meerdere branche- of belangenorganisaties en samenwerkingsorganen voor journalistieke informatiebronnen. Alle bij het onderzoek betrokken partijen dienen ingeschreven te staan in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

  • 3. Het samenwerkingsverband, als bedoeld in het eerste lid, wijst een penvoeder aan die namens het samenwerkingsverband gemachtigd is tot het indienen van aanvragen tot subsidieverlening en subsidievaststelling.

Artikel 2.2 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend door het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld aanvraagformulier op de website van het Stimuleringsfonds, volgens de daarbij vermelde instructies, en omvat in ieder geval:

    • a) Een onderzoeksopzet, bestaande uit de volgende onderdelen:

      • i. de aanleiding van het onderzoek; en

      • ii. de probleemstelling van het onderzoek; en

      • iii. de onderzoeksvraag of onderzoeksvragen; en

      • iv. een beschrijving van de onderzoeksmethode; en

      • v. een omschrijving van de op te leveren resultaten.

    • b) een plan van aanpak voor de uitvoering van het onderzoek;

    • c) KvK-nummer van de aanvrager(s);

    • d) cv’s van de bij het onderzoek betrokken medewerkers in dienst van de onderzoeksinstelling;

    • e) een gespecificeerde en realistische begroting van de met de voorgenomen activiteiten verband houdende kosten;

    • f) een overeenkomst waarin de samenwerking tussen de onderzoeksinstelling en de journalistieke informatiebronnen is vastgelegd;

    • g) het rapport of verslag van een door de onderzoeksinstelling eerder uitgevoerd onderzoek, dat ten hoogste 3 jaar oud is en aantoont dat deze bekend is met de in de onderzoeksopzet omschreven problematiek binnen de journalistieke bedrijfstak en/of dat deze over ervaring beschikt met het toepassen van de voorgestelde onderzoeksmethoden.

    • h) een intentieverklaring van iedere individuele informatiebron die bij het onderzoek betrokken is. De verklaring bevat een onderbouwing van de relevantie en urgentie van het onderzoek voor de journalistieke bedrijfstak, alsmede een expliciete toezegging waarin de betreffende journalistieke informatiebron zich verplicht tot reflectie op de onderzoeksresultaten en de betekenis hiervan voor de organisatie en haar medewerkers.

  • 2. De begroting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt opgesteld conform de modelbegroting zoals die is vastgesteld door het Stimuleringsfonds.

  • 3. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als deze volledig is. Het Stimuleringsfonds beoordeelt binnen een week na indiening van de aanvraag de volledigheid daarvan. Over eventuele ontbrekende gegevens krijgt de aanvrager bericht, met de uitnodiging om deze alsnog binnen één week aan te leveren. Blijft tijdige en volledige aanlevering van de gegevens uit, dan wordt de betreffende aanvraag buiten behandeling gesteld.

Artikel 2.3 Aanvraagtermijn

Een aanvraag kan op ieder moment worden ingediend in de periode 24 april 2023 tot 24 april 2024, 23:59 uur. Aanvragen die buiten deze periode zijn ingediend, worden afgewezen.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 3.1 Verdeling subsidie

Het Stimuleringsfonds beoordeelt aanvragen op volgorde van binnenkomst.

Artikel 3.2 Drempelcriteria

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening wordt door het Stimuleringsfonds eerst beoordeeld aan de hand van de volgende drempelcriteria:

    • a) het onderzoek wordt tenminste ondersteund door twee journalistieke informatiebronnen, welke deel uitmaken van het samenwerkingsverband, als bedoeld onder artikel 2.1, lid 1, onderdeel b; en

    • b) alle voorgestelde onderdelen van het onderzoek zijn uitvoerbaar binnen de maximale termijn, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b; en

    • c) de intentieverklaring als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, onderdeel h bevat een onderbouwing van de relevantie en urgentie van het onderzoek voor de journalistieke bedrijfstak door de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebron, alsmede een expliciete toezegging waarin de betreffende journalistieke informatiebron zich verplicht tot reflectie op de onderzoeksresultaten en de betekenis hiervan voor de organisatie en haar medewerkers.

  • 2. Als een aanvraag niet aan de drempelcriteria voldoet, wijst het Stimuleringsfonds de aanvraag af.

Artikel 3.3 Inhoudelijke criteria

Alleen indien alle drempelcriteria positief worden beoordeeld, wordt een aanvraag tot subsidieverlening aansluitend door het Stimuleringsfonds beoordeeld aan de hand van de volgende inhoudelijke criteria:

  • 1. relevantie en urgentie van het onderzoek: het onderzoek adresseert een relevant en urgent thema of onderwerp, afkomstig uit de journalistieke bedrijfstak;

  • 2. onderzoeksvraag en -methode(n): de centrale onderzoeksvraag is duidelijk geformuleerd, de onderzoeksmethode(n) is (zijn) geschikt om het thema of onderwerp te onderzoeken en de uitvoering van het onderzoek is haalbaar;

  • 3. teamsamenstelling: het onderzoeksteam beschikt over de benodigde kennis, ervaring en competenties, die nodig zijn bij de voorgestelde onderzoeksmethode(n);

  • 4. onderzoeksresultaten: de resultaten zijn direct inzetbaar in de journalistieke praktijk.

Artikel 3.4 Beoordeling inhoudelijke criteria

  • 1. Bij beoordeling op de inhoudelijke criteria wordt het oordeel door het Stimuleringsfonds vertaald in een waardering per criterium. Hierbij wordt gewerkt met een systeem waarin deze waardering wordt omgezet in een cijfer. Zowel de waardering als het cijfer staan op zichzelf, aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken.

  • 2. Het Stimuleringsfonds komt voor iedere aanvraag per criterium tot een gemotiveerde score volgens een vijfpuntenschaal: 1. onvoldoende 2. matig 3. voldoende 4. goed 5. zeer goed.

  • 3. De scores per criterium worden bij elkaar opgeteld en vormen zo de totaalscore van de aanvraag.

  • 4. Aanvragen die na de beoordeling op ieder afzonderlijk criterium minimaal 3 punten (voldoende) hebben behaald, komen voor subsidie in aanmerking. Aanvragen die op één of meer criteria 1 of 2 punten behalen, komen niet voor subsidie in aanmerking en worden afgewezen.

  • 5. Wanneer door de verstrekking van een subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, worden aanvragen die betrekking hebben op het subsidieplafond, afgewezen.

Artikel 3.5 Besluit

Het Stimuleringsfonds beslist binnen uiterlijk 12 weken na ontvangst op de aanvraag.

Artikel 3.6 Subsidiebedrag

Het minimaal te verstrekken subsidiebedrag per aanvraag is 25.000 euro, het maximaal te verstrekken bedrag euro is 75.000 euro.

Artikel 3.7 Betaling

  • 1. Bij een subsidieverlening wordt het verleende subsidiebedrag in twee termijnen betaald, waarbij:

    • a) een eerste termijn van 50% van het verleende subsidiebedrag bij wijze van voorschot direct na de subsidieverlening wordt betaald;

    • b) het restant na vaststelling van de subsidie wordt betaald.

  • 2. Betalingen vinden plaats aan de penvoerder.

HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN

Artikel 4.1 Medewerkings- en informatieplicht

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van de activiteiten die in de beschikking tot subsidieverlening is gegeven.

  • 2. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens het Stimuleringsfonds ingestelde onderzoeken, bijeenkomsten en overlegrondes die erop gericht zijn het Stimuleringsfonds inlichtingen te verschaffen over de voortgang en staat van projecten alsmede ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens het Stimuleringsfonds te voeren beleid.

  • 3. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het Stimuleringsfonds van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie, waaronder ingrijpende wijzigingen in de opzet, uitvoering en deelnemers van een project. Daarbij worden de relevante stukken overlegd.

  • 4. De subsidieontvanger werkt mee aan overleg over en presentatie en publicatie van (tussentijdse) resultaten van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, met als doel het onderzoek onder de aandacht te brengen en kennis te delen met andere partijen uit de sector. De subsidieontvanger dient zich ervan bewust te zijn, dat de onderzoeksresultaten onder geen beding exclusief zijn, maar bij uitstek te gunste moeten komen van de gehele sector.

  • 5. De subsidieontvanger vermeldt in zijn bekendmakingen en publicaties rondom een gesubsidieerd project het Stimuleringsfonds als subsidieverstrekker.

HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 5.1 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk twee maanden na afloop van de periode, bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, dan wel zo veel eerder als dat het onderzoek is afgerond. Dit geschiedt door het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld aanvraagformulier op de website van het Stimuleringsfonds.

  • 2. Een aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een onderzoeksrapport en een financieel verslag van de aanvrager en daarnaast een reflectieverslag van de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen, bedoeld in artikel 5.2.

Artikel 5.2 Onderzoeksrapport, financieel verslag en reflectieverslag

  • 1. Het onderzoeksrapport voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie bevat naast de onderzoeksresultaten in ieder geval:

    • a) een overzicht van de verrichtte activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

    • b) een toelichting waar de gerealiseerde uren aan besteed zijn.

  • 2. Het financieel verslag bevat een Excel-overzicht van de gerealiseerde uren en kosten ten opzichte van de begrote uren en kosten in de subsidieaanvraag.

  • 3. Het reflectieverslag bevat een reflectie op de onderzoeksresultaten van de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen.

  • 4. Het onderzoeksrapport, het financieel verslag en reflectieverslag worden opgesteld volgens een door het Stimuleringsfonds vast te stellen format.

  • 5. Het Stimuleringsfonds kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het financieel verslag en het reflectieverslag.

Artikel 5.3 Wijziging, intrekking en terugvordering

De artikelen 4:48 tot en met 4.50 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van subsidies op grond van deze regeling.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 12 april 2023.

  • 2. Als de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 12 april 2023, treedt deze regeling in afwijking van het eerste lid in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 12 april 2023.

  • 3. Deze regeling vervalt met ingang van 30 april 2024. In afwijking van de eerste volzin blijft deze regeling zoals hij luidde op de dag voorafgaand aan de datum met ingang waarvan deze regeling vervalt, van toepassing op de afwikkeling van op grond van deze regeling ingediende aanvragen en verleende subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Namens het bestuur van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, F. van Exter Voorzitter

TOELICHTING OP SUBSIDIEREGELING ONDERZOEK

I. Algemeen

Deze regeling is bestemd voor subsidieaanvragen gericht op (wetenschappelijk) onderzoek in het belang van de journalistieke bedrijfstak in Nederland. Het onderzoek dient op middellange termijn van maximaal 1 jaar een actuele kennisbehoefte c.q. -lacune te vervullen.

Aanvragen kunnen doorlopend worden ingediend. U bepaalt zelf het te onderzoeken thema of onderwerp, de onderzoeksvraag en de te hanteren methode. Voor het aantonen van de relevantie en urgentie van de onderzoeksvraag vragen wij u separaat een motivering aan te leveren vanuit de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 Definities

Bij artikel 1.1, onder b

Het Stimuleringsfonds maakt binnen de journalistieke bedrijfstak in ieder geval onderscheid tussen de volgende soorten journalistieke informatiebronnen:

  • landelijke, regionale of lokale nieuwswebsites;

  • landelijke of regionale dagbladen;

  • opiniebladen;

  • (betaalde) lokale nieuwsbladen;

  • (gratis) huis-aan-huisbladen;

  • landelijke, regionale en lokale publieke media-instellingen, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008;

  • landelijke of niet-landelijke commerciële media-instellingen, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008;

  • (zelfstandige) onderzoeksredacties;

  • persbureaus;

  • periodieke publicaties die per aflevering bestaan uit een bundeling van artikelen, bijvoorbeeld een tijdschrift, periodiek, maandblad, weekblad of magazine.

Bij artikel 1.1, onder d

Deze definitie is gebaseerd op de volgende bronnen: Ivor Shapiro (2014) Why democracies need a Functional Definition of Journalism now more than ever, Journalism Studies, 15:5, 555-565, DOI: 10.1080/1461670X.2014.882483; Raad voor de Journalistiek (2021); Leidraad voor de Raad voor de Journalistiek, NPO (2022). Scherp stellen: Genrebeleidsplan NPO; Barbie Zelizer (2019) Why Journalism Is About More Than Digital Technology, Digital Journalism, 7:3, 343-350, DOI: 10.1080/21670811.2019.1571932

Artikel 1.3 Subsidiabele activiteiten en subsidieperiode

De ‘aantoonbare onderzoeksachtergrond’ van de aanvragers hangt samen met de gekozen onderzoeksmethode(n) en wordt vastgesteld op basis van de cv’s van de bij het onderzoek betrokken personen. Onder de uitvoering van een onderzoek wordt zowel het verrichten van onderzoekswerkzaamheden verstaan, als ook het vervaardigen van een onderzoeksrapport. Dit rapport gaat vergezeld van een separaat document met daarin een reflectie op de onderzoeksresultaten vanuit de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen: het reflectieverslag.

Artikel 1.5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Bij artikel 1.5, lid 4, onder b (i, reiskosten)

Op basis van OV, tweede klasse of een vaste vergoeding van € 0,19 per kilometer

Bij artikel 1.5, lid 4, onder b (ii, inkoop of inhuur)

Het betreft hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld toegang tot een onderzoekspanel, een surveytool voor enquêtes of locatiekosten voor het houden van focusgroep-gesprekken.

Juridische kosten en kosten voor hardware zoals computers, microfoons en camera’s komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.1 Subsidieaanvrager

Zowel rechtsvormen met als zonder een rechtspersoonlijkheid kunnen een aanvraag indienen. Voorbeelden van partijen die voor deze regeling subsidie kunnen aanvragen zijn:

  • onderwijsinstellingen (zowel publiek als privaat)

  • (commerciële) onderzoeksbureaus

  • organisatieadviesbureaus

  • collectieven van zelfstandige onderzoekers

  • journalistieke informatiebronnen

  • samenwerkingsorganen voor journalistieke informatiebronnen

  • journalistieke branche- of belangenorganisaties

Artikel 2.2 Subsidieaanvraag

Bij artikel 2.2, eerste lid, onder a (onderzoeksopzet)

Een onderzoeksopzet bevat de volgende onderdelen:

  • a) de aanleiding van het onderzoek, waaraan een probleemanalyse ten grondslag ligt en waarin de relevantie en urgentie van het onderzoek voor de journalistieke bedrijfstak worden geadresseerd; en

  • b) de probleemstelling beschrijft het te onderzoeken thema of onderwerp en houdt rechtstreeks verband met de motivering van de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen; en

  • c) de centrale onderzoeksvraag (hoofdvraag) en eventuele deelvragen hebben betrekking op de probleemstelling en dienen concreet en helder geformuleerd te zijn; en

  • d) de onderzoeksmethode dient verband te houden met het soort onderzoek waarvoor gekozen is; en

  • e) een inschatting van de te verwachten resultaten die het onderzoek zal opleveren, alsmede een voorschot op een eventueel vervolgonderzoek.

Bij artikel 2.2, eerste lid, onder b (plan van aanpak)

Het plan van aanpak dient de uitvoering van het onderzoek in fases te beschrijven, inclusief de daarbij horende planning.

Bij artikel 2.2, eerste lid, onder h (overeenkomst van samenwerking)

De door alle deelnemers aan het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst moet de volgende onderdelen bevatten:

  • a) dat de penvoerder door elk van de deelnemers gemachtigd is tot het indienen van aanvragen tot subsidieverlening en subsidievaststelling;

  • b) dat de penvoerder door elk van de deelnemers is gemachtigd tot het in ontvangst nemen van voorschotten en het doen van terugbetalingen;

  • c) dat de penvoerder verantwoordelijk is voor doorbetaling van ontvangen voorschotten en betalingen aan de overige deelnemers en voor eventuele terugbetaling van hetgeen van de subsidieontvangers wordt teruggevorderd;

  • d) dat de penvoerder namens alle deelnemers in het samenwerkingsverband alle correspondentie en communicatie verzorgt met het Stimuleringsfonds;

  • e) op welke wijze de penvoerder door de overige deelnemers aan het samenwerkingsverband van informatie wordt voorzien die nodig is in verband met correspondentie over de subsidieverlening en subsidievaststelling;

  • f) op welke wijze kosten en risico’s worden gedeeld tussen de deelnemers aan het samenwerkingsverband en op welke wijze de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen is geborgd.

Artikel 3.3 en 3.4 Inhoudelijke criteria en beoordeling inhoudelijke criteria

Bij het beoordelen van de aanvragen aan de hand van de verschillende inhoudelijke criteria uit artikel 3.3, onder a, b, c en d betrekt het Stimuleringsfonds de volgende gezichtspunten:

Bij de beoordeling aan het in artikel 3.3, onder a, b, c en d genoemde criteria
  • a) Relevantie en urgentie van het onderzoek: het onderzoek adresseert een relevant en urgent thema of onderwerp, voortkomend uit de journalistieke bedrijfstak;

    • Probleemanalyse vertrekt vanuit een actuele aanleiding binnen de journalistieke bedrijfstak en adresseert een thema of onderwerp waar de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen ten tijde van het indienen van het onderzoeksvoorstel mee te maken hebben

    • Relevantie van het probleem: thema of onderwerp heeft rechtstreeks betrekking op de dagelijkse praktijk op de redactievloeren van de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen

    • Urgentie van het probleem: thema of onderwerp dient te worden onderzocht in het belang van de toekomstbestendigheid van journalistieke informatiebronnen in het algemeen en de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen in het bijzonder

    • Er is een directe relatie tussen de probleemstelling uit de onderzoeksopzet en de eigen motivering van de relevantie en urgentie van het thema en reflectie achteraf op de onderzoeksresultaten door de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen, als bedoeld onder artikel 3.2, lid 1, onderdeel c

  • b) Onderzoeksvraag en -methode(n): de centrale onderzoeksvraag is duidelijk geformuleerd, de onderzoeksmethode is geschikt om het thema of onderwerp te onderzoeken en de uitvoering van het onderzoek is haalbaar;

    • Hoofdvraag en deelvragen zijn concreet en toetsbaar geformuleerd

    • Onderzoeksmethode is betrouwbaar: resultaten zijn reproduceerbaar

    • Onderzoeksmethode is valide: het is aannemelijk dat deze methode resultaten oplevert die de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden

    • Realistische, gefaseerde planning: voorgestelde activiteiten staan in verhouding tot de hiervoor begrote uren, het onderzoek is uitvoerbaar binnen de voorgestelde periode

  • c) Teamsamenstelling: het onderzoeksteam beschikt over de benodigde kennis, ervaring en competenties, die nodig zijn bij de voorgestelde onderzoeksmethode;

    • Ervaring en competenties binnen het team – blijkend uit de meegeleverde cv’s van de afzonderlijke leden als bedoeld onder artikel 2.2, lid 1, onderdeel d – passen bij de beoogde onderzoeksmethode(n)

    • Kennis binnen het onderzoeksteam – blijkend uit het meegeleverde rapport of verslag van een onderzoek als bedoeld onder artikel 2.2, lid 1, onderdeel g – sluit aan bij het thema of onderwerp van het onderzoek

  • d) Onderzoeksresultaten: de resultaten zijn direct inzetbaar in de journalistieke praktijk;

    • Het onderzoeksplan bevat een indicatie van de te verwachten resultaten

    • Binnen de planning is voldoende rekening gehouden met ruimte voor reflectie vanuit de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen

    • In het onderzoeksplan zijn voorstellen opgenomen voor het aanwenden van de onderzoeksresultaten binnen de redacties en / of organisaties van de bij het onderzoek betrokken journalistieke informatiebronnen

Bij de beoordeling wordt per criterium gebruik gemaakt van een waarderingsschaal in woorden (zoals ‘goed’, ‘voldoende’, ‘matig’) als conclusie van de inhoudelijke beoordeling per criterium. Alle criteria wegen daarbij even zwaar. De waarderingsschaal in woorden bij elk criterium is een hulpmiddel in het kader van een zorgvuldige en evenwichtige beoordeling van de ingediende aanvragen. Aan de waarderingsschaal in woorden zijn cijfers (punten) gekoppeld. De besluiten worden dus gebaseerd op met argumenten omklede adviezen over aanvragen, aan de hand van de criteria en daarbij toegekende waarderingen met bijbehorende cijfers. De waarderingen met bijbehorende cijfers worden voor elk van de criteria als volgt toegepast. Het cijfer staat op zichzelf en betreft geen directe vergelijking met andere aanvragers.

Waardering

Cijfer

Toelichting

zeer goed

5

uitsluitend positief, er zijn geen punten van kritiek

goed

4

positief, slechts lichte punten van kritiek

voldoende

3

positief, met een aantal punten van kritiek

matig

2

matig, substantiële punten van kritiek

onvoldoende

1

onder de maat, de kritische punten hebben de overhand.

Aanvragen moeten minimaal 3 punten scoren (dus voldoende) op elk afzonderlijk criterium om voor de subsidie in aanmerking te komen. Aanvragen die op één of meer criteria lager dan een voldoende scoren, komen niet voor subsidie in aanmerking en worden direct afgewezen.

Naar boven