Beleidsregel van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 18 april 2023, IENW/BSK-2023/97322 over de vergoeding van nadeelcompensatie aan bewoners als gevolg van het niet handhaven van de overschrijding van grenswaarden geluid in de handhavingspunten van de luchthaven Schiphol vanwege de anticipatie op en toepassing van de regels voor strikt preferentieel baangebruik van het nieuwe normen- en handhavingstelsel voor Schiphol (Beleidsregel nadeelcompensatie overschrijding grenswaarden geluid Schiphol)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1 (Begripsbepalingen)

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

grenswaarde:

grenswaarde geluidbelasting bij een handhavingspunt als bedoeld in de artikelen 4.2.1, derde en vierde lid, of 4.2.2, derde en vierde lid, van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol in een relevant gebruiksjaar;

hoofdbewoner:

eigenaar, huurder of andere gebruiksgerechtigde die de woning als hoofdverblijf in gebruik had in een relevant gebruiksjaar en daarvoor financiële woonlasten droeg;

normale maatschappelijke risico:

4/52 deel, zijnde vier weken, van een relevant gebruiksjaar;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

overschrijding dB:

overschrijding van een grenswaarde uitgedrukt in dB zoals blijkt uit de Handhavingsrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport die na afloop van ieder gebruiksjaar wordt uitgebracht op grond van artikel 8.29 van de Wet luchtvaart;

relevant gebruiksjaar:

vanwege overschrijding van een grenswaarde voor vergoeding in aanmerking komend gebruiksjaar. Dat zijn de gebruiksjaren 2018 en 2019, die respectievelijk lopen van 1 november 2017 tot en met 31 oktober 2018 en 1 november 2018 tot en met 31 oktober 2019;

schadepercentage:

1,1%;

verwachtingswaarde:

de geluidbelasting die redelijkerwijs op een woonlocatie verwacht had mogen worden op basis van de grenswaarde voor enig gebruiksjaar;

woning:

zelfstandige woning als bedoeld in artikel 234 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of niet-zelfstandige woning als bedoeld in artikel 274 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, die gelegen is bij een handhavingspunt waar de grenswaarde geluid is overschreden, als bedoeld op de Kaart met gebruiksjaar 2018 in bijlage 1 en Kaart met gebruiksjaar 2019 in bijlage 2;

WOZ-waarde:

vastgestelde WOZ-waarde van de woning op de peildatum van 1 januari van het jaar direct volgend op het relevante gebruiksjaar, zoals blijkt uit de database van het WOZ-waardeloket.

Artikel 2 (verstrekking en hoogte vergoeding)

  • 1. De minister kent een hoofdbewoner op aanvraag een vergoeding toe voor schade die in de vorm van gederfd woongenot als vermogensschade is geleden door een overschrijding van een grenswaarde in een relevant gebruiksjaar waartegen door de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport niet op grond van artikel 8.22 van de Wet luchtvaart handhavend is opgetreden, en dit niet handhavend optreden het gevolg was van het toepassen van de regels voor strikt preferentieel baangebruik, bedoeld in de ontwerpwijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (Kamerstukken II 2020-2021, 29 665, nr. 399 en www.platformparticipatie.nl/luchthavenverkeerbesluit), die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

  • 2. Voor vergoeding van schade komt in aanmerking de hoofdbewoner die in een relevant gebruiksjaar gedurende het hele jaar of een gedeelte daarvan een woning bewoonde bij een handhavingspunt waar de grenswaarde is overschreden, zoals blijkt uit de kaarten in bijlage 1 en bijlage 2.

  • 3. De vergoeding wordt per relevant gebruiksjaar vastgesteld aan de hand van de formules:

    Schade = WOZ-waarde x schadepercentage x ((geluidbelasting – maximale verwachtingswaarde, in dB) /100)

    Vergoeding = schade – (normale maatschappelijke risico x schade)

  • 4. Als een hoofdbewoner slechts een gedeelte van een relevant gebruiksjaar hoofdbewoner van de woning is geweest, ontvangt deze hoofdbewoner een vergoeding naar rato van het aantal kalenderdagen van het relevant gebruiksjaar waarop deze hoofdbewoner is geweest.

  • 5. Als een hoofdbewoner gelijktijdig met één of meer andere hoofdbewoners in een relevant gebruiksjaar hoofdbewoner van de woning is geweest, heeft ieder van deze hoofdbewoners aanspraak op de vergoeding, naar rato van het aantal hoofdbewoners.

  • 6. Een vergoeding van wettelijke rente als bedoeld in artikel 119 van afdeling 11, titel 1, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, maakt deel uit van de toe te kennen vergoeding. Het tijdstip waarop de wettelijke rente ingaat is de datum van de aanvang van de aanvraagperiode bedoeld in artikel 3, vierde lid.

  • 7. Als de op grond van het eerste tot en met zesde lid vastgestelde vergoeding lager is dan € 50,–, dan wordt de vergoeding vastgesteld op € 50,–.

Artikel 3 (Indienen aanvraag en aanvraagperiode)

  • 1. Een aanvraag voor een vergoeding, als bedoeld in artikel 2, wordt door de hoofdbewoner ingediend bij de minister, waarbij gebruik wordt gemaakt van een door de minister vastgesteld aanvraagformulier dat vanaf 1 mei 2023 beschikbaar is op de website www.luchtvaartindetoekomst.nl/onderwerpen/nadeelcompensatieregeling-schiphol.

  • 2. Een aanvraag wordt elektronisch of schriftelijk ingediend op de wijze bepaald in het aanvraagformulier.

  • 3. Een aanvraag, als bedoeld in artikel 2, omvat in ieder geval de in het aanvraagformulier genoemde gegevens en bescheiden. Bij de aanvraag voegt de hoofdbewoner tevens ten aanzien van ieder relevant gebruiksjaar:

    • a. een afschrift van de gegevens over de feitelijke woonsituatie van de hoofdbewoner die te raadplegen zijn via www.mijnoverheid.nl, of een afschrift van uw huurovereenkomst;

    • b. een afschrift van de eigendomsinformatie van de hoofdbewoner uit het Kadaster, te vinden op www.mijnoverheid.nl, of een afschrift van uw huurovereenkomst;

    • c. In geval van een andere gebruiksgerechtigde hoofdbewoner dan de eigenaar of huurder, bewijsstukken waarmee aangetoond wordt dat dit recht bestond en financiële woonlasten werden gedragen.

  • 4. Een aanvraag voor een vergoeding, als bedoeld in artikel 2, kan worden ingediend in de periode van 1 mei 2023 tot en met 31 juli 2023.

Artikel 4 (Besluit en betaling)

  • 1. De minister besluit binnen acht weken na het verstrijken van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 3, vierde lid.

  • 2. De minister kan de beslissing, bedoeld in het eerste lid, onder opgaaf van redenen, eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 5 (Intrekking en terugvordering)

  • 1. De minister kan een besluit tot verstrekking van een vergoeding intrekken indien:

    • a. de hoofdbewoner aan wie een vergoeding is toegekend onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor een vergoeding ten onrechte is verstrekt; of

    • b. het besluit tot verstrekking van een vergoeding anderszins onjuist was en de hoofdbewoner dat wist, dan wel behoorde te weten.

  • 2. De minister vordert een bedrag dat als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte is uitbetaald terug van degene aan wie is uitbetaald.

Artikel 6 (Afbakening)

De Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019 blijft buiten toepassing voor zover de hoofdbewoner met betrekking tot de schade een beroep doet of kan doen op een vergoeding als bedoeld in artikel 2.

Artikel 7 (Inwerkingtreding en horizonbepaling)

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2024, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op aanvragen om een vergoeding, als bedoeld in artikel 2, die voor deze datum zijn ingediend.

Artikel 8 (Citeertitel)

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel nadeelcompensatie overschrijding grenswaarden geluid luchthaven Schiphol.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 april 2023

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat M.G.J. Harbers

BIJLAGE 1 BIJ ARTIKEL 1 EN 2 VAN DE BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE OVERSCHRIJDING GRENSWAARDEN GELUID LUCHTHAVEN SCHIPHOL

Kaart met gebruiksjaar 2018

Kaart met gebruiksjaar 2018

BIJLAGE 2 BIJ ARTIKEL 1 EN 2 VAN DE BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE OVERSCHRIJDING GRENSWAARDEN GELUID LUCHTHAVEN SCHIPHOL

Kaart met gebruiksjaar 2019

Kaart met gebruiksjaar 2019

TOELICHTING

I Algemeen

1.1 Aanleiding

Sinds de wijziging van de Wet luchtvaart van 2003 geldt voor en rondom de luchthaven Schiphol een stelsel van grenswaarden voor de geluidbelasting, waarbij toezicht wordt gehouden op zogenoemde handhavingspunten. De basis voor dit stelsel is neergelegd in art. 8.17, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wet luchtvaart, dat aangeeft dat het luchthavenverkeerbesluit in ieder geval bevat ‘de grenswaarden voor de geluidbelasting, waarbij in ieder geval punten in of aan de rand van woonbebouwing in de nabijheid van de luchthaven bepaald worden met de grenswaarden die op ieder van die punten van toepassing zijn’. In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB) is de toegestane hoeveelheid geluid in de vorm van grenswaarden vastgesteld voor de verschillende handhavingspunten. Deze grenswaarden zijn normen die in principe niet overschreden mogen worden.

Vooruitlopend op de definitieve verankering van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel voor Schiphol (NNHS) in de Wet luchtvaart en het LVB, is in 2015 door de toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer gemeld dat bij overschrijding van de grenswaarden in de handhavingspunten ‘anticiperend gehandhaafd’ wordt. Dit houdt in dat er bij overschrijding van de grenswaarden geen maatregel op grond van artikel 8.22 Wet luchtvaart wordt opgelegd door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), indien blijkt dat de overschrijding het gevolg is van de toepassing van de regels voor strikt preferentieel baangebruik uit het NNHS. Heeft een overschrijding een andere oorzaak, dan volgt in principe wel een maatregel van de ILT. Aldus wordt in het handhavingsbeleid geanticipeerd op het NNHS.

Het systeem met betrekking tot het strikt preferentieel baangebruik houdt in dat die start- en landingsbanen worden ingezet waarvan het gebruik op zo min mogelijk omwonenden impact heeft en dat niet meer banen worden ingezet dan strikt noodzakelijk is. Dit wordt na afloop van ieder gebruiksjaar beoordeeld.

In de afgelopen vijf jaar hebben in de gebruiksjaren 2018 en 2019 overschrijdingen van de grenswaarden bij een aantal handhavingspunten plaatsgevonden waartegen door de ILT niet handhavend is opgetreden in het kader van het anticiperend handhaven. Ongeveer twee jaar geleden heeft een aantal omwonenden uit de omgeving Schiphol verzoeken om nadeelcompensatie ingediend vanwege de schade die een gevolg is van het beleid van het anticiperend handhaven bij Schiphol. Dit beleid leidde immers ertoe dat niet handhavend is opgetreden tegen een overschrijding van de grenswaarden. Door de overschrijding van de grenswaarden ondervinden hoofdbewoners een dusdanige mate van geluidbelasting waar deze redelijkerwijs geen rekening mee zullen hebben gehouden. Dit betekent dat een deel van de financiële woonlasten (bijvoorbeeld hypotheekrente, eigenwoningforfait en huur) ‘hun doel missen’: het woongenot dat tegenover de kosten zou moeten staan, wordt niet volledig genoten. Dit is een vorm van vermogensschade, die over de band van nadeelcompensatie voor vergoeding in aanmerking komt voor zover deze schade uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en de hoofdbewoner, die financiële woonlasten draagt, onevenredig zwaar treft. Daarbij is van belang dat het rechtmatige overheidshandelen, waarvoor de nadeelcompensatie wordt toegekend, het afzien van handhaving op de geluidsgrenswaarden is. Dit is gebeurd in het kader van het anticiperend handhaven (het ‘schadeveroorzakend handelen’). De schade die daardoor heeft kunnen ontstaan, is het gederfde woongenot als gevolg van de extra geluidsbelasting op woningen die boven de verwachtingswaarde uitstijgt. De minister heeft een onafhankelijke adviescommissie ingesteld om over deze nadeelcompensatieverzoeken advies uit te brengen. Deze commissie, onder leiding van mr. dr. O. te Rijdt, heeft in de zomer van 2022 haar definitieve advies aan de minister uitgebracht.

De commissie adviseert om de schade vanwege een overschrijding van de grenswaarde die (cumulatief) langer dan vier weken heeft geduurd, te beschouwen als schade die het normale maatschappelijke risico van de aanvragers overtreft en deze schade voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Dit advies is door de minister overgenomen.

Het overnemen van het advies van de commissie Te Rijdt leidt er feitelijk toe dat de minister heeft geaccepteerd dat omwonenden van Schiphol voor een tegemoetkoming in aanmerking kunnen komen vanwege schade door het anticiperend handhaven en de samenhangende overschrijding van de grenswaarde. De minister vindt dat deze omwonenden daarop moeten worden gewezen. Om die reden is er op 26 april 2023 een attenderingsbrief naar de omwonenden bij de handhavingspunten waarvan de grenswaarden geluid zijn overschreden uitgegaan, waarin omwonenden worden geïnformeerd over de mogelijkheid dat zij schade hebben geleden en hoe zij een aanvraag kunnen indienen.

De verwachting – en bedoeling – is dat die attenderingsbrief leidt tot meer verzoeken om nadeelcompensatie. Om deze verzoeken zo goed mogelijk te kunnen behandelen, is deze beleidsregel opgesteld. Het voordeel van een aparte beleidsregel ten opzichte van de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019 is dat daarmee meer duidelijkheid kan worden gegeven aan de desbetreffende omwonenden over de hoogte van de vergoeding en het aanvraagproces.

1.2 Toepassingsgebied en peildatum

In de gebruiksjaren 2018 en 2019 is op enkele handhavingspunten de grenswaarde voor geluid voor dat jaar overschreden, zonder dat daar handhavend tegen is opgetreden.

Zo was de grenswaarde in handhavingspunt 25 voor gebruiksjaar 2018 57,92 dB(A) Lden, maar bleek eind 2018 de geluidbelasting in dat punt 58,20 dB(A) Lden te zijn: een overschrijding van 0,28 dB(A) Lden. Als gevolg hiervan is er in de omgeving van het handhavingspunt een hogere geluidbelasting geweest dan redelijkerwijs te verwachten was op basis van de grenswaarde. Hoofdbewoners van woningen in dit gebied komen in aanmerking voor de nadeelcompensatie. De geografische ligging van de woning ten opzichte van het handhavingspunt waar de geluidbelasting is overschreden en de hoogte van de overschrijding van de grenswaarde bepaalt of een woning in aanmerking komt.

Voor 2018 gaat het om vier handhavingspunten waar de grenswaarde is overschreden: punten 19, 20, 25 en 30; voor 2019 gaat het om vijf handhavingspunten waar de grenswaarde is overschreden: punten 19, 20, 24, 25 en 30. De onderstaande tabellen geven de grenswaarde, de geluidbelasting en de overschrijding in deze punten voor de gebruiksjaren 2018 en 2019.

Gebruiksjaar 2018:

Punt Nr.

Grenswaarde

Geluidbelasting

Overschrijding

19

54,01 dB(A)

54,09 dB(A)

0,08 dB(A)

20

58,15 dB(A)

59,21 dB(A)

1,06 dB(A)

25

57,92 dB(A)

58,20 dB(A)

0,28 dB(A)

30

57,29 dB(A)

57,72 dB(A)

0,43 dB(A)

Gebruiksjaar 2019:

Punt Nr.

Grenswaarde

Geluidbelasting

Overschrijding

19

54,27 dB(A)

54,34 dB(A)

0,07 dB(A)

20

58,35 dB(A)

60,09 dB(A)

1,74 dB(A)

24

57,65 dB(A)

58,07 dB(A)

0,42 dB(A)

25

57,94 dB(A)

58,95 dB(A)

1,01 dB(A)

30

58,22 dB(A)

58,41 dB(A)

0,19 dB(A)

Het bepalen welke woningen in aanmerking komen voor compensatie voor de gebruiksjaren 2018 en 2019, en het vaststellen hoeveel hoger de geluidbelasting in die jaren is geweest ten opzichte van de maximale verwachtingswaarde, gebeurt als volgt.

De grenswaarde in een handhavingspunt geeft de maximale geluidbelasting die in dat punt in dat jaar mogelijk was. De grenswaarde in handhavingspunt 25 voor gebruiksjaar 2018 was bijvoorbeeld 57,92 dB Lden. Bij deze grenswaarde is de maximale verwachtingswaarde op woninglocaties vastgesteld door te kijken naar het maximale verschil dat is opgetreden tussen de geluidbelasting in het handhavingspunt en de geluidbelasting op de locaties van de woningen over de afgelopen jaren. Voor dit verschil is gekeken naar de geluidbelasting in de gebruiksjaren 2004 t/m 2019 (de jaren 2020 t/m 2022 zijn hierin niet meegenomen, aangezien dit geen representatieve jaren zijn als gevolg van de impact van het coronavirus op het vliegverkeer). Stel dat dit voor een geselecteerde woninglocatie een geluidbelasting geeft die 3,51 tot 4,23 dB hoger is dan de geluidbelasting in het handhavingspunt, dan is het maximale verschil 4,23 dB. De maximale verwachtingswaarde op de woninglocatie bij de grenswaarde van 57,92 dB Lden in het handhavingspunt is in dat geval 62,15 dB Lden (=57,92 dB + 4,23 dB). Als de geluidbelasting in het gebruiksjaar 2018 op de locatie van de woning hoger was dan deze 62,15 dB, dan komt de woning in aanmerking voor een tegemoetkoming. Het verschil tussen de opgetreden geluidbelasting en de maximale verwachtingswaarde bepaalt in dat geval de omvang van de schade, zie paragraaf 1.3. Op locaties dichtbij het handhavingspunt zal het verschil in geluidbelasting vergelijkbaar zijn met de hoogte van de overschrijding van de grenswaarde. Op grotere afstand van het handhavingspunt, is de geluidbelasting niet meer evident gerelateerd aan het betreffende handhavingspunten of gaat het verschil naar 0 en komt een woning niet meer in aanmerking voor compensatie.

Volgens deze aanpak is het ‘toepassingsgebied’ voor deze beleidsregel vastgesteld en wordt, voor de woningen die in het toepassingsgebied liggen, bepaald hoeveel de geluidbelasting hoger is dan de verwachtingswaarde. Het toepassingsgebied geeft dus de afbakening van het gebied waarbinnen hoofdbewoners in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. De omvang van het gebied is afhankelijk van de handhavingspunten waar een overschrijding is geconstateerd en de hoogte van de overschrijding.

De kaart in bijlage 1 geeft het toepassingsgebied voor het gebruiksjaar 2018. De kaart in bijlage 2 geeft het toepassingsgebied voor het gebruiksjaar 2019. Indien een woning binnen beide toepassingsgebieden ligt, dan komt de hoofdbewoner voor beide jaren in aanmerking voor een tegemoetkoming.

1.3 Vergoeding en berekeningswijze

De schade die, voor hoofdbewoners van woningen binnen de reikwijdte van deze beleidsregel voor vergoeding in aanmerking komt, is vermogensschade vanwege gederfd woongenot.

De schade wordt als volgt berekend:

  • a. WOZ- waarde x 1,1% x ((geluidbelasting – maximale verwachtingswaarde, in dB) / 100) = schade.

Of in het geval van meerdere gelijktijdige hoofdbewoners:

  • b. WOZ- waarde x 1,1% x ((geluidbelasting – maximale verwachtingswaarde, in dB) / 100) = schade / aantal hoofdbewoners.

Het verschil tussen de geluidbelasting en de maximale verwachtingswaarde, wordt vastgesteld op basis van de methode beschreven in paragraaf 1.2.

1.3.1 Modelmatige begroting financiële woonlasten

De schade wordt voor iedereen die aanspraak kan maken op een vergoeding op dezelfde wijze berekend. Er wordt in dit verband geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld eigenaren, huurders of andere gebruiksgerechtigden die allen wel financiële woonlasten hebben gedragen, maar op een andere grondslag c.q. gebruikstitel. Schade in de vorm van gederfd woongenot laat zich niet eenvoudig concreet begroten, zodat de minister ervoor kiest om over te gaan tot een meer modelmatige begroting (zie in dit verband ook het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:618). De minister beoogt om met deze beleidsregel een transparante, voorspelbare en snel uitvoerbare vergoeding te bieden aan iedereen die door het anticiperend handhaven als hoofdbewoner woongenot heeft gederfd en financiële woonlasten heeft gedragen. Nu voor alle hoofdbewoners (eigenaren, huurders etc.) geldt dat een deel van hun woonlasten ‘doel heeft gemist’ en de woonlasten in beginsel een afgeleide zijn van de waarde van de woning bij vol eigendom, wordt het gederfd woongenot voor alle daarvoor in aanmerking komende aanvragers begroot als percentage van de WOZ-waarde van de woning, te vermenigvuldigen met de mate waarin de geluidbelasting hoger is geweest dan de maximale verwachtingswaarde. Zo wordt jegens al deze aanvragers recht gedaan aan het feit dat hun woonlasten niet meer volledig aansluiten bij het verkregen woongenot.

1.3.2 Schadepercentage

In het advies van de commissie Te Rijdt wordt aangegeven dat de schade vanwege derving van het woongenot per 1dB(A) overschrijding van de geluidnorm, 1,1% van de gemiddelde marktwaarde in het gebruiksjaar bedraagt. Dit percentage is tot stand gekomen volgens de methode zoals die in het door het Centraal Planbureau (CPB) uitgevoerde onderzoek is gehanteerd (Geluidsnormen voor Schiphol, een welvaartseconomische benadering, nr. 116, juni 2006). Daarbij is door het CPB onderzoek verricht naar woningprijzen in relatie tot de mate van geluidhinder. Dit percentage is in de beleidsregel overgenomen.

1.3.3 Fiscale gevolgen

De schadevergoeding maakt geen onderdeel uit van het inkomen (box 1) omdat het een eenmalige vergoeding betreft. Het bedrag vormt daarentegen na verstrekking – voor zover het niet direct besteed wordt – wel onderdeel van box 3 (vermogen) en kan bij overschrijding van de vrijstelling (heffingsvrij vermogen) worden belast. In sommige gevallen kan het ontvangen van een vergoeding dan leiden tot een verlies van huurtoeslag, zorgtoeslag en/of kindgebondenbudget.

1.4 Gederfd woongenot

Het gederfde woongenot is geleden door iedere hoofdbewoner die financiële woonlasten heeft gedragen. Om die reden heeft iedereen die als ‘hoofdbewoner’ van een woning kan worden aangemerkt (daaronder wordt in ieder geval verstaan: de eigenaar-bewoner of degene die volgens het huurcontract als huurder geldt en ook feitelijk bewoont), een eigen aanspraak op (een deel van) de vergoeding vanwege gederfd woongenot. Omdat in de situatie van gelijktijdig meerdere hoofdbewoners meerdere personen een gedeelte van het gederfde woongenot dragen, hebben zij ieder voor zich een aanspraak op een gedeelte van de totale vergoeding – die delen samen vormen steeds de gehele vergoeding die in geval van één hoofdbewoner zou worden verstrekt. Zij delen de aanspraak dan naar rato van het aantal hoofdbewoners dat financiële woonlasten draagt.

Daarnaast is goed denkbaar dat halverwege een relevant gebruiksjaar een andere hoofdbewoner zich aandient, bijvoorbeeld omdat een woning wordt verkocht of omdat een nieuwe huurder intrek neemt. Dan geldt dat de ‘oorspronkelijke’ hoofdbewoner het gedeelte van de vergoeding ontvangt dat naar rato gelijk is aan het aantal dagen van het relevante gebruiksjaar waarop hij hoofdbewoner is geweest. De ‘opvolgende’ hoofdbewoner ontvangt het andere gedeelte. Als een woning bijvoorbeeld op 1 september van een jaar aan een nieuwe eigenaar wordt geleverd, heeft de verkoper aanspraak op 304/365e deel van de vergoeding (van 1 november t/m 1 september) en de koper op 61/365e deel (van 1 september t/m 31 oktober).

1.5 Hanteren WOZ-waarden

Zoals hierboven toegelicht, is gederfd woongenot een vorm van vermogensschade die samenhangt met woonlasten die hun doel hebben gemist. De omvang van het gederfd woongenot moet daarom worden gerelateerd aan de waarde van een woning: hoe hoger de waarde, hoe hoger (in absolute zin) de schade door gederfd woongenot.

Het is in dit verband niet reëel of uitvoerbaar geacht om alle woningen van (potentiële) aanvragers te taxeren, nog daargelaten dat het onmogelijk is om in het heden betrouwbaar de precieze waarde van een woning in bijvoorbeeld het relevante jaar 2018 te taxeren. Daarom wordt de vergoeding berekend over de meest betrouwbare analoog voor de marktwaarde van een woning in het relevante jaar: de WOZ-waarde van een woning per peildatum 1 januari van het jaar ná het relevante jaar.

Omdat de begroting van schade door gederfd woongenot toch al in zekere mate abstract is, acht de minister het aanvaardbaar dat de WOZ-waarde niet in alle gevallen de exacte marktwaarde van een woning (in het verleden) zal reflecteren. Daarbij tekent hij allereerst aan dat de keuze voor de WOZ-waarde per het jaar ná het relevante gebruiksjaar, in beginsel in het voordeel van de aanvrager is. Daarnaast leidt de aansluiting bij de WOZ-waarde tot uniformiteit, voorspelbaarheid en een gelijke behandeling van alle aanvragers. De WOZ-waarde van een woning wordt immers steeds op dezelfde wijze, conform de regels van de Wet Wet waardering onroerende zaken, bepaald. Bovendien meent de minister dat individuele taxaties ook niet zonder meer betrouwbaarder zijn dan een WOZ-taxatie: ook een individuele taxatie blijft een benadering van de marktwaarde. Ter voorkoming van oneigenlijke verschillen tussen aanvragers die wel of niet over een taxatie beschikken, heeft de minister daarom de keuze gemaakt om de schade vanwege het gederfde woongenot steeds te relateren aan de WOZ-waarde.

1.5.1 Herkomst WOZ-waardes

De WOZ-waardes die worden gebruikt voor de berekening van de schade zijn afkomstig van het WOZ-waardeloket, http://www.wozwaardeloket.nl.

1.5.2 Betrouwbaarheid WOZ-waardes

Om na te gaan of die WOZ-waardes een getrouw beeld geven van de (toenmalige) marktwaardes is aan een extern bureau gevraagd om daar onderzoek naar te doen. Het bureau Gloudemans heeft voor het onderhavige gebied bekeken hoe de WOZ-waardes zich verhouden tot de verkoopprijzen in de periode 2016 t/m 2019. Het onderhavige gebied bestrijkt Amsterdam, Badhoevedorp, Uithoorn, Amstelveen, Aalsmeer, De Kwakel, Leimuiden en Rijnsaterwoude.

Gloudemans heeft van de verkregen adressen binnen de locatie de WOZ-waarden vergeleken met de gevonden verkoopprijzen. Gezien het gegeven dat de waardepeildatum van de WOZ-waarde een jaar ‘terug’ ligt hebben twee vergelijkingen plaatsgevonden namelijk met hetzelfde jaar en een jaar terug. Uit die analyse blijkt dat de gemiddelde verkoopprijs in een jaar zich binnen de aanvaardbare bandbreedtes bevindt. Het rapport van Gloudemans is in te zien op www.luchtvaartindetoekomst.nl/onderwerpen/nadeelcompensatieregeling-schiphol.

1.5.3 Normale maatschappelijke risico

In het nadeelcompensatierecht wordt algemeen erkend dat individuele burgers/bedrijven niet kunnen en mogen verwachten dat hun belangen nooit zullen worden geschaad ten behoeve van het algemeen belang. Slechts díe schade komt voor vergoeding in aanmerking, die gezien de aard van de schadeveroorzakende gebeurtenis, de ernst en omvang van de schade e.d. moet worden geacht te vallen buiten het normale maatschappelijke risico of het normale ondernemersrisico. Ook moet de schade een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treffen. Dit is ook opgenomen in artikel 2, eerste lid.

De commissie Te Rijdt adviseerde dat het redelijk is een periode van vier weken per jaar waarin de grenswaarden worden overschreden als normale maatschappelijke risico aan te merken. Dit advies wordt door de minister overgenomen. Bij het vaststellen van de vergoeding wordt daarom 4/52, zijnde vier weken van een gebruiksjaar, van de schade op de vergoeding in mindering gebracht. De commissie Te Rijdt heeft verder overwogen dat geoordeeld kan worden dat in dit geval ook is voldaan aan het vereiste dat de schade in vergelijking op een naar verhouding gering aantal natuurlijke of rechtspersonen drukt. Ook dit oordeel wordt overgenomen.

1.6 Verjaring

Bij nadeelcompensatie gelden voor verjaring dezelfde uitgangspunten als in het civiele recht.1 Ook de beleidsregel hanteert dit uitgangspunt. De hier relevante verjaringstermijn van artikel 3:310, eerste lid, BW ving aan zodra de benadeelde daadwerkelijk bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke.

Hier gaat het om vergoeding van gederfd woongenot wegens overschrijdingen van het geluidsplafond waartegen niet handhavend is opgetreden, vanwege het anticiperend handhavingsbeleid. Die overschrijdingen treden naar hun aard jaarlijks op en jaarlijks wordt daar niet in alle gevallen handhavend tegen opgetreden. Het moment waarop de verjaringstermijn (op zijn vroegst) aanvangt, is dan ook het moment waarop de geluidsoverlast optreedt waartegen niet handhavend wordt opgetreden. Op dat moment ontstaat de schade (gederfd woongenot) en is men bekend met de aansprakelijke persoon als het gaat om nadeelcompensatie, namelijk de minister namens wie de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport de overschrijdingen niet handhaaft. Aan het eind van het volgende jaar waarin niet is gehandhaafd en het geluidsplafond is overschreden, gaat weer een nieuwe verjaringstermijn lopen voor de schade in dat jaar.2

Het beleid om anticiperend te handhaven leidt op zichzelf niet tot gederfd woongenot; die derving ontstaat pas als de geluidsnormen daadwerkelijk worden overschreden.

1.6.1 Handhavingsrapportages

De ILT controleert of Schiphol, Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en de luchtvaartmaatschappijen die gebruikmaken van Schiphol zich aan de normen en regels van het LVB houden. Als de ILT overtredingen constateert, kan de ILT handhaven door maatregelen, dwangsommen of boetes op te leggen. De ILT stelt 2 keer per gebruiksjaar een handhavingsrapportage Schiphol op waarin de resultaten van het toezicht staan. Eerst een handhavingsrapportage over de 1e helft van het gebruiksjaar (1 november tot en met 30 april), en vervolgens een handhavingsrapportage over het gehele gebruiksjaar (1 november tot en met 31 oktober). Dit is gebaseerd op artikel 3.1, tweede lid, van de Regeling milieu-informatie luchthaven Schiphol (RMI) op grond van artikel 8.29 van de Wet luchtvaart.

In de handhavingsrapportage over het gehele gebruiksjaar kunnen belangstellenden teruglezen of er grenswaarden geluid zijn overschreden en zo ja, of de ILT daar handhavend tegen heeft opgetreden. Een en ander brengt mee dat tot uitgangspunt wordt genomen dat de verjaringstermijn per relevant gebruiksjaar aanvangt op de datum waarop de ILT een handhavingsrapportage uitbrengt. De schade vanwege niet gehandhaafde overschrijdingen vóór 2018 is daarom inmiddels verjaard.

1.7 Uitvoering

Rijkswaterstaat voert deze beleidsregel in ondermandaat uit namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Rijkswaterstaat is een directoraat-generaal van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Meer informatie kunt u vinden op de website: https://www.rijkswaterstaat.nl

1.8 Indienen aanvraag

De aanvragen voor een tegemoetkoming kunnen van 1 mei tot en met 31 juli 2023 worden ingediend via www.luchtvaartindetoekomst.nl/onderwerpen/nadeelcompensatieregeling-schiphol. Een aanvraagperiode van drie maanden wordt voldoende lang geacht om bewoners in de gelegenheid te stellen een aanvraag in te dienen. De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Bij de aanvraag voor een tegemoetkoming kan gebruik worden gemaakt van het formulier dat hiertoe via Rijkswaterstaat ter beschikking is gesteld. Bij de aanvraag dient de hoofdbewoner de volgende zaken toe te voegen ten aanzien van ieder relevant gebruiksjaar:

  • a. een afschrift van de gegevens over de feitelijke woonsituatie van de hoofdbewoner die te raadplegen zijn via www.mijnoverheid.nl.;

  • b. een afschrift van de eigendomsinformatie van de hoofdbewoner uit het Kadaster, te vinden op www.mijnoverheid.nl, of een afschrift van uw huurovereenkomst;

  • c. In geval van een andere gebruiksgerechtigde hoofdbewoner dan de eigenaar of huurder, bewijsstukken waarmee aangetoond wordt dat dit recht bestond en financiële woonlasten werden gedragen.

Uit de overgelegde stukken moet kunnen worden opgemaakt dat de hoofdbewoner in het relevante gebruiksjaar ingeschreven stond op het adres van de woning die op grond van deze beleidsregel voor een vergoeding in aanmerking komt en dat daarvoor financiële woonlasten werden gedragen. In het geval van een koopwoning of een huurwoning blijkt dit uit de eigendomsinformatie of de huurovereenkomst. Dat zijn dan ook tevens de meest voorkomende gebruiksrechten van bewoning. Maar er zijn ook andere gebruiksrechten denkbaar op grond waarvan een woning wordt bewoond, zoals vruchtgebruik, recht van gebruik en bewoning, erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal. In deze gevallen zal de hoofdbewoner ook aannemelijk moeten maken dat dit gebruiksrecht bestond en hiervoor financiële woonlasten werden gedragen.

Ook bestaat de mogelijkheid dat de hoofdbewoner inmiddels niet meer op het adres woont dat binnen de reikwijdte van deze beleidsregel valt. In dat geval zal de hoofdbewoner moeten aantonen dat hij in het verleden op dat adres woonde. Dit blijkt niet uit de eigendomsinformatie. Hiervoor zal de hoofdbewoner een leveringsakte uit het Kadaster moeten overleggen.

Tot slot zal op het aanvraagformulier moeten worden ingevuld of er sprake is van gelijktijdig meerdere hoofdbewoners op het adres. Dit is relevant voor de schadevergoeding, die naar rato van het aantal hoofdbewoners wordt verdeeld. Zie in dat verband hoofdstuk 1.3 van deze toelichting.

II Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele begripsbepalingen.

Artikel 2

In het derde lid is bepaald dat voor de WOZ-waarde wordt uitgegaan van de vastgestelde WOZ-waarde van de woning op de peildatum van 1 januari van het jaar direct volgend op het relevante gebruiksjaar.

Het vijfde lid bepaalt dat de vergoeding naar rato wordt verdeeld onder het aantal hoofdbewoners. Als voorbeeld kan de situatie genoemd worden waarbij een woning bestaat uit drie onzelfstandige appartementen met hoofdbewoners die allen een huurovereenkomst hebben en huur betalen. De te ontvangen schadevergoeding op dat adres wordt dan door drie gedeeld.

In het zevende lid wordt aangegeven dat vergoedingen onder de 50 euro worden vastgesteld op 50 euro. Dit minimum wordt gehanteerd om de bewoner tegemoet te komen die anderszins een zeer lage schadevergoeding toegekend zou krijgen. De tijd die gemoeid is met het invullen van het aanvraagformulier zou anders nauwelijks opwegen tegen de ontvangen schadevergoeding. Het gaat hier om de vergoeding over het hele gebruiksjaar. Indien een hoofdbewoner slechts een gedeelte van het gebruiksjaar op het adres heeft gewoond kan de schadevergoeding nog steeds lager dan 50 euro uitvallen. Ook kan de schadevergoeding lager uitvallen als deze gedeeld moet worden tussen meerdere hoofdbewoners.

Artikel 3

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze en in welke periode een aanvraag kan worden ingediend. Vanaf 1 mei 2023 is er op www.luchtvaartindetoekomst.nl/onderwerpen/nadeelcompensatieregeling-schiphol een aanvraagformulier beschikbaar dat moeten worden gebruikt voor het indienen van een aanvraag. Die aanvraag kan zowel digitaal als schriftelijk worden ingediend in de periode van 1 mei 2023 tot en met 31 juli 2023. In het derde lid wordt aangegeven welke documenten met de aanvraag moet worden meegestuurd. Voor meer informatie daarover wordt verwezen naar hoofdstuk 1.8 van de toelichting.

Artikel 4

Op grond van artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een besluit worden genomen binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. De in artikel 4 genoemde beslistermijnen gelden in het geval van deze beleidsregel als bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn.3

Het tweede lid voorziet erin dat de beslistermijn eenmalig verlengd kan worden met acht weken. Het streven is erop gericht binnen acht weken na het verstrijken van de aanvraagtermijn, derhalve binnen acht weken na 31 juli 2023 op alle aanvragen te beslissen. De mogelijkheid om deze termijn eenmalig met acht weken te verlengen is opgenomen met het oog op complexe aanvragen die meer behandeltijd vergen.4 Als besluiten onverhoopt niet binnen de hier genoemde (verlengde) termijn kunnen worden genomen zal dit aan de aanvrager worden medegedeeld en zal daarbij een zo kort mogelijke termijn worden genoemd waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

Op grond van artikel 4:15 van de Awb wordt de beslistermijn opgeschort onder meer als de door de aanvrager verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van het besluit en de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag binnen een gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 5

Op basis van dit artikel kan de minister besluiten een verstrekte tegemoetkoming terug te vorderen indien de aanvrager onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt, waardoor de tegemoetkoming ten onrechte is verstrekt en indien het besluit tot verstrekking van een tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dat wist, dan wel behoorde te weten. In dat geval wordt het bedrag dat ten onrechte is uitbetaald, teruggevorderd van degene aan wie is uitbetaald.

Artikel 6

De minister heeft reeds in de jaren ’90 een algemene beleidsregel voor het toekennen van nadeelcompensatie op zijn beleidsterrein vastgesteld en nadien gewijzigd. De citeertitel van deze beleidsregel is de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019. Om duidelijkheid te bieden aan de desbetreffende omwonenden voor de onderhavige specifieke vergoeding is de onderhavige, meer specifieke, beleidsregel opgesteld. Ook is een uitvoeringsorganisatie ingericht om alle verzoeken efficiënt binnen een duidelijke aanvraagperiode en beslistermijnen te kunnen behandelen. Daarom is in artikel 6 bepaald dat voor de hier specifiek geregelde vergoeding, de genoemde algemene beleidsregel buiten toepassing blijft.

Artikel 7

De beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en vervalt op 31 december 2024. Indien de beleidsregel voor die datum niet is verlengd, geldt daarna voor deze gevallen de hiervoorgenoemde Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat M.G.J. Harbers


X Noot
1

Zie bijvoorbeeld: ABRvS 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:683.

X Noot
2

Zie ook: HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:677.

X Noot
3

Op grond van artikel XVII van de Wijzigingswet Algemene wet bestuursrecht, enz. (wijzigingen i.v.m. Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen) (Stb. 2009, 542).

X Noot
4

En is conform titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht zoals deze zal luiden na inwerkingtreding van de Wet nadeelcompensatie en

schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50).

Naar boven