Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 april 2023, nr. 2022-0000566419, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam (Subsidieregeling Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam 2023)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 11, tweede lid, en 17, eerste lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

b. stichting:

Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam.

Artikel 2

  • 1. De Minister verstrekt aan de stichting een subsidie ten behoeve van het organiseren van symposia, tentoonstellingen en de uitreiking van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, voor zover dat bijdraagt aan een veelvuldig gebruik van het Koninklijk Paleis te Amsterdam en het paleis mede een publieksfunctie in Amsterdam te doen vervullen.

  • 2. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 3

De subsidie, bedoeld in artikel 2, bedraagt ten hoogste € 50.000.

Artikel 4

  • 1. De stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 1 oktober van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. Het is toegestaan de subsidie aan te wenden voor kosten gemaakt in het boekjaar die rechtstreeks samenhangen met de activiteiten genoemd in artikel 2, eerste lid, en gemaakt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag door de aanvrager.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening bevat:

    • a. een datum waarop de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend uiterlijk moeten zijn verricht; en

    • b. een datum waarvoor de jaarrekening moet zijn aangeboden aan de Minister.

Artikel 5

De Minister stelt de subsidie ambtshalve vast na ontvangst van de jaarrekening van de stichting over het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 6

Een subsidie die aan de stichting is verleend op grond van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.

Artikel 7

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

TOELICHTING

I. Algemeen

De onderhavige regeling bevat een regeling voor de subsidiëring van de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam (hierna: de stichting). De Minister verstrekt de subsidie ten behoeve van het organiseren van symposia, tentoonstellingen en de uitreiking van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. De activiteiten dienen bij te dragen aan een veelvuldig gebruik van het Koninklijk Paleis Amsterdam en zijn er mede op gericht het Paleis een publieksfunctie in Amsterdam te doen vervullen.

Op grond van artikel 4:24 Algemene wet bestuursrecht is de Subsidieregeling Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam 2018 in 2022 geëvalueerd, de evaluatie zal openbaar worden gemaakt. Uit de evaluatie blijkt dat de activiteiten van de stichting positief beoordeeld worden. Daarom is het beleidsmatig wenselijk de subsidierelatie met de stichting voort te zetten. Uit de hiervoor genoemde evaluatie is ook gebleken dat de vooraf gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd. Daarnaast geldt dat deze doelen ook in de toekomst zullen worden nagestreefd. Om deze redenen is besloten de subsidieregeling te continueren.

Nu de Subsidieregeling Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam 2023 een voortzetting van een bestaande subsidierelatie betreft, is op grond van artikel 4.10 lid 6 Comptabiliteitswet een voorhang van 30 dagen voorgeschreven.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 wordt limitatief bepaald voor welke activiteiten de subsidie kan worden aangewend.

Het betreft activiteiten die samenhangen met de organisatie van jaarlijks terugkerende activiteiten van de stichting. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt.

Artikel 3

Op grond van artikel 17 van het kaderbesluit BZK-subsidies wordt de subsidie verstrekt in de vorm van een maximumbedrag, dat in de ministeriële regeling wordt vastgelegd. Hiertoe strekt artikel 3. De subsidie is maximaal vijftigduizend euro en is als zodanig tevens vermeld in de subsidiebijlage van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit maximum bedrag is voor de duur van deze subsidieregeling vastgesteld en wordt niet jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsbijstellingen volgens de normen van de Nederlandse rijksbegroting.

Op grond van artikel 6 van het Kaderbesluit BZK-subsidies wordt de subsidie verstrekt voor uitgaven die direct verbonden zijn met de uitvoering van die activiteiten. De inkomsten die de stichting met betrekking tot die activiteiten, uit andere subsidies of anderszins genereert, worden door het ministerie betrokken bij de beoordeling van de jaarlijkse subsidie.

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit BZK subsidies wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld. Aangezien op grond van deze regeling de stichting de enige mogelijke subsidieontvanger is, is de in de begroting vermelde maximum subsidie in feite tevens het subsidieplafond.

Artikel 4

Artikel 4 heeft betrekking op de datum waarop de stichting de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgend jaar uiterlijk moet hebben ingediend. Op de verstrekking van de subsidie aan de stichting zijn de bepalingen van het Kaderbesluit BZK-subsidies van toepassing.

Op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit BZK-subsidies moet een subsidieaanvraag worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier en bevat de aanvraag de volgende bescheiden:

  • Een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

  • Een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van deze regeling;

  • Een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • Een tijdsplanning van de activiteit;

  • Een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende het boekjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;

  • Het bankrekeningnummer, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de stichting staat;

  • Het inschrijfnummer van de stichting bij de kamer van koophandel en fabrieken.

In het eerste lid is de datum waarop de stichting de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgend jaar uiterlijk moet hebben ingediend bepaald op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

In artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies is de termijn waarbinnen de Minister moet beslissen omtrent de subsidieaanvraag uniform vastgesteld op dertien weken. Wanneer de aanvraag op 1 oktober is ingediend, dient de Minister op grond van artikel 22, eerste lid, Kaderbesluit BZK-subsidies uiterlijk op 1 januari beslist te hebben over de subsidieverlening.

Op de aanvraag wordt onder meer afwijzend beslist als de aanvraag niet voldoet aan de gestelde regels of als de Minister van oordeel is dat de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie (artikelen 12 en 13, onderdeel g, van het Kaderbesluit BZK-subsidies).

Artikel 5

Artikel 5 bevat regels met betrekking tot de subsidievaststelling. Op grond van artikel 20 van het kaderbesluit zijn regels inzake een subsidie lager dan € 25.000 van toepassing verklaard.

Dat betekent dat in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, sub b, in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld wat de uiterste datum is waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend moeten zijn verricht.

In de beschikking tot subsidieverlening zal eveneens de uiterste datum worden genoemd waarop de jaarrekening van de stichting na afloop van het boekjaar moet zijn ontvangen. Bij ontvangst van de jaarrekening stelt de Minister de subsidie ambtshalve vast.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven