TOELICHTING
I. Algemeen
De onderhavige regeling bevat een regeling voor de subsidiëring van de Stichting Koninklijk
Paleis te Amsterdam (hierna: de stichting). De Minister verstrekt de subsidie ten
behoeve van het organiseren van symposia, tentoonstellingen en de uitreiking van de
Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. De activiteiten dienen bij te dragen aan
een veelvuldig gebruik van het Koninklijk Paleis Amsterdam en zijn er mede op gericht
het Paleis een publieksfunctie in Amsterdam te doen vervullen.
Op grond van artikel 4:24 Algemene wet bestuursrecht is de Subsidieregeling Stichting
Koninklijk Paleis te Amsterdam 2018 in 2022 geëvalueerd, de evaluatie zal openbaar
worden gemaakt. Uit de evaluatie blijkt dat de activiteiten van de stichting positief
beoordeeld worden. Daarom is het beleidsmatig wenselijk de subsidierelatie met de
stichting voort te zetten. Uit de hiervoor genoemde evaluatie is ook gebleken dat
de vooraf gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd. Daarnaast geldt dat deze doelen
ook in de toekomst zullen worden nagestreefd. Om deze redenen is besloten de subsidieregeling
te continueren.
Nu de Subsidieregeling Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam 2023 een voortzetting
van een bestaande subsidierelatie betreft, is op grond van artikel 4.10 lid 6 Comptabiliteitswet
een voorhang van 30 dagen voorgeschreven.
II. Artikelsgewijs
Artikel 2
In artikel 2 wordt limitatief bepaald voor welke activiteiten de subsidie kan worden
aangewend.
Het betreft activiteiten die samenhangen met de organisatie van jaarlijks terugkerende
activiteiten van de stichting. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt.
Artikel 3
Op grond van artikel 17 van het kaderbesluit BZK-subsidies wordt de subsidie verstrekt
in de vorm van een maximumbedrag, dat in de ministeriële regeling wordt vastgelegd.
Hiertoe strekt artikel 3. De subsidie is maximaal vijftigduizend euro en is als zodanig
tevens vermeld in de subsidiebijlage van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit maximum bedrag is voor de duur van deze subsidieregeling
vastgesteld en wordt niet jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsbijstellingen volgens
de normen van de Nederlandse rijksbegroting.
Op grond van artikel 6 van het Kaderbesluit BZK-subsidies wordt de subsidie verstrekt
voor uitgaven die direct verbonden zijn met de uitvoering van die activiteiten. De
inkomsten die de stichting met betrekking tot die activiteiten, uit andere subsidies
of anderszins genereert, worden door het ministerie betrokken bij de beoordeling van
de jaarlijkse subsidie.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit BZK subsidies wordt bij ministeriële
regeling een subsidieplafond vastgesteld. Aangezien op grond van deze regeling de
stichting de enige mogelijke subsidieontvanger is, is de in de begroting vermelde
maximum subsidie in feite tevens het subsidieplafond.
Artikel 4
Artikel 4 heeft betrekking op de datum waarop de stichting de aanvraag tot subsidieverlening
voor het volgend jaar uiterlijk moet hebben ingediend. Op de verstrekking van de subsidie
aan de stichting zijn de bepalingen van het Kaderbesluit BZK-subsidies van toepassing.
Op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit BZK-subsidies moet een subsidieaanvraag
worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier en
bevat de aanvraag de volgende bescheiden:
-
– Een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;
-
– Een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor de subsidie
wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van deze regeling;
-
– Een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten
waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
-
– Een tijdsplanning van de activiteit;
-
– Een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende het boekjaar waarvoor subsidie
wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;
-
– Het bankrekeningnummer, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de stichting
staat;
-
– Het inschrijfnummer van de stichting bij de kamer van koophandel en fabrieken.
In het eerste lid is de datum waarop de stichting de aanvraag tot subsidieverlening
voor het volgend jaar uiterlijk moet hebben ingediend bepaald op 1 oktober voorafgaand
aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.
In artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies is de termijn waarbinnen
de Minister moet beslissen omtrent de subsidieaanvraag uniform vastgesteld op dertien
weken. Wanneer de aanvraag op 1 oktober is ingediend, dient de Minister op grond van
artikel 22, eerste lid, Kaderbesluit BZK-subsidies uiterlijk op 1 januari beslist
te hebben over de subsidieverlening.
Op de aanvraag wordt onder meer afwijzend beslist als de aanvraag niet voldoet aan
de gestelde regels of als de Minister van oordeel is dat de activiteiten onvoldoende
bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie (artikelen 12 en 13, onderdeel g,
van het Kaderbesluit BZK-subsidies).
Artikel 5
Artikel 5 bevat regels met betrekking tot de subsidievaststelling. Op grond van artikel
20 van het kaderbesluit zijn regels inzake een subsidie lager dan € 25.000 van toepassing
verklaard.
Dat betekent dat in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, sub b, in de beschikking
tot subsidieverlening wordt vermeld wat de uiterste datum is waarop de activiteiten
waarvoor subsidie is verleend moeten zijn verricht.
In de beschikking tot subsidieverlening zal eveneens de uiterste datum worden genoemd
waarop de jaarrekening van de stichting na afloop van het boekjaar moet zijn ontvangen.
Bij ontvangst van de jaarrekening stelt de Minister de subsidie ambtshalve vast.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot