Wijziging van de Beleidsregel compensatie inloggen belastingaangifte

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 20 maart 2023, nr. 2023-6260

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt de Beleidsregel compensatie inloggen belastingaangifte. Voor de compensatie andere kosten (hoofdstuk 3) is de invulling van de aanvraagperiode verduidelijkt en is de regeling uitgebreid met een mogelijkheid tot het bieden van maatwerk bij de vaststelling van de maximale hoogte van de vergoeding.

ARTIKEL I

De Beleidsregel compensatie inloggen belastingaangifte wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van artikel 1 tot artikel 1a wordt vóór artikel 1a (nieuw) een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 1. (wijziging)

Deze beleidsregel werd gewijzigd bij besluit van 20 maart 2023, nr. 2023-6260 (Stcrt. 2023, 11192). Voor de compensatie andere kosten (hoofdstuk 3) is de invulling van de aanvraagperiode verduidelijkt en is de regeling uitgebreid met een mogelijkheid tot het bieden van maatwerk bij de vaststelling van de maximale hoogte van de vergoeding.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘per aanvraagperiode’ vervangen door: per kalenderjaar

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De compensatie wordt achteraf verstrekt per kalenderjaar. Een aanvraag voor compensatie moet worden ingediend binnen de aanvraagperiode van 12 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de aangifte is gedaan.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 450 per kalenderjaar of boekjaar’ vervangen door: € 450 per kalenderjaar.

2. Er wordt een derde lid toegevoegd luidende:

  • 3. De in het tweede lid bedoelde compensatie is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die belanghebbende redelijkerwijs moet maken om aan zijn aangifteverplichting te kunnen voldoen en gaat ervan uit dat deze kosten regelmatig over de jaren zijn verdeeld. Het kan echter voorkomen dat in een jaar een stapeling van kosten optreedt doordat het gebruik van een softwarepakket voor meerdere jaren vooruit is gefactureerd of doordat – bijvoorbeeld wegens eerder verleend uitstel – in één jaar meerdere aangiften worden ingediend door een intermediair. Tegenover deze stapeling van kosten staan doorgaans één of meer andere jaren waarin vrijwel geen kosten worden gemaakt.

    Het in het tweede lid bedoelde maximum is niet altijd toereikend om na een stapeling van kosten een redelijke compensatie te bieden. Daarom kan een compensatie, die hoger is dan het in het tweede lid genoemde maximum, worden toegekend indien aanvrager de in artikel 5, tweede lid, genoemde kosten heeft gemaakt voor het doen van meerdere belastingaangiftes in het kalenderjaar of voor het aanschaffen van een gebruikerslicentie om in meerdere kalenderjaren belastingaangifte te doen via een softwarepakket. Het in het tweede lid genoemde maximum wordt in dat geval verhoogd met het maximum van het kalenderjaar of de kalenderjaren waarin de kosten bij een gelijkmatige verdeling van de kosten over de jaren zouden neerslaan en voor zover in die jaren geen aanspraak is of zal worden gemaakt op een compensatie.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2022.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 maart 2023

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, mede namens de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A, voegt aan de Beleidsregel compensatie inloggen belastingaangifte (hierna: de Beleidsregel) een nieuw artikel toe met een passage ter toelichting van de wijzigingen via dit besluit.

Artikel I, onderdeel B, wijzigt artikel 5 van de Beleidsregel ter verduidelijking van de invulling van de aanvraagperiode voor de compensatie andere kosten. In het eerste en derde lid wordt benadrukt dat de vergoeding achteraf wordt verstrekt per kalenderjaar. In het derde lid wordt voorts verduidelijkt dat de vergoeding moet worden aangevraagd binnen de aanvraagperiode van 12 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de aangifte is gedaan.

Artikel I, onderdeel C, brengt twee wijzigingen aan in artikel 6 van de Beleidsregel. In het tweede lid vervalt de toevoeging ‘of boekjaar’, omdat deze in de praktijk niets toevoegt (‘kalenderjaar of boekjaar’ wordt ‘kalenderjaar’). De toevoeging boekjaar blijkt niet nodig.

Voorts wordt een derde lid toegevoegd dat voorziet in een mogelijkheid tot het bieden van maatwerk bij de vaststelling van de in artikel 6, tweede lid, bedoelde vergoeding voor de kosten van de aanschaf en het gebruik van een softwarepakket of het door een intermediair laten indienen van de belastingaangifte. Deze vergoeding is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die belanghebbende redelijkerwijs moet maken om aan zijn aangifteverplichting te kunnen voldoen. Over het algemeen zijn deze kosten regelmatig over de jaren verdeeld.

Het kan echter voorkomen dat in een jaar een stapeling van kosten optreedt omdat de kosten voor het gebruik van een softwarepakket voor meerdere jaren vooruit wordt gefactureerd of als door eerder verleend uitstel in één jaar meerdere aangiften worden ingediend door een intermediair. Tegenover deze stapeling van kosten staan dan één of meer andere jaren waarin vrijwel geen kosten worden gemaakt.

In een jaar dat deze stapeling van kosten optreedt, zijn er meer kosten die redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking komen. Het in artikel 6, tweede lid, bedoelde maximum is niet altijd toereikend om ook voor deze kosten een redelijke compensatie te bieden. Het is niet de bedoeling om bij een stapeling van kosten minder te vergoeden dan bij een gelijkmatige kostenverdeling het geval zou zijn. Artikel 6, derde lid, regelt daarom dat als in een jaar deze stapeling van kosten optreedt, het in het tweede lid bedoelde maximum mag worden verhoogd met het maximum van het jaar of de jaren waarin de kosten bij een gelijkmatige verdeling zouden neerslaan. De verhoging geldt voor zover in dat andere jaar geen aanspraak is of zal worden gemaakt op een vergoeding.

Voorbeeld 1

Jaar 1: er wordt een softwarepakket aangeschaft en een gebruikerslicentie voor 2 jaar. Met dit softwarepakket wordt aangifte gedaan in jaar 1 en jaar 2.

Jaar 2: er worden geen kosten gemaakt (de licentie is al betaald).

Uitwerking

Het maximumbedrag voor de vergoeding voor jaar 1 wordt verhoogd met de niet gebruikte vergoeding voor jaar 2. Het maximum voor jaar 1 komt daarmee op € 900 (tweemaal € 450). De vergoeding voor jaar 1 kan worden aangevraagd in jaar 2 (het kalenderjaar nadat de aangifte is gedaan). Voor jaar 2 kan dan geen aanspraak meer worden gemaakt op een vergoeding.

Voorbeeld 2

Jaar 1: er worden geen aangiften ingediend, omdat de inspecteur uitstel heeft verleend.

Jaar 2: de adviseur dient twee aangiften in.

Uitwerking

Het maximumbedrag voor de vergoeding voor jaar 2 wordt verhoogd met de niet gebruikte vergoeding voor jaar 1. Het maximum voor jaar 2 komt daarmee op € 900 (tweemaal € 450).

De mogelijkheid om op grond van het toegevoegde derde lid maatwerk te kunnen bieden neemt niet weg dat maatwerk ook in andere situaties mogelijk is. In andere gevallen kan een bevoegdheid tot het leveren van maatwerk worden ontleend aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 4:84 Awb handelt een bestuursorgaan overeenkomstig een beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Bij de toepassing van deze bevoegdheid om maatwerk te leveren moet worden beoordeeld of sprake is van onevenredige gevolgen.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. De wijzigingen treden in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en werken terug tot en met 1 oktober 2022. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving).

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, mede namens de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

Naar boven