Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 17 april 2023, nr. IENW/BSK-2023/93103, tot wijziging van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 in verband met indexering van de in de regeling gestelde tarieven

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 28a van de Wet bodembescherming;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel c, wordt ‘€ 75,–’ vervangen door ‘€ 90,–’.

B

In artikel 11, onderdeel c, wordt ‘€ 50,–’ vervangen door ‘€ 60,–’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staascourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen deel

§ 1. Inleiding

In de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 zijn tarieven opgenomen die het kader vormen voor de beoordeling of grond wel of niet gereinigd of geïmmobiliseerd dient te worden. Echter, deze tarieven zijn niet meer gewijzigd sinds de vaststelling in 2006. Hierdoor is indexatie gewenst om de prijsontwikkelingen van de afgelopen decennia in de tarieven terug te laten komen.

De tarieven in de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 vormen de bovengrens voor het bepalen of grond gereinigd of geïmmobiliseerd moet worden. De gedachte achter het instellen van een bovengrens is om de markt te beschermen tegen onredelijke tarieven bij de verplichting tot reiniging en immobilisatie van grond. De indexering van de tarieven is hiermee niet strijdig, omdat de door de wijziging verhoogde tarieven nog steeds in redelijkheid gevraagd kunnen worden.

§ 2. Indexatie

Voor de indexering van de tarieven is aangesloten bij de inputprijsindexatie van het CBS van Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW)-projecten en de indexatie van de tarieven van de afvalstoffenbelasting die wordt geheven op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag. De indexatie van de GWW-sector is relevant, omdat in deze indexatie de ontwikkeling van de kosten van loon, materiaal en materieel voor Grond-, Weg- en Waterbouw-projecten zijn opgenomen. De handelingen die verricht moeten worden in het kader van reiniging van de grond en de technieken die hiervoor gebruikt worden, hebben sterke overeenkomsten met de werkzaamheden van de GWW-sector. Daarnaast is de indexatie van de tarieven die worden geheven op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag meegenomen bij de bepaling van de nieuwe tarieven. Bij het bewerkingsproces voor het reinigen van grond blijft in geval van nat-extractieve reiniging een reststroom over die veelal gestort dient te worden. Voor het storten van het residu moet afvalstoffenbelasting betaald worden. Aangezien de storttarieven samenhangen met het reinigingsproces van de grond, is het logisch om de ontwikkeling van de afvalstoffenbelasting door te berekenen in de nieuwe tarieven in de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006.

Zowel de indexatie van de GWW-sector als ook de indexatie van de belastingen op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag komen neer op een stijging van circa 20 procent. Dit percentage is het uitgangspunt geweest bij de berekening van de nieuwe tarieven. Bij vaststelling van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond in 2006 zijn de bedragen afgerond op een veelvoud van vijf.1 Bij de wijziging van de tarieven in deze regeling is deze lijn gevolgd.

§ 3. Gevolgen

De verhoging van de tarieven zal tot gevolg hebben dat voor een groter aandeel van de grond een verplichting geldt om te reinigen of immobiliseren. Dit is in lijn met de ontwikkeling naar een circulaire economie, waarin hoogwaardige verwerking de voorkeur heeft. Echter, door de hoge storttarieven kiezen ontdoeners van grond vanuit financiële overwegingen vaak al voor reiniging van grond in plaats van storten, ook wanneer dit niet verplicht is op grond van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006. De storttarieven zijn momenteel hoger dan zowel de huidige als de in deze wijzigingsregeling opgenomen tarieven, zodat in de praktijk weinig veranderingen worden voorzien. De verhoging van de tarieven verandert niets aan de procedure van de beoordeling van grond. Hierdoor heeft dit geen impact op de administratieve en uitvoeringslasten die met de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 gepaard gaan. De wijziging zal dus geen noemenswaardige financiële en praktische gevolgen hebben.

§ 4. Situatie na inwerkingtreding Aanvullingswet bodem Omgevingswet

De wettelijke grondslag voor deze wijzigingsregeling is neergelegd in de Wet bodembescherming. Vanaf de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet zal die wet ingetrokken zijn. Deze aanvullingswet zal op dezelfde dag als de Omgevingswet in werking treden. Er is in het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet voorzien in een nieuwe rechtsbasis voor de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006. Het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet voegt een nieuw artikel 1a toe aan het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, waarin voorzien wordt in een rechtsbasis voor het stellen van nadere regels op dit gebied bij ministeriële regeling. In de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 wordt in artikel 43a naar deze nieuwe rechtsbasis verwezen wanneer de Aanvullingsregeling bodem Omgevingswet in werking treedt. Hiermee is ook na de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet voorzien in een wettelijke grondslag voor de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006.

§ 5. Internetconsultatie en toetsing

De regeling is ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing en Regeldruk (hierna: ATR). De ATR heeft geadviseerd de voorgenomen dynamische verwijzing naar NEN 5707 te herzien en de statische verwijzing naar deze norm in de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 te behouden. De reden hiervoor is dat statisch verwijzen een betere waarborg vormt dat de lasteneffecten van een geactualiseerde verwijzing in beeld zullen zijn ten behoeve van besluitvorming. Op basis van dit advies is de dynamische verwijzing van NEN 5707, zoals in de conceptversie van de regeling was opgenomen, uit de regeling gehaald.

De regeling is daarnaast van december 2022 tot januari 2023 opengesteld voor reacties via internetconsulatie. De ATR heeft in reactie op de internetconsultatie ook het bovengenoemde advies gedeeld. Verder zijn er geen reacties binnengekomen.

§ 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023. Bij de bepaling van deze datum is rekening gehouden met de vaste verandermomenten en de invoertermijn conform de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Stcrt 2006, 145, p. 15.

Naar boven