Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 april 2023, kenmerk 3562279-1045822-WJZ, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de veiligheid van attractie- en speeltoestellen (Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen) Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 7c, tweede lid, van de Warenwet en de artikelen 6, eerste lid, 7, derde en vierde lid, 9, vierde en vijfde lid, 12, vierde lid, 24, tweede lid, en artikel 27, vierde lid, van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

besluit:

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023;

de Minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

overleg aangewezen instellingen:

het overleg waaraan aangewezen instellingen deelnemen ten behoeve van kennisdeling en uniforme besluitvorming;

onderaannemer:

een instelling met rechtspersoonlijkheid, waaraan een aangewezen instelling productonderzoek en eventuele daartoe te verrichten metingen uitbesteedt;

§ 2. Aangewezen instellingen

Artikel 2

  • 1. Voor aanwijzing als aangewezen instelling komen slechts instellingen in aanmerking die voldoen aan de in bijlage I vermelde voorwaarden.

  • 2. Indien een aangewezen instelling een onderaannemer inschakelt, draagt de aangewezen instelling er zorg voor dat die onderaannemer voldoet aan de in bijlage I vermelde voorwaarden.

Artikel 3

De aangewezen instelling gaat in het jaarverslag, bedoeld in artikel 7c, tweede lid, van de wet, ten minste in op de volgende onderwerpen:

  • a. de door de instelling afgegeven, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten van goedkeuring;

  • b. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

  • c. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende taakverdeling;

  • d. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

  • e. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

  • f. aan derden uitbestede werkzaamheden;

  • g. structurele knelpunten binnen het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

  • h. het gevoerde overleg aangewezen instellingen en de samenwerking binnen het werkveld met andere instellingen;

  • i. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

  • j. tegen de besluiten van de instelling ingediende bezwaren en ingestelde beroepen en de wijze van afhandeling daarvan; en

  • k. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.

Artikel 4

  • 1. De aangewezen instelling neemt deel aan het overleg aangewezen instellingen conform het door dit overleg opgestelde en door de Minister goedgekeurde reglement.

  • 2. Uit het in het eerste lid bedoelde reglement volgt ten minste:

    • a. wie de leden zijn van het overleg;

    • b. hoe de besluitvorming van het overleg tot stand komt; en

    • c. hoe frequent het overleg bijeenkomt.

§ 3. Keuring, certificaten en merken van goedkeuring

Artikel 5

  • 1. Attractietoestellen worden periodiek gekeurd door een aangewezen instelling.

  • 2. De aangewezen instelling bepaalt voor attractietoestellen bij de verlening van het eerste certificaat van goedkeuring de benodigde keuringsfrequentie aan de hand van de matrix, bedoeld in bijlage II.

  • 3. Bij in serie geproduceerde speeltoestellen vindt een nieuwe keuring van het typekenmerkende monster en het technisch constructiedossier door een aangewezen instelling plaats binnen een jaar na de publicatie van een nieuwe of gewijzigde norm, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit.

Artikel 6

  • 1. Een certificaat van goedkeuring voor een attractie- of speeltoestel komt overeen met één van de in bijlage III opgenomen modellen.

  • 2. Een certificaat van goedkeuring:

    • a. bevat ten minste een overzichtsfoto in kleur van het betreffende attractie- of speeltoestel waarop het toestel te identificeren is, indien beschikbaar, een 3D-tekening en optioneel aanvullende afbeeldingen; en

    • b. bevat een door de aangewezen instellingen overeengekomen uniform echtheidskenmerk.

  • 3. Elke wijziging van het certificaat van goedkeuring na verlening ervan maakt het betreffende certificaat ongeldig. Een digitaal bestand van het certificaat van goedkeuring dient dusdanig beveiligd te zijn dat het niet door derden kan worden bewerkt.

  • 4. Indien meerdere uitvoeringen van één type attractie- of speeltoestel bestaan, worden deze uitvoeringen op het certificaat van goedkeuring vermeld. Het betreffende certificaat van goedkeuring bevat voor elke uitvoering ten minste een overzichtsfoto in kleur en, indien beschikbaar, een 3D-tekening.

  • 5. Op een certificaat van goedkeuring dienen alle informatievelden die overeenkomstig de in bijlage III opgenomen modellen op het voorblad opgenomen moeten worden en de overzichtsfoto in kleur op één pagina te worden weergegeven. Er kunnen additionele bladen worden toegevoegd ten behoeve van de overzichtsfoto in kleur en, indien beschikbaar, de 3D-tekening, bedoeld in het vierde lid en de aanvullende afbeeldingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a. In dat geval dienen overeenkomstig de in bijlage III opgenomen modellen een aantal informatievelden te worden herhaald op elk additioneel blad.

Artikel 7

  • 1. Een certificaat van goedkeuring voor een attractietoestel bevat een uiterste geldigheidsdatum. Deze datum is gebaseerd op de matrix, bedoeld in bijlage II.

  • 2. De verhuurder dan wel de beheerder van een attractietoestel, bedoeld in het eerste lid, vraagt ten minste dertig dagen voor de uiterste geldigheidsdatum van het certificaat van goedkeuring een keuring aan bij een aangewezen instelling. Indien het attractietoestel, buiten toedoen van de verhuurder dan wel beheerder niet tijdig kan worden gekeurd, behoudt het certificaat van goedkeuring zijn geldigheid gedurende ten hoogste vier maanden na afloop van de uiterste geldigheidsdatum.

  • 3. Een certificaat van goedkeuring voor een speeltoestel heeft een onbeperkte geldigheidsduur, tenzij artikel 15, vierde lid, van het besluit of artikel 5, derde lid, van toepassing is.

Artikel 8

  • 1. Een merk van goedkeuring voor een attractietoestel of voor een speeltoestel dat overeenkomstig het goedgekeurde, typekenmerkende monster is vervaardigd, komt overeen met het in bijlage IV opgenomen model.

  • 2. Op het merk van goedkeuring voor een attractie- of speeltoestel dat overeenkomstig het goedgekeurde, typekenmerkende monster is vervaardigd wordt in plaats van de maand en het jaar van de keuring, de maand en het jaar waarin het merk van goedkeuring op het toestel is aangebracht, vermeld.

  • 3. Het merk van goedkeuring is voor een attractie- of speeltoestel als bedoeld in het eerste lid bij de eerste keuring een duurzame plaat of label met onuitwisbare opschriften of aanduidingen.

  • 4. Het merk van goedkeuring is bij een periodieke keuring een sticker.

  • 5. Het merk van goedkeuring is op een essentieel onderdeel en op een duidelijk zichtbare plaats, onlosmakelijk op of in het attractie- of speeltoestel aangebracht.

  • 6. Een merk van goedkeuring voor een attractietoestel bevat een uiterste geldigheidsdatum. De datum voor attractietoestellen is gebaseerd op de matrix, bedoeld in bijlage II.

  • 7. Indien het attractietoestel, buiten toedoen van de verhuurder dan wel beheerder niet tijdig kan worden gekeurd, behoudt het merk van goedkeuring zijn geldigheid gedurende ten hoogste vier maanden na afloop van de uiterste geldigheidsdatum.

  • 8. De aangewezen instelling voorziet het merk van goedkeuring, bedoeld in het derde lid, voor een attractietoestel van een uniek registratienummer.

§ 4. Unieke registratienummers

Artikel 9

De aangewezen instelling vraagt het unieke registratienummer, bedoeld in artikel 7, derde lid, van het besluit aan bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en registreert dit onverwijld in het daartoe bestemde register.

§ 5. Normen

Artikel 10

Als normen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit worden aangewezen de in bijlage V bij deze regeling vermelde normen.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 11

De Nadere regels attractie- en speeltoestellen wordt ingetrokken.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

BIJLAGE I. VOORWAARDEN WAARAAN AANGEWEZEN INSTELLINGEN EN ONDERAANNEMERS MOETEN VOLDOEN

(bijlage als bedoeld in artikel 2 van de Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen)

  • 1. De aangewezen instelling, de onderaannemer, de directie daarvan en de met de keuring of beoordeling belaste of daarbij betrokken werknemers:

    • a. zijn niet de ontwerper, de fabrikant, de leverancier of de installateur van de attractie- of speeltoestellen die zij keuren of beoordelen, noch de gemachtigde van één der genoemde personen; en

    • b. treden bij het ontwerpen, de bouw, de verkoop of het onderhoud van deze toestellen noch rechtstreeks, noch als gemachtigde van de betrokken partijen op.

  • 2. De aangewezen instelling, de onderaannemer en de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast:

    • a. voeren de keuringen of beoordelingen uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en technische bekwaamheid; en

    • b. zijn vrij van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun beoordeling of de uitslagen van hun keuring kan beïnvloeden.

  • 3. De aangewezen instelling en de onderaannemer:

    • a. beschikken over de nodige werknemers en middelen om de met de uitvoering van de keuringen verbonden technische en administratieve taken op passende wijze te vervullen; en

    • b. hebben toegang tot het nodige materiaal voor bijzondere keuringen of beoordelingen.

  • 4. De werknemer van de aangewezen instelling of de onderaannemer die met de keuring of de beoordeling is belast:

    • a. heeft met goed gevolg een op de keuringswerkzaamheden gerichte, technische beroepsopleiding afgerond;

    • b. heeft voldoende kennis van de voorschriften betreffende de keuringen of beoordelingen die hij verricht en voldoende ervaring met deze keuringen of beoordelingen; en

    • c. bezit de vereiste vakbekwaamheid om op grond van de verrichte keuringen of beoordelingen verklaringen, processen-verbaal en rapporten op te stellen.

  • 5. De onafhankelijkheid van de werknemers van de aangewezen instelling of de onderaannemer die met de keuringen of beoordelingen zijn belast dient te zijn gewaarborgd. De bezoldiging van elke werknemer is niet afhankelijk van het aantal keuringen of beoordelingen dat hij verricht, noch van de uitslagen van de keuringen of beoordelingen

  • 6. De aangewezen instelling dient over een kwaliteitssysteem te beschikken dat aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 indien de aangewezen instelling inspecties uitvoert in het kader van periodieke keuringen, of de norm NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 indien de aangewezen instelling certificaten verstrekt in het kader van de ingebruikname keuringen van attracties of de keuring van speeltoestellen. Een onderaannemer dient over een kwaliteitssysteem te beschikken dat aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018, NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 of de norm NEN-EN-ISO/IEC 17065/2012.

  • 7. De aangewezen instelling en de onderaannemer dienen verzekerd te zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid.

BIJLAGE II. MATRIX VOOR DE PERIODICITEIT VAN DE KEURING VAN ATTRACTIETOESTELLEN

(bijlage als bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, en 7, eerste lid, van de Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen)

Ten aanzien van attractietoestellen wordt gebruik gemaakt van één van de volgende drie keuringsregimes: jaarlijks, tweejaarlijks en driejaarlijks.

Voor de indeling in één van de drie keuringsregimes wordt uitgegaan van onderstaande matrix. In de matrix wordt op drie criteria getoetst:

  • De versnellingen waaraan de gebruiker van het toestel wordt blootgesteld;

  • de maximale snelheid waaraan de gebruiker van het attractietoestel wordt blootgesteld;

  • Het aantal dimensies waarin het attractietoestel de gebruiker kan bewegen.

In de grijze vakken staat hoe vaak de keuringen moeten plaatsvinden.

Snelheid < 5 m/s

Snelheid ≥ 5 m/s & < 10 m/s

Snelheid ≥ 10 m/s

NEN-EN 13814-1:2019 versnelling

gebied 1 of 2

1D

2D

3D

1D

2D

3D

1D

2D

3D

3

jaarlijks

3

jaarlijks

2

jaarlijks

3

jaarlijks

2

jaarlijks

1

jaarlijks

2

jaarlijks

2

jaarlijks

1

jaarlijks

NEN-EN 13814-1:2019 versnelling

gebied 3 of 4

1D

2D

3D

1D

2D

3D

1D

2D

3D

3

jaarlijks

3

jaarlijks

2

jaarlijks

2

jaarlijks

2

jaarlijks

1

jaarlijks

2

jaarlijks

1

jaarlijks

1

jaarlijks

NEN-EN 13814-1:2019 versnelling

gebied 5

1D

2D

3D

1D

2D

3D

1D

2D

3D

2

jaarlijks

1

jaarlijks

1

jaarlijks

2

jaarlijks

1

jaarlijks

1

jaarlijks

1

jaarlijks

1

jaarlijks

1

jaarlijks

Versnelling

Ter beoordeling van de versnellingen waaraan de gebruiker van een attractietoestel wordt blootgesteld, wordt aansluiting gezocht bij de NEN-EN13814-1:2019. In deze norm is in een diagram voor classificaties voor veiligheidsbeugels (restraint diagram) een vijftal gebieden gedefinieerd op basis van de combinatie van de verticale versnelling en de voor/achterwaartse versnelling op het lichaam. Uit de vijf gebieden zijn voor het bepalen van de periodiciteit drie categorieën gedefinieerd:

  • gebruiker van het attractietoestel ervaart versnellingen in gebied 1 of 2;

  • gebruiker van het attractietoestel ervaart versnellingen in gebied 3 of 4; of

  • gebruiker van het attractietoestel ervaart versnellingen in gebied 5.

Snelheden en versnellingen van attractietoestellen dienen tijdens het in bedrijf zijn van de attractie gemeten te worden, waarbij het centrum van het ‘body co-ordinate system’, zoals weergegeven in NEN-EN13814-1:2019 als uitgangspunt wordt genomen. Bij het bepalen van het gebied waarin het attractietoestel zich beweegt, moet uitgegaan worden van de piekwaarde in het hoogste gebied. Indien van een attractietoestel geen metingen beschikbaar zijn, kan uitgegaan worden van de gegevens van de fabrikant voor dit specifieke toestel. Indien hier geen uitsluitsel kan worden gegeven, dient uitgegaan te worden van het gebied 5 en klasse 5 uit de NEN-EN13814-1:2019.

Snelheid

De eerste twee snelheidscategorieën zijn bepaald aan de hand van de eisen voor een attractietoestel van een eenvoudig ontwerp, dus een snelheid maximaal 10 m/s. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de attractietoestellen met een zeer lage snelheid, waarbij de snelheden ook vaak bij door spierkracht aangedreven (speel)toestellen behaald worden; de grens is gelegd op 5 m/s (circa 18 km/uur). Voor de derde categorie is uitgegaan van een snelheid die hoger ligt. In alle gevallen dient uitgegaan te worden van de behaalde pieksnelheid.

De drie categorieën zijn:

  • snelheden lager dan 5 m/s;

  • snelheden van 5 m/s of hoger, maar lager dan 10 m/s; of

  • snelheden van 10 m/s of hoger.

Dimensies

Het aantal dimensies waarin het toestel daadwerkelijk beweegt en de mate waarin het toestel zich in richtingen beweegt, bepaalt ook de grootte van de krachten en in welke richting deze krachten op het lichaam worden uitgeoefend. Doordat in meerdere dimensies wordt bewogen, zal (veelal) ook de complexiteit van het attractietoestel toenemen en daarmee risico’s op bijvoorbeeld slijtage van het toestel of letsel bij de gebruiker. De drie categorieën zijn:

  • bewegingen in één dimensie, rechtlijnige bewegingen;

  • bewegingen in twee dimensies, een combinatie van bewegingen in een plat vlak (bijvoorbeeld: x- en y-richting, x- en z-richting of y- en z-richting);

  • bewegingen in drie dimensies, een combinatie van bewegingen in x-, y- en z-richtingen.

Bij het bepalen van de dimensies wordt uitgegaan van een globaal x-, y- z-assenstelsel. Indien een attractietoestel door een bocht beweegt of als pendule werkt is sprake van twee dimensies. Draaimolens bewegen bijvoorbeeld veelal in twee dimensies, indien de wagens ook in verticale richting bewegen zal sprake zijn van drie dimensies. Andere voorbeelden van attractietoestellen met een beweging in drie dimensies zijn achtbanen en topspins. Een attractietoestel dat slechts in één dimensie beweegt is bijvoorbeeld een vrije val of valtoren.

BIJLAGE III. MODELCERTIFICAAT VAN GOEDKEURING

(bijlage als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen)

Modelcertificaat van goedkeuring op basis van een ingebruiknamekeuring

<Voorblad>

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023

Certificaat van goedkeuring op basis van een ingebruiknamekeuring

Afgegeven door <naam aangewezen instelling>

(aangewezen bij besluit van ..., Staatscourant jaargang en nummer ...)

Certificaatnummer: ...

Dossiernummer: ...

Uniek registratienummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Betreft: <attractietoestel> of <speeltoestel>

Serie- of typeaanduiding: ...

Versie: ...

Nadere aanduiding: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Serienummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Soort toestel: ...

Overzichtsfoto: <duidelijke kleurenafbeelding>

Aanvrager certificaat: <naam en adresgegevens>

Fabrikant of gemachtigde: <naam en adresgegevens>

Importeur: <naam en adresgegevens; indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Bouwjaar: ...

Datum uitvoer van keuring: ...

Datum afgifte certificaat: ...

Onderliggende keuringsrapportage: <dossiernummers en datums van afgifte>

Naam en functie ondertekenaar: ...

Handtekening ondertekenaar: ...

Uiterste geldigheidsdatum certificaat: ...

Doorhalingen en/of wijzigingen maken dit certificaat ongeldig.

<Einde voorblad><Nieuw blad>

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023

Certificaat van goedkeuring op basis van een ingebruiknamekeuring

Afgegeven door <naam aangewezen instelling>

(aangewezen bij besluit van ..., Staatscourant jaargang en nummer ...)

Certificaatnummer: ...

Dossiernummer: ...

Uniek registratienummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

3D-tekening toestel indien beschikbaar:

<3D-tekening inclusief afmetingen en gewicht toestel>

Aanvullende afbeeldingen toestel voor zover van toepassing:

<Aanvullende afbeeldingen toestel>

Modelcertificaat van goedkeuring op basis van een periodieke keuring

<Voorblad>

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023

Certificaat van goedkeuring op basis van een periodieke keuring

Afgegeven door <naam aangewezen instelling>

(aangewezen bij besluit van ..., Staatscourant jaargang en nummer ...)

Certificaatnummer: ...

Dossiernummer: ...

Uniek registratienummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Betreft: <attractietoestel> of <speeltoestel>

Serie- of typeaanduiding: ...

Versie: ...

Nadere aanduiding: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Serienummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Soort toestel: ...

Overzichtsfoto: <duidelijke kleurenafbeelding>

Aanvrager certificaat: <naam en adresgegevens>

Fabrikant of gemachtigde: <naam en adresgegevens>

Importeur: <naam en adresgegevens; indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Bouwjaar: ...

Datum uitvoer van keuring: ...

Datum afgifte certificaat: ...

Onderliggende keuringsrapportage: <dossiernummers en datums van afgifte>

Naam en functie ondertekenaar: ...

Handtekening ondertekenaar: ...

Keurmerknummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Certificaatnummer, datum en aangewezen instelling van eerste keuring: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Certificaatnummer, datum en aangewezen instelling van vorige keuring: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Uiterste geldigheidsdatum certificaat: ...

Doorhalingen en/of wijzigingen maken dit certificaat ongeldig.

<Einde voorblad><Nieuw blad>

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023

Certificaat van goedkeuring op basis van een periodieke keuring

Afgegeven door <naam aangewezen instelling>

(aangewezen bij besluit van ..., Staatscourant jaargang en nummer ...)

Certificaatnummer: ...

Dossiernummer: ...

Uniek registratienummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

3D-tekening toestel indien beschikbaar:

<3D-tekening inclusief afmetingen en gewicht toestel>

Aanvullende afbeeldingen toestel voor zover van toepassing:

<Aanvullende afbeeldingen toestel>

Modelcertificaat van goedkeuring op basis van een keuring van het typekenmerkende monster

<Voorblad>

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023

Certificaat van goedkeuring op basis van een keuring van het typekenmerkende monster

Afgegeven door <naam aangewezen instelling>

(aangewezen bij besluit van ..., Staatscourant jaargang en nummer ...)

Certificaatnummer: ...

Dossiernummer: ...

Uniek registratienummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Betreft: <attractietoestel van eenvoudig ontwerp> of <speeltoestel>

Serie- of typeaanduiding: ...

Versie(s): ...

Nadere aanduiding: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Serienummer van het typekenmerkend monster: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Soort toestel: ...Overzichtsfoto: <duidelijke kleurenafbeelding>

Aanvrager certificaat: <naam en adresgegevens>

Fabrikant of gemachtigde: <naam en adresgegevens>

Importeur: <naam en adresgegevens; indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

Datum uitvoer van keuring: ...

Datum afgifte certificaat: ...

Onderliggende keuringsrapportage: <dossiernummers en datums van afgifte>

Naam en functie ondertekenaar: ...

Handtekening ondertekenaar: ...

Doorhalingen en/of wijzigingen maken dit certificaat ongeldig.

<Einde voorblad><Nieuw blad>

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023

Certificaat van goedkeuring op basis van een keuring van het typekenmerkende monster

Afgegeven door <naam aangewezen instelling>

(aangewezen bij besluit van ..., Staatscourant jaargang en nummer ...)

Certificaatnummer: ...

Dossiernummer: ...

Uniek registratienummer: ... <indien niet van toepassing, n.v.t. invullen>

3D-tekening toestel indien beschikbaar:

<3D-tekening inclusief afmetingen en gewicht toestel>

Aanvullende afbeeldingen toestel voor zover van toepassing:

<Aanvullende afbeeldingen toestel>

BIJLAGE IV. MODEL MERK VAN GOEDKEURING

(bijlage als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen)

Model merk van goedkeuring

GOEDGEKEURD:

 
   

Maand, jaar

 
   

EERSTVOLGENDE KEURING (voor zover van toepassing):

 
   

Maand, jaar

 
 

Naam aangewezen instelling

 

Certificaat nummer...

 

Uniek registratienummer (voor zover van toepassing)...

 

Keurmerknummer (voor zover van toepassing) ...

BIJLAGE V. NORMEN

(bijlage als bedoeld in artikel 10 van de Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen)

Normen voor attractie- en speeltoestellen

  • a. NEN-EN 1176-1:2017: Speeltoestellen – Deel 1 Algemene veiligheidseisen en beproevingsmethoden;

  • b. NEN-EN 1176-2:2017+C1:2019: Speeltoestellen – Deel 2 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor schommels;

  • c. NEN-EN 1176-3:2017: Speeltoestellen – Deel 3 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor glijbanen;

  • d. NEN-EN 1176-4:2017+C1:2019: Speeltoestellen – Deel 4 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor kabelbanen;

  • e. NEN-EN 1176-5:2019 en: Speeltoestellen – Deel 5 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor draaitoestellen;

  • f. NEN-EN 1176-6:2017+C1:2019: Speeltoestellen – Deel 6 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor wiptoestellen;

  • g. NEN-EN 1176-7:2020 en: Speeltoestellen – Deel 7 Leidraad voor de plaatsing, controle, onderhoud en gebruik;

  • h. NEN-EN 1176-10:2008: Speeltoestellen en bodemoppervlakken – Deel 10: Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor geheel omsloten toestellen;

  • i. NEN-EN 1176-11:2014: Speeltoestellen en bodemoppervlakken – Deel 11: Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor ruimtelijke netstructuren;

  • j. NEN-EN 1069-1:2017+A1:2019: Waterglijbanen – Deel 1 Veiligheidseisen en beproevingsmethoden;

  • k. NEN-EN 1069-2:2017: Waterglijbanen – Deel 2 Instructies;

  • l. NEN-EN 13814-1:2019 en: Veiligheid van attractietoestellen – Deel 1: Ontwerp en vervaardiging;

  • m. NEN-EN 13814-2:2019 en: Veiligheid van attractietoestellen – Deel 2: Bediening, onderhoud en gebruik; en

  • n. NEN-EN 13814-3:2019 en: Veiligheid van attractietoestellen – Deel 3: Inspectie-eisen tijdens ontwerp, vervaardiging, bediening en gebruik.

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Deze ministeriële regeling heeft tot doel een nadere invulling te geven aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023 (hierna: het besluit). In dat besluit is een gebalanceerd stelsel uitgewerkt van verplichtingen voor en bevoegdheden van fabrikanten, importeurs, beheerders, verhuurders, aangewezen instellingen, de NVWA en de Minister van VWS ten behoeve van de veiligheid van attractie- en speeltoestellen in Nederland. Die verplichtingen en bevoegdheden richten zich op allerhande inrichtingen in de Nederlandse publieke ruimte: van glijbanen in gemeentelijke speeltuinen, tot achtbanen in een pretpark en van luchtkussens bij een zomerfeest tot de Breakdance op een kermis.

De onderhavige regeling is de opvolger van de Nadere regels attractie- en speeltoestellen. Die ministeriële regeling wordt hierbij ingetrokken. De onderhavige Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen (hierna: regeling) bevat – naast enkele taalkundige en wetstechnische verbeteringen – nieuwe modelcertificaten en enkele regels gericht op het uniform keuren door aangewezen instellingen. Deze nieuwe modellen zijn bedoeld om fraude met certificaten van goedkeuring moeilijker te maken. De belangrijkste wijzigingen daarvoor zijn: de nieuwe verplichte foto, het echtheidskenmerk, de regel dat certificaten ongeldig worden indien deze na verlening ervan gewijzigd worden, en de verplichting om de informatie op het voorblad van het certificaat op één pagina te weergeven.

De voorschriften van deze regeling worden in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht.

2. Gevolgen voor regeldruk

De aanpassing van het modelcertificaat van goedkeuring heeft gevolgen voor de administratieve lasten voor de aangewezen instellingen. De invoering van de twee verschillende modelcertificaten van goedkeuring zal moeten worden verwerkt in de systemen. Kosten voor het aanpassen van de certificaten in de systemen bedragen naar verwachting voor alle aangewezen instellingen gezamenlijk eenmalig € 27.200,–.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.

3. Handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid

Het ontwerp van deze regeling is door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) beoordeeld op de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid. De concept regeling is uitvoerbaar mits alle in de regeling uitgewerkte zaken een juridische basis vinden in het besluit. De regeling is handhaafbaar mits ten minste de in de toets opgenomen essentiële punten (juiste koppeling tussen het besluit en de regeling, registratie van attractie- en speeltoestellen in relatie tot het merk van goedkeuring voor speeltoestellen) worden uitgewerkt en is fraudebestendig als rekening wordt gehouden met de in de toets genoemde aspecten. Naar aanleiding van de toets is er overleg met de NVWA geweest en zijn de regeling en de toelichting aangepast. Een aantal van de genoemde punten, waaronder registratie en periodieke keuring van speeltoestellen, zullen in de volgende herziening van het besluit en de regeling meegenomen worden.

4. Consultatie

Het ontwerp van deze regeling is van 23 februari 2023 tot en met 23 maart 2023 ter consultatie voorgelegd aan de deelnemers van het Regulier Overleg Warenwet (ROW)1 en de aangewezen instellingen. Tevens is het ter informatie voorgelegd aan brancheorganisaties en belanghebbenden. Er zijn in totaal negen reacties binnengekomen. De belangrijkste reacties en aanpassingen naar aanleiding hiervan, worden hierna toegelicht.

Er zijn opmerkingen gemaakt over taken en positie van de aangewezen instellingen. Deze opmerkingen geven op dit moment geen aanleiding de regeling op dit punt aan te passen. Ook wordt verzocht om een mogelijkheid om meldingen te doen ten aanzien van het functioneren van de aangewezen instellingen. Deze mogelijkheid bestaat echter al door een zogenaamde melding te doen bij de NVWA.

Verder zijn er verhelderende vragen gesteld en hebben enkele reacties geleid tot aanpassingen van artikel 8 en bijlage III (modelcertificaat).

Er zijn opmerkingen gemaakt over de eisen die gesteld worden aan de aangewezen instellingen. Er is verduidelijkt waar de normen waaraan een kwaliteitssysteem moet voldoen op zien.

Enkele opmerkingen betreffen het aanwijzen van normen genoemd in bijlage V. Het is de bedoeling om deze bijlage periodiek te herzien en te actualiseren.

5. Notificatie

Het ontwerp van deze regeling is op 11 juli 2022 gemeld aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van richtlijn (EU) 2015/1535.2 De notificatie bij de Europese Commissie is noodzakelijk, aangezien deze regeling mogelijk technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn (EU) 2015/1535. Naar aanleiding van de notificatie zijn geen opmerkingen gemaakt.

6. Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd omwille van de leesbaarheid van deze regeling.

Artikel 2 en bijlage I

Artikel 2, eerste lid, van deze regeling heeft betrekking op de aanwijzing van aangewezen instellingen. Iedere instelling die voldoet aan de in artikel 24 van het besluit en de in bijlage I van deze regeling vermelde voorwaarden, kan op grond van artikel 7a van de Warenwet op verzoek door de Minister worden aangewezen als aangewezen instelling. Ook buitenlandse instellingen, die een zetel of vestiging in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische ruimte hebben, komen hiervoor in aanmerking.

Aangewezen instellingen dragen de verantwoordelijkheid voor deugdelijke keuringen en passende beslissingen omtrent het al dan niet verlenen van certificaten van goedkeuring. Zij besluiten of een attractie- of speeltoestel zodanig ontworpen en vervaardigd is dat het veilig in de publieke ruimte kan worden gebruikt. Deze verantwoordelijkheid kan niet zonder meer aan iedere onderaannemer worden uitbesteed. Met het tweede lid wordt daarom ketenverantwoordelijkheid geregeld van de aangewezen instelling ten opzichte van de onderaannemer(s) voor wat betreft het voldoen aan de voorwaarden uit bijlage I.

Artikel 3

Dit artikel bevat een opsomming van onderwerpen die minimaal aan de orde moeten komen in het jaarverslag van de aangewezen instelling. Aangewezen instellingen dienen op grond van artikel 7c, tweede lid, van de Warenwet jaarlijks een verslag te zenden aan de Minister over de door de instelling krachtens de aanwijzing uitgevoerde werkzaamheden, de rechtmatigheid en doeltreffendheid van die werkzaamheden en de werkwijze in het afgelopen jaar. De Minister kan de NVWA om advies vragen bij de beoordeling van het jaarverslag. Het jaarverslag heeft tot doel om (de Minister) inzicht te geven in de wijze waarop de aangewezen instelling de betreffende taak (het keuren van attractie- en/of speeltoestellen) uitvoert.

Artikel 4 en artikel 1

Het keuren van attractie- en speeltoestellen door de aangewezen instellingen moet uniform geschieden. Hiervoor is het van belang dat er onderlinge afstemming over het keuren plaatsvindt tussen de aangewezen instellingen. Deze afstemming vindt plaats in het overleg aangewezen instellingen. Dit overleg is in artikel 1 gedefinieerd als het overleg waaraan aangewezen instellingen deelnemen ten behoeve van kennisdeling en uniforme besluitvorming.

Het is van belang dat de aangewezen instellingen deelnemen aan het overleg en hiervoor een reglement hebben opgesteld. Hoe de besluitvorming in het overleg plaatsvindt, is vastgelegd in het reglement. In het reglement moet tevens zijn opgenomen wie de leden van het overleg zijn, zodat het voor alle aangewezen instellingen bekend is wie hun contactpersonen zijn. Ter bevordering van uniforme keuringen en besluiten is het voorts van belang dat de aangewezen instellingen regelmatig bijeenkomen om onder andere complexe casussen te bespreken. Hoe frequent het overleg bijeenkomt, moet in het reglement opgenomen worden.

De aangewezen instellingen voeren hun taak uit in opdracht van de Minister. De Minister wil erop kunnen vertrouwen dat de aangewezen instellingen soortgelijke attractie- en speeltoestellen op een uniforme manier keuren.

Artikel 5, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste en tweede lid, en bijlage II

Voor attractietoestellen is in artikel 9, vierde lid, van het besluit bepaald dat bij regeling bepaald wordt welke en op welke wijze attractietoestellen periodiek worden gekeurd door een aangewezen instelling. In artikel 5 van deze regeling wordt hieraan invulling gegeven. De periodiciteit van de keuring van attractietoestellen is afhankelijk van de eigenschappen van het toestel. In bijlage II is een matrix opgenomen aan de hand waarvan kan worden bepaald wanneer een attractie opnieuw moet worden gekeurd.

Voor het bepalen van de periodiciteit zijn gegevens over het aantal dimensies, de snelheid en de versnellingen behorende bij het desbetreffende attractietoestel nodig.

De drie criteria van de matrix worden gebruikt om voor elk attractietoestel objectief de periodiciteit van de keuring te bepalen, waardoor de veiligheid en betrouwbaarheid van het attractietoestel niet in het geding komen. Dit betreffen allereerst de veiligheid van de gebruikers van het attractietoestel, maar in gelijke mate de veiligheid van het bedienend en onderhoudend personeel. Uitgangspunt hierbij is dat, conform de huidige wet- en regelgeving de attractietoestellen aan de eisen voor ontwerp voldoen en dit door keuringen is bevestigd.

Vaak zullen gegevens van het attractietoestel (aantal dimensies, snelheid en versnelling) terug te vinden zijn in de technische gegevens van de fabrikant of ontwerper. De aangewezen instelling bepaalt of de beschikbare gegevens van het attractietoestel gebruikt kunnen worden voor het bepalen van de periodiciteit aan de hand van de matrix of dat aanvullende metingen verricht moeten worden. De aangewezen instelling bepaalt hoe en onder welke omstandigheden metingen moeten worden uitgevoerd.

Ook het onderhoud van het attractietoestel dient van voldoende niveau te zijn. Hierdoor wordt voorkomen dat als gevolg van onvoldoende onderhoud veiligheidsrisico’s ontstaan. Omdat bij onacceptabele risico’s ten gevolge van onvoldoende onderhoud een attractietoestel afgekeurd dient te worden, is het niet meer nodig dit op te nemen als criterium voor de periodiciteit van de keuringen.

In het eerste lid van artikel 7 van deze regeling is geregeld dat een certificaat van goedkeuring voor een attractietoestel een uiterste geldigheidsdatum bevat. Het certificaat is één, twee of drie jaar geldig. De geldigheidsduur van het certificaat is afhankelijk van de versnellingen waaraan de gebruiker van het toestel wordt blootgesteld, de maximale snelheid waaraan de gebruiker van het attractietoestel wordt blootgesteld en het aantal dimensies waarin het attractietoestel de gebruiker kan bewegen.

Het is van belang dat de beheerder dan wel de verhuurder de keuring op tijd dient aan te vragen zodat tijdig een nieuw certificaat kan worden verstrekt. In artikel 7, tweede lid, van deze regeling is bepaald dat de verhuurder dan wel de beheerder van een attractietoestel ten minste dertig dagen voor de uiterste geldigheidsdatum van het certificaat van goedkeuring een keuring aanvraagt bij een aangewezen instelling. Deze termijn biedt de aangewezen instelling voldoende mogelijkheid om een keuring te plannen. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid is ervoor gekozen om in het geval waarin het attractietoestel buiten toedoen van de verhuurder dan wel beheerder niet tijdig kan worden gekeurd, het certificaat van goedkeuring nog uiterlijk vier maanden geldig te laten zijn. De gevolgen voor de verhuurder dan wel beheerder zouden zonder deze bepaling onevenredig zijn ten opzichte van diens verwijtbaarheid. Na afloop van genoemde periode van vier maanden dient een nieuwe keuring te zijn verricht en een nieuw certificaat te zijn afgegeven om te waarborgen dat het niveau van veiligheid gegarandeerd blijft. Van ‘buiten toedoen’ kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een aangewezen instelling onverwacht de gemaakte afspraken niet kan nakomen. Wanneer de keuring bijvoorbeeld buiten toedoen van de verhuurder dan wel de beheerder wordt uitgevoerd één dag na de uiterste datum waarop een nieuw certificaat moest zijn afgegeven, is daarmee de geldigheid van het certificaat niet automatisch met vier maanden verlengd. Deze termijn wordt slechts verlengd met de tijd die nodig is om de keuring alsnog uit te voeren, doch uiterlijk binnen vier maanden. De verlenging van de geldigheid van het certificaat wordt door de aangewezen instelling gemeld aan de NVWA. Het is tot slot van belang te benadrukken dat dit artikellid slechts bedoeld is voor uitzonderlijke gevallen.

Artikel 5, derde lid en artikel 7, derde lid

Voor speeltoestellen is in artikel 9, vijfde lid, van het besluit bepaald dat bij regeling bepaald kan worden bepaald welke en op welke wijze speeltoestellen opnieuw of periodiek worden gekeurd. Voor speeltoestellen geldt geen periodieke keuringsplicht. Een certificaat van goedkeuring voor een speeltoestel heeft hierdoor in principe een onbeperkte geldigheidsduur (artikel 7, derde lid). Er kunnen zich situaties voordoen waarin een speeltoestel opnieuw gekeurd moet worden. Deze situaties zijn in artikel 7, derde lid, vermeld. Als sprake is van een ingrijpende wijziging of reparatie van een toestel die naar het oordeel van een aangewezen instelling de veiligheid of gezondheid van personen negatief kan beïnvloeden, vervalt de geldigheid van het betreffende certificaat van goedkeuring (artikel 15, vierde lid, van het besluit). In serie geproduceerde speeltoestellen worden ingevolge artikel 9, derde lid, van het besluit gekeurd aan de hand van het typekenmerkende monster. Een nieuwe keuring van het typekenmerkende monster en het technisch constructiedossier is nodig indien de relevante NEN EN normen worden aangepast. De keuring moet binnen een jaar na publicatie van de NEN EN norm plaatsvinden. Indien dit niet heeft plaats gevonden is niet langer sprake van een geldig certificaat (artikel 5, derde lid). Bestaande en reeds uitgeleverde speeltoestellen en eenvoudige attractietoestellen hoeven niet opnieuw gekeurd te worden.

Artikel 6 en bijlage III

Gebleken is dat het modelcertificaat met de verplichte informatievelden op basis van bijlage III van de Nadere regels attractie- en speeltoestellen fraudegevoelig was. Dit bood fraudeurs de mogelijkheid om een certificaat schijnbaar aan een toestel te koppelen.

Het modelcertificaat van goedkeuring is herzien en krijgt vorm in drie modelcertificaten die van toepassing zijn op de drie verschillende soorten keuringen, namelijk voor goedkeuringen op basis van een ingebruiknamekeuring, in de praktijk ook vaak stukskeuring genoemd, goedkeuringen op basis van een periodieke keuring, en goedkeuringen op basis van een keuring van het typekenmerkende monster. Het certificaat van goedkeuring komt overeen met een van de voorgeschreven modelcertificaten en is niet vormvrij. Het certificaat van goedkeuring wordt voorzien van een echtheidskenmerk wat het moeilijker maakt om vervalste kopieën te creëren. Het certificaat van goedkeuring mag na de verlening ervan niet aangepast worden: elke wijziging maakt het certificaat van rechtswege ongeldig. Dit betekent dat het certificaat bij de verlening ervan volledig ingevuld dient te zijn en niet op een later moment kan worden aangevuld. Ook kan nadat het certificaat is verleend geen informatie op het certificaat worden doorgehaald. Dit tracht te voorkomen dat men het certificaat op een later moment kan aanpassen met de pen of digitaal om een ander toestel onterecht te koppelen aan het certificaat. De zin ‘Doorhalingen en/of wijzigingen maken dit certificaat ongeldig.’ wordt toegevoegd onderaan het voorblad van het certificaat van goedkeuring.

Een aantal nieuwe elementen wordt toegevoegd aan de modelcertificaten, zodat het certificaat van goedkeuring beter gekoppeld is aan het attractie- of speeltoestel. Er wordt onder andere gevraagd naar een veel explicietere weergave van de informatie over het toestel: het wordt verplicht om een heldere overzichtsfoto in kleur, die een duidelijk beeld geeft van het toestel en, indien beschikbaar, een 3D-tekening toe te voegen. Het is aannemelijk dat een 3D-tekening, inclusief afmetingen en het gewicht van het toestel, voorhanden is bij toestellen die in serie worden geproduceerd.

Er is daarnaast ruimte om aanvullende afbeeldingen toe te voegen waarmee het betreffende toestel gemakkelijker te identificeren is, bijvoorbeeld door het opnemen van een foto van de bevestiging van het merk van goedkeuring, een foto waarop je de verschillende kleuren in een print op een opblaasbaar luchtkussen kan zien of bijvoorbeeld een duidelijke foto waarop het aantal inversies in een achtbaan wordt weergegeven. Dit is van belang omdat uit de naamgeving van een toestel niet altijd blijkt om welk toestel het precies gaat. Bijvoorbeeld toestel ‘kasteel’ kent vele verschijningsvormen. Om te voorkomen dat meerdere toestellen onder het certificaat ‘kasteel’ worden gebracht, moet uit de foto en, indien beschikbaar, de 3D-tekening blijken om welk toestel het precies gaat en wordt dit bovendien opgenomen onder het informatieveld ‘uitvoering’. Indien er meerdere uitvoeringen van één type toestel bestaan waarbij het verschil niet mede bepalend is voor of van invloed is op de veiligheidskenmerken van het toestel als geheel, volstaat één certificaat van goedkeuring op basis van een keuring van een typekenmerkend monster. De verschillende uitvoeringen van het toestel moeten vermeld worden op het certificaat. Onder veiligheidskenmerken wordt verstaan alle kenmerken die van invloed kunnen zijn op de veiligheid van het toestel. Veelal vallen decoratieve objecten daar niet onder; echter dient dit per geval te worden bepaald. Bijvoorbeeld wanneer één type toestel in verschillende kleurstellingen of met verschillende stickers of met een verschillend uiterlijk element wordt geproduceerd; bijvoorbeeld een luchtkussen uitvoering ‘olifant’ en uitvoering ‘leeuw’ waarbij het verschil tussen de varianten slechts één onderdeel van het luchtkussen behelst dat geen invloed heeft op de veiligheid van het luchtkussen. Daarnaast dienen, wanneer sprake is van dergelijke verschillende uitvoeringen, verplicht aanvullende foto's op het certificaat opgenomen te worden. Deze aanvullende foto's geven de verschillen in de uitvoeringen weer. Deze aanvullende gegevens stellen de toezichthouder beter in staat tot het koppelen van het certificaat aan het toestel dat voorhanden is. Alle informatievelden en de overzichtsfoto in kleur dienen op één (voor)blad te worden weergegeven, zodat het zogenaamde ‘mixen en matchen’ van certificaten en bijvoorbeeld het gebruik van één certificaat bij meerdere verschillende toestellen wordt bemoeilijkt. Het certificaat van goedkeuring op basis van een keuring van een typekenmerkend monster dat meerdere uitvoeringen behelst, bevat op het voorblad één overzichtsfoto in kleur van één van de verschillende uitvoeringen. De overzichtsfoto’s van de verschillende uitvoeringen alsook aanvullende afbeeldingen en 3D-tekeningen en bijvoorbeeld renders van het toestel kunnen worden toegevoegd op additionele bladen. Vervolgens dient op alle tot het certificaat toebehorende afbeeldingbladen de informatie onder <Nieuw blad>, vermeld in bijlage III, te worden herhaald, zodat elk individueel afbeeldingblad afzonderlijk gekoppeld kan worden aan het onderliggende toestel.

Nieuw is dat voor attractietoestellen het unieke registratienummer op het modelcertificaat wordt opgenomen. Het unieke registratienummer voor attractietoestellen is gekoppeld aan het Register attractietoestellen en speeltoestellen. Zie verder de toelichting bij artikel 9.

Andere nieuwe onderdelen van het modelcertificaat zijn de vermelding van de naam en adresgegevens van de gemachtigde van de fabrikant en van de importeur. Naast de fabrikant zijn immers ook de gemachtigde en de importeur verplicht het technisch constructiedossier te bewaren en ter beschikking te houden van een aangewezen instelling en de NVWA. Door opname van hun gegevens, weet de NVWA waar zij het technisch constructiedossier kan opvragen. De onderliggende keuringsrapportage inclusief de dossiernummers en datums van afgifte zijn eveneens een nieuw verplicht informatieveld. Hierdoor wordt de koppeling tussen het certificaat van goedkeuring en de onderliggende keuringsrapportage verbeterd. Een andere wijziging is de vermelding van het bouwjaar van het toestel: bij certificaten van goedkeuring op basis van een ingebruiknamekeuring en op basis van een periodieke keuring is dit informatieveld verplicht; bij het certificaat van goedkeuring op basis van een keuring van het typekenmerkende monster wordt deze informatie niet langer gevraagd, omdat de productie van de toestellen zal plaatsvinden na uitgifte van het certificaat van goedkeuring.

Nieuw zijn ook de informatievelden waarin gevraagd wordt naar de naam, functie en handtekening van de medewerker van de aangewezen instelling die bevoegd is het certificaat te ondertekenen. Daarmee wordt gewaarborgd dat het certificaat door de daartoe bevoegde instantie, een aangewezen instelling, is verstrekt, wat het certificaat meer fraudebestendig maakt.

Het modelcertificaat voor goedkeuringen op basis van een periodieke keuring is in het huidige stelsel slechts van toepassing op attractietoestellen. Het bevat de informatie over het certificaat van de eerste keuring en de vorige keuring (indien van toepassing) en een door de aangewezen instelling toegewezen keurmerknummer.

Een andere aanpassing in het modelcertificaat is dat er niet langer een verklaring van de aangewezen instelling wordt opgenomen, waarin wordt vermeld dat het toestel voldoet aan de vervaardigingsvoorschriften in het WAS. Dit is een impliciet gegeven dat niet expliciet hoeft te worden vermeld op het certificaat van goedkeuring zelf. Door het afgeven van het certificaat van goedkeuring, verklaart de aangewezen instelling immers dat het toestel naar het oordeel van de aangewezen instelling voldoet aan de artikelen 5 tot en met 7 en 8, eerste lid, van het besluit.

Uit artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van deze regeling volgt dat het certificaat van goedkeuring voorzien moet worden van een door de aangewezen instellingen overeengekomen uniform echtheidskenmerk. Het is aan de aangewezen instellingen om deze verplichting door middel van uniforme besluitvorming in het overleg aangewezen instellingen nader in te vullen. Dit kan bijvoorbeeld door een echtheidskenmerk op te nemen op het certificaat in de vorm van een waarmerk. Uit artikel 6, derde lid, volgt voorts dat digitale versies van het certificaat van goedkeuring te allen tijde digitaal versleuteld dienen te worden zodat het certificaat van goedkeuring niet door derden kan worden bewerkt of gekopieerd. Dit draagt bij aan de fraudebestendigheid doordat het aanpassen van het certificaat van goedkeuring wordt bemoeilijkt voor anderen dan de medewerkers van de aangewezen instelling en waakt ervoor dat het certificaat van goedkeuring onrechtmatig wordt bewerkt.

Alle informatievelden op het modelcertificaat worden ingevuld, op een aantal informatievelden na die slechts worden ingevuld voor zover de betreffende informatie van toepassing is. Dit betreft het unieke registratienummer dat vooralsnog slechts van toepassing is op attractietoestellen, het serienummer en de nadere aanduiding die de aanvrager van het certificaat aan het toestel geeft, zoals de naam van het toestel, mogelijk overeenkomend met de serie- of typeaanduiding. Wanneer deze informatievelden niet van toepassing zijn dan wordt er ‘n.v.t.’ opgenomen. In het veld ‘soort toestel’ wordt ingevuld wat voor soort attractie- of speeltoestel het betreft, zoals bijvoorbeeld een draaimolen, wipkip of glijbaan.

Artikel 8 en bijlage IV

Conform artikel 12, tweede en derde lid, van het besluit, moeten zowel attractietoestellen als speeltoestellen die overeenkomstig een goedgekeurd, typekenmerkend monster zijn vervaardigd en waarvoor een certificaat van goedkeuring is verleend, van een merk van goedkeuring worden voorzien. Dit merk van goedkeuring is een bewijs dat het toestel is goedgekeurd en maakt de veiligheid van het toestel op eenvoudige wijze zichtbaar. Dit is belangrijke informatie voor onder andere de NVWA, aangewezen instellingen, beheerders, verhuurder en gebruikers van dergelijke toestellen. Het merk moet daarom voor iedereen zichtbaar zijn. Het ontbreken van een geldig merk van goedkeuring maakt het eveneens mogelijk om door middel van steekproefsgewijze controles onveilige toestellen snel op te sporen. In artikel 8 van deze regeling worden eisen gesteld aan de inhoud, vorm en uiterste geldigheid van merken van goedkeuring. Artikel 12, vierde lid, WAS 2023 biedt hiertoe een grondslag.

Een merk van goedkeuring moet overeenkomen met het model in bijlage IV van de regeling. Hierbij is het veld ‘uniek registratienummer’ en ‘keurmerknummer’ van toepassing op attractietoestellen. Het ‘uniek registratienummer’ is het nummer dat door de NVWA gegenereerd en afgegeven wordt bij de eerste keuring (zie toelichting bij artikel 9). Het ‘keurmerknummer’ is een door de aangewezen instelling aan het merk van goedkeuring toegewezen nummer bij een periodieke keuring.

Uit artikel 12, tweede lid, van het besluit volgt dat bij de toepassing van artikel 9, derde lid, van het besluit ieder attractie- en speeltoestel dat overeenkomstig het goedgekeurde, typekenmerkende monster is vervaardigd zonder nadere keuring van een merk van goedkeuring wordt voorzien door de fabrikant dan wel importeur. Hierbij moet het merk van goedkeuring niet de datum van de keuring van het model vermelden, maar de datum van aanbrenging van het merk.

In het derde lid van artikel 8 van deze regeling is bepaald dat het merk van goedkeuring voor attractie- en speeltoestellen als bedoeld in het eerste lid bij de eerste keuring een duurzame plaat of label is met onuitwisbare opschriften of aanduidingen, in de praktijk ook wel ‘RAS-plaat’ genoemd.

Uit het vierde lid volgt dat bij de daarop volgende periodieke keuringen van attractietoestellen kan worden volstaan met een sticker. De duurzame plaat, het label of de sticker waarop het merk van goedkeuring voorkomt, dient onlosmakelijk verbonden te zijn met het toestel. Het merk van goedkeuring moet dus weersbestendig zijn en mag niet vervagen. Tevens moet het merk van goedkeuring op een duidelijk zichtbare plaats aangebracht zijn. Dit betekent dat het merk van goedkeuring altijd leesbaar dient te zijn.

Het vijfde lid regelt dat het merk van goedkeuring op een essentieel onderdeel van het attractie- of speeltoestel wordt aangebracht en dat het duidelijk zichtbaar is. Hiermee moet worden voorkomen dat wordt gefraudeerd met het merk van goedkeuring door het bijvoorbeeld op een verwisselbaar onderdeel aan te brengen dat steeds bij een ander toestel kan worden gebruikt. Het merk van goedkeuring mag dus bijvoorbeeld niet op de kassa worden aangebracht. Ook moet het merk van goedkeuring op een duidelijk leesbare plek worden aangebracht.

In het zesde lid is bepaald dat het merk van goedkeuring een uiterste geldigheidsdatum moet bevatten. Afhankelijk van het type toestel moet deze eis worden ingevuld. Voor

attractietoestellen is de datum gebaseerd op de matrix, bedoeld in bijlage II, die een jaarlijkse, tweejaarlijkse dan wel driejaarlijkse periodieke keuringsplicht voorschrijft.

In het zevend lid is bepaald dat wanneer een attractietoestel buiten toedoen van de verhuurder dan wel de beheerder niet tijdig gekeurd kan worden, behoudt het merk van goedkeuring zijn geldigheid gedurende ten hoogste vier maanden na afloop van de uiterste geldigheidsdatum.

Op grond van artikel 7, derde lid, van het besluit wordt ieder attractietoestel volgens een bij ministeriële regeling te bepalen procedure bij de eerste of eerstvolgende keuring door de aangewezen instelling van een uniek registratienummer voorzien. In het achtste lid is bepaald dat de aangewezen instelling bij een attractietoestel het merk van goedkeuring van een uniek registratienummer voorziet ofwel bij de eerste ingebruiknamekeuring, ofwel – indien het bij de ingebruikname nog ontbrak – bij de eerstvolgende keuring van het attractietoestel.

Artikel 9

Op grond van artikel 7, vierde lid, van het besluit wordt het unieke registratienummer door de aangewezen instelling geregistreerd op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze. In artikel 9 van deze regeling wordt hieraan invulling gegeven. Het unieke registratienummer is als volgt opgebouwd:

  • willekeurig nummer inclusief validatie getal;

  • minimaal en maximaal 9 posities; en

  • is numeriek.

Het unieke registratienummer bevat een 'controlegetal functionaliteit', zodat de mogelijkheid op foute invoer verkleind wordt. Deze unieke registratienummers worden gegenereerd door de NVWA database en zijn daardoor uniek en kunnen maar eenmalig worden uitgegeven.

Deze unieke registratienummers dienen door de aangewezen instelling te worden aangevraagd bij de NVWA. Bij toepassing van een nummer op een attractietoestel dient de aangewezen instelling het nummer en het toestel te registreren in het bijbehorende register van de NVWA. In het register wordt hiermee een koppeling gemaakt met het attractietoestel. De aangewezen instellingen zijn vervolgens ook verantwoordelijk voor de invoer van de juiste keuringsgegevens bij het toegekende unieke registratienummer van het attractietoestel.

Artikel 10

Dit artikel geeft invulling aan artikel 6, eerste lid, van het besluit door normen vermeld in bijlage V bij deze regeling aan te wijzen. Het gaat hierbij om normen voor onder andere speeltoestellen, waterglijbanen, en constructies op kermisterreinen en amusementsparken. Hierbij zijn de meest recente normen aangewezen, omdat het wenselijk is dat in de genoemde normen de nieuwste inzichten met betrekking tot de veiligheid zijn vervat.

Het voldoen aan de aangewezen normen levert het vermoeden op dat wordt voldaan aan de algemene veiligheidseisen van het besluit, voor zover ten aanzien van die eisen in de normen is voorzien. Het volgen van de normen is echter niet verplicht. Naleving van de normen levert de fabrikant wel een mate van zekerheid op dat zijn product aan de wettelijke eisen voldoet. De aangewezen normen leveren daarnaast de NVWA een goed bruikbaar handvat voor de controle op de naleving van de eisen van het besluit. Het vermoeden van overeenstemming kan worden weerlegd door de NVWA en kan het door de fabrikant of aangewezen instelling op een andere wijze worden aangetoond. De NVWA kan handhavend optreden, indien zij van mening is dat een toestel niet overeenstemt met de veiligheidsvoorschriften van het besluit, ook al is het vervaardigd met inachtneming van aangewezen normen. Als een aangewezen instelling oordeelt dat een toestel (zonder aan een nom te voldoen) aan het besluit voldoet, dan kan de instelling een certificaat van goedkeuring afgeven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit.

X Noot
2

Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241).

Naar boven