Regeling Herdenkingsjaar Slavernijverleden

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 december 2022,

besluit:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Algemeen Subsidiereglement:

Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021;

b. Huishoudelijk Reglement:

het Huishoudelijk Reglement van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie 2019;

c. Fonds:

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

d. Koninkrijk der Nederlanden:

Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

e. Caribisch deel van het Koninkrijk:

Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

f. Europees deel van Nederland:

Nederland, zonder het Caribisch deel van het Koninkrijk;

g. Gemeenschap:

nazaten van tot slaaf gemaakten, de inheemse volkeren en contractarbeiders, vormen onlosmakelijk onderdeel van deze geschiedenis. Dit zijn onder andere de inheemse volkeren van de toenmalige Nederlandse koloniën Suriname en de zes Caribische eilanden, Chinese, Javaanse en Hindostaanse contractarbeiders, alsook bijvoorbeeld Molukse, Ghanese en Zuid-Afrikaanse gemeenschappen. Centraal bij de activiteiten tijdens het Herdenkingsjaar staan daarom de narratieven van deze van oorsprong niet-Europese gemeenschappen betrokken bij het slavernijverleden;

h. Culturele instelling:

culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden;

i. Instelling in het sociaal domein:

een instelling met rechtspersoonlijkheid zonder commercieel winstoogmerk in het domein zorg, welzijn, leefbaarheid, werk, maatschappelijke ondersteuning, participatie en integratie, zelfredzaamheid, speciaal onderwijs, jeugdzorg, eerstelijnszorg, ouderenzorg, GGZ, of alle daaraan verwante taken, waaronder naar gemeenten gedecentraliseerd beleid;

j. Professional:

een cultureel professional met aantoonbare ervaring die als zelfstandig ondernemer professioneel actief is op het gebied van cultuurparticipatie, cultuureducatie of erfgoedparticipatie en als zodanig ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel of een vergelijkbare organisatie in het Caribisch deel van het Koninkrijk;

k. Cultuurmaker:

natuurlijk persoon van 18 jaar of ouder, met een geldige verblijfstitel, die in de vrije tijd actief deelneemt aan activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie;

l. Cultuurparticipatie:

het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten;

m. Cultuureducatie:

het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen of buiten school;

n. Materiële investeringen:

aanschaf van materialen voor een project die de aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken;

o. Slavernij:

iedere vorm van onvrijwillige arbeid in de voormalige koloniën van het Koninkrijk, inclusief contractarbeid.

Artikel 1.2 Doel

Met deze regeling stimuleert het Fonds cultuurparticipatieve en cultuureducatieve activiteiten die een bijdrage leveren aan het herdenken en vieren van de afschaffing van de slavernij in het Koninkrijk, alsmede aan het vergroten van de kennis van en het bewustzijn over het Slavernijverleden en de doorwerking daarvan naar het heden.

Artikel 1.3 Wie kan aanvragen

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

    • a. culturele instelling;

    • b. instelling in het sociaal domein;

    • c. professional, of

    • d. cultuurmaker, namens een groep van ten minste drie andere cultuurmakers, waarvoor geldt dat zij allen een functie hebben binnen het project.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde aanvragers kunnen de samenwerking aangaan met andere personen en organisaties, zoals met culturele organisaties, erfgoedinstellingen of onderwijsinstellingen. Dit kan ook een samenwerking betreffen met een organisatie in het buitenland.

Artikel 1.4 Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd voor projecten die bijdragen aan een of meerdere van de volgende effecten:

    • a. effect a: het bereiken van nieuwe doelgroepen;

    • b. effect b: het bouwen van blijvende verbindingen of netwerken van gemeenschappen;

    • c. effect c: deelnemers ontwikkelen meervoudige perspectieven op slavernijgeschiedenis;

    • d. effect d: deelnemers gebruiken kennis over slavernij als bronmateriaal om cultuur mee te maken;

    • e. effect e: gemeenschappen vergroten hun zelfredzaamheid;

    • f. effect f: het bevorderen van het helingsproces door deelnemers uit gemeenschappen.

  • 2. Subsidie kan worden aangevraagd voor een project in categorie 1, 2, of 3. Wat betreft de categorieën geldt:

    • a. categorie 1 projecten zijn ten minste gericht zijn op één effect;

    • b. categorie 2 projecten zijn ten minste gericht op twee effecten;

    • c. categorie 3 projecten zijn ten minste gericht op drie effecten.

  • 3. Wat betreft de aanvraagmogelijkheden geldt:

    • a. categorie 1 projecten kunnen worden aangevraagd door de culturele instelling, de instelling in het sociaal domein, de professional of een cultuurmaker;

    • b. categorie 2 projecten kunnen worden aangevraagd door de culturele instelling, de instelling in het sociaal domein of een professional;

    • c. categorie 3 kunnen worden aangevraagd door de culturele instelling of de instelling in het sociaal domein.

  • 4. Een project:

    • a. dat valt binnen categorie 1 of categorie 2 start niet eerder dan acht weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. dat valt binnen categorie 3, start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • c. start niet eerder dan 1 juni 2023 en niet later dan 1 juli 2024;

    • d. eindigt niet later dan 31 december 2024.

Artikel 1.5. Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie bedraagt voor:

  • a. categorie 1 projecten: minimaal € 1.000 en maximaal € 5.000;

  • b. categorie 2 projecten: meer dan € 5.000 en minder dan € 25.000;

  • c. categorie 3 projecten: minimaal € 25.000 en maximaal € 50.000.

Artikel 1.6 Uitbetaling van de subsidie

  • 1. Subsidies voor projecten in categorie 1 of categorie 2 worden na de subsidieverlening direct vastgesteld en in een keer verstrekt.

  • 2. Subsidie voor projecten in categorie 3 worden na de subsidieverlening verstrekt als voorschot. Na de verantwoording worden ze vastgesteld.

Artikel 1.7. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 1.000.000.

  • 2. Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Dergelijke wijzigingen worden vermeld op de website van het Fonds.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

  • 1. Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

      • door het Fonds;

      • door een van de andere rijkscultuurfondsen;

      • op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid; of

      • op grond van de Erfgoedwet;

    • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;

    • d. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt;

    • e. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling; of

    • f. een rechtspersoon niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de Governance Code, zoals bedoeld in artikel 1.10, vierde lid.

  • 2. Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.

  • 3. Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

Artikel 1.9 Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project uit te voeren.

  • 2. Aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland kunnen wat betreft de totale projectkosten vergoed krijgen:

    • a. categorie 1 projecten: maximaal 100%;

    • b. categorie 2 projecten: maximaal 100%;

    • c. categorie 3 projecten: maximaal 90%.

  • 3. Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen:

    • a. wat betreft de totale projectkosten vergoed krijgen:

      • categorie 1 projecten: maximaal 100%;

      • categorie 2 projecten: maximaal 100%;

      • categorie 3 projecten: maximaal 100%;

    • b. in afwijking van artikel 4, negende lid, van het Algemeen Subsidiereglement, de kosten voor het omwisselen van valuta opnemen in de begroting van de subsidieaanvraag.

  • 4. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 5. Slechts direct aan het project gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking.

  • 6. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van het project.

  • 7. Aanvragers gevestigd in:

    • a. het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de subsidie van het Fonds inzetten voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project.

    • b. het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen 20% van de subsidie van het Fonds inzetten voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project.

Artikel 1.10 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a. er zorg voor te dragen dat de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd door henzelf en door de betrokken gemeenschap; en

    • b. tot kennisdeling van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, waarvan deelname aan een door het Fonds georganiseerde uitwisselingsbijeenkomst deel kan uitmaken.

  • 2. Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan geldt de verplichting om de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vierde en vijfde lid.

  • 3. Als de aanvrager een natuurlijk persoon is geldt de verplichting om de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vijfde lid.

  • 4. Voor de Governance Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier, op grond van onderstaande onderdelen a tot en met d, volledig aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast;

    • b. hoe de bij de code behorende aanbevelingen worden opgevolgd;

    • c. dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:

      • als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht die bestaat uit ten minste drie leden;

      • als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;

    • d. dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting.

  • 5. Voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier toelicht hoe die codes worden toepast, waarbij de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gelden:

    • a. aangevraagd bedrag tot € 5.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet volledig lukt, als dat het geval is;

    • b. aangevraagd bedrag vanaf € 5.000 tot en met € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt en benoem hierbij ook de ambities;

    • c. aangevraagd bedrag meer dan € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt, benoem hierbij de ambities en reflecteer hierop achteraf in de verantwoording.

Paragraaf 2. De aanvraag

Artikel 2.1 Indieningstermijnen

Een aanvraag kan worden ingediend vanaf maandag 16 januari 2023 om 13.00 uur tot en met woensdag 1 mei 2024 om 17.00 uur

Artikel 2.2 Indieningsvereisten

  • 1. Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier in de online aanvraagomgeving Mijn Fonds. Deze is bereikbaar via de website van het Fonds.

  • 2. Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist; het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van een sluitende begroting en bij:

    • a. categorie 1: het ingevulde standaardformulier;

    • b. categorie 2: een projectplan van maximaal vijf pagina’s;

    • c. categorie 3: een projectplan van maximaal acht pagina’s.

  • 4. Indien de aanvrager:

    • a. een professional is, maken in aanvulling op het eerste en tweede lid, een curriculum vitae of uittreksel van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel onderdeel uit van de aanvraag; of

    • b. een cultuurmaker is, wordt in de aanvraag beschreven hoeveel, welke en vanuit welke gemeenschap hijzelf en de cultuurmakers zullen deelnemen aan het project; en wordt die samenwerking vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst, op basis van het voortgeschreven format van het Fonds.

  • 5. Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen, totdat de aanvraag voldoende is aangevuld. Dat moment van aanvullen geldt als het moment waarop de aanvraag is ingediend.

Artikel 2.3. Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen voor een subsidie worden beoordeeld aan de hand van de criteria:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van de regeling;

    • b. organisatorische kwaliteit.

  • 2. Alleen aanvragen die voldoen aan beide beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.4 Beoordelen aanvragen

  • 1. Aanvragen die vallen binnen:

    • a. categorie 1 of categorie 2, worden door een interne commissie beoordeeld, bestaande uit medewerkers van het Fonds;

    • b. categorie 1, kunnen mondeling worden toegelicht voordat de commissie tot een oordeel komt;

    • c. categorie 3, worden door een onafhankelijke externe commissie beoordeeld.

  • 2. Het Huishoudelijk reglement bevat informatie over de commissies van het Fonds.

Artikel 2.5 Beoordelingswijze

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, waarbij alleen volledige aanvragen in behandeling worden genomen.

Artikel 2.6 Beslistermijn

  • 1. Aanvragen voor projecten in categorie 1 en categorie 2 worden binnen acht weken nadat de aanvraag is ontvangen, beoordeeld.

  • 2. Aanvragen voor projecten in categorie 3 worden binnen dertien weken nadat de aanvraag is ontvangen, beoordeeld.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1. Hardheidsclausule

In zeer uitzonderlijke gevallen, waar bij het opstellen van deze regeling geen rekening mee is gehouden en die een onredelijke uitwerking hebben, kan het bestuur ten gunste van de aanvrager afwijken van de rechten en plichten die in deze regeling zijn opgenomen.

Artikel 3.2 Algemeen subsidiereglement

Voor zover deze regeling daarin niet voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing. Dat reglement is te vinden op de website van het Fonds.

Artikel 3.3 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag nadat deze in de Staatscourant is gepubliceerd.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van toepassing.

Artikel 3.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Herdenkingsjaar Slavernijverleden

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, H.G.G.M. Verhoeven, directeur-bestuurder

TOELICHTING

ALGEMEEN

Aanleiding

Het Fonds voor Cultuurparticipatie (het Fonds) stelt voor het Herdenkingsjaar Slavernijverleden een subsidieregeling op. Organisaties en cultuurmakers kunnen een aanvraag doen voor een financiële bijdrage voor de totstandkoming van een activiteit.

In 2020 is er een motie ingediend in het parlement. Dit initiatief kwam vanuit de Surinaamse en Caribische gemeenschappen in Nederland, die met de Tweede Kamer gesprekken hebben gevoerd over institutioneel racisme. In de motie werd stilgestaan bij de overweging dat Nederland als één van de laatsten van de Europese landen, de slavernij in 1863 afschafte maar vrijwel alle tot slaaf gemaakte personen nog tot 1873 onder staatstoezicht liet staan. Daardoor kwam de slavernij voor velen pas in 1873 echt ten einde. Deze grauwe bladzijde in de Nederlandse geschiedenis verdient het om uitgebreid bij stil te staan. Aan de regering werd zodoende verzocht om van het jaar 2023 een herdenkingsjaar te maken waarin de daadwerkelijke afschaffing van de slavernij, 150 jaar geleden, wordt herdacht.

In juli 2020 is de motie in de Tweede Kamer aangenomen om van 2023 een herdenkingsjaar te maken. De rijksoverheid heeft als plan om deze herdenking van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024 te laten lopen, met een opening- en sluitingsevenement, dichtbij de samenleving. OCW heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie en het Mondriaan Fonds gevraagd hiervoor een subsidieregeling te ontwikkelen. OCW geeft de beide fondsen de volgende aandachtspunten mee voor de ontwikkeling van deze regelingen:

  • experts betrekken bij opzet van de subsidieregeling,

  • zorgvuldige en deskundige (onafhankelijke) beoordeling.

De focus van het Mondriaan Fonds ligt op receptieve activiteiten, zoals presentaties, tentoonstellingen en voorstellingen.

De focus van de Fonds ligt op cultuurparticipatie en -educatie activiteiten, zoals een voorstelling door beoefenaars in de vrije tijd of ontwikkelen van een leerlijn.

De rijksoverheid beoogt met het herdenkingsjaar een jaar lang meer aandacht te schenken aan een belangrijk, pijnlijk en tot voor kort onderbelicht onderdeel van onze gedeelde geschiedenis als koninkrijk: het slavernijverleden. Deze geschiedenis, met een veelheid aan perspectieven, verdient aandacht vanuit alle geledingen van onze samenleving.

Via deze regeling Herdenkingsjaar Nederlands Slavernijverleden stimuleert het Fonds, initiatieven van aanvragers uit de betrokken gemeenschappen om in het herdenkingsjaar stil te staan bij het verleden. Dit doen we door het slavernijverleden te herdenken, de afschaffing te vieren en kennis en bewustwording over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in het heden blijvend te vergroten. Deze regeling heeft dan ook tot doel het vergroten van de kennis en bewustzijn over het slavernijverleden, het versterken van de organisaties binnen de betrokken gemeenschappen, en het ondersteunen van een netwerk aan gemeenschappen waarin een blijvende verbinding wordt gecreëerd.

Het Fonds heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid naar de gemeenschappen om de regeling zo duidelijk, toegankelijk en laagdrempelig mogelijk in te richten. Het aanvraagformulier, aanvraagsysteem en de beoordeling worden zo toegankelijk mogelijk ingericht. Op deze manier kan iedereen, personen/individuen, zelfstandigen en organisaties die niet eerder hebben aangevraagd, een zo groot mogelijke kans krijgen om gebruik te maken van de subsidiemogelijkheden.

Vergoeden vertaalkosten

Voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die niet Nederlands of Engels als eerste taal hebben zal het (in het kader van het bevorderen van de toegankelijkheid) mogelijk zijn om de aanvragen in het Papiamentu en Papiamento te schrijven en te laten vertalen voordat ze de aanvraag indienen bij het Fonds. Dit doen we op de volgende manier:

  • Een potentiële aanvrager (persoon of organisatie) vraagt een account aan bij het Fonds;

  • De potentiële aanvrager doet per mail een verzoek voor het vergoeden van vertaalkosten en voegt een offerte van een erkende vertaler bij;

  • Het Fonds geeft hierop een akkoord;

  • De aanvrager laat bij die vertaler de aanvraag en bijlagen vertalen;

  • De aanvrager stuurt per mail de factuur naar het Fonds en dat vergoedt de kosten aan de aanvrager.

Het Fonds richt tijdelijk een protocol in om de betalingen te kunnen doen voorafgaand aan een eventuele honorering.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1.1.

onderdeel k

Het begrip cultuurmaker wordt op verschillende manieren gebruikt. Het Fonds doelt hiermee op personen die in hun vrije tijd dansen, schilderen, toneel spelen, muziek maken in welke vorm dan ook, dichten, spoken word beoefenen, enzovoorts. Professionele makers zijn in het kader van deze regeling dus geen cultuurmaker.

Artikel 1.2 Doel

De kennis over het slavernijverleden inclusief contractarbeid is gering. Dit geldt voor zowel Nederland als geheel, als voor de gemeenschappen van nazaten. Het slavernijverleden werkt echter nog steeds door in het heden. De doorwerking ervan in het heden laat de verbinding zien tussen het slavernijverleden, racisme en onbegrip in het heden. Vanuit de cultuursector en gemeenschappen zijn er verschillende behoeften rondom het slavernijverleden en heden. Door verschillende activiteiten, onderwijs, participatieprojecten en onderzoek kan het bewustzijn over het slavernijverleden vergroot worden. Dat kan op (langere) termijn van waarde zijn voor gemeenschappen en de kennis en bewustzijn komen ten goede aan de hele samenleving en de beleving van de gezamenlijke geschiedenis daarvan.

Artikel 1.3 Wie kan aanvragen

Voor de te ondersteunen projecten is het een voorwaarde dat de gemeenschap (of gemeenschappen) zelf de aanvrager is ofwel dat zij zeggenschap hebben over (de opzet, organisatie en uitvoering van) het project. De ‘lead’ van de uitvoering ligt dus bij de gemeenschappen. De aanvrager kan daarnaast samenwerken met bijvoorbeeld culturele organisaties, erfgoedinstellingen of onderwijsinstellingen. Dit kan ook een samenwerking betreffen met een organisatie in het buitenland door bijvoorbeeld online bijeenkomsten, via een verslag of het delen van en toepassen van samenwerkingsvormen tussen de verschillende organisaties.

Een functie zoals bedoeld in onderdeel d van het eerste lid, kan bijvoorbeeld zijn: choreograaf, regisseur, pr-coördinator, sociale media specialist, community manager, financieel coördinator.

Artikel 1.4 waarvoor kan worden aangevraagd

Aanvragers kunnen aanvragen voor projecten waarbij ze minimaal uitvoering geven aan het verplichte aantal effecten en optioneel aan meerdere effecten. Hoe meer effecten je bereikt, hoe meer subsidie je kan aanvragen. Dit kan onder andere inhouden dat gewerkt wordt aan verbindingen tussen maatschappelijke en sociale groepen, ‘sustainable development goals’, of andere bredere mondiale zaken – voor zover deze een relatie hebben met het doel van de regeling.

Eerste lid

onderdeel a

het bereiken van nieuwe doelgroepen

 

Je gemeenschap bestaat uit voor jou bekende personen of doelgroep. Bij dit effect werk je actief aan het bereiken van nieuwe (groepen) mensen, buiten je bekende doelgroep of kring van bekenden. Vertel ons hoe je dat gaat doen en wie actief deelneemt aan je project. Dit kan samenhangen met effect b als je met je project andere gemeenschappen of netwerken bereikt.

   

onderdeel b

het bouwen van blijvende verbindingen of netwerken van gemeenschappen

   
 

Gemeenschappen zijn er in allerlei vormen en maten. Interactie tussen gemeenschappen en het belang hiervan rondom het slavernijverleden staan in dit effect centraal. Verhalen en kennis uit een andere gemeenschap en generatie kunnen verrijkend zijn voor een desbetreffende gemeenschap. Vertel ons hoe je een blijvende verbinding of een netwerk van verschillende gemeenschappen die een relatie hebben met het slavernijverleden gaat creëren, stimuleren en verbinden. Dit kan samenhangen met effect a als je nieuwe doelgroepen binnen je gemeenschap wil bereiken.

   

onderdeel c

deelnemers ontwikkelen meervoudige perspectieven op slavernijgeschiedenis

   
 

Niet iedereen kijkt op dezelfde manier naar dezelfde gebeurtenissen in het verleden en heden. Je blik wordt bepaald door je afkomst, opvoeding, omgeving, waarden en normen. Door het leren kennen van andere perspectieven verruimt ieders blik op die gebeurtenissen en ontstaat meer begrip voor ieders visie en inzichten. Vertel ons hoe je gaat werken aan het delen van die perspectieven, het vergroten van begrip en voor welke deelnemers dat relevant is.

   

onderdeel d

deelnemers gebruiken kennis over slavernij als bronmateriaal om cultuur mee te maken

   
 

Historische beelden, actuele foto’s met beschrijvingen over hoe het slavernijverleden nog zichtbaar is, wetenschappelijke literatuur en kennis over het slavernijverleden zijn nodig. Vertel ons hoe je die kennis gaat verwerken om cultuur mee te maken. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een muziektheatervoorstelling met ondersteuning door professionals, waarin het maatschappelijke karakter en de impact van het slavernijverleden en heden wordt uitgelicht.

   

onderdeel e

gemeenschappen vergroten hun zelfredzaamheid

   
 

Met deze regeling willen we gemeenschappen ondersteunen om op eigen kracht vooruit te kunnen komen, meer zelfvoorzienend te worden en zo hun eigen verantwoordelijkheid kunnen dragen om te groeien – met als doel dat gemeenschappen worden versterkt en zij zich (nog meer) kunnen richten op ‘empowerment’. Vertel ons hoe je gaat werken aan de zelfredzaamheid van je gemeenschap en wat je daarvoor nodig hebt.

   

onderdeel f

het bevorderen van het helingsproces door deelnemers uit gemeenschappen

   
 

Bij heling is sprake van een spirituele onderlaag en een laag van reparaties. Wat doet het met het lichaam op het moment dat er onderzoek wordt gedaan naar de eigen voorouders? Of wat voor gevolgen heeft het wanneer aan de nazaten onderwijs wordt gegeven over een onderwerp en in een taal die veraf staat van de geschiedenis en erfgoed van deze nazaten? Wat is er voor nodig om te helen van dit pijnlijke verleden? Vertel ons wat voor activiteiten je gaat organiseren en hoe je gaat bijdragen aan het faciliteren van manieren om bij te dragen aan dat helingsproces.

Artikel 1.7 Subsidieplafond

Wij behandelen aanvragen op volgorde van binnenkomst. Voorbeeld: als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, is het beschikbare bedrag mogelijk eerder op dan op 1 mei 2024. Het subsidieplafond wordt dan overschreden. Elke aanvraag die daarna wordt ingediend, moeten wij weigeren, zelfs als de aanvragers voldoen aan alle vereisten. In dit voorbeeld betekent dit dat we vanaf die datum tot en met 1 mei 2024 geen subsidieaanvragen meer in behandeling nemen.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

Dit betekent dat wij subsidie weigeren als je voor dezelfde activiteiten al subsidie krijgt van een ander Rijkscultuurfonds, of op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid (de zogeheten: ‘Basisinfrastructuur (BIS)-subsidie’) of de Erfgoedwet. Niet elke subsidie van een ander Rijkscultuurfonds (of het Ministerie van OCW) sluit per definitie subsidie van ons uit: dat gebeurt alleen als het gaat om ‘dezelfde activiteiten’. Als er redelijkerwijs een onderscheid is te maken tussen verschillende activiteiten binnen een project, dan kunnen wij wel subsidie toekennen. De kernvraag daarbij is, of er een onderscheid is tussen de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gebruikt. Zo kan een (groot) project worden beschouwd als verschillende activiteiten met elk een eigen karakter, waarbij de ene activiteit zich bijvoorbeeld richt op professionele podiumkunsten, en een andere op amateurtheater voor en door bewoners uit een bepaalde wijk. Bij twijfel moet je als aanvrager dan aantonen van welke situatie sprake is. Wij beoordelen vervolgens of je dat voldoende aannemelijk hebt gemaakt. De andere Rijkscultuurfondsen zijn op dit moment: het Fonds Podiumkunsten, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, het Mondriaanfonds, het Nederlands Filmfonds en het Nederlands Letterenfonds.

Artikel 1.9 Voorwaarden en beperkingen

Eerste tot en met vierde lid

Voor subsidie komen alleen projectkosten in aanmerking die relevant zijn in het licht van het doel van deze regeling. Daarbij horen alleen de investeringen die direct gericht zijn op de realisatie van het project, zoals de inzet van artistiek en organisatorisch personeel en de huur van repetitieruime of podiumvoorzieningen om de projectactiviteiten te realiseren. Lasten die op een of andere manier bij de normale exploitatiekosten horen, komen niet voor ondersteuning in aanmerking. Denk aan vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct zijn gericht op de realisatie van de activiteiten.

Wij beoordelen de aanvraag op basis van het totale plan en de totale begroting. We kijken dus niet alleen naar het gedeelte waaraan de subsidie wordt besteed. Bijvoorbeeld: als het totale project € 10.000 kost en de aanvrager € 5.000 subsidie aanvraagt om te besteden aan de uitvoering van workshops, dan beoordelen we niet alleen de workshops maar het totale projectplan en de totale begroting.

Vijfde tot en met zevende lid

Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project. Dat zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, zoals apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, videoprojectoren en naaimachines. Daarnaast onderscheiden we materiaalkosten, die mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor materialen die nodig zijn voor de eindproducten of daarin terug kunnen komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips, fotopapier en fournituren. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van de projectperiode. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Twijfel je waaronder iets valt? Neem dan contact met ons op.

Instellingen uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen tot 20% van de begroting aanvragen voor materiële investeringen, omdat het gezien de lokale infrastructuur en beschikbare middelen voor hen soms nodig is om meer te investeren om een project te kunnen starten.

De keuze voor een relatief hoog subsidiepercentage is ingegeven vanwege het feit dat er een kort tijdsbestek is tussen de openstelling van de regeling en de start van het Herdenkingsjaar. Daarmee is er relatief weinig tijd om aanvullende financiering te realiseren. We maken het aanvragers hiermee makkelijker om projecten te kunnen starten.

Voor de aanvragers in het Caribisch deel van het Koninkrijk; Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Eustatius, Sint Maarten en Saba is het vaak moeilijker om aanvullende financiering te krijgen. Daarom zullen aanvragen in alle categorieën 100% gedekt worden.

Aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen te maken krijgen met de kosten die aan het omwisselen van valuta zijn verbonden. Met deze bepaling kan die (eventuele) drempel voor het aanvragen van subsidie worden weggenomen. Daarvoor is gekozen om alle aanvragers zo gelijkwaardig mogelijk te bedienen. Meer informatie hierover vind je op onze website of door direct contact op te nemen met een adviseur van deze regeling.

Artikel 1.10 Verplichtingen

Eerste lid

Om de opbrengsten en effecten van de regeling in zicht te krijgen en breder te delen, kan het Fonds bijeenkomsten organiseren waar cultuurmakers hun kennis en ervaringen vanuit de projecten met elkaar en het Fonds delen. Ook wordt via online kanalen ruimte geboden voor het presenteren van verhalen en beeldmateriaal van projecten en cultuurmakers.

Tweede tot en met vijfde lid
Codes

Het Fonds hecht waarde aan een stevige (economische) positie van de cultuursector en een divers en inclusief speelveld. Daarom vragen wij aanvragers om de codes die gelden in deze sector toe te passen. Op onze website (www.cultuurparticipatie.nl/codes) lees je meer over de drie culturele codes.

De Fair Practice Code (FP).In het huidige cultuurbeleid zet de Minister van OCW in op versteviging van de economische positie van de cultuursector en van makers. De Fair Practice Code is een belangrijke waarborg dat de sector zijn medewerkers en ZZP’ers redelijk betaalt. Op de website www.fairpracticecode.nl lees je hier meer over.

De Code Diversiteit & Inclusie (D&I). Deze code biedt de culturele en creatieve sector handvatten om diversiteit en inclusie te bevorderen. Op www.codedi.nl lees je meer over deze gedragscode. Ook vind je daar inspiratiemateriaal: collega’s uit de sector leggen uit hoe zij de code inzetten om zelf te werken aan een organisatie waarin diversiteit en inclusie vanzelfsprekend zijn.

De Governance Code Cultuur (GC). Transparantie en goed bestuur staan centraal in deze code. Daarbij werken we gezamenlijk aan een integere culturele sector. Het toepassen van de principes uit deze gedragscode is een voorwaarde om subsidie van het Fonds te krijgen. Meer informatie over deze code lees je op www.cultuur-ondernemen.nl/governance.

Bovenstaande codes worden als volgt uitgewerkt:

FP

In het kader van fair practice zijn we benieuwd hoe aanvragers bijdragen aan een eerlijke keten en specifiek hoe ze eerlijke beloningen willen geven.

D&I

Motiveer als aanvrager vanuit je eigen project hoe je wilt en kunt bijdragen aan diversiteit en inclusie binnen het vakgebied, een eerlijke keten en goed bestuur van culturele organisaties. Diversiteit en inclusie kan in de context van de regeling betrekking hebben op de inhoud van het voorstel, het team, de betrokken makers, de partners en het publiek. Onder diversiteit kan culturele diversiteit worden verstaan, maar bijvoorbeeld ook regionale spreiding of het actief betrekken van mensen met verschillende opleidingsniveaus, leeftijden, of mensen met een beperking. Cruciaal is dat het bijdraagt aan een meerstemmige sector.

GC

In het kader van governance, ten slotte, is de borging van toezicht en de scheiding van belangen tussen toezichthouders (zoals bestuursleden en leden van de raad van toezicht) en uitvoerenden een belangrijk en verplicht principe. De uitwerking van dat principe kan grofweg op 2 manieren:

  • I. Enerzijds kan gekozen worden voor een raad van toezicht (ook wel: raad van commissarissen). Het bestuur heeft dan de dagelijkse leiding over het bedrijf, waarbij een aparte raad van toezicht houdt op dat bestuur.

  • II. Anderzijds kan worden gekozen voor een monistisch bestuursmodel. Een instelling heeft dan één bestuur waarin de directie en ook de toezichthouders zitten, waarbij statutair een duidelijk verschil is gemaakt tussen uitvoerende bestuurders en niet-uitvoerende bestuurders.

    Ongeacht de keuze voor optie 1 of 2, is het altijd van belang dat uit de statuten, of de inschrijving bij de kamer van koophandel, blijkt wie (afhankelijk van de keuze) de toezichthouders of de niet-uitvoerende bestuurders zijn. Zij kunnen namelijk geen betaalde werkzaamheden uitvoeren binnen het project.

Met vragen en voor overleg over het gebruik van de codes kun je altijd contact opnemen met een adviseur van het Fonds.

Paragraaf 2: De aanvraag

Artikel 2.1 Indieningstermijnen

De subsidieregeling staat open voor aanvragen vanaf maandag 16 januari 2023 om 13.00 uur en met woensdag 1 mei 2024 om 17.00 uur. Het gehanteerde tijdstip is de tijd zoals die geldt in het Europees deel van Nederland. Aanvragen die buiten de termijnen worden ingediend, nemen we niet in behandeling. Met deze uiterste indiendatum kunnen projecten nog starten op 1 juli 2024, het eind van het Herdenkingsjaar. Omdat de activiteiten door kunnen gaan tot 31 december 2024 kan een project dan een looptijd hebben van 6 maanden.

Artikel 2.2 Indieningsvereisten

Eerste en tweede lid

Voordat je een aanvraag kunt indienen, moet je een account hebben bij het Fonds. Zie onze website voor hoe je dat aanvraagt. Het duurt enkele dagen voordat wij een account kunnen afgeven. Een vaste termijn kunnen we hiervoor niet geven, maar houd in elk geval rekening met zeven werkdagen. Pas als je je account ontvangen hebt, kun je het digitale aanvraagformulier invullen en de bijlagen bij de aanvraag uploaden. Let op: vraag je account op tijd aan, zodat wij je aanvraag in behandeling kunnen nemen (en niet pas enkele dagen voor de deadline van de regeling).

Onvolledige aanvragen kunnen binnen een redelijke termijn worden aangevuld. Over het algemeen is dit een termijn van twee weken, tenzij de sluitingsdatum binnen die twee weken termijn aanvangt. De datum van aanvulling geldt dan als datum van indiening.

De subsidieaanvraag bestaat uit de volgende documenten:

Categorie 1: Cultuurmakers, zelfstandig professionals en organisaties

  • 1. Een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier;

  • 2. Een formulier dat het Fonds beschikbaar stelt met vragen ter vervanging van een projectplan;

  • 3. Een volledig ingevulde (model)begroting;

  • 4. Een (model)samenwerkingsovereenkomst ondertekend door de groep cultuurmakers.

Categorie 2: Zelfstandigen professionals en organisaties

  • 1. Een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier;

  • 2. Een projectplan van maximaal 5 pagina’s;

  • 3. Een volledig ingevulde (model)begroting.

Categorie 3: Organisaties

  • 1. Een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier;

  • 2. Een projectplan van maximaal 8 pagina’s;

  • 3. Een volledig ingevulde (model)begroting.

Projectplan:

Aanvragen moeten een projectplan bevatten om in aanmerking te komen voor deze subsidie, naast het aanvraagformulier. Het projectplan bevat een planning van de gehele looptijd van het project en een sluitende begroting.

Gebruik voor een categorie 1 het ‘formulier projectplan’ op de website van het Fonds ter vervanging van je eigen projectplan.

Inhoud, werkwijze en samenwerking
  • Beschrijf de inhoud, opzet en aanpak van het project en waarin dit nieuw, onderscheidend of ongebruikelijk is van andere projecten of activiteiten voor de gemeenschap.

  • Beschrijf waarom de realisatie van dit project van belang is voor de gemeenschap.

  • Beschrijf hoe het project aansluit bij het doel van de regeling.

  • Beschrijf de samenwerking en rol- en taakverdeling binnen de groep en geef aan hoe de verantwoordelijkheid voor het project wordt belegd.

Er zijn enkele voorwaarden verbonden aan het kunnen aanvragen als cultuurmaker. De aanvraag moet een effect hebben op meerdere deelnemers. Bijvoorbeeld: een cultuurmaker zal dan vanuit de gemeenschap verbonden moeten zijn aan minimaal drie andere cultuurmakers die allen een functie zullen hebben in het projectteam. In de aanvraag moet beschreven worden hoeveel, welke cultuurmakers en vanuit welke gemeenschap zij zullen deelnemen aan het project.

Vierde lid
Onderdeel b

In het geval van een aanvraag door een cultuurmaker is een samenwerkingsovereenkomst

ondertekend door de desbetreffende groep cultuurmakers verplicht onderdeel van de aanvraag.

In de samenwerkingsovereenkomst leggen partijen hun gezamenlijke voornemens vast, waaronder:

  • wat de titel van het project is;

  • wie de hoofdcontactpersoon voor het Fonds is;

  • de duur, de start en het einde van de overeenkomst;

  • het doel van de overeenkomst;

  • een beschrijving van de personen die betrokken zijn bij het project aan de hand van de naam, adresgegevens en woonplaats.

Aan de subsidieverlening zijn een aantal eisen gebonden. Het invullen van een samenwerkingsovereenkomst met daarin het vermelden van de persoonsgegevens is hierbij noodzakelijk. Het is alleen op deze wijze mogelijk om een verificatie te verbinden aan de informatie die de cultuurmaker, namens een groep cultuurmakers, aanlevert.

De overeenkomst is ondertekend door de betrokken cultuurmakers uit de groep.

Om eenduidigheid van de groep aan te tonen is de aanvrager verplicht om de modelsamenwerkingsovereenkomst van het Fonds te gebruiken (door die in te vullen). Dat model is terug te vinden op de website van het Fonds.

Artikel 2.3 Beoordelingscriteria

Aanvragen voor een subsidie worden beoordeeld aan de hand van de criteria die hieronder staan. De aanvrager vertelt in de aanvraag duidelijk hoe hij/zij aan die criteria gaat voldoen.

  • Inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van de regeling:

    Met dit criterium beoordeelt het Fonds of de inhoud en aanpak van het project bijdragen aan het doel van de regeling en wat de inhoudelijke of educatieve ambities en verwachtingen zijn. Daarnaast beoordeelt het Fonds in hoeverre de activiteiten bijdragen aan het bereiken van het verplichte effect of meerdere gekozen effecten. We toetsen daarbij ook of het plan realistisch is en of de ambities en verwachtingen van de aanvrager hiermee kunnen worden gerealiseerd. De activiteiten passen binnen de drie uitgangspunten van de regeling; vieren, herdenken en bewustwording.

    Bij dit criterium beoordeelt het Fonds ook of de inhoud en aanpak van het project bijdragen aan het doel van de regeling en wat de inhoudelijke of educatieve ambities en verwachtingen zijn. Daarnaast beoordeelt het Fonds in hoeverre de activiteiten bijdragen aan het bereiken van het verplichte effect of meerdere gekozen effecten. We toetsen daarbij ook of het plan realistisch is en of de ambities en verwachtingen van de aanvrager hiermee kunnen worden gerealiseerd. De activiteiten streven naar structurele impact op één van de drie doelen of blijvende verbindingen/netwerken leggen;

  • Organisatorische kwaliteit

    Binnen dit criterium wordt beoordeeld of er sprake is van een projectplan dat aansluit bij het doel en de activiteiten. We beoordelen hierbij onder meer de organisatie van het project en de wijze van samenwerken. Verder beoordelen we of het projectplan duidelijk, concreet en realistisch is, inclusief een haalbare planning en of de rol- en taakverdeling van iedereen die meewerkt aan het project helder beschreven is. We beoordelen daarnaast ook of de begroting inzichtelijk, redelijk en realistisch is.

    Tevens is onderdeel van het criterium organisatorische kwaliteit de toets van betrokkenheid van de gemeenschap als aanvrager of als betrokkene bij de organisatie en uitvoering van het project. Hierbij kijken we naar:

    • is de aanvrager een vertegenwoordiging van één of meerdere gemeenschappen;

    • zijn de activiteiten door of met vertegenwoordigers uit betrokken gemeenschappen tot stand worden gebracht;

    • is de zeggenschap van de gemeenschap in het project duidelijk en aantoonbaar?

Alleen de aanvragen die voldoen aan beide beoordelingscriteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2.4 Beoordelen aanvragen

Het Fonds voor Cultuurparticipatie streeft ernaar een representatieve beoordelingscommissie samen te stellen, die zoveel als mogelijk kennis heeft van het thema slavernijverleden en de betrokken gemeenschappen.

De mondelinge toelichting (eerste lid, onderdeel b) is bedoeld om de aanvrager de gelegenheid te bieden om de ingediende aanvraag mondeling toe te lichten in een gesprek met de adviescommissie. Dit zal plaatsvinden via een online verbinding. De aanvrager(s) presenteert zichzelf en het Fonds of de commissie stelt aanvullende vragen over de aanvraag. Ook kan uit het gesprek de meerwaarde blijken van de samenwerking tussen de beoogde begeleiders, partners en cultuurmakers.

Artikel 2.5 Beoordelingswijze

Aanvragen worden behandeld als ze op tijd en volledig zijn binnengekomen. Ze worden dus niet eerst met elkaar vergeleken voordat het Fonds tot een oordeel komt.

Artikel 2.6 Beslistermijn

Wat betreft de eerste twee categorieën hebben we een snellere beslistermijn dan de dertien weken (die doorgaans voor subsidieaanvragen staan). Dit doen wij om aanvrager in staat te stellen zo snel mogelijk te starten met het project.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 3.2 Algemeen subsidiereglement

Het Algemeen Subsidiereglement (ASR) bevat, onder meer, algemene bepalingen ten aanzien van het maken van bezwaar, de voorschotritmes en de algemene eisen ten aanzien van subsidieverlening en – vaststelling. Voor zover deze regeling daar niet in voorziet zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing. Dat reglement is te vinden op de website van het Fonds.

Artikel 3.3 Inwerkingtreding en vervaldatum

De inwerkingtreding van een regeling valt niet altijd samen met het moment waarop de aanvragen kunnen worden ingediend. In artikel 2.1 zijn de indieningstermijnen terug te vinden.

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, H.G.G.M. Verhoeven, directeur-bestuurder

Naar boven