Regeling van het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie tot wijziging van de Regeling Vernieuwen van cultuurmaken in verband met het actualiseren en herinrichten van de hoofdstukken

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht,

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 maart 2023;

besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Vernieuwen van cultuurmaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f komt te luiden:

f. Koninkrijk der Nederlanden:

Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland, inclusief de drie openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba

2. Onderdeel g komt te luiden:

g. Europees deel van Nederland:

Nederland, zonder het Caribisch deel van het Koninkrijk.

3. Onderdeel q komt te vervallen.

B

In artikel 1.2 wordt na ‘voor’ ingevoegd ‘de’.

C

In artikel 1.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt de punt aan het einde van de zin vervangen door een ‘;of’.

2. Na onderdeel f wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. de aanvrager een rechtspersoon is die niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de Governance Code Cultuur, zoals bedoeld in artikel 1.6, vijfde lid.

D

Artikel 1.5, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen de benodigde kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.

E

In artikel 1.6 komen, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het zevende lid en achtste lid, het derde tot en met zesde lid te luiden:

  • 3. Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan geldt de verplichting om de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vijfde en zesde lid.

  • 4. Als de aanvrager een natuurlijk persoon is, geldt de verplichting om de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het zesde lid.

  • 5. Voor de Governance Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier op grond van al onderstaande onderdelen a tot en met d, aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast;

    • b. hoe de bij de code behorende aanbevelingen worden opgevolgd;

    • c. dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:

      • als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht die bestaat uit ten minste drie leden;

      • als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;

    • d. dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting.

  • 6. Voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier toelicht hoe die codes worden toepast, waarbij de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gelden:

    • a. aangevraagd bedrag tot € 5.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet volledig lukt, als dat het geval is;

    • b. aangevraagd bedrag vanaf € 5.000 tot en met € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt en benoem hierbij ook de ambities;

    • c. aangevraagd bedrag meer dan € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt, benoem hierbij de ambities en reflecteer hierop achteraf in de verantwoording.

F

Aan de inleiding van hoofdstuk 2 wordt toegevoegd ‘Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.’

G

Artikel 2.1 komt te luiden:

Artikel 2.1 Doel

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat cultuurmakers zich kunnen ontwikkelen op het gebied van cultuurparticipatie.

H

In artikel 2.2, onderdeel a vervalt ‘, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden’.

I

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project waarin een groep van minimaal drie cultuurmakers een artistiek-inhoudelijke ontwikkelstap maakt per individu of als collectief.

2. In het tweede lid komt onderdeel b te vervallen, onder verlettering van onderdeel c en d tot b en c.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het Fonds kan in het subsidieverleningsbesluit beslissen om af te wijken van het tweede lid, onderdeel a.

J

In artikel 2.4, eerste lid, wordt ‘3.740.000’ vervangen door ‘4.296.000.

K

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ’10.000’ vervangen door ’25.000’.

2. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een natuurlijk persoon, zoals bedoeld in artikel 2.2, kan maximaal € 10.000 subsidie aanvragen per project.

L

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. voor aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland komt maximaal 90% van de totale projectkosten voor subsidie in aanmerking; voor aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk is dat 100%;

2. In onderdeel b wordt ‘uit’ vervangen door ‘gevestigd in het’.

3. In onderdeel c wordt ‘uit’ vervangen door ‘gevestigd in’.

M

In artikel 2.9 wordt de na ’17.00 uur’ een punt geplaatst, ’28 augustus’ vervangen door ’27 maart’, en vervalt ‘CET’. Aan het artikel wordt toegevoegd ‘De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland’.

N

Artikel 2.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na ‘plan’ ingevoegd ‘en de positie van de cultuurmakers’.

2. In onderdeel b wordt na ‘project’ ingevoegd ‘,de eventuele werving van cultuurmakers’.

O

In artikel 2.13 wordt ‘acht’ vervangen door ‘dertien’.

P

De inhoud van hoofdstuk 3 komt te vervallen.

Q

Aan de inleiding van hoofdstuk 4 wordt toegevoegd ‘Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.’

R

Artikel 4.4, vierde lid, komt te luiden:

4. Het Fonds kan in het subsidieverleningsbesluit beslissen om af te wijken van het derde lid, onderdeel a.

S

In artikel 4.5, eerste lid, wordt ‘5.000.000’ vervangen door ‘4.000.000’.

T

Artikel 4.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘uit’ vervangen door ‘gevestigd in’, en ‘50%’ vervangen door ‘60%’.

2. In onderdeel b wordt ‘uit’ vervangen door ‘gevestigd in’.

3. In onderdeel c wordt ‘uit’ vervangen door ‘gevestigd in’.

4. In onderdeel d wordt ‘uit’ vervangen door ‘gevestigd in’, en ‘gedaan’ vervangend door ‘gehonoreerd’.

U

In artikel 4.10 wordt de na ’17.00 uur’ een punt geplaatst, en vervalt ‘CET’. Aan artikel 4.10 wordt toegevoegd ‘De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland’.

V

In artikel 4.12, vierde lid, onderdeel c, wordt na de puntkomma ‘en’ geplaatst, en wordt een d geplaatst voor de tekst:

‘wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre de inhoud van het meemaakproject in samenspraak met de community tot stand is gekomen.’

W

In de titel van het artikel genaamd ‘Artikel 4.1 Beoordelingswijze’ wordt de ‘4.1’ vervangen door ‘4.13’.

X

Na artikel 4.14 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A: PARTICIPATIEVE KUNST EN CULTUUR

Dit hoofdstuk gaat over vernieuwing van cultuurmaken middels professionele projecten. Het Fonds streeft naar een aansprekend cultuuraanbod, en daartoe ligt in dit hoofdstuk de focus op professionals en instellingen die projecten met cultuurmakers opzetten en uitvoeren.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.

Paragraaf 1. Doel en doelgroep

Artikel 4.15a Doel

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van projecten door professionele kunstenaars en instellingen die zorgen voor vernieuwing van cultuurmaken. Die projecten worden uitgevoerd met betrokken cultuurmakers, waarbij zij een bepalende invloed hebben op proces en eindproduct.

Artikel 4.15b Wie kan aanvragen

Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie; of

  • b. cultureel professional met aantoonbaar minstens drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie.

Artikel 4.15c Waarvoor kan worden aangevraagd
  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd voor projecten die bijdragen aan een of meerdere van de effecten:

    • a. het actief participeren van minder voordehand liggende groepen cultuurmaker;

    • b. het project draagt bij aan blijvende sociale cohesie en verbindingen tussen verschillende groepen cultuurmakers;

    • c. de artistieke producten, ontwikkeld met cultuurmakers, worden als artistiek hoogstaand gewaardeerd;

    • d. de uitkomsten van artistieke processen waarop cultuurmakers invloed hebben, dragen bij aan grote maatschappelijke vraagstukken.

  • 2. Het project:

    • a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • c. heeft een looptijd van maximaal twee jaar.

    • d. start binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag.

  • 3. Het Fonds kan in het subsidieverleningsbesluit beslissen om af te wijken van het tweede lid, onderdeel a.

Artikel 4.15d Subsidieplafond
  • 1. Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 2.500.000.

  • 2. Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Artikel 4.15e Hoogte van de subsidie

De subsidie is minimaal € 25.000 en maximaal € 125.000 per project.

Artikel 4.15f Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ook afgewezen als het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.

Artikel 4.15g Voorwaarden en beperkingen

Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:

  • a. aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 80% van de totale projectkosten als subsidie aanvragen;

  • b. aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 90% van de totale projectkosten als subsidie aanvragen;

  • b. aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • c. aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en

  • d. de post Onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.

Artikel 4.15h Bijzondere verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. deel te nemen aan een monitoring- en evaluatietraject;

  • b. kennis te delen wanneer daar door het Fonds om gevraagd wordt; en

  • c. direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 4.15i Indieningstermijnen

Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf de dag van inwerkingtreding van deze regeling om 09.00 uur tot en met 27 maart 2024, uiterlijk 17:00 uur. De tijdsaanduiding is de tijd zoals die geldt in het Europees deel van Nederland.

Artikel 4.15j Indieningsvereisten
  • 1. Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds. Deze is bereikbaar via de website van het Fonds.

  • 2. Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3. Bij een aanvraag wordt minstens een projectplan en een sluitende begroting met alle bedragen inclusief btw ingediend.

  • 4. Als een aanvraag wordt ingediend door een cultureel professional, dan voegt deze het eigen curriculum vitae aan de aanvraag toe.

  • 5. Het projectplan omvat maximaal 5.000 woorden.

Artikel 4.15k Beoordelingscriteria
  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de criteria:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van dit hoofdstuk; en

    • b. de organisatorische kwaliteit.

  • 2. De inhoudelijke kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:

    • a. de visie van de aanvrager op cultuurparticipatie en participatieve kunst;

    • b. de mate waarin en wijze waarop cultuurmakers in het project gelijkwaardig betrokken worden;

    • c. de mate waarin de beoogde effecten worden geïnterpreteerd en omschreven; en

    • d. de wijze van co-creëren waarop aan het behalen van de beoogde effecten wordt gewerkt;

  • 3. De organisatorische kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:

    • a. de helderheid en haalbaarheid van het projectplan en de doelstellingen;

    • b. de mate waarin de begroting inclusief het dekkingsplan, inzichtelijk, redelijk en realistisch is én waarin de vergoeding voor de cultuurmakers is opgenomen;

    • c. de haalbaarheid van de planning, en de aandacht voor monitoring en evaluatie; en

    • d. de beschrijving van de benodigde kennis en kunde om het plan te realiseren en de wijze waarop daarvoor wordt gezorgd.

  • 4. Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.15l Beoordelingswijze

Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.

Artikel 4.15m Beslistermijn

Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.

Artikel 4.15n Voorschotten
  • 1. Als een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is gehonoreerd, ontvangt de aanvrager 90% van het verleende bedrag als voorschot.

  • 2. Aanvragers leggen na afloop van het project financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het Fonds. Na de goedkeuring daarvan wordt de resterende 10% van de subsidie verstrekt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, H.G.G.M. Verhoeven directeur-bestuurder

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling is gewijzigd zodat de bepalingen ervan goed blijven aansluiten bij nieuwe inzichten van het Fonds. Bovendien zorgt de actualiseringsslag ervoor dat enkele onvolkomenheden uit de vorige versie zijn verbeterd.

Enkele andere wijzigingen zijn doorgevoerd om dit reglement meer in lijn te brengen met de ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’ (Avr). Waar dat het geval is, zal de inhoudelijke betekenis van het artikel (in beginsel) niet worden gewijzigd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De tijdsaanduiding in onderdeel q (CET) bleek in de praktijk tot wat verwarring te leiden. Nu is in de betreffende waarin een tijdsaanduiding voorkomt, aangegeven dat het de tijd betreft die geldt in het Europees deel van Nederland.

Onderdeel C

Zoals verder terug te vinden in de toelichting bij artikel 1.6 hecht het Fonds veel waarde aan de culturele codes. Ten aanzien van de Governance Code Cultuur is het opvolgen van de voorschriften benadrukt door het ook een onderdeel te maken van de weigeringsgronden.

Onderdeel E

Codes

Het Fonds hecht waarde aan een stevige (economische) positie van de cultuursector en een divers en inclusief speelveld. Daarom vragen wij aanvragers om de codes die gelden in deze sector toe te passen. Op onze website (www.cultuurparticipatie.nl/codes) lees je meer over de drie culturele codes.

De Fair Practice Code (FP). In het huidige cultuurbeleid zet de Minister van OCW in op versteviging van de economische positie van de cultuursector en van makers. De Fair Practice Code is een belangrijke waarborg dat de sector zijn medewerkers en ZZP’ers redelijk betaalt. Op de website www.fairpracticecode.nl lees je hier meer over.

De Code Diversiteit & Inclusie (D&I). Deze code biedt de culturele en creatieve sector handvatten om diversiteit en inclusie te bevorderen. Op www.codedi.nl lees je meer over deze gedragscode. Ook vind je daar inspiratiemateriaal: collega’s uit de sector leggen uit hoe zij de code inzetten om zelf te werken aan een organisatie waarin diversiteit en inclusie vanzelfsprekend zijn.

De Governance Code Cultuur (GC). Transparantie en goed bestuur staan centraal in deze code. Daarbij werken we gezamenlijk aan een integere culturele sector. Het toepassen van de principes uit deze gedragscode is een voorwaarde om subsidie van het Fonds te krijgen. Daarom is ervoor gekozen om deze code ook expliciet bij de weigeringsgronden te plaatsen (artikel 1.4).

Meer informatie over deze code lees je op www.cultuur-ondernemen.nl/governance.

Bovenstaande codes worden als volgt uitgewerkt:

FP

In het kader van fair practice zijn we benieuwd hoe aanvragers bijdragen aan een eerlijke keten en specifiek hoe ze eerlijke beloningen willen geven.

D&I

Motiveer als aanvrager vanuit je eigen project hoe je wilt en kunt bijdragen aan diversiteit en inclusie binnen het vakgebied, een eerlijke keten en goed bestuur van culturele organisaties.Diversiteit en inclusie kan in de context van de regeling betrekking hebben op de inhoud van het voorstel, het team, de betrokken makers, de partners en het publiek. Onder diversiteit kan culturele diversiteit worden verstaan, maar bijvoorbeeld ook regionale spreiding of het actief betrekken van mensen met verschillende opleidingsniveaus, leeftijden, of mensen met een beperking. Cruciaal is dat het bijdraagt aan een meerstemmige sector.

GC

In het kader van governance, ten slotte, is de borging van toezicht en de scheiding van belangen tussen toezichthouders (zoals bestuursleden en leden van de raad van toezicht) en uitvoerenden een belangrijk en verplicht principe. De uitwerking van dat principe kan grofweg op 2 manieren:

  • 1. Enerzijds kan gekozen worden voor een raad van toezicht (ook wel: raad van commissarissen). Het bestuur heeft dan de dagelijkse leiding over het bedrijf, waarbij een aparte raad van toezicht het toezicht houdt op dat bestuur.

  • 2. Anderzijds kan worden gekozen voor een monistisch bestuursmodel. Een instelling heeft dan één bestuur waarin de directie en ook de toezichthouders zitten, waarbij statutair een duidelijk verschil is gemaakt tussen uitvoerende bestuurders en niet-uitvoerende bestuurders.

    Ongeacht de keuze voor optie 1 of 2, is het altijd van belang dat uit de statuten, of de inschrijving bij de kamer van koophandel, blijkt wie (afhankelijk van de keuze) de toezichthouders of de (toezichthoudende) niet-uitvoerende bestuurders zijn. Zij kunnen namelijk geen betaalde werkzaamheden uitvoeren binnen het project.

Met vragen / voor overleg over het gebruik van de codes kun je altijd contact opnemen met een adviseur van het Fonds

Onderdeel F

De praktijk wijst uit dat nog niet iedereen de weg naar de toelichting weet te vinden. Met deze attendering is beoogd dat te veranderen.

Onderdeel G

Op basis van de evaluatie van de Regeling Cultuurmakers van nu en Maakruimte voor cultuur heeft het Fonds besloten om de criteria voor doelgroepen die kunnen aanvragen te verruimen. Het is weer mogelijk voor cultuurmakers om aan te vragen. Nieuw is dat nu ook cultureel professionals kunnen aanvragen.

Met ‘cultuurmakers’ bedoelen we mensen die in hun vrije tijd creatieve processen vormgeven vanuit een drang en behoefte om artistieke producten te scheppen of erfgoed levend te houden door het door te geven en opnieuw tot leven te laten komen door het als maker of verteller te beoefenen. We maken het mogelijk dat personen die als (semi-)professional actief zijn op het gebied van kunst, e-cultuur, erfgoed of media toegang krijgen tot onze regelingen.

Met deze verruiming willen wij het veld van de cultuurparticipatie, in alle diversiteit, nog meer mogelijkheden bieden om nieuwe terreinen te exploreren, het experiment op te zoeken en van onderop vernieuwing te brengen. Daarom stimuleren wij groepen cultuurmakers, van koorleden tot beatproducers en van houtsnijders tot VR-makers, om vanuit eigen ideeën en behoeften projecten te ontwikkelen, gericht op de ontwikkeling van cultuur maken en cultuurmakers.

Met dit hoofdstuk Ontwikkeling stimuleert het Fonds dat cultuurmakers zich kunnen ontwikkelen op het gebied van actieve cultuurparticipatie.

Activiteiten kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op het gezamenlijk experimenteren met een ongebruikelijke aanpak of het aangaan van een samenwerking in een bijzonder cross-over project. In de uitvoering van het project kan de expertise en begeleiding van professionals worden ingeroepen, waarbij de regie vanuit en het ontwikkelproces van de betrokken cultuurmakers voorop blijven staan. Maak in de aanvraag duidelijk wat de beoogde creatieve en/of culturele ontwikkeling is en wat die betekent voor de deelnemende cultuurmakers.

Met cultuurparticipatie bedoelen wij de omschrijving in artikel 1.1, onderdeel i. Het gaat dus om actief cultuur beoefenen, en niet om bijvoorbeeld het bijwonen van voorstellingen of activiteiten.

Onderdeel I

Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project waarin een groep van minimaal drie cultuurmakers een artistiek-inhoudelijke ontwikkelstap maken per individu of als collectief.

Het gaat in dit hoofdstuk om een project dat voor creatieve of culturele ontwikkeling zorgt voor een groep van minimaal drie cultuurmakers. Dat kan zijn het aangaan van een verrassende samenwerking, het uitproberen van nieuwe vormen van cultuurmaken en van cultuurparticipatie, en bijvoorbeeld het actief zoeken naar nieuwe deelnemers (publiek, participanten) door concrete activiteiten.

Het gaat hierbij altijd om activiteiten met een artistiek-inhoudelijk doel. Dit kunnen bijvoorbeeld projecten zijn waarin generaties samenwerken of van elkaar leren, waarin disciplines elkaar opzoeken om samen een project uit te voeren, of waarin vrijetijdsbeoefenaars en professionals samen optrekken, waarbij het gaat om passie overdragen en kennisdelen. Dit is een beperkte opsomming; de regeling geeft veel ruimte voor vernieuwende projecten.

Je kunt na afloop besluiten op de ingeslagen weg verder te gaan, maar het is ook mogelijk dat het project je doet inzien dat een andere richting de voorkeur heeft. De uitkomst kan dus afwijken van het doel dat je vooraf voor ogen had. Omdat we bij het toekennen van subsidiegelden prestatieafspraken met elkaar maken, ben je verplicht om het Fonds er tijdig van op de hoogte te stellen als je plan afwijkt van de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Wij zien in dit hoofdstuk projecten die niet helemaal lukken niet als een mislukking, maar als een ervaring.

Ook voor projecten met een bovenregionaal belang is aanvragen mogelijk. Maar projecten die alleen maar gericht zijn op kennisdeling van werkwijzen en methodieken passen niet bij de regeling. Dit kan wel een onderdeel van een project zijn.

Onder startdatum verstaan wij het moment dat de actieve cultuurparticipatie start. Dus als cultuurmakers in hun vrije tijd aan de slag gaan om cultuur te maken. Daaronder vallen ook repetities.

Om de tijd niet onnodig onbenut te laten verstrijken, is met het derde lid enige ruimte geboden om een uitzondering te maken op de plicht om minstens 13 weken (derde lid, onderdeel a) te wachten totdat de aanvrager met het project kan starten. Als het Fonds minder dan 13 weken nodig heeft om tot een besluit (honorering) te komen, kan het gunstig voor de aanvrager zijn om dan niet alsnog te hoeven wachten tot die 13 weken zijn verstreken. Het is echter niet de bedoeling dat de aanvrager daar al op voorhand vanuit gaat. De aanvrager houdt zich aan de dertien weken termijn in de aanvraag. Of er ruimte is om daarvan af te wijken, kan alleen worden bepaald door het Fonds.

Onderdeel L

Wij financieren voor aanvragen in het kader van dit hoofdstuk maximaal 100% van de begroting. Dit doen wij om zo laagdrempelig mogelijk partijen in staat te stellen een project te financieren. Het is toegestaan om gekapitaliseerde uren op te nemen in het dekkingsplan. Maar dit mag niet voor de volledige dekking. Wij zoeken wel bij voorkeur projecten waarbij het financiële draagvlak groter is dan alleen onze bijdrage. Aanvullende financiering mag komen uit bijvoorbeeld kaartverkoop, giften en gemeentelijke ondersteuning. Het Fonds kijkt hierbij naar de redelijkheid van de financieringsmix. Zorg dus voor een duidelijke toelichting bij de begroting.

Maximaal 10% respectievelijk 20% van de totale projectkosten kan worden besteed aan materiële investeringen. Dat zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, bijvoorbeeld apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, videoprojectoren, en naaimachines.

Daarnaast onderscheiden we materiaalkosten, die mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor materialen die nodig zijn voor de eindproducten of daarin terug kunnen komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips, fotopapier en fournituren. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van de projectperiode. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Neem bij twijfel contact op met het Fonds. Instellingen gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen tot 20% van de begroting aanvragen voor materiële investeringen, omdat het voor hen soms nodig is om meer te investeren om een project te kunnen starten.

Onderdeel M

De tijdsaanduiding (CET) bleek in de praktijk tot wat verwarring te leiden. Nu is in de betreffende artikelen aangegeven, dat het de tijd betreft die geldt in het Europees deel van Nederland.

Onderdeel N

De wijze waarop aan deze criteria wordt getoetst, is hieronder weergegeven.

Inhoudelijke kwaliteit

Bij dit criterium staat de creatieve en culturele ontwikkeling van de cultuurmakers centraal. Hierbij toetsen wij of het project voldoende is gericht op het maken van een ontwikkelstap of ontwikkeling waarbij de betrokken cultuurmakers nieuwe kennis, ervaring, netwerk en/of expertise opdoen of die verbreden. Waarbij er sprake is van co-creatie, samenwerking, uitwisseling of kennisoverdracht.

Deze toets loopt aan de hand van de volgende deelcriteria, die in onderlinge samenhang worden bekeken:

  • de beschrijving van de activiteiten, waarbij sprake is van een creatieve of culturele ontwikkeling bij cultuurmakers;

  • de beschrijving van de kennis, expertise en ervaring die deelnemers met dit project toevoegen aan hun cultuurmaken of werkwijze; en

  • de beschrijving van de stappen die de cultuurmakers met het project maken, met uitleg over wat deze voor hen betekenen.

Het gaat hier uitdrukkelijk om groepen cultuurmakers. Minimaal drie cultuurmakers beschouwen we daarbij als groep.

Organisatorische kwaliteit

Bij dit criterium toetsen wij of het projectplan duidelijk, concreet en realistisch is, inclusief concrete doelstelling met activiteiten die gericht zijn op het bereiken van het doel met daarbij een heldere en haalbare planning.

We beoordelen of de begroting realistisch en redelijk is en aansluit bij de activiteiten.

Daarnaast beoordelen wij ook hoe de cultuurmakers worden betrokken en welke invloed ze hebben op het proces en het resultaat. Hierbij letten wij op de vraag of en hoe de cultuurmakers voorop worden gezet en of de behoeftes van deze groep leidend zijn in het project. En of dit voldoende uitgewerkt en zichtbaar in het plan is.

Ten slotte beoordelen we ook hoe de eventuele werving van de cultuurmakers wordt aangepakt. We letten daarbij op welke acties er worden gedaan, op welke manier en wie wat doet.

Onderdeel O

Met een snellere doorlooptijd word het voor de aanvrager makkelijker om rekening te houden met het besluit van het Fonds.

Onderdeel P

Hoofdstuk 3 is komen te vervallen, omdat het met de voorliggende wijziging grotendeels is opgenomen in het tweede hoofdstuk. Dit maakt de regeling korter en beter leesbaar voor de aanvrager.

Onderdeel Q

De praktijk wijst uit dat nog niet iedereen de weg naar de toelichting weet te vinden. Met deze attendering is beoogd dat te veranderen.

Onderdeel R

Om de tijd niet onnodig onbenut te laten verstrijken, is met het vierde lid enige ruimte geboden om een uitzondering te maken op de plicht om minstens 13 weken (derde lid, onderdeel a) te wachten totdat de aanvrager met het project kan starten. Als het Fonds minder dan 13 weken nodig heeft om tot een besluit (honorering) te komen, kan het gunstig voor de aanvrager zijn om dan niet alsnog te hoeven wachten tot die 13 weken zijn verstreken. Het is echter niet de bedoeling dat de aanvrager daar al op voorhand vanuit gaat. De aanvrager houdt zich aan de dertien weken termijn in de aanvraag. Of er ruimte is om daarvan af te wijken, kan alleen worden bepaald door het Fonds.

Onderdeel T

Om verwarring te voorkomen, is met deze aanpassing verduidelijkt dat het gaat om de vestigingsplaats van de aanvrager. Het gaat niet om de locatie waar het project wordt uitgevoerd.

Onderdeel U

De tijdsaanduiding (CET) bleek in de praktijk tot wat verwarring te leiden. Nu is in de betreffende artikelen aangegeven, dat het de tijd betreft die geldt in het Europees deel van Nederland.

Onderdeel W

Dit betreft slechts het herstel van een verkeerd geplaatst stuk tekst.

Onderdeel X

Op basis van de voortgang van de regeling Vernieuwen van Cultuurmaken heeft het Fonds besloten om een extra hoofdstuk aan de regeling toe te voegen om aan de vraag in het veld tegemoet te komen. Nieuw is dat nu ook voor grotere projecten aangevraagd kan worden. Wij zien namelijk dat ook professionele kunstenaars en instellingen projecten willen ontwikkelen op het gebied van cultuurparticipatie. Met dit hoofdstuk wordt er op die behoefte ingespeeld. In het onderstaande wordt per artikel nog een aanvullende toelichting gegeven

Artikel 4.15a Doel

Met dit hoofdstuk Cultuurparticipatie stimuleert het Fonds grote projecten die door professionele kunstenaars of instellingen, en voor cultuurmakers, worden geïnitieerd waardoor zij een bijdrage leveren aan de vernieuwing van cultuurparticipatie.

Artikel 4.15b wie kan aanvragen

Onder b

Bij eenmanszaken doen wij een toetsing op werken voor de sector. Dat moeten wij terugzien op het ingediende CV. Hierbij gaat het om een significant deel (meer dan 50%) van de werkzaamheden. Het Fonds baseert zich daarvoor op het CV en een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 4.15c Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste lid

Toelichting effecten

Onder a.

Het actief participeren van minder voordehand liggende groepen cultuurmakers.

De gemeenschap van een professionele kunstenaar of instelling bestaat voor hen bekende personen of doelgroep. Bij dit effect wordt actief gewerkt aan het betrekken en participeren van nieuwe (groepen) cultuurmakers, eventueel in combinatie met niet-menselijke actoren, buiten de bekende doelgroep of kring van bekenden. Geef in de aanvraag aan hoe dat gaat gebeuren, wie actief deelneemt aan het project en wat het betrekken van deze groepen cultuurmakers op de lange termijn bijdraagt aan de doelstelling van de aanvrager.

Onder b.

Het project draagt bij aan blijvende sociale cohesie en verbindingen tussen verschillende groepen cultuurmakers.

Gemeenschappen zijn er in allerlei vormen en maten. Interactie tussen gemeenschappen en het belang hiervan rondom cultuurparticipatie staan in dit effect centraal. Verhalen en kennis uit bijvoorbeeld een andere gemeenschap of generatie kunnen verrijkend zijn voor een desbetreffende gemeenschap. Vertel ons hoe je een blijvende verbinding of een netwerk van verschillende gemeenschappen wilt gaat creëren, stimuleren en verbinden. Dit kan samenhangen met effect a als je nieuwe doelgroepen binnen je gemeenschap wilt bereiken.

Onder c.

De artistieke producten, ontwikkeld met cultuurmakers, worden als artistiek hoogstaand gewaardeerd.

De samenwerking tussen de professional en de cultuurmaker moet leiden tot een proces of product dat leidt tot erkenning en waardering. Dit kan een waardering bij verschillende groepen zijn. Geef in het projectplan aan hoe het beoogde effect na afloop meetbaar is, hoe je het gaat meten en bij wie de beoogde waardering merkbaar moet zijn.

Onder d.

De uitkomsten van artistieke processen waarop cultuurmakers invloed hebben, dragen bij aan grote maatschappelijke vraagstukken.

De kracht van kunst en cultuur wordt onder andere zichtbaar in artistieke processen die gaan over grote maatschappelijke vraagstukken. Het is mogelijk om aan te vragen voor een project dat zich op een creatieve manier richt op deze vraagstukken. Het gaat hierbij om projecten waar de cultuurmaker(s) op het proces en dus ook op het eindresultaat invloed hebben. De ontwikkeling van de cultuurmaker moet leidend zijn in het project. Het is niet de bedoeling om de cultuurmaker alleen maar te consulteren waarna de professional een eindproduct maakt.

Derde lid

Om de tijd niet onnodig onbenut te laten verstrijken, is met het derde lid enige ruimte geboden om een uitzondering te maken op de plicht om minstens 13 weken (derde lid, onderdeel a) te wachten totdat de aanvrager met het project kan starten. Als het Fonds minder dan 13 weken nodig heeft om tot een besluit (honorering) te komen, kan het gunstig voor de aanvrager zijn om dan niet alsnog te hoeven wachten tot die 13 weken zijn verstreken. Het is echter niet de bedoeling dat de aanvrager daar al op voorhand vanuit gaat. De aanvrager houdt zich aan de dertien weken termijn in de aanvraag. Of er ruimte is om daarvan af te wijken, kan alleen worden bepaald door het Fonds.

Artikel 4.15d Subsidieplafond

Als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare budget eerder op zijn dan 27 maart 2024. Het subsidieplafond wordt dan overschreden. Wij moeten dan aanvragen weigeren, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 4.15g Voorwaarden en beperkingen

Onder a

Wij financieren voor aanvragen in het kader van dit hoofdstuk respectievelijk 80% en 90% van de begroting. Dit doen wij om zo laagdrempelig mogelijk partijen in staat te stellen een project te financieren. Het is toegestaan om gekapitaliseerde uren op te nemen in het dekkingsplan. Maar dit mag niet voor de volledige dekking. Wij zoeken projecten waarbij het financiële draagvlak groter is dan alleen onze bijdrage. Aanvullende financiering mag komen uit bijvoorbeeld kaartverkoop, giften en gemeentelijke ondersteuning. Het Fonds kijkt hierbij naar de redelijkheid van de financieringsmix. Zorg dus voor een duidelijke toelichting bij de begroting.

Onder b en c

Maximaal 10% respectievelijk 20% van de totale projectkosten kan worden besteed aan materiële investeringen. Dat zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, bijvoorbeeld apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, videoprojectoren, en naaimachines.

Daarnaast onderscheiden we materiaalkosten, die mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor materialen die nodig zijn voor de eindproducten of daarin terug kunnen komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips, fotopapier en fournituren. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van de projectperiode. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Neem bij twijfel contact op met het Fonds. Instellingen uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen tot 20% van de begroting aanvragen voor materiële investeringen, omdat het voor hen soms nodig is om meer te investeren om een project te kunnen starten.

Onder d

Maximaal mag 7% aan onvoorziene kosten in de begroting worden opgenomen om onverwachte kosten op te vangen. Het Fonds kan vragen om een nadere specificatie van deze kosten.

Artikel 4.15i Indieningstermijnen

De deadlines geven geen ruimte om voor en na de genoemde data en tijden aanvragen in behandeling te nemen. Ook niet als er bijvoorbeeld technische problemen optreden met indienen.

Artikel 4.15j Indieningsvereisten

Tweede lid

Voordat een aanvraag kan worden ingediend, heb je een account bij het Fonds nodig. Het aanvragen daarvan duurt enkele dagen. Een vaste termijn kunnen we hiervoor niet geven, maar houd in ieder geval rekening met maximaal een week (vijf werkdagen). Pas als je account is geactiveerd, kun je het digitale aanvraagformulier invullen en de bijlagen bij de aanvraag uploaden. Let op: vraag niet pas enkele dagen voor de deadline van de regeling je account aan. Dan zorg je dat je nog op tijd bent voor de deadline en dat je aanvraag in behandeling kan worden genomen.

Vijfde lid

Projectplannen mogen niet langer zijn dan 5.000 woorden. Deze beperking hebben wij opgenomen omdat we bij voorkeur compacte plannen ontvangen. Bovendien zorgt deze uniformiteit ervoor dat aanvragen meer gelijke kansen hebben.

Artikel 4.15k Beoordelingscriteria

Tweede lid

Met dit criterium beoordeelt het Fonds of de inhoud en aanpak van het project bijdragen aan het doel van de regeling en wat de inhoudelijke ambities en verwachtingen zijn. Daarnaast beoordeelt het Fonds in hoeverre de activiteiten bijdragen aan het bereiken van het verplichte effect of meerdere gekozen effecten. De visie van de aanvrager is belangrijk om te kunnen toetsen of de visie aansluit bij het doel van de regeling.

Tenslotte toetsen we ook of het plan inhoudelijk realistisch is.

Derde lid

Binnen dit criterium wordt beoordeeld of er sprake is van een projectplan dat aansluit bij het doel en de activiteiten. We beoordelen hierbij onder meer de organisatie van het project en de wijze van samenwerken. Verder beoordelen we of het projectplan duidelijk, concreet en organisatorisch realistisch is, inclusief een haalbare planning en of de rol- en taakverdeling van iedereen die meewerkt aan het project helder beschreven is. We beoordelen daarnaast ook of de begroting inzichtelijk, redelijk en realistisch is én de cultuurmakers hierin zijn opgenomen.

Artikel 4.15l Beoordelingswijze

De aanvragen beoordelen wij op volgorde van ontvangst. De ontvangstdatum is het moment dat wij een complete aanvraag hebben ontvangen, zoals ook omschreven in artikel 1.7.

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, H.G.G.M. Verhoeven directeur-bestuurder

Naar boven