Regeling van het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie tot wijziging van de Regeling Talentontwikkeling in verband met het actualiseren van enkele bepalingen.

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht,

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 maart 2023;

besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Talentontwikkeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, vervalt onderdeel q.

B

Artikel 1.5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eind van onderdeel d vervalt ‘of’.

2. Aan het eind van onderdeel e wordt de punt vervangen door ‘; of’.

3. Na onderdeel e wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de aanvrager een rechtspersoon is die niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de Governance Code Cultuur, zoals bedoeld in artikel 1.7, vijfde lid.

C

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Wat betreft de materiele investeringen geldt:

    • a. waar het aanvragers betreft zoals bedoeld in hoofdstuk 2:

      • aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project;

      • aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project.

    • b. waar het aanvragers betreft zoals bedoeld in de hoofdstukken 3 en 4:

      • als het project wordt uitgevoerd in het Europees deel van Nederland kan maximaal 10% van de totale projectkosten worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project;

      • als het project wordt uitgevoerd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kan maximaal 20% van de totale projectkosten worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project.

2. In het vijfde lid wordt ‘uit’ vervangen door ‘gevestigd in’, wordt de komma achter ‘subsidieaanvraag’ vervangen door een punt, en vervalt ‘dit in afwijking van artikel 4, negende lid, van het Algemeen subsidiereglement.’

D

Artikel 1.7 komt als volgt te luiden:

Artikel 1.7 Bijzondere verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling met het Fonds over de projecten, waarvoor subsidie is ontvangen.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie omtrent de regeling.

  • 3. Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan geldt de verplichting om de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vijfde en zesde lid.

  • 4. Als de aanvrager een natuurlijk persoon is geldt de verplichting om de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het zesde lid.

  • 5. Voor de Governance Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier, op grond van al de onderdelen a tot en met d, aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast;

    • b. hoe de bij de code behorende aanbevelingen worden opgevolgd;

    • c. dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:

      • als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht die bestaat uit ten minste drie leden;

      • als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;

    • d. dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting.

  • 6. Voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier toelicht hoe die codes worden toepast, waarbij de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gelden:

    • a. aangevraagd bedrag tot € 5.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet volledig lukt, als dat het geval is;

    • b. aangevraagd bedrag vanaf € 5.000 tot en met € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt en benoem hierbij ook de ambities;

    • c. aangevraagd bedrag meer dan € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt, benoem hierbij de ambities en reflecteer hierop achteraf in de verantwoording.

E

In artikel 1.9 wordt ‘bestuur’ vervangen door ‘Fonds’.

F

Aan de inleiding van hoofdstuk 2 wordt toegevoegd ‘Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.’

G

Artikel 2.1, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. Urban arts-coach: persoon die zich op eigen kracht via informele routes heeft ontwikkeld als coach voor talenten, en inmiddels 5 tot 10 jaar actief urban arts- talenten begeleidt.

H

In artikel 2.4, derde lid, onderdeel c, wordt na ‘heeft een’ ingevoegd ‘minimale looptijd van een jaar en’.

I

In artikel 2.8, aanhef, wordt de puntkomma vervangen door een komma, en na de komma (nieuw) wordt ingevoegd ‘waarvan’.

J

Artikel 2.14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘50%’ vervangen door ‘80%’.

2. In onderdeel b wordt ‘80%’ vervangen door ‘100%’.

K

Artikel 2.16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt de puntkomma vervangen door een komma, en na de komma (nieuw) wordt ingevoegd ‘waarvan’.

2. In onderdeel a wordt voor ‘kwaliteit’ ingevoegd ‘de’.

L

In artikel 2.17 vervalt ‘CET’, en aan het artikel wordt toegevoegd ‘De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.’

M

In artikel 2.19 vervalt ‘in de vorm van een pitch’, en wordt ‘pitch gebruik’ vervangen door ‘mondelinge toelichting gebruik’.

N

Aan de inleiding van hoofdstuk 3 wordt toegevoegd ‘Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.’

O

In artikel 3.3, derde lid, onderdeel b, wordt na ‘heeft’ ingevoegd ‘een minimale looptijd van een half jaar en’.

P

Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Ten aanzien van een project dat wordt uitgevoerd in het Europees deel van Nederland geldt:

    • a. voor een project in categorie 1 kan maximaal 90% van de totale projectkosten voor subsidie in aanmerking komen;

    • b. voor een project in categorie 2 kan maximaal 70% van de totale projectkosten voor subsidie in aanmerking komen.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 3. Ten aanzien van een project dat wordt uitgevoerd in het Caribisch deel van het Koninkrijk geldt:

    • a. voor een project in categorie 1 kan maximaal 100% van de totale projectkosten voor subsidie in aanmerking komen;

    • b. voor een project in categorie 2 kan maximaal 90% van de totale projectkosten voor subsidie in aanmerking komen

Q

Artikel 3.6, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. voor een project dat wordt uitgevoerd in het Europees deel van Nederland kan maximaal 5% van de totale projectkosten worden besteed aan vervoer; voor een project dat wordt uitgevoerd in het Caribisch deel van het Koninkrijk is dat maximaal 15%.

R

In artikel 3.7 vervalt ‘CET’, en aan het artikel wordt toegevoegd ‘De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.’

S

In artikel 3.9 vervalt ‘in de vorm van een pitch’, en wordt ‘pitch gebruik’ vervangen door ‘mondelinge toelichting gebruik’.

T

Artikel 3.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt de puntkomma vervangen door een komma, en na de komma (nieuw) wordt ingevoegd ‘waarvan’.

2. In onderdeel a wordt voor ‘kwaliteit’ ingevoegd ‘de’.

U

Aan de inleiding van hoofdstuk 4 wordt toegevoegd ‘Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.’

V

Artikel 4.6, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden ‘Voor een project dat wordt uitgevoerd in:’

2. In onderdeel a wordt ‘ het Koninkrijk’ vervangen door ‘Nederland’, en 50% vervangen door 70%.

3. In onderdeel b wordt 80% vervangen door 90%.

W

Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. voor een project dat wordt uitgevoerd in het Europees deel van Nederland kan maximaal 5% van de totale projectkosten worden besteed aan vervoer; voor een project dat wordt uitgevoerd in het Caribisch deel van het Koninkrijk is dat maximaal 15%.

2. Onderdeel d vervalt.

X

In artikel 4.8 vervalt ‘CET’, en aan het artikel wordt toegevoegd ‘De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.’

Y

In artikel 4.10 vervalt ‘in de vorm van een pitch’, en wordt ‘pitch gebruik’ vervangen door ‘mondelinge toelichting gebruik’.

Z

Artikel 4.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt de puntkomma vervangen door ‘, waarvan’.

b. In onderdeel a voor ‘kwaliteit’ ingevoegd ‘de’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, H.G.G.M. Verhoeven directeur-bestuurder

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling is gewijzigd zodat de bepalingen ervan goed blijven aansluiten bij nieuwe inzichten van het Fonds. Bovendien zorgt de actualiseringsslag ervoor dat enkele onvolkomenheden uit de vorige versie zijn verbeterd.

Enkele andere wijzigingen zijn doorgevoerd om dit reglement meer in lijn te brengen met de ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’ (Avr). Waar dat het geval is, zal de inhoudelijke betekenis van het artikel (in beginsel) niet worden gewijzigd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Deze tijdsaanduiding bleek in de praktijk tot wat verwarring te leiden.

Onderdeel B

Zoals verder terug te vinden in de toelichting bij artikel 1.7 hecht het Fonds veel waarde aan de culturele codes. Ten aanzien van de Governance Code Cultuur is het opvolgen van de voorschriften met deze wijziging benadrukt door het ook een onderdeel te maken van de weigeringsgronden.

Onderdeel C

In deze regeling is tussen de verschillende hoofdstukken een onderscheid te maken tussen enerzijds de voorschriften die gelden ten aanzien van de vestigingsplaats van de aanvrager, en anderzijds voor de locatie waar het project plaatsvindt.

Onderdeel D

Uit het eerste en tweede lid blijkt dat wij onderzoeken hoe projecten bijdragen aan de doelstellingen van de regeling. We verplichten aanvragers en andere betrokken partijen (voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is) daarom om deel te nemen aan onderzoeken en evaluaties die wij initiëren en die worden uitgevoerd door onze medewerkers of (wetenschappelijke) onderzoeksbureaus.

Uit het derde tot en met zesde lid blijkt het volgende:

Codes

Het Fonds hecht waarde aan een stevige (economische) positie van de cultuursector en een divers en inclusief speelveld. Daarom vragen wij aanvragers om de codes die gelden in deze sector toe te passen. Op onze website (www.cultuurparticipatie.nl/codes) lees je meer over de drie culturele codes.

De Fair Practice Code (FP).In het huidige cultuurbeleid zet de Minister van OCW in op versteviging van de economische positie van de cultuursector en van makers. De Fair Practice Code is een belangrijke waarborg dat de sector zijn medewerkers en ZZP’ers redelijk betaalt. Op de website www.fairpracticecode.nl lees je hier meer over.

De Code Diversiteit & Inclusie (D&I). Deze code biedt de culturele en creatieve sector handvatten om diversiteit en inclusie te bevorderen. Op www.codedi.nl lees je meer over deze gedragscode. Ook vind je daar inspiratiemateriaal: collega’s uit de sector leggen uit hoe zij de code inzetten om zelf te werken aan een organisatie waarin diversiteit en inclusie vanzelfsprekend zijn.

De Governance Code Cultuur (GC). Transparantie en goed bestuur staan centraal in deze code. Daarbij werken we gezamenlijk aan een integere culturele sector. Het toepassen van de principes uit deze gedragscode is een voorwaarde om subsidie van het Fonds te krijgen. Daarom is ervoor gekozen om deze code ook expliciet bij de weigeringsgronden te plaatsen (artikel 1.5).

Meer informatie over deze code lees je op www.cultuur-ondernemen.nl/governance.

Bovenstaande codes worden als volgt uitgewerkt:

FP

In het kader van fair practice zijn we benieuwd hoe aanvragers bijdragen aan een eerlijke keten en specifiek hoe ze eerlijke beloningen willen geven.

D&I

Motiveer als aanvrager vanuit je eigen project hoe je wilt en kunt bijdragen aan diversiteit en inclusie binnen het vakgebied, een eerlijke keten en goed bestuur van culturele organisaties.Diversiteit en inclusie kan in de context van de regeling betrekking hebben op de inhoud van het voorstel, het team, de betrokken makers, de partners en het publiek. Onder diversiteit kan culturele diversiteit worden verstaan, maar bijvoorbeeld ook regionale spreiding of het actief betrekken van mensen met verschillende opleidingsniveaus, leeftijden, of mensen met een beperking. Cruciaal is dat het bijdraagt aan een meerstemmige sector.

GC

In het kader van governance, ten slotte, is de borging van toezicht en de scheiding van belangen tussen toezichthouders (zoals bestuursleden en leden van de raad van toezicht) en uitvoerenden een belangrijk en verplicht principe. De uitwerking van dat principe kan grofweg op 2 manieren:

  • 1. Enerzijds kan gekozen worden voor een raad van toezicht (ook wel: raad van commissarissen). Het bestuur heeft dan de dagelijkse leiding over het bedrijf, waarbij een aparte raad van toezicht dan toezicht houdt op dat bestuur.

  • 2. Anderzijds kan worden gekozen voor een monistisch bestuursmodel. Een instelling heeft dan één bestuur waarin de directie en ook de toezichthouders zitten, waarbij statutair een duidelijk verschil is gemaakt tussen uitvoerende bestuurders en niet-uitvoerende bestuurders.

Ongeacht de keuze voor optie 1 of 2, is het altijd van belang dat uit de statuten, of de inschrijving bij de kamer van koophandel, blijkt wie (afhankelijk van de keuze) de toezichthouders of de (toezichthoudende) niet-uitvoerende bestuurders zijn. Zij kunnen namelijk geen betaalde werkzaamheden uitvoeren binnen het project.

Met vragen / voor overleg over het gebruik van de codes kun je altijd contact opnemen met een adviseur van het Fonds.

Onderdeel F

De praktijk wijst uit dat nog niet iedereen de weg naar de toelichting weet te vinden. Met deze attendering is beoogd dat te veranderen.

Onderdeel H

Aangezien een minimale looptijd ook van belang wordt geacht, is deze nu toegevoegd.

Onderdeel I

De beoordelingscriteria en de zogenoemde subcriteria zijn iets vereenvoudigd, en komen er als volgt uit te zien:

Eerste lid onderdeel a

Kwaliteit

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Kwaliteit

Noodzaak voor de ontwikkeling

In hoeverre het inzichtelijk is wat het startpunt is van de ontwikkeling en welke ontwikkelstap het talent wil maken. Op welke wijze het talent zicht geeft op de innerlijke drijfveren voor de leerdoelen. In hoeverre het inzichtelijk is wat de leerdoelen zijn en hoe ze bijdragen aan de ontwikkeling van een eigen signatuur.

Stappen van de ontwikkeling

Welke stappen het talent neemt tijdens het ontwikkeltraject om tot het eindresultaat te komen. In hoeverre deze stappen per leerdoel zijn uitgewerkt. In hoeverre het inzichtelijk is hoe de leerdoelen zich verhouden tot de ontwikkeling van de eigen signatuur en in hoeverre de eindproducten in dienst staan van de beoogde ontwikkeling.

Organisatorische kwaliteit

In hoeverre er een realistisch projectplan is met activiteiten gericht op het bereiken van het doel. In hoeverre er een bijbehorende heldere en haalbare planning is. Hoe inzichtelijk en redelijk de begroting is, met kosten die aansluiten bij de activiteiten in het projectplan.

Begeleidende instelling

Wat de betrokkenheid is van de aanvragende instelling. Welke inzet die instelling pleegt gedurende het traject en hoe zij het talent faciliteert bij de ontwikkelstappen. Hoe inzichtelijk het is op welke wijze de aanvrager de opbrengsten uit dit ontwikkeltraject benut, voor zichzelf én in relatie tot het talent.

Monitoring en evaluatie

In hoeverre er een gedegen plan is voor monitoring en evaluatie en of er tussentijdse evaluatiemomenten zijn. Hoe frequent dit gebeurt, wie dit coördineert, welke rol de coaches in dit proces hebben en welke ruimte er is om het traject of de doelen bij te sturen.

Eerste lid onderdeel b

Samenwerking

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Samenwerking

Keuze coaches

Waarom er gekozen is voor de coach. Hoe inzichtelijk is wat het talent wil leren van de coach. In hoeverre de keuze voor de coach past bij het leerdoel of de leerdoelen.

Stappen van de coaching

Hoe de samenwerking eruit ziet in het kader van de leervragen. Welke stappen de coach en het talent samen nemen om de leervraag van het talent te beantwoorden. Hoe frequent het contact is tussen talent en coach. Wat er gebeurt tijdens elk van de sessies.

Rol- en taakverdeling

in hoeverre er een heldere taak- en rolverdeling is tussen het talent, de coaches en overige partners. In hoeverre de rol- en taakverdeling past bij het ontwikkeltraject.

Commitment coaches

Of alle coaches al zijn benaderd, of zij zich hebben gecommitteerd aan het traject en hoe concreet afspraken over samenwerking zijn.

Duurzame samenwerking

In hoeverre het talent profiteert van de samenwerking voor de lange termijn.

Eerste lid onderdeel c

Effect

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

 

Continuïteit makerschap

Wat de beoogde groei is en hoe deze bijdraagt aan de continuïteit van het makerschap van het talent. Welke blijvende impuls het traject heeft voor het talent.

Delen leerervaringen

Hoe de talenten hun leerervaringen delen met andere urban arts-talenten en wat ze ermee willen bereiken.

Onderdeel K

De beoordelingscriteria en de zogenoemde subcriteria zijn iets vereenvoudigd, en komen er als volgt uit te zien:

Eerste lid onderdeel a

Kwaliteit

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Kwaliteit

Noodzaak voor de ontwikkeling

In hoeverre het startpunt van de professionalisering en de ontwikkelstap die de urban arts-coach wil maken inzichtelijk zijn. Hoe de urban arts-coach zicht geeft op de innerlijke drijfveren voor de leerdoelen. In hoeverre de leerdoelen inzichtelijk zijn en hoe die bijdragen aan de ontwikkeling van de vaardigheden als coach.

Stappen van de ontwikkeling

Welke stappen de urban arts-coach coach neemt tijdens het ontwikkeltraject om tot het eindresultaat te komen. In hoeverre deze per leerdoel zijn uitgewerkt. Hoe de stappen in het professionaliseringstraject zich verhouden tot de ontwikkeling van de eigen signatuur als coach.

Organisatorische kwaliteit

Hoe realistisch het projectplan is, met activiteiten gericht op het bereiken van het doel. Hoe helder en haalbaar de bijbehorende planning is. Hoe inzichtelijk en redelijk de begroting is, waarbij de kosten aansluiten op de activiteiten in het projectplan.

Monitoring en evaluatie

In hoeverre er een gedegen plan is voor monitoring en evaluatie en in welke mate er tussentijdse evaluatiemomenten zijn: hoe frequent dit gebeurt, wie dit coördineert en welke ruimte er is om het traject of de doelen bij te sturen.

Eerste lid onderdeel b

Samenwerking

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Samenwerking

Keuze inhoudelijk begeleiders

Waarom er gekozen is voor de begeleiders en samenwerkingspartners. In hoeverre inzichtelijk is wat de urban arts-coach wil leren van de begeleiders en samenwerkingspartners. In hoeverre de keuze voor de begeleiders en samenwerkingspartners past bij de leerdoelen.

Stappen van de inhoudelijke begeleiding

Hoe de samenwerking eruitziet in het kader van de leervragen. Welke stappen de begeleiders en samenwerkingspartners nemen om de leervraag van de urban arts-coach te beantwoorden. Hoe frequent het contact is tussen coach en begeleider en coach en samenwerkingspartner. Wat er tijdens elk van de sessies gebeurt.

Rol- en taakverdeling

In hoeverre er een heldere taak- en rolverdeling is tussen urban arts-coach, begeleiders en samenwerkingspartners. In hoeverre de rol- en taakverdeling past bij het professionaliseringstraject.

Commitment samenwerkingspartners en coaches Of alle begeleiders en samenwerkingspartners al zijn benaderd, of zij zich hebben gecommitteerd aan het traject en in hoeverre er al concrete afspraken tot samenwerking zijn gemaakt.

Eerste lid onderdeel c

Effect

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Effect

Inhoudelijk effect

Wat het verwachte inhoudelijke effect is op de ontwikkeling van de coachingsvaardigheden van de urban arts-coach

Delen leerervaringen

In welke mate de urban arts-coach de leerervaringen uit dit project vastlegt en zichtbaar maakt voor relevante partijen, zoals andere coaches, talenten of talentontwikkelaars.

Rol van de eindproducten

Hoe de eindproducten in dienst staan van de beoogde ontwikkeling. In welke mate de urban arts-coach de resultaten uit het professionaliseringstraject verwerkt in begeleidingstrajecten voor cultuurmakers.

Onderdeel L

De vorige tijdsaanduiding bleek in de praktijk tot wat verwarring te leiden.

Onderdeel M

De mondelinge toelichting is bedoeld om het talent of de coach en de culturele instelling de gelegenheid te bieden om de ingediende aanvraag nader toe te lichten in een gesprek met de adviescommissie. Dit kan fysiek, of via bijvoorbeeld een online verbinding. Het talent of de coach presenteert zichzelf en het Fonds of de commissie stelt aanvullende vragen over de aanvraag. Ook kan uit het gesprek de meerwaarde blijken van de samenwerking tussen het talent, de coach, de beoogde begeleiders, partners en cultuurmakers.

Onderdeel N

De praktijk wijst uit dat nog niet iedereen de weg naar de toelichting weet te vinden. Met deze attendering is beoogd dat te veranderen.

Onderdeel O

Aangezien een minimale looptijd ook van belang wordt geacht, is deze nu toegevoegd.

Onderdeel P

Zoals de toelichting bij onderdeel C al aangeeft, is er een verschil gemaakt tussen de vestigingsplaats en de plaats waar het project wordt uitgevoerd. In dit artikel wordt gesproken over de locatie waar het project plaatsvindt. Het Fonds kijkt hierbij nadrukkelijk naar of het project in het CDK wordt uitgevoerd en of aanvrager aannemelijk kan maken dat de aanvraag aansluit bij een lokale behoefte of knelpunt.

Onderdeel R

De vorige tijdsaanduiding bleek in de praktijk tot wat verwarring te leiden.

Onderdeel S

De mondelinge toelichting is bedoeld om aanvragers de gelegenheid te bieden om hun aanvraag nader toe te lichten in een gesprek met de adviescommissie. Dit kan fysiek of via bijvoorbeeld een onlineverbinding. De aanvrager presenteert de aanvraag en het Fonds of de commissie stelt aanvullende vragen erover. Ook kan uit het gesprek de meerwaarde blijken van de samenwerking tussen de aanvrager, de beoogde begeleiders, partners en deelnemende talenten.

Onderdeel T

De beoordelingscriteria en de zogenoemde subcriteria zijn iets vereenvoudigd, en komen er als volgt uit te zien:

Criterium

Deelcriterium

   

Categorie 1 – licht

Categorie 2 – zwaar

Kwaliteit

 

meer dan € 10.000 – maximaal € 25.000

meer dan € 25.000 – maximaal € 75.000

Urgentie en motivatie voor ontwikkeltraject

In hoeverre de aanvraag gebaseerd is op een behoefte van talenten. Hoe de aanvraag aansluit bij de behoefte of een knelpunt van het informele netwerk waarbinnen het traject wordt opgezet.

x

x

Stappen van ontwikkeltraject

In hoeverre de aanvrager inzichtelijk beschrijft wat het startpunt is van de ontwikkeling voor de talenten en welke stappen er tijdens het project worden gezet om tot het eindresultaat te komen. Hoe de keuze van de begeleiders hierop aansluit.

x

x

Organisatorische kwaliteit

In hoeverre er een realistisch projectplan is met activiteiten die gericht zijn op het bereiken van het doel. In hoeverre er een bijbehorende heldere en haalbare planning is. In hoeverre de begroting inzichtelijk en redelijk is, en de genoemde kosten aansluiten bij de activiteiten in het projectplan.

x

x

Kennis en ervaring

Hoe de aanvrager reflecteert op de eigen positie, rol en bijdrage binnen de informele netwerken van talentontwikkeling. In hoeverre de uitvoerders beschikken over de nodige kennis en ervaring om het projectplan te verwezenlijken.

x

x

Monitoring en evaluatie

Hoe gedegen het plan voor monitoring en evaluatie is en welke tussentijdse evaluatiemomenten er zijn: hoe frequent, wie dit coördineert, welke rol de betrokken professionals hierbij hebben en welke ruimte er is om het traject of de doelen bij te sturen.

x

Eerste lid onderdeel b

Samenwerking

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

   

Categorie 1 – midden

Categorie 2 – zwaar

Samenwerking

 

meer dan € 10.000 – maximaal € 25.000

meer dan € 25.000 – maximaal € 75.000

Keuze partners

In hoeverre de inhoudelijke motivatie voor de keuze van de partners is toegelicht ten aanzien van de ontwikkeling van de talenten.

x

x

Wederzijdse samenwerking

In welke mate de samenwerking berust op wederzijdse inzet en betrokkenheid.

x

x

Inrichting samenwerking

Hoe en hoe intensief de aanvrager samenwerkt en afstemt met andere partijen, zoals culturele instellingen en kunst(vak)onderwijs ten behoeve van de ontwikkeling van de talenten. En in hoeverre er een heldere taak- en rolverdeling is tussen de aanvrager en deze partijen.

x

x

Eerste lid onderdeel c

Effect

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Categorie 1 – midden

Categorie 2 – zwaar

Effect

 

meer dan € 10.000 – maximaal € 25.000

meer dan € 25.000 – maximaal € 75.000

Inhoudelijk effect

Wat het verwachte effect is voor de talenten en hun ontwikkeling.

x

x

Draagvlak

Welke aandacht er is voor het creëren van draagvlak bij relevante partijen voor de doorstroming van talent uit informele netwerken.

x

x

Versterking aanbod

In hoeverre er een visie is op (het bouwen aan) een duurzame relatie tussen betrokkenen na afloop van het project (talenten, instelling, partners). Welke globale ideeën er zijn over hoe ervaringen uit het project kunnen doorwerken in toekomstige projecten van aanvrager.

 

x

Onderdeel U

De praktijk wijst uit dat nog niet iedereen de weg naar de toelichting weet te vinden. Met deze attendering is beoogd dat te veranderen.

Onderdelen V en W

Zoals de toelichting bij onderdeel C al aangeeft, is er een verschil gemaakt tussen de vestigingsplaats en de plaats waar het project wordt uitgevoerd. In dit artikel wordt gesproken over de locatie waar het project plaatsvindt. Het Fonds kijkt hierbij nadrukkelijk naar of het project in het CDK wordt uitgevoerd en of aanvrager aannemelijk kan maken dat de aanvraag aansluit bij een lokale behoefte of knelpunt.

Onderdeel X

De vorige tijdsaanduiding bleek in de praktijk tot wat verwarring te leiden.

Onderdeel Y

De mondelinge toelichting is bedoeld om aanvragers de gelegenheid te bieden om hun aanvraag nader toe te lichten in een gesprek met de adviescommissie. Dit kan fysiek of via bijvoorbeeld een onlineverbinding. De aanvrager presenteert de aanvraag en het Fonds of de commissie stelt aanvullende vragen erover. Ook kan uit het gesprek de meerwaarde blijken van de samenwerking tussen de aanvrager, de beoogde begeleiders, partners en deelnemende talenten.

Onderdeel Z

De beoordelingscriteria en de zogenoemde subcriteria zijn iets vereenvoudigd, en komen er als volgt uit te zien:

Eerste lid onderdeel a

Kwaliteit

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Kwaliteit

Urgentie en motivatie

Hoe de aanvrager de methodiek verantwoordt. Hoe de aanvraag aansluit bij de behoefte of een knelpunt van het informele netwerk waarbinnen de methode of methodiek wordt ontwikkeld. In hoeverre er een visie is op de methode of methodiek en de positionering hiervan binnen het veld van informele netwerken.

Stappen van het project

In hoeverre de aanvrager inzichtelijk beschrijft wat het vertrekpunt is voor de ontwikkeling van de methode of methodiek en welke stappen er tijdens het project worden gezet naar het eindresultaat; in hoeverre deze stappen per fase zijn uitgewerkt.

Organisatorische kwaliteit

In hoeverre er een realistisch projectplan met activiteiten is die gericht zijn op het doel. Hoe helder en haalbaar de planning is. Hoe inzichtelijk en redelijk de begroting is, en de kosten aansluiten bij de activiteiten in het projectplan.

Kennis en ervaring

Hoe de aanvrager reflecteert op de eigen toegevoegde waarde als talentontwikkelaar. Hoe de aanvrager reflecteert op de eigen positie, rol en bijdrage binnen de informele netwerken van talentontwikkeling. In hoeverre de uitvoerders beschikken over de nodige kennis en ervaring om het projectplan te verwezenlijken. Welke expertise de aanvrager extern aantrekt. In hoeverre de aanvrager beschrijft hoe de methode of methodiek zich verhoudt tot vergelijkbare initiatieven in het informele netwerk. Of, en zo ja, hoe de aanvrager hiervoor een concurrentieanalyse uitvoert.

Monitoring en evaluatie

Hoe gedegen het plan voor monitoring en evaluatie is en welke tussentijdse evaluatiemomenten er zijn: hoe frequent, wie dit coördineert, welke rol de betrokken partners hierbij hebben en welke ruimte er is om het traject of de doelen bij te sturen.

Eerste lid onderdeel b

Samenwerking

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Samenwerking

Keuze partners

In hoeverre de inhoudelijke motivatie voor de keuze van de partners is toegelicht ten aanzien van de ontwikkeling van de methode of methodiek.

Taak- en rolverdeling

In hoeverre er een heldere taak- en rolverdeling is tussen aanvrager en partners. In hoeverre er al concrete afspraken zijn gemaakt.

Inrichting samenwerking

De wijze waarop en de mate waarin de aanvrager samenwerkt en afstemt met de partners en eventuele andere partijen, zoals culturele instellingen, kunst(vak)onderwijs en onderzoekers ten behoeve van de ontwikkeling van de methode of methodiek. En in welke mate de samenwerking berust op wederzijdse inzet en betrokkenheid.

Eerste lid onderdeel c

Effect

Met dit criterium beoordelen wij

Criterium

Deelcriterium

Effect

Inhoudelijk effect

Wat het verwachte effect is op de aanvrager en het doel dat de instelling zichzelf heeft gesteld met de methode of methodiek. Wat op termijn het verwachte effect is voor de talenten en hun ontwikkeling.

Versterking

Welke blijvende impuls de ontwikkeling, vastlegging of implementatie van de methode of methodiek heeft voor het informele netwerk waar de talenten actief zijn.

Overdraagbaarheid

In welke mate de aanvrager de ontwikkelde methodiek zichtbaar maakt voor relevante partijen, zoals talenten, culturele instellingen en kunst(vak)onderwijs.

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, H.G.G.M. Verhoeven directeur-bestuurder

Naar boven