Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 10096 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2023, 10096 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
alle in Europees Nederland gelegen gemeenten;
organisaties die kinderopvang als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang verzorgen;
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;
kinderen in de leeftijdscategorie van tweeënhalf tot vier jaar op wie de tijdelijke bescherming als bedoeld in artikel 78, tweede lid, aanhef en onder c, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, waarop artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit, of artikel 7 van de Richtlijn van toepassing is of is geweest;
Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEG 2001, L 212);
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van de Europese Unie van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071);
voorschoolse educatie zoals bedoeld in artikel 1.1. Wet kinderopvang.
Deze regeling heeft tot doel tegemoet te komen in de kosten voor het aanbieden van voorschoolse educatie aan ontheemde peuters.
Het plafond voor het totaal van de specifieke uitkeringen bedraagt € 13.700.000.
1. De Minister verstrekt aan gemeenten een eenmalige specifieke uitkering om in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2023 in samenwerking met de kinderopvang voorschoolse educatie aan te bieden aan ontheemde peuters.
2. Een specifieke uitkering kan alleen worden verstrekt als er op 1 november 2022 minimaal vijf ontheemde peuters ingeschreven zijn in de gemeente.
3. De specifieke uitkering bedraagt € 9.000 per ontheemde peuter die op 1 november 2022 ingeschreven is in de gemeente en wordt ambtshalve beschikt en in één keer uitbetaald.
4. De gemeente ontvangt de beschikking uiterlijk in mei 2023.
1. De gemeente:
a. verleent medewerking aan de Minister bij het verzamelen van informatie ten behoeve van monitoring en evaluatie van deze regelingen
b. doet onverwijld een schriftelijke melding aan de Minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 4 is verstrekt niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet tijdig of niet geheel aan de verplichtingen in dit artikel zal worden voldaan.
1. De ontvangende gemeente legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2. De Minister stelt de specifieke uitkering vast nadat de gemeente de eindverantwoording, namelijk de jaarverslaggeving over jaar 2023, zoals bedoeld in het eerste lid, aan de Minister heeft verstrekt.
3. Als uit de eindverantwoording blijkt dat de uitkering niet, niet geheel, of onrechtmatig is besteed kan de Minister tot twaalf maanden na het ontvangen van de eindverantwoording de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel terugvorderen.
Voor zover een uitkering wordt verstrekt ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
In verband met de huidige crisis in Oekraïne heeft de regering maatregelen getroffen om de massaal toegestroomde ontheemden op te vangen. Onder deze ontheemden bevinden zich veel kinderen en jongeren. Eind februari 2023 waren er ongeveer 90.000 ontheemden uit Oekraïne naar Nederland gekomen en ingeschreven in de basisregistratie personen (brp), onder wie meer dan 1.500 peuters tussen de 2,5 en 4 jaar. Hoewel zij nog niet leerplichtig zijn, zullen zij naar verwachting ook het Nederlandse onderwijs in stromen. Om te voorkomen dat zij op dat moment met een taalachterstand het onderwijs instromen, is het goed voor deze peuters om aan voorschoolse educatie deel te nemen. Peuters zijn dan spelenderwijs bezig met de Nederlandse taal en sociaal-emotionele vaardigheden. Hierna zullen zij ook beter toegerust zijn om onderwijs te volgen. Hiermee wordt een grotere druk op scholen voorkomen, op hen ligt op dit moment immers al een grote druk om het onderwijs aan nieuwkomersleerlingen vorm te geven.
Het aanbieden van voorschoolse educatie voor deze doelgroep brengt kosten met zich mee, die niet altijd kunnen worden opgevangen met de reguliere middelen die gemeenten hiervoor ontvangen. Gemeenten ontvangen gemeentelijk onderwijsachterstandenbudget (GOAB) voor het aanbieden van voorschoolse educatie. De hoogte van dat bedrag is gebaseerd op de achterstandsscore die het CBS van elke gemeente berekent. Kinderen van ontheemden uit Oekraïne zijn niet in die score meegenomen. In de praktijk kan het daarom voorkomen dat een gemeente veel ontheemde kinderen moet opvangen en tevens een relatief beperkt budget voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid ontvangt. Het doel van deze regeling is om aan deze extra kosten tegemoet te komen en daarmee gemeenten te ondersteunen bij het aanbieden van voorschoolse educatie aan ontheemde peuters.
Zo probeert deze regeling de inspanningen die door heel het land worden geleverd in het kader van de ontheemden uit Oekraïne zo goed mogelijk te ondersteunen en te faciliteren.
In deze regeling wordt uitgegaan van dezelfde eisen aan voorschoolse educatie als beschreven in het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.1 Gemeenten dienen een voorschoolse educatie-aanbod te realiseren van 960 uur per kind tussen 2,5 en 4 jaar, de gemeente dient te zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel en binnen de voorschoolse educatie moet gebruik gemaakt worden van een gestructureerd en samenhangend programma. Gemeenten dienen ook te bepalen welke kinderen in aanmerking komen voor voorschoolse educatie. Deze regeling stelt het dan ook niet verplicht om voorschoolse educatie aan te bieden aan Oekraïense ontheemden. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het bepalen van hun doelgroep.
De grondslag van deze regeling is artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet. Dat betekent dat de uitkering een eenmalig karakter heeft.
Gemeenten moeten bij het inschakelen van derden voorkomen dat er indirecte ongeoorloofde staatssteun wordt verleend.
Gemeenten ontvangen op basis van het besluit GOAB ook middelen voor het verstrekken van voorschoolse educatie. Gezien de massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne, is de verwachting dat het GOAB budget niet toereikend is om peuters uit deze groep voorschoolse educatie te bieden. Daarom is eenmalig voor deze extra uitkering gekozen. Er is nadrukkelijk niet gekozen voor het ophogen van het GOAB budget omdat het daarbij de vraag is of de middelen op de juiste plek landen: de ontheemde peuters zijn anders verdeeld over het land dan de onderwijsachterstanden waarop de verdeling van het GOAB budget gebaseerd is. Dit kan betekenen dat een gemeente met veel ontheemde peuters maar weinig onderwijsachterstanden, geen extra budget krijgt, maar dit juist wel nodig heeft.
Gemeenten hebben de vrijheid om hun voorschoolse educatie-beleid zelf vorm te geven. Zij kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om een gratis aanbod te doen. Ze kunnen er ook voor kiezen om een geringe vaste bijdrage aan ouders te vragen of een inkomensafhankelijke bijdrage. Er zijn gemeenten die werkende ouders wier kind ook een voorschoolse educatie-indicatie heeft, kinderopvangtoeslag laten aanvragen voor (een deel van) hun voorschoolse educatie-aanbod. Indien dat het geval is, is de Wet kinderopvang voor die voorschoolse educatie-uren van toepassing en dienen ouders een eigen bijdrage te betalen, tenzij de ouder onder één van de doelgroepen van artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang valt. In dat geval kan de eigen bijdrage (deels) door gemeenten worden vergoed.
Bij de jaarrekening verantwoordt de gemeente de uitgaven via de Single informatie, Single audit-systematiek (SiSa). De jaarrekening over 2023 van de gemeente is de eindverantwoording van de specifieke uitkering. Aan de hand van die verantwoordingsinformatie bij de jaarrekening over 2023 van de gemeente zal DUO in naam van de Minister vaststellen of de uitkering is besteed voor het doel waarvoor deze is verstrekt en de uitkering vaststellen. Als de uitkering niet, niet volledig of onrechtmatig is besteed kan na ontvangst van de eindverantwoording het niet (rechtmatig) bestede bedrag van de uitkering door DUO worden teruggevorderd.
Deze regeling vraagt een aantal zaken van gemeenten. Ten eerste het bijhouden en goed administreren van de uitgaven aan voorschoolse educatie aan ontheemde peuters, apart van de reguliere voorschoolse educatie. Dit is onderdeel van de financiële administratie van gemeenten, al zal hier mogelijk extra aandacht aan moeten worden besteed.
Hoewel deze regeling voor gemeenten is bedoeld, zullen ook houders mogelijk administratieve lasten ervaren, bijvoorbeeld omdat zij aan gemeenten moeten verantwoorden welke ontheemde peuters voorschoolse educatie hebben ontvangen en zij ontheemde peuters in de administratie apart moeten houden van andere peuters. Er is gekozen voor een zo passend mogelijke verantwoording om de lasten laag te houden.
Gemeenten leggen middels de jaarrekening verantwoording af aan het Rijk, via SiSa. De doelstelling van SiSa is de verantwoordings- en controlelasten voor medeoverheden (gemeenten, provincies en regio’s met een gemeenschappelijke regeling) te verminderen. Deze verantwoordingssystematiek sluit aan bij het reguliere jaarrekeningproces van de medeoverheden.
Adviesvraag VNG, brancheverenigingen kinderopvang, GOAB ondersteuningstraject en Ministerie van SZW
Bij het opstellen van deze regeling waren de VNG en de brancheverenigingen kinderopvang, BK en BMK, intensief betrokken. In het licht van de personeelstekorten en wachtlijsten in de kinderopvang hebben de vier partijen ook allen hun leden geconsulteerd via een peiling, kleine uitvraag of vraag op hun forum. Hoewel sommige gemeenten en houders wijzen op problemen met wachtlijsten met voorschoolse educatie, is de algemene lijn dat het goed mogelijk is om met deze SPUK voorschoolse educatie aan te bieden aan ontheemde peuters. Ook het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geconsulteerd, zij kunnen zich vinden in de regeling.
DUO heeft een uitvoeringstoets op deze regeling gedaan en concludeert dat de regeling uitvoerbaar en maakbaar is.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Deze regeling geldt niet voor Caribisch Nederland, omdat daar geen sprake is van massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
In dit artikel zijn de begripsbepalingen van de regeling opgenomen. Met de term ‘ontheemde peuter’ is zoveel mogelijk aangesloten bij de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden, die op 14 juli 2022 in werking is getreden.
De specifieke uitkering ziet op het tegemoet komen in de kosten voor het aanbieden van voorschoolse educatie aan ontheemde peuters uit Oekraïne.
De specifieke uitkering wordt eenmalig verstrekt aan gemeenten voor het bieden van voorschoolse educatie aan ontheemde peuters zoals toegelicht in de algemene toelichting. Deze kosten dienen te zijn gemaakt tussen 1 augustus 2022 en 31 december 2023. Dit betreft de periode van anderhalf schooljaar.
De uitkering bestaat uit een bedrag per ontheemde peuter gebaseerd op het aantal ontheemde peuters dat op peildatum 1 november in de gemeente ingeschreven wat. Deze peildatum is zo gekozen in de verwachting dat het aantal ontheemde peuters op dat moment enigszins gestabiliseerd is. Gemeenten met minder dan 5 ontheemde peuters op de peildatum 1 november ontvangen geen uitkering. De verwachting is dat een kleinere groep peuters kan worden ingepast in de bestaande mogelijkheden voor voorschoolse educatie. Het bedrag per ontheemde peuter bedraagt € 9.000. Dit bedrag is een tegemoetkoming in de kosten.
Het bedrag wordt ambtshalve beschikt en uitgekeerd. Gemeenten ontvangen uiterlijk mei 2023 een beschikking. Deze beschikking is gebaseerd op geanonimiseerde gegevens uit het BRP over het aantal ontheemde peuters in de voorschoolse educatieleeftijd (2,5 tot 4 jaar) op peildatum 1 november 2022. Gemeenten hoeven dus niet zelf aan te tonen hoeveel ontheemde peuters in hun gemeente wonen.
De specifieke uitkering wordt in één keer door DUO aan de gemeenten verstrekt. Dit gebeurt ambtshalve. De specifieke uitkering wordt na afronding van de eindverantwoording vastgesteld.
De Minister heeft een mogelijkheid tot terugvordering wanneer de reeds verstrekte uitkering niet is gebruikt voor het doel van deze regeling. De wijze waarop verantwoording plaatsvindt, is bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
Dit artikel bepaalt dat artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op deze regeling is. Dit betekent dat voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, deze verleend wordt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Deze voorwaarde wordt opgenomen in de verleningsbeschikking en heeft derhalve formele rechtskracht als tegen de verlening niet wordt opgekomen. De Minister moet binnen vier weken na de vaststelling of de goedkeuring van de begroting waarin niet voldoende geld ter beschikking worden gesteld een beroep op de voorwaarde doen. Na ommekomst van deze termijn kan de voorwaarde niet meer worden ingeroepen.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-10096.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.