Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 31 maart 2022, kenmerk 3341599-1026743-J, houdende wijziging van de Regeling specifieke uitkering instandhouding en doorontwikkeling expertisecentra jeugdhulp in verband met de verhoging van de specifieke uitkering en het vervallen van de functie landelijk projectleider

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering instandhouding en doorontwikkeling expertisecentra jeugdhulp wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt het onderdeel landelijk projectleider.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering

De specifieke uitkering per coördinerende gemeente bedraagt maximaal:

a.

Amsterdam

€ 7.454.154,–

b.

Rotterdam

€ 9.566.720,–

c.

Eindhoven

€ 7.550.631,–

d.

Roermond

€ 3.551.695,–

e.

Groningen

€ 5.154.235,–

f.

Utrecht

€ 5.380.261,–

g.

Nijmegen

€ 6.222.248,–

h.

Enschede

€ 4.120.056,–

C

Artikel 6, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

D

In artikel 7, derde lid, wordt na 'in het jaar 2022' ingevoegd 'of 2023'.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering voor de instandhouding en doorontwikkeling van de bovenregionale expertisecentra jeugdhulp. De wijziging betreft een aanpassing van de artikelen 1, 4, 6 en 7.

Aanleiding voor de ophoging in artikel 4 is het uitkeren van de beschikbare middelen voor 2022. De bedragen per regio zijn tot stand gekomen op basis van een verdeling van het totaalbedrag à € 25.000.000,– voor 2022. 75% van dit bedrag wordt verdeeld over de acht bovenregionale gebieden op basis van het gewogen aantal jongeren tot 23 jaar in het betreffende gebied. Hiervoor wordt de meest recente openbare data gebruikt van de bevolkingsaantallen per gemeente van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). 25% van de middelen wordt evenredig verdeeld over de acht bovenregionale gebieden. De bedragen voor 2022 zijn vervolgens opgeteld bij bedragen die reeds uitgekeerd zijn in 2021.

De betreffende gemeenten zijn reeds geïnformeerd over het beschikbaar stellen van de middelen voor 2022.

Aanleiding voor het aanpassen van artikel 1 en artikel 6 is dat er geen landelijk projectleider meer is aangesteld. De bovenregionale expertisecentra organiseren onderling een lerend netwerk. Het Ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten worden via coördinerende gemeenten en het lerend netwerk geïnformeerd over de voortgang. Besluitvormingsprocessen over de bovenregionale expertisecentra verlopen via de coördinerende gemeenten en het bestuurlijk overleg met de wethouders.

Het derde lid van artikel 7 wordt aangepast om het mogelijk te maken dat van uitkeringen die in het jaar van de uitkering niet (volledig) besteed worden, het overschot kan worden besteed in de jaren volgend op het jaar van de uitkering. Dit is noodzakelijk om fluctuaties in uitgaven flexibel te kunnen opvangen.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels.

Logischerwijs dienen gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf rekening te houden met de staatssteunregels.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Naar boven