De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling specifieke uitkering instandhouding en doorontwikkeling expertisecentra
jeugdhulp wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt het onderdeel landelijk projectleider.
B
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering
De specifieke uitkering per coördinerende gemeente bedraagt maximaal:
|
a.
|
Amsterdam
|
€ 7.454.154,–
|
|
b.
|
Rotterdam
|
€ 9.566.720,–
|
|
c.
|
Eindhoven
|
€ 7.550.631,–
|
|
d.
|
Roermond
|
€ 3.551.695,–
|
|
e.
|
Groningen
|
€ 5.154.235,–
|
|
f.
|
Utrecht
|
€ 5.380.261,–
|
|
g.
|
Nijmegen
|
€ 6.222.248,–
|
|
h.
|
Enschede
|
€ 4.120.056,–
|
C
Artikel 6, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde
lid tot tweede tot en met vierde lid.
D
In artikel 7, derde lid, wordt na 'in het jaar 2022' ingevoegd 'of 2023'.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering
voor de instandhouding en doorontwikkeling van de bovenregionale expertisecentra jeugdhulp.
De wijziging betreft een aanpassing van de artikelen 1, 4, 6 en 7.
Aanleiding voor de ophoging in artikel 4 is het uitkeren van de beschikbare middelen
voor 2022. De bedragen per regio zijn tot stand gekomen op basis van een verdeling
van het totaalbedrag à € 25.000.000,– voor 2022. 75% van dit bedrag wordt verdeeld
over de acht bovenregionale gebieden op basis van het gewogen aantal jongeren tot
23 jaar in het betreffende gebied. Hiervoor wordt de meest recente openbare data gebruikt
van de bevolkingsaantallen per gemeente van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS).
25% van de middelen wordt evenredig verdeeld over de acht bovenregionale gebieden.
De bedragen voor 2022 zijn vervolgens opgeteld bij bedragen die reeds uitgekeerd zijn
in 2021.
De betreffende gemeenten zijn reeds geïnformeerd over het beschikbaar stellen van
de middelen voor 2022.
Aanleiding voor het aanpassen van artikel 1 en artikel 6 is dat er geen landelijk
projectleider meer is aangesteld. De bovenregionale expertisecentra organiseren onderling
een lerend netwerk. Het Ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
worden via coördinerende gemeenten en het lerend netwerk geïnformeerd over de voortgang.
Besluitvormingsprocessen over de bovenregionale expertisecentra verlopen via de coördinerende
gemeenten en het bestuurlijk overleg met de wethouders.
Het derde lid van artikel 7 wordt aangepast om het mogelijk te maken dat van uitkeringen
die in het jaar van de uitkering niet (volledig) besteed worden, het overschot kan
worden besteed in de jaren volgend op het jaar van de uitkering. Dit is noodzakelijk
om fluctuaties in uitgaven flexibel te kunnen opvangen.
Staatssteun
Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:
-
− De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
-
− De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
-
− De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële
weg zou zijn verkregen;
-
− De maatregel is selectief;
-
− De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige
beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.
In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering
van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij
zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels.
Logischerwijs dienen gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf rekening
te houden met de staatssteunregels.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen