Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 7 oktober 2021, nr. IENW/BSK- 2021/270096, houdende vaststelling van het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (Protocol KiM 2021)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 15, zesde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat;

BESLUIT:

Artikel 1

Het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid komt te luiden:

I. Algemeen

  • 1. Het KiM is een onafhankelijke eenheid binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), die strategische kennisproducten levert ten behoeve van de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit. Dat betekent dat het formuleren van strategische kennisvragen een essentieel onderdeel moet zijn van het beleidsproces. Daarmee kan de kwaliteit van de strategische beleidsontwikkeling toenemen.

    Het KiM stelt onafhankelijke, wetenschappelijk verantwoorde verkenningen en analyses op die relevant zijn voor de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit en brengt kennis in de beleidsprocessen van IenW. Door het KiM verricht onderzoek dient inhoudelijk onafhankelijk te zijn van het beleid, omdat beleidsonderzoek een verkennend en toetsend karakter heeft. Met onderzoek kan worden nagegaan in hoeverre het (voorgenomen of gevoerde) beleid bijdraagt aan overheidsdoelstellingen. Als de uitkomsten van deze toetsing worden beïnvloed door het beleid zelf, kan deze toetsende rol niet adequaat worden vervuld. Spelregels om de inhoudelijke onafhankelijkheid van het KiM te waarborgen zijn opgenomen in dit protocol.

  • 2. De wijze waarop het KiM zijn taken uitvoert en de wijze waarop het daarbij samenwerkt met de beleidsdirectoraten-generaal, Rijkswaterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport, vereisen goede afspraken waarbij de respectievelijke beleids- en beheers verantwoordelijkheden duidelijk zijn aangegeven. Deze regeling voorziet daarin. Voorts schetst deze regeling de kaders voor de samenwerking tussen het KiM en de planbureaus. Ook de relatie met de Tweede Kamer wordt beschreven.

II. Taken

Het KiM levert een wetenschappelijke bijdrage aan de ontwikkeling en evaluatie van beleid. Dit geschiedt door:

  • a. het zelf uitvoeren van onderzoek en analyses;

  • b. het bijeenbrengen en bewerken van elders geproduceerde kennis of informatie op het gebied van mobiliteit.

Aan de bovengenoemde hoofdtaken zijn de volgende afgeleide taken verbonden:

  • i. het adviseren omtrent de aard en omvang van wetenschappelijke ondersteuning bij de beantwoording van beleidsvragen;

  • ii. het aangeven van de mogelijke consequenties van beleidskeuzes;

  • iii. het actief verspreiden van (internationale) kennis.

III. Aansturingskaders

Bij de uitvoering van zijn taken als een onafhankelijke eenheid binnen het Ministerie van IenW geldt dat op het KiM de algemene bevoegdheden en verplichtingen van toepassing zijn die voor iedere IenW-dienst gelden. In de hiernavolgende paragrafen worden de bijzondere regelingen beschreven die met betrekking tot de beleids- en beheersmatige aansturing gelden voor het KiM.

  • 1. Onderzoeksportefeuille

    De onderzoeksportefeuille van het KiM wordt grotendeels vraaggestuurd gevuld. Dat wil zeggen dat onderzoeksresultaten voorzien in kennisvragen bij beleidsdirecties van IenW, zodat de resultaten kunnen worden ingebed in beleid. Ten aanzien van deze 'onderzoeksagenda' dient een onderscheid gemaakt te worden tussen a) de langere termijn onderzoeksprogrammering met een thematisch karakter, en b) de besluitvorming met betrekking tot acute, niet-geprogrammeerde onderzoekswensen.

    Een goede onderzoeksprogrammering is van vitaal belang. In de eerste plaats wordt in het proces van programmeren op gestructureerde wijze helderheid verkregen over de behoeften bij het beleid aan wetenschappelijk gefundeerde kennis. Door het thematisch bundelen van de diverse concrete behoeften kan, in de tweede plaats, het wetenschappelijk onderzoek worden verdiept en wordt de cumulatie van kennis bevorderd. In de derde plaats verschaft het onderzoeksprogramma een beoordelingskader voor de te ondernemen onderzoeksactiviteiten en is het tevens een sturingsinstrument voor de eigen organisatie: op welke wijze en met welke middelen zal uitvoering aan de programmering worden gegeven?

  • 2. Communicatie binnen IenW

    Het KiM communiceert actief met andere delen van het Ministerie van IenW door middel van presentaties, gesprekken en informele contacten. De directeur van het KiM is agendalid van de Bestuursraad, zodat hij zich kan oriënteren op de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsoverwegingen. Alle producten van het KiM worden – al dan niet in samengevatte vorm – ter kennis gebracht van de departementsleiding en worden besproken met de leiding van de dienstonderdelen die het aangaat.

  • 3. Programma

    De inhoudelijke sturing krijgt invulling door de ontwikkeling van een strategisch onderzoeksbeleid. Dit komt tot uiting in een jaarlijks programma van het KiM. Het programmeringsproces kent de volgende drie fasen:

    • a. Inventarisatie

      Op basis van het vele informele overleg dat plaatsvindt, en van de besprekingen over de voortgang van onderzoeksondersteuning op de diverse beleidsprogramma's en taakterreinen maakt het KiM een eerste inventarisatie op van de belangrijkste strategische beleidsproblemen en de hieraan gekoppelde behoeften aan wetenschappelijke ondersteuning. Gelijktijdig hieraan kan, bijvoorbeeld met behulp van brainstormsessies en strategische beleidsconferenties, reeds informeel bij de leiding van de IenW-onderdelen over de aard van de wetenschappelijke bijdragen aan IenW-beleid worden gesproken. Het is hierbij van belang dat naast concrete onderzoekswensen vooral ook te onderzoeken trends, toekomstige beleidsonderwerpen, maatschappelijke ontwikkelingen die voor IenW van belang zijn, etc., worden opgetekend.

      Deze 'ruwe' inventarisatie wordt door het KiM verwerkt: er vindt een thematische bundeling plaats en van concrete onderzoekswensen wordt nagegaan of deze onderzoekwaardig (is over het onderwerp inderdaad nog onvoldoende bekend?) en onderzoekbaar (kan onderzoek antwoord geven op de gestelde vragen?) zijn.

    • b. Advisering

      De aldus 'veredelde' inventarisatie wordt vervolgens in een adviesronde voorgelegd aan de directieteams van de betrokken beleidsDG's. In deze ronde dient vooral op mogelijke blinde vlekken gelet te worden en dient beoordeeld te worden welk gewicht de aangedragen thema's hebben gelet op het belang voor de beleidsvorming op (middel)lange termijn. Dit advies wordt verwerkt in een document dat wordt voorgelegd aan de secretaris-generaal.

    • c. Besluitvorming.

      De secretaris-generaal stelt het document vast.

  • 4. Ongevraagd onderzoek

    Het KiM kan naast gevraagde beleidsonderzoeken ook ongevraagde onderzoeken uitvoeren. Deze worden opgenomen in de onderzoeksprogrammering. Als het KiM een ongevraagd onderzoek uitvoert, wordt de departementsleiding daarover door het KiM geïnformeerd.

  • 5. Onderzoek in opdracht van externen

    Verzoeken aan het KiM tot het doen van onderzoek door instanties die niet vallen binnen het ambtsbereik van de Minister van IenW (aan te duiden als externen) worden afgewogen in samenhang met het vastgestelde onderzoeksprogramma. In het bijzonder gaat het hier om vragen die vanuit de Tweede Kamer aan de Minister worden gesteld om het KiM onderzoeken te doen verrichten en voor onderzoek ter ondersteuning van het werk van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. De departementsleiding beoordeelt dergelijke verzoeken. Daarbij gelden de volgende criteria:

    • a. het gevraagde onderzoek is een afgeleide van eerder door het KiM verricht onderzoek en vormt een aanvulling op c.q. versterking van door het KiM verricht of nog te verrichten onderzoek;

    • b. extern onderzoek mag niet ten koste gaan van de primaire taakstelling;

    • c. de omvang van te verrichten extern onderzoek mag in geld uitgedrukt niet meer belopen dan 10% van het totale KiM-budget.

  • 6. Wetenschappelijke normen

    De resultaten van het werk van het KiM worden bepaald door de eisen van wetenschappelijke kwaliteit. Het KiM wordt geleid door een hoogleraar of iemand met vergelijkbare kwaliteiten.

    De kwaliteit van het werk van het KiM wordt geborgd door een systeem van externe audits. Dit gebeurt via 'peer reviews' door de wetenschappelijke fellows van het KiM en via een periodieke visitatie door een externe, onafhankelijke commissie.

    De medewerkers van het KiM nemen deel aan het (internationaal) wetenschappelijk forum.

IV. Voorlichting, publiciteit en externe contacten

  • 1. De Minister en zijn ambtenaren respecteren de uitkomsten van de door het KiM uitgevoerde onderzoeken. Zij verstrekken geen dienstopdrachten aan het KiM om formuleringen, uitkomsten, onderzoeksmethoden of veronderstellingen te veranderen.

  • 2. De onderzoeken van het KiM zijn in principe openbaar en worden geplaatst op de eigen website van het KiM. Het tijdstip van publicatie is in beginsel niet later dan 28 dagen vanaf het moment dat een document voor publicatie gereed is. In voorkomende gevallen kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als de onderzoeken deel uitmaken van de voorbereiding van een grote beleidsnota, waarbij alle relevante onderzoeksrapporten gelijktijdig met het uitbrengen van de nota worden gepubliceerd. In zulke gevallen zal overleg met de departementsleiding plaatsvinden. Op actieve en passieve openbaarmaking is te allen tijde de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing.

  • 3. Door middel van publicatie van dit protocol in de Staatscourant wordt vastgelegd dat dè inhoud van de publicaties van het KiM niet het standpunt van de Minister van IenW behoeft weer te geven.

  • 4. De persvoorlichting over KiM-rapporten en de beleidsmatige implicaties daarvan wordt verzorgd door de Directie Communicatie van IenW.

  • 5. Directie en medewerkers van het KiM kunnen desgevraagd worden betrokken bij het werk van adviesorganen, zoals de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur. In deze situaties zal de nadruk meestal liggen op het verstrekken van gegevens, uitvoeren van wetenschappelijke analyses en opstellen van prognoses.

  • 6. Medewerkers die namens het KiM optreden, volgen ter zake de instructies van de directeur van het KiM. Zij informeren de Directie Communicatie over contacten met de pers of voorgenomen publicaties. Zij leggen bij publiek optreden het accent op beschrijvingen, analyses en prognoses. Zij kiezen geen positie in partijpolitieke debatten en onthouden zich van uitspraken over puur politieke kwesties of personen.

  • 7. Bij verzoeken van derden die op basis van openbaar of gepubliceerd materiaal kunnen worden beantwoord, wordt de informatie als vorm van publieksvoorlichting verschaft. Externe verzoeken om aanvullende onderzoeken worden volgens de hiervoor in dit Protocol omschreven wijze behandeld.

V. Samenwerking met de planbureaus en de Dienst Water, Verkeer en Leefomgeving

  • 1. Het KiM werkt samen met de planbureaus CPB, SCP en PBL. Over de programmering wordt overleg gevoerd met de planbureaus. Uitwisseling van medewerkers wordt nagestreefd.

  • 2. Met de Dienst Water, Verkeer en Leefomgeving (WVL) van Rijkswaterstaat worden afspraken gemaakt over taakverdeling en samenwerking. In zijn algemeenheid geldt dat vragen met een strategische of wetenschappelijke achtergrond primair bij het KiM zullen worden behandeld en vragen met een meer tactisch-operationele achtergrond bij WVL. De door WVL verzamelde basisinformatie en de WVL-modellen vormen belangrijke bronnen van kennis vormen voor het KiM. In de afspraken met WVL wordt snelle en directe toegang tot deze bronnen gewaarborgd.

Artikel 2

Het Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van.12 december 2011, nr. IENM/BSK- 2011/163545, houdende vaststelling van het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (Protocol KIM) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Protocol KiM 2021.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Visser

TOELICHTING

Met het onderhavige besluit is het Besluit van 12 december 2011, nr. IENM/BSK-2011/163545, houdende vaststelling van het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (Protocol KIM) ingetrokken en is een nieuw protocol voor het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid vastgesteld. Het protocol zoals vastgesteld op 12 december 2011 was op onderdelen niet meer actueel. Vandaar dat er een nieuw protocol is vastgesteld.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Visser

Naar boven