Regeling zaakstoedeling Centrale Raad van Beroep

BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 5, EERSTE LID, VAN HET BESTUURSREGLEMENT CENTRALE RAAD VAN BEROEP

Artikel 1. Werkstromen

Bij de Centrale Raad van Beroep zijn voor de behandeling van zaken de volgende werkstromen ingesteld:

  • 1. Ambtenaren en Pensioenen, Sociale Voorzieningen en Internationale Kamer;

  • 2. Bijstand;

  • 3. Sociale Verzekeringen.

Artikel 2. Instelling kamers

  • 1. Elke werkstroom kent meervoudige en enkelvoudige kamers.

  • 2. Elke werkstroom wijst een of meer meervoudige kamers aan als vooronderzoekskamer.

Artikel 3 In behandeling nemen aanhangig gemaakte zaken

  • 1. De zaken die bij de Centrale Raad van Beroep aanhangig worden gemaakt, worden in behandeling genomen door een vooronderzoekskamer.

  • 2. De vooronderzoekskamer kan een raadsheer-commissaris opdragen het vooronderzoek geheel of gedeeltelijk te verrichten.

  • 3. De vooronderzoekskamer verwijst de zaak naar een meervoudige, enkelvoudige of grote kamer die de zaak verder behandelt. Bij deze verwijzing wordt acht geslagen op artikel 4 van deze regeling en het vijfde lid van dit artikel.

  • 4. Bij verdere behandeling door een meervoudige of grote kamer kan een raadsheer-commissaris worden aangewezen.

  • 5. De raadsheren van een werkstroom stellen criteria op voor zaken die kunnen worden verwezen naar een enkelvoudige kamer.

Artikel 4. Factoren bij de toedeling

  • 1. Zaken worden in beginsel aselect toegedeeld.

  • 2. Bij de toedeling van zaken wordt in ieder geval acht geslagen op:

    • de mate van expertise, ervaring, beschikbaarheid en inzetbaarheid;

    • de samenstelling van de kamer die de zaak behandelt;

    • eerdere betrokkenheid bij een zaak;

    • projectmatige behandeling van zaken;

    • de noodzaak tot clustering van gelijksoortige zaken;

    • werkstroom overstijgende zaken;

    • het bevorderen van de rechtseenheid tussen de hoogste bestuursrechtelijke colleges.

Artikel 5. Behandeling

  • 1. De behandeling van zaken, waaronder de agendering voor een behandeling ter zitting, gebeurt volgens het beginsel dat de oudste zaken het eerst worden behandeld.

  • 2. Van dit beginsel kan worden afgeweken in onder meer de volgende zaken of gevallen:

    • bij clustering, voeging of samenhang;

    • bij prioritering van zaken;

    • bij verhindering van partijen;

    • als dringende behoefte is aan juridische duidelijkheid;

    • als sprake is van andere spoedeisende omstandigheden zoals ernstige ziekte van een procespartij;

    • als sprake is van een dreigende schending van de redelijke termijn bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Artikel 6. Procesbeslissingen

Tijdens het vooronderzoek worden procedurele beslissingen genomen door of onder verantwoordelijkheid van de vooronderzoekskamer of de raadsheer-commissaris die is belast met het vooronderzoek. Is toepassing gegeven aan artikel 3, derde of vierde lid van deze Regeling, dan worden procedurele beslissingen genomen door of onder verantwoordelijkheid van de raadsheer-commissaris of raadsheer van die kamer.

Artikel 7. Zaak volgt raadsheer

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, derde en vierde lid, kan een zaak voor de behandeling ter zitting worden verwezen naar een andere raadsheer dan de raadsheer die beslissingen als bedoeld in artikel 6 van deze Regeling heeft genomen.

  • 2. Als de behandeling van een zaak wordt geschorst of heropend, volgt die zaak de behandeld raadsheer of raadsheer-commissaris.

  • 3. Als de zaak door een meervoudige kamer is behandeld, vindt nadere behandeling ter zitting in beginsel plaats door een meervoudige kamer in dezelfde samenstelling.

  • 4. Indien de zaak na de schorsing of heropening van de meervoudige kamer wordt verwezen naar een enkelvoudige kamer, volgt de zaak de raadsheer aan wie de zaak eerder was toegedeeld.

  • 5. Van het tweede tot en met het vierde lid kan onder bijzondere omstandigheden worden afgeweken, bijvoorbeeld als sprake is van samenhang met andere zaken of als is gebleken dat de expertise van een andere raadsheer zou moeten worden ingeroepen.

  • 6. Van het tweede tot en met het vierde lid kan eveneens worden afgeweken bij ontstentenis van een raadsheer, bijvoorbeeld bij calamiteiten, onverwachte verhinderingen, langdurige afwezigheid wegens ziekte of bij ontslag.

Artikel 8. Bekendmaking namen

  • 1. In de kennisgeving voor de zitting worden de namen van de raadsheren die de zaak behandelen bekendgemaakt. Wanneer een zaak niet op zitting wordt behandeld, dan volgt een brief waarmee de sluiting van het onderzoek en de namen van de behandelende raadsheren worden medegedeeld. Na deze bekendmaking vindt wisseling van de behandelende raadsheren slechts plaats na mededeling daarvan, en onder opgave van de reden voor wisseling, aan partijen.

  • 2. Onder opgave van redenen aan partijen kan door het gerechtsbestuur in een concrete zaak op grond van gewichtige redenen van het bepaalde in de eerste volzin van het eerste lid worden afgeweken, bijvoorbeeld als de bekendmaking van de naam van de raadsheer leidt tot veiligheidsrisico’s voor de raadsheer in een concrete zaak. In dat geval wordt de naam van de raadsheer niet eerder dan op de zitting bekend gemaakt.

  • 3. De tweede volzin van het eerste lid is niet van toepassing op zaken waarin met toepassing van de artikelen 8:54, 8:54a en 8:55, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak wordt gedaan.

Artikel 9. Behandeling wrakingsverzoeken

Verzoeken om wraking en verschoning worden behandeld door raadsheren die niet werkzaam zijn in de werkstroom van de betrokken raadsheer.

Artikel 10. Wraking en verschoning

  • 1. Onverkort het in de Algemene wet bestuursrecht bepaalde ten aanzien van wraking en verschoning, draagt de raadsheer er zo veel mogelijk zorg voor dat wordt voorkomen dat de behandeling van een zaak aanleiding geeft tot een discussie over de onpartijdigheid.

    De Leidraad Onpartijdigheid en nevenfuncties in de Rechtspraak geldt daarbij als richtsnoer.

  • 2. Indien de raadsheer tot de conclusie komt dat hij of zij de zaak niet (meer) kan behandelen, maar de bemoeienis nog niet verplicht tot het indienen van een verschoningsverzoek, dan kan de raadsheer alsnog besluiten zich terug te trekken. In dat geval meldt de raadsheer dit zo spoedig mogelijk aan het bestuur. Door of namens het bestuur wordt de vooronderzoekskamer verzocht de zaak, met inachtneming van het voorgaande, aan een andere raadsheer toe te delen, tenzij het bestuur meent dat de raadsheer geen goede reden heeft voor terugtreding of dat alsnog een verschoningsverzoek moet worden ingediend.

Artikel 11. Werkingssfeer

  • 1. In deze regeling wordt onder raadsheer tevens verstaan raadsheerplaatsvervanger.

  • 2. Onder raadsheer wordt tevens verstaan raadsheren.

Artikel 12. Slotbepaling

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling zaakstoedeling Centrale Raad van Beroep.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 maart 2022.

Vastgesteld door het bestuur van de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2021

T. Avedissian, President

Naar boven