Regeling Samen Cultuurmaken 2022–2024

Samenwerken aan cultuur voor iedereen

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie 2021;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 februari 2022;

besluit:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Gebruikte begrippen

In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.

a. Fonds:

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

b. Activiteit:

project, verkenning, onderzoek, experiment, plan of ander initiatief met een inhoudelijk uitgangspunt dat voldoet aan het doel van de regeling.

c. Adviescommissie:

een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

d. Algemeen Subsidiereglement:

Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.

e. Caribisch deel van het Koninkrijk:

de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

f. CET:

Central European Time, of Midden-Europese Tijd.

g. Culturele Codes:

de Code Diversiteit en Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur.

h. Culturele instelling:

stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden.

i. Cultuurmaker:

persoon die aan cultuurparticipatie doet.

j. Cultuurparticipatie:

het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.

k. Europees Nederland:

Nederland, zonder de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch gebied.

l. Koninkrijk der Nederlanden:

Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

m. Materiaalkosten:

kosten voor aanschaf van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd.

n. Materiële investeringen:

aanschaf van materialen voor een project die aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken.

o. Onderwijsinstelling:

een instelling zonder commercieel winstoogmerk verantwoordelijk voor het bieden van primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs.

p. Professional in het cultureel domein:

natuurlijk persoon die zelfstandig professioneel actief is op het gebied van cultuurparticipatie of -educatie.

q. Professional in het sociaal domein:

persoon die zelfstandig professioneel actief is in het sociaal domein.

r. Sociale instelling:

een instelling met rechtspersoonlijkheid zonder commercieel winstoogmerk in het domein zorg, welzijn, leefbaarheid, werk, maatschappelijke ondersteuning, participatie en integratie, zelfredzaamheid, speciaal onderwijs, jeugdzorg, eerstelijnszorg, ouderenzorg, GGZ en alle daaraan verwante taken, waaronder naar gemeenten gedecentraliseerd beleid.

Artikel 1.2 Doel van de regeling

Doel van deze regeling is het stimuleren van cultuurparticipatie door mensen voor wie in de huidige samenleving cultuurparticipatie niet vanzelfsprekend is. Dit doet het Fonds door het mede mogelijk maken van activiteiten, waarbij het cultureel en het sociaal domein en cultuurmakers samenwerken aan cultuur voor iedereen.

Artikel 1.3 Indeling van de regeling

Deze regeling kent twee sporen en de mogelijkheid van de Open Oproep waarbinnen een subsidieaanvraag kan worden ingediend:

  • a. spoor 1: try-out, zoals bedoeld in paragraaf 2;

  • b. spoor 2: ontwikkeltrajecten, zoals bedoeld in paragraaf 3;

  • c. Open Oproep, zoals bedoeld in paragraaf 4.

Artikel 1.4 Wie kan aanvragen

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

    • a. culturele instelling die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een instelling of professional in het sociaal domein;

    • b. instelling in het sociaal domein die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een cultureel professional of een culturele instelling;

    • c. professional in het cultureel domein die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een instelling of professional in het sociaal domein; of

    • d. professional in het sociaal domein die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een culturele instelling of een cultureel professional.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid worden als samenwerkingspartners ook erkend:

    • a. zelforganisaties zonder rechtspersoonlijkheid in het cultureel of sociaal domein; of

    • b. onderwijsinstellingen die samenwerken met een culturele instelling, met een instelling in het sociaal domein, of met een professional in het cultureel of sociaal domein; dit geldt alleen voor naschoolse activiteiten, tenzij het Fonds een uitzondering toestaat voor onderwijsinstellingen waar binnen- en naschoolse activiteiten door elkaar heen plaatsvinden.

  • 3. Instellingen met een provinciale, door de overheid gefinancierde opdracht om het culturele veld te ondersteunen kunnen geen subsidie aanvragen. Zij kunnen wel samenwerkingspartner zijn mits hun werkzaamheden niet worden gefinancierd vanuit de subsidieaanvraag.

Artikel 1.5 Subsidieplafond en budgetverdeling

  • 1. Spoor 1, spoor 2 en de Open Oproep hebben elk een eigen subsidieplafond.

  • 2. Het Fonds kan jaarlijks:

    • a. een geoormerkt budget uit het subsidieplafond reserveren voor bepaalde regio’s, thema’s of doelgroepen;

    • b. het vastgestelde subsidieplafond wijzigen;

    • c. bij onderuitputting van een subsidieplafond na het verstrijken van een indieningstermijn, het resterende deel toevoegen aan het subsidieplafond van de daaropvolgende indieningstermijn, van een ander spoor of van de Open Oproep.

  • 3. Een besluit tot wijziging van het subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 1.6 Indieningstermijnen

  • 1. Een aanvraag binnen spoor 1 of spoor 2 kan alleen binnen de volgende acht indieningstermijnen worden ingediend:

    • a. in 2022:

      • van 7 maart tot en met 30 maart;

      • van 7 juni tot en met 29 juni; of

      • van 3 oktober tot en met 2 november;

    • b. in 2023:

      • van 6 maart tot en met 29 maart;

      • van 5 juni tot en met 28 juni; of

      • van 2 oktober tot en met 1 november;

    • c. in 2024:

      • van 8 januari tot en met 31 januari; of

      • van 1 april tot en met 24 april.

  • 2. Op de eerste dag van een indieningstermijn kan een aanvraag niet eerder worden ingediend dan 13.00 uur CET. Op de laatste dag van een indieningstermijn kan een aanvraag niet later worden ingediend dan 17.00 uur CET.

  • 3. Per aanvrager wordt per indieningstermijn maximaal één aanvraag gehonoreerd.

  • 4. De startdatum van een nieuwe aanvraag kan niet eerder zijn dan de datum waarop de aanvrager een besluit heeft ontvangen over een eventueel eerder ingediende aanvraag.

  • 5. Aanvragen worden per termijn behandeld, op volgorde van binnenkomst. Alleen volledige aanvragen die binnen de genoemde termijnen zijn ingediend, worden in behandeling genomen.

  • 6. Bij onvolledige aanvragen kan het Fonds de aanvrager in de gelegenheid stellen de aanvraag aan te vullen. Het moment waarop de aanvulling op de aanvraag is ingediend en goedgekeurd, geldt dan als het moment van het indienen van de aanvraag.

Artikel 1.7 Indieningsvereisten

  • 1. Aanvragen voor spoor 1 of spoor 2 worden ingediend via het digitale aanvraagformulier in de online aanvraagomgeving Mijn Fonds. Deze is bereikbaar via de website van het Fonds.

  • 2. Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist; het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3. Een aanvraag bestaat uit ten minste een volledig en correct ingevuld aanvraagformulier, een projectplan voor de gehele looptijd van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, een ondertekend samenwerkingsdocument en een sluitende begroting inclusief dekkingsplan. Wat betreft het projectplan geldt voor spoor 1 een maximaal aantal woorden van 2.500, en voor spoor 2 een maximaal aantal woorden van 5.000. Het maximaal aantal woorden van het projectplan voor de Open Oproep wordt bekendgemaakt bij de publicatie ervan. Voor de begroting wordt de modelbegroting van het Fonds gebruikt.

  • 4. Als de aanvrager een zelfstandig professional is, maken, in aanvulling op het derde lid, een curriculum vitae en een recent uittreksel van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel deel uit van de aanvraag.

  • 5. Een aanvraag voor een bijdrage van meer dan € 50.000 gaat ook vergezeld van de jaarrekeningen van de afgelopen drie jaar. Als de aanvrager deze niet kan overleggen, wordt dit toegelicht in de aanvraag. Vervolgens neemt het Fonds daarover een beslissing.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

  • 1. Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

      • door het Fonds;

      • door een van de andere rijkscultuurfondsen;

      • op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid; of

      • op grond van de Erfgoedwet;

    • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;

    • d. de aanvraag is voor een seriële productie, waaronder een project dat niet eenmalig door één instelling of persoon wordt georganiseerd, maar een serie is van gelijksoortige aanvragen;

    • e. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt; of

    • f. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling.

  • 2. Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.

  • 3. Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

Artikel 1.9 Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Een aanvrager kan per indieningstermijn voor maximaal:

    • a. één spoor een aanvraag indienen; of

    • b. één aanvraag indienen voor de Open Oproep.

  • 2. Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;

    • b. de mogelijkheid onderzoekt van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en

    • c. aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.

  • 3. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 4. Alleen kosten die direct verband houden met de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd komen voor subsidie in aanmerking.

  • 5. Maximaal 7% van de totale kosten van het project mag worden besteed aan onvoorziene kosten.

  • 6. Voor aanvragers gevestigd in Europees Nederland geldt dat maximaal 20% van de totale kosten van het project kan worden besteed aan materiële investeringen, tenzij het Fonds op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding ziet om hiervan af te wijken.

  • 7. Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen tot en met 40% van de totale kosten van het project aanvragen voor materiële investeringen, tenzij het Fonds op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding ziet om hiervan af te wijken.

  • 8. In afwijking van artikel 4, negende lid, van het Algemeen Subsidiereglement kunnen aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk de kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.

Artikel 1.10 Bijzondere verplichtingen

  • 1. De aanvrager is verplicht:

    • a. deel te nemen aan de monitoring en evaluatie van deze regeling door het Fonds;

    • b. tot het delen van kennis over het ontwerp, de uitvoering en het effect van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt; en

    • c. deel te nemen aan activiteiten die het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst organiseert, waaronder in ieder geval de projectenmonitor en thematische werkgroepen die deel uitmaken van het Programma Cultuurparticipatie 2021–2024.

  • 2. Een aanvrager met een culturele doelstelling is verplicht om in de aanvraag de Culturele Codes te onderschrijven. Hierbij gelden voor rechtspersonen de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen:

    • a. aangevraagd bedrag tot € 5.000: neem kennis van en pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet lukt, als dat het geval is;

    • b. aangevraagd bedrag van € 5.000 tot € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar dit nog niet lukt, en benoem de ambitie op de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie;

    • c. aangevraagd bedrag vanaf € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar en waarom dit nog niet lukt, benoem de ambitie op de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie, en reflecteer hierop achteraf in de verantwoording.

  • 3. Als een aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijk persoon, dan onderschrijft deze in ieder geval de Code Diversiteit en Inclusie en de Fair Practice Code.

  • 4. Een aanvrager in het sociaal domein onderschrijft, indien van toepassing, de codes die voor dit domein gelden.

Artikel 1.11 Beslistermijn

Het Fonds beslist binnen dertien weken nadat een volledige aanvraag is ontvangen.

Artikel 1.12 Startdatum

Het project:

  • a. start niet eerder dan na de honorering van de aanvraag;

  • b. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

  • c. kan, in afwijking van onderdeel b, echter wel beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat al binnen dertien weken via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt; en

  • d. start uiterlijk binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag.

Artikel 1.13 Bevoorschotting

  • 1. Voor gehonoreerde aanvragen tot en met maximaal € 25.000 wordt de aanvrager een voorschot verleend van 100% van het subsidiebedrag.

  • 2. Voor gehonoreerde aanvragen waarbij de subsidie meer dan € 25.000 en minder dan € 125.000 bedraagt, wordt het toegekende subsidiebedrag in twee gedeelten verstrekt:

    • a. een voorschot van 90% van het bedrag zodra het verleningsbesluit is afgegeven;

    • b. de resterende 10% van het bedrag na de subsidievaststelling.

Artikel 1.14 Verantwoording en vaststelling subsidie

De verantwoordingsverplichtingen en vaststellingsprocedures zijn beschreven in de paragrafen 5 tot en met 8 van het Algemeen Subsidiereglement.

Paragraaf 2 Spoor 1: Try-out

Artikel 2.1 Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Subsidie voor spoor 1 kan worden aangevraagd voor een onderzoek, experiment of proefsituatie waarbij concrete activiteiten met de doelgroep worden uitgevoerd. De aanvrager richt zich op een activiteit vanuit samenwerking tussen het cultureel en het sociaal domein. Deze activiteit heeft als doel om drempels ten aanzien van cultuurparticipatie weg te nemen.

  • 2. Het project in spoor 1 heeft een looptijd van maximaal één jaar.

Artikel 2.2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond van spoor 1 bedraagt € 1.000.000 per jaar.

Artikel 2.3 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor spoor 1 bedraagt minimaal € 2.500 en maximaal € 25.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor spoor 1 bedraagt maximaal 80% van de totale projectkosten.

Artikel 2.4 Beoordeling en toekenning

  • 1. Aanvragen voor spoor 1 worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is beschreven hoe die toetsing plaatsvindt:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het doel van de regeling;

    • b. organisatorische kwaliteit; en

    • c. kwaliteit van de samenwerking.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag op alle criteria als voldoende te zijn beoordeeld.

  • 3. Als een aanvraag voor spoor 1 is ingediend, wordt die voor advies voorgelegd aan een interne adviescommissie, die bestaat uit twee adviseurs van het Fonds. Aan de hand van een vraaggesprek licht de aanvrager de aanvraag vervolgens mondeling toe in een korte onlinebespreking met die adviescommissie.

Paragraaf 3 Spoor 2: Ontwikkeltrajecten

Artikel 3.1 Waarvoor kan worden aangevraagd?

  • 1. Subsidie voor spoor 2 kan worden aangevraagd voor een ontwikkeltraject waarbij leren en verbeteren centraal staan. Dit traject omvat achtereenvolgens een aantal van de door de aanvrager omschreven fasen, zoals onderzoek, ontwikkeling, uitvoering, evaluatie, doorontwikkeling en borging. De aanvrager richt zich op een activiteit vanuit samenwerking tussen het cultureel en het sociaal domein, die met de doelgroep wordt uitgevoerd. De activiteit heeft als doel om drempels ten aanzien van cultuurparticipatie weg te nemen.

  • 2. Per aanvrager kunnen de activiteiten en opeenvolgende fasen van het ontwikkeltraject worden gespreid over maximaal twee opeenvolgende aanvragen.

  • 3. Het project in spoor 2 heeft een looptijd van maximaal twee jaar.

Artikel 3.2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor spoor 2 bedraagt € 3.440.000 per jaar.

Artikel 3.3 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor spoor 2 bedraagt meer dan € 25.000 en maximaal € 125.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor spoor 2 bedraagt niet meer dan 80% van de totale projectkosten.

Artikel 3.4 Beoordeling en toekenning

  • 1. Aanvragen voor spoor 2 worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is uiteengezet hoe die toetsing plaatsvindt:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het doel van de regeling;

    • b. organisatorische kwaliteit; en

    • c. de beoogde ontwikkeling binnen het project en de manier waarop de samenwerking daaraan bijdraagt.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag op alle criteria als voldoende te zijn beoordeeld.

  • 3. Als een aanvraag voor Spoor 2 is ingediend, wordt die ter advisering voorgelegd aan een externe adviescommissie, zoals bedoeld in het Huishoudelijk reglement van het Fonds die gepubliceerd is op de website van het Fonds.

Paragraaf 4 Open Oproep

Deze paragraaf richt zich op extra mogelijkheden voor aanvragers om aan te sluiten bij specifieke thema’s op het gebied van cultuurparticipatie, in samenwerking tussen het cultureel en het sociaal domein.

Artikel 4.1 Doel

Met deze paragraaf stimuleert het Fonds de verkenning, ontwikkeling en uitvoering van projectactiviteiten rond specifieke thema’s waarmee cultuurparticipatie zo toegankelijk morgelijk wordt gemaakt voor en met mensen die hiertoe drempels ervaren.

Artikel 4.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf wordt verstrekt via de Open Oproep en kan worden aangevraagd voor het thema waarop de Open Oproep zich richt.

  • 2. Het thema van de Open Oproep valt binnen een van onderstaande categorieën of een combinatie daarvan:

    • a. actualiteit of maatschappelijke noodzaak;

    • b. specifieke doelgroepen;

    • c. kunstdisciplines en erfgoeddomeinen;

    • d. regio’s.

  • 3. Bij de bekendmaking van de Open Oproep wordt vermeld voor welke activiteit of activiteiten een aanvraag kan worden ingediend.

  • 4. Het project heeft een maximale looptijd van twee jaar.

  • 5. Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt.

Artikel 4.3 Bekendmaking en publicatie

  • 1. Als er een Open Oproep komt, volgt er eerst een vooraankondiging. Die vooraankondiging is terug te vinden op de website van het Fonds.

  • 2. Vanaf de inwerkingtreding tot de vervaldatum van deze regeling publiceert het Fonds de Open Oproep op de website van het Fonds. De publicatie gebeurt uiterlijk twee weken voordat aanvragen kunnen worden ingediend.

  • 3. Het Fonds maakt in de tekst van de Open Oproep in ieder geval bekend:

    • a. het thema, met toelichting;

    • b. waarvoor kan worden aangevraagd;

    • c. de periode waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend;

    • d. het subsidieplafond;

    • e. het maximaal beschikbare bedrag per project, zoals bedoeld in artikel 4.5;

    • f. het percentage dat de subsidie mag uitmaken van de totale projectkosten, zoals bedoeld in artikel 4.6;

    • g. richtlijnen waaraan het projectplan moet voldoen; en

    • f. de criteria aan de hand waarvan de aanvraag beoordeeld wordt, zoals bedoeld in artikel 4.9.

Artikel 4.4 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor deze paragraaf is € 1.500.000.

  • 2. Bij de publicatie van de Open Oproep wordt vermeld welk deel van het subsidieplafond hiervoor bestemd is.

Artikel 4.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidies voor projecten op grond van deze paragraaf zijn verdeeld in drie categorieën:

    • a. categorie 1: maximaal tot € 25.000;

    • b. categorie 2: minimaal € 25.000 tot maximaal € 50.000;

    • c. categorie 3: minimaal € 50.000 tot maximaal € 100.000.

  • 2. Het Fonds vermeldt bij publicatie van de Open Oproep binnen welke categorie deze valt.

Artikel 4.6 Subsidiepercentage

  • 1. Bij aanvragen voor subsidie op grond van deze paragraaf is de hoogte van het subsidiepercentage ten opzichte van de totale projectkosten:

    • a. voor aanvragers gevestigd in Europees Nederland minimaal 50% tot maximaal 80%; en

    • b. voor aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk minimaal 80% tot maximaal 100%.

  • 2. Het Fonds vermeldt het exacte subsidiepercentage bij publicatie van de Open Oproep.

Artikel 4.7 Bijzondere verplichtingen

  • 1. Subsidieontvangers zijn verplicht tot een of meer van de hieronder genoemde activiteiten:

    • a. deelnemen aan monitoring en evaluatie van de Open Oproep;

    • b. kennisdeling;

    • c. deelnemen aan activiteiten die het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst organiseert als onderdeel van het programma Cultuurparticipatie 2021–2024;

    • d. onderschrijven van de codes die voor de sector gelden.

  • 2. Het Fonds vermeldt de exacte verplichtingen bij de publicatie van de Open Oproep.

Artikel 4.8 Indieningsvereisten

  • 1. Tenzij bij de publicatie van de Open Oproep anders is vermeld, worden aanvragen ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online omgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2. Tenzij bij de publicatie van de Open Oproep anders is vermeld, worden aanvragen ten minste voorzien van:

    • a. een projectplan voor de looptijd van het project;

    • b. een sluitende begroting; en

    • c. een samenwerkingsdocument.

Artikel 4.9 Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen op grond van deze paragraaf worden beoordeeld aan de hand van minimaal twee en maximaal vier van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke kwaliteit in relatie tot het doel van de Open Oproep;

    • b. organisatorische kwaliteit;

    • c. kwaliteit van samenwerking;

    • d. beoogde ontwikkeling;

    • e. urgentie en maatschappelijke noodzaak;

    • f. continuïteit van de projectresultaten;

    • g. vergroten van de lokale zichtbaarheid van cultuurparticipatie.

  • 2. Het Fonds vermeldt welke van de beoordelingscriteria van toepassing zijn bij de publicatie van de Open Oproep.

Artikel 4.10 Beoordelingswijze

  • 1. Het Fonds beoordeelt de aanvragen voor de Open Oproep op volgorde van binnenkomst en neemt daarover een besluit.

  • 2. Aanvragen tot € 25.000 worden voor advies voorgelegd aan een interne adviescommissie, die bestaat uit twee adviseurs van het Fonds.

  • 3. Over aanvragen boven de € 25.000 geeft een externe adviescommissie advies aan het bestuur van het Fonds.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

In zeer uitzonderlijke gevallen, waar bij het opstellen van deze regeling geen rekening mee is gehouden en die een onredelijke uitwerking hebben, kan het bestuur ten gunste van de aanvrager afwijken van de rechten en plichten die in deze regeling zijn opgenomen.

Artikel 5.2 Algemeen Subsidiereglement

Voor zover deze regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing. Dat reglement is te vinden op de website van het Fonds.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag nadat deze in de Staatscourantis gepubliceerd.

  • 2. De Meerjarenregeling Samen Cultuurmaken 2021–2024 wordt ingetrokken.

  • 3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond blijft deze regeling van toepassing.

Artikel 5.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling Samen Cultuurmaken 2022–2024.

Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, H. Verhoeven directeur-bestuurder

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding

Het Programma Cultuurparticipatie 2021–2024

Meedoen aan cultuur is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Er zijn mensen die drempels ervaren: allerlei soorten zichtbare én onzichtbare drempels. Denk aan verschillen in cultuurbeleving, in achtergronden, financiële drempels, fysieke of verstandelijke beperkingen en psychische aandoeningen. Wie ervaren deze drempels – en hoe komt dat? Hoe kunnen we die drempels wegnemen en ervoor zorgen dat meedoen aan cultuur voor iedereen vanzelfsprekend is?

Om de toegang tot actieve cultuurparticipatie te vergroten is op 13 juni 2020 het Programma Cultuurparticipatie van start gegaan1. Daarmee willen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) en het Fonds voor Cultuurparticipatie (hierna: het Fonds) ervoor zorgen dat iedereen gelijke kansen krijgt om deel te nemen aan cultuur. Want: ‘cultuur is ván en vóór iedereen, ongeacht de plek waar je woont, uit welk gezin je komt of welke culturele achtergrond je hebt, en ongeacht leeftijd, geslacht, beperking of opleiding’2. Het Programma Cultuurparticipatie is ook een uitwerking van bestuurlijke afspraken tussen Rijk (OCW), gemeenten (Vereniging Nederlandse Gemeenten, VNG) en provincies (Interprovinciaal Overleg, IPO).

Met dit programma willen wij – samen met culturele en sociale organisaties – de toegankelijkheid, zichtbaarheid en erkenning van cultuurparticipatie in de samenleving vergroten in de beleidsperiode 2021–2024. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn: deskundigheidsbevordering (in het cultureel én het sociaal domein), ontwikkeling van nieuwe vormen van cultuurparticipatie (waarbij het aanbod samen met de betrokken doelgroep is ontwikkeld) en meer zichtbaarheid en erkenning van cultuurparticipatie voor iedereen. Daarbij stimuleren we dat mensen met een beperking of chronische aandoening gelijkwaardig kunnen meedoen, in lijn met het VN-verdrag Handicap3.

Het Programma Cultuurparticipatie bestaat uit drie onderdelen:

  • 1. deze subsidieregeling om initiatieven te ondersteunen;

  • 2. kennisdeling;

  • 3. cultuurparticipatie zichtbaar maken waarbij cultuurmakers en hun beleving centraal staan.

Maatschappelijke relevantie en resultaatgebieden

Het Programma Cultuurparticipatie raakt aan verschillende beleidsterreinen, domeinen en dossiers, zoals het sociaal domein, ruimte en leefomgeving en historisch-democratisch bewustzijn. Dat betekent dat afstemming en samenwerking interdepartementaal, decentraal én met de diverse publieke en private fondsen en (organisaties van) belanghebbenden plaatsvindt.

Het programma voorziet in een maatschappelijke behoefte, zo bleek uit de Regeling Samen Cultuurmaken Verbreden (Aanloopregeling) en de eerste subsidieronde van de voorganger van deze regeling, de Meerjarenregeling Samen Cultuurmaken 2021–20244. Er is veel aandacht voor de domeinoverstijgende en samenbindende factor van cultuur, laten maatschappelijke debatten5, gesprekken met (lokale) beleidsmakers en het Werkprogramma 2021–2022 van de Raad voor Cultuur6 zien. Ook politiek is er aandacht voor de pay-offeffecten van investeringen in de culturele en creatieve sector op de uitgaven in de zorgsector7.

Het programma moet een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van landelijke, regionale en lokale ambities op het terrein van drie samenhangende resultaatgebieden:

  • 1. Cultuurparticipatie ter verbetering van de toegang tot cultuur

    Het gaat erom de toegang tot cultuur te verbeteren en nieuwe cultuurmakers en publiek aan te trekken.

  • 2. Cultuurparticipatie met sociale effecten

    Cultuur is een krachtig instrument voor sociale verandering. De begrippen community art en participatieve cultuurpraktijken staan hierbij centraal: op basis van een urgente maatschappelijke of groepsgebonden kwestie werken kunstenaars samen met betrokkenen aan artistieke interventies, gericht op verandering van de situatie.

  • 3. Cultuurparticipatie als culturele democratie

    Los van het min of meer traditionele aanbod kan iedereen creatief actief zijn door participatie in en creatie en distributie van cultuur. Met het begrip ‘culturele democratie’ worden traditionele verhoudingen binnen het cultureel domein doorbroken, en ontstaat letterlijk en figuurlijk ruimte voor niet binnen de canon (h)erkende kunstpraktijken. Denk daarbij aan underground-kunstvormen, niet-traditionele kunstpraktijken en kunst gemaakt door mensen met een beperking.

Bij deze resultaatgebieden is samenwerking over de grenzen van domeinen van belang, bijvoorbeeld tussen het cultureel en sociaal domein. Dat maakt deze regeling mogelijk.

Via het LKCA zijn kennisdossiers beschikbaar met achtergronden van, inzichten over en voorbeelden van cultuurparticipatie. In de projectenmonitor van het Fonds en het LKCA staan projecten die binnen de Regeling Samen Cultuurmaken Verbreden (Aanloopregeling) en de Meerjarenregeling Samen Cultuurmaken 2021–2024 zijn gehonoreerd.

2. De regeling

Deze regeling Samen Cultuurmaken 2022–2024 gaat uit van een evenwichtige spreiding in het Koninkrijk der Nederlanden. Daarbij willen we grote én kleine initiatieven mogelijk maken, zowel vernieuwende projecten als het versterken van bestaande initiatieven. De ervaringen met de gesubsidieerde activiteiten leggen we vast in zogeheten kennisdossiers8 en de projectenmonitor9, in samenwerking met het LKCA en de subsidieontvangers.

De regeling heeft drie onderdelen, ‘sporen’ genoemd: spoor 1 (try-out) en spoor 2 (ontwikkeltraject), én de Open Oproep. Door deze indeling kunnen we rekening houden met de mate waarin de aanvrager gevorderd is in de aanpak en organisatie van samenwerking tussen het cultureel en het sociaal domein, de schaal waarop dat gebeurt en de vorm waarin dit plaatsvindt. Ook steunen we een professionele ontwikkeling en verduurzaming bij de aanvrager, doordat binnen de looptijd van de regeling een achtereenvolgende combinatie van sporen per aanvrager mogelijk is. Per spoor wordt beschreven waarvoor kan worden aangevraagd, welke financiële kaders gelden, de termijnen waarbinnen kan worden aangevraagd en de wijze van beoordelen en toekennen. Daarnaast beschrijft de regeling voor alle sporen tezamen wie kan aanvragen, de formele weigeringsgronden, de wijze van verantwoording en bijzondere bepalingen, zoals de indieningsvereisten.

Daarnaast kent de regeling de mogelijkheid van de Open Oproep. Hiermee spelen we in op actuele thema’s en krijgen projectactiviteiten op belangwekkende aandachtsgebieden, voor specifieke doelgroepen, disciplines of in bepaalde regio’s een extra stimulans.

Artikelsgewijs

Artikel 1.2 Doel van de regeling

Deze subsidieregeling is bedoeld om cultuur voor iedereen toegankelijk te maken en drempels weg te nemen. Dat gebeurt door nauwere samenwerking en ontmoeting te stimuleren tussen makers, initiatiefnemers en deelnemers in het cultureel en het sociaal domein, zoals de zorg- en welzijnssector. Het doel is om verschillen in cultuurparticipatie te verkleinen tussen mensen met en zonder sociale, verstandelijke of fysieke beperking. Zo bevordert cultuurparticipatie diversiteit en een inclusieve samenleving.

Deze regeling bevordert zodoende de zichtbaarheid en erkenning van cultuurparticipatie en een evenwichtige spreiding van middelen over regio’s, thema’s en doelgroepen.

Artikel 1.4 Wie kan aanvragen

Eerste lid

De regeling staat open voor aanvragen van culturele instellingen, instellingen in het sociaal domein, zelfstandig cultureel professionals en zelfstandig professionals in het sociaal domein. Belangrijk is dat de aanvrager uit het ene domein aantoonbaar samenwerkt met een partij uit het andere domein. Daarom moet een samenwerkingsdocument onderdeel zijn van de aanvraag: een verklaring of overeenkomst die bevestigt dat de samenwerkingspartners de aanvraag gezamenlijk indienen en het project gezamenlijk ontwikkelen en uitvoeren. De samenwerking moet zijn uitgewerkt in het projectplan. Een model-samenwerkingsovereenkomst vind je op de website van het Fonds10

Tweede lid

Naast de samenwerkingspartners uit het eerste lid, erkennen we ook zelforganisaties van ‘niet-professionele’ partijen als samenwerkingspartner. Denk aan informele groepen zoals buurtcomités, jongerencollectieven en erfgoedgemeenschappen. Omdat deze partijen geen rechtspersonen zijn (wat meestal het geval is), kunnen ze niet zelf aanvragen. Ook onderwijsinstellingen worden erkend als samenwerkingspartner, tenminste voor zover het naschoolse activiteiten betreft. Hoewel het onderwijs in het kader van deze regeling geen deel uitmaakt van het sociaal domein, is het wel een belangrijke ‘vindplaats’ voor doelgroepen die drempels ervaren voor cultuurparticipatie. Deze doelgroepen bevinden zich in het funderend onderwijs (primair, voortgezet en speciaal onderwijs) en het middelbaar beroepsonderwijs. Er kunnen zich situaties voordoen waarin het onderscheid tussen binnen- en naschoolse activiteiten niet scherp te maken is en de activiteiten door elkaar lopen. Denk aan het speciaal onderwijs, scholen in het Caribisch gebied van het Koninkrijk en internationale schakelklassen (ISK’s). In overleg met het Fonds kan voor dergelijke instellingen een uitzondering worden gemaakt onder de voorwaarde dat het alleen naschoolse activiteiten betreft.

Derde lid

De inzet van provinciale steuninstellingen voor cultuureducatie en -participatie is van waarde voor het Programma Cultuurparticipatie. Het gaat hierbij om de leden van de zogenoemde Raad van Twaalf (raadvantwaalf.nl). Het budget, de wijze van financieren en de doelstelling van de regeling laten niet toe dat subsidie gebruikt wordt voor bijvoorbeeld het inrichten of uitbouwen van een regionale culturele infrastructuur. Daarom kunnen deze instellingen zelf geen aanvragen indienen. Wél kunnen ze samenwerkingspartner zijn. Voorwaarde is dan dat hun kosten, inclusief uren, niet worden gefinancierd met de subsidie.

Artikel 1.5 Subsidieplafond en budgetverdeling

Het Fonds streeft naar een evenwichtige spreiding van de gehonoreerde aanvragen naar regio, thematiek en te bereiken doelgroep. Daarom monitoren we die spreiding gedurende de looptijd van de regeling. Als daarbij blijkt dat een bepaalde regio, thema of doelgroep ondervertegenwoordigd is, of om andere reden extra aandacht nodig heeft, dan kunnen we daarvoor een specifiek budget reserveren uit het subsidieplafond.

Artikel 1.7 Indieningsvereisten

Eerste en tweede lid

Om te zorgen dat we je aanvraag op tijd volledig ontvangen, is het goed om rekening te houden met de tijd die wij nodig hebben om je (verplichte) account bij het Fonds te maken. Vraag je account daarom op tijd aan (niet pas enkele dagen voor de deadline); houd rekening met maximaal een week. Dan weet je zeker dat je de deadline kunt halen en wij je aanvraag in behandeling kunnen nemen. Als we je aanvraag na de deadline ontvangen, kunnen we die niet in behandeling nemen.

Derde lid

Aanvraagformulier

Een recent uittreksel van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en een recent bankafschrift zijn onderdeel van een volledig en correct ingevuld aanvraagformulier.

Begroting

Het is verplicht de modelbegroting van het Fonds te gebruiken en deze als bijlage bij de aanvraag in te dienen. De begroting moet sluitend zijn. We accepteren geen eigen (format) begroting als die wordt meegezonden.

Bij aanvragen voor spoor 1 en 2 dekt het Fonds maximaal 80% van de projectfinanciering, tot een maximaal bedrag van € 25.000 (spoor 1) of € 125.000 (spoor 2). De overige 20% moet ergens anders vandaan komen. Dat noemen we cofinanciering. Die cofinanciering kan bestaan uit een eigen bijdrage en bijdragen van private fondsen, donateurs, de gemeente, provincie of andere financiers. Enige kanttekening is dat de andere financier voor hetzelfde project niet een ander rijkscultuurfonds kan zijn.

Valuta

De begroting moet zijn opgesteld in euro’s.

Projectplan

Het projectplan mag maximaal 2.500 woorden bevatten bij spoor 1, en maximaal 5.000 woorden bij spoor 2. Het projectplan volgt bij voorkeur een heldere pdca-cyclus (plan-do-check-act). Het plan moet in elk geval de volgende onderdelen beschrijven:

Inhoud, doelstellingen en doelgroep

  • De inhoud, de doelstellingen en de opzet van het project, en het belang voor de betrokken partijen en de doelgroep, in relatie tot het doel van de regeling. Hierbij wordt het concrete eindresultaat van het project benoemd of het proces daarnaartoe.

  • De context van het project (waaronder de stand van zaken in het desbetreffende deelgebied binnen de cultuurparticipatie) en de positie van de betrokken organisaties daarbinnen.

  • De wijze waarop de doelgroep betrokken is bij de ontwikkeling van het project.

  • De motivatie van de keuze voor de betrokken partners.

  • De wijze van samenwerking en de verdeling van verantwoordelijkheden.

  • De manier waarop de voortgang wordt bewaakt, het project tussentijds wordt gevolgd en geëvalueerd.

  • Het vooruitzicht van het project en de samenwerking op langere termijn, financieel en organisatorisch.

Organisatorische werkwijze

  • De projectstructuur en de taak- en rolverdeling tussen de samenwerkingspartners.

  • De planning.

  • Een toelichting op de begroting.

Kennisdeling

De manier waarop kennis, ervaring, lessen en goede praktijkvoorbeelden van het project met andere partners worden gedeeld, in aanvulling op het kennisdelingsprogramma van LKCA.

Controleer bij het schrijven van het projectplan ook de toelichting op de beoordelingscriteria. Voor spoor 1 vind je die in artikel 2.4, voor spoor 2 in artikel 3.4.

Vierde lid

Op het KvK-afschrift moet in elk geval de naam zichtbaar zijn van de professional, de datum van inschrijving en de sector waarin deze werkzaam is.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

Eerste lid
Onderdeel a

De rijkscultuurfondsen zijn op het moment van schrijven van deze regeling: het Fonds Podiumkunsten, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, het Mondriaan Fonds, het Filmfonds, het Nederlands Letterenfonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie. Op de website van de rijksoverheid (www.rijksoverheid.nl) vind je meer informatie over deze fondsen.

De Regeling op het specifiek cultuurbeleid betreft de zogenoemde culturele basisinfrastructuur (BIS).

Onderdeel d

Aanvragen voor eenzelfde project of projectformat met steeds wisselende samenwerkingspartners nemen we normaal gesproken niet in behandeling. Toch kan het zijn dat een serie vergelijkbare projecten wel past. Ben je van plan daarvoor een aanvraag in te (laten) dienen? Neem dan vooraf contact op met een adviseur van het Fonds. In overleg bepalen we dan of de aanvraag kan worden ingediend en beoordeeld. We kijken per project naar relevante ontwikkelstappen voor de deelnemers.

Artikel 1.9 Voorwaarden en beperkingen

Eerste lid

Je kunt per indieningstermijn maximaal één aanvraag tegelijkertijd indienen. Daarbij moet je een keuze maken voor een van de twee sporen. Je kunt wel bij andere aanvragen samenwerkingspartner zijn. Zo kan een instelling betrokken zijn bij verschillende projecten waarvoor een aanvraag is ingediend, en ook zelf een aanvraag indienen.

Tegelijkertijd wil zeggen: tijdens de behandeltermijn van de aanvraag. Binnen de looptijd van de regeling kan de aanvrager meerdere opeenvolgende aanvragen doen in een spoor naar keuze. De activiteiten van een al gehonoreerde aanvraag hoeven niet te zijn afgerond voordat een aanvrager een volgende aanvraag doet voor een nieuw project.

Tweede lid

Wij vragen je aan te tonen dat er een begrotingstekort is. Dat moet duidelijk blijken uit het verschil tussen de inkomsten en uitgaven. Mogelijk is een toelichting op de cijfers nodig om dat tekort aan te tonen. De subsidie moet leiden tot een sluitende begroting, dus tot een evenwicht tussen inkomsten en uitgaven (baten en kosten).

Zesde lid

Materiële investeringen zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, bijvoorbeeld apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, videoprojectoren en apparatuur ten behoeve van de auditieve of visuele toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Daarnaast onderscheiden we materiaalkosten, die volledig mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor materialen die nodig zijn voor de eindproducten van het project of daarin terug kunnen komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips en fotopapier. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van de projectperiode. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. Je moet hierbij als aanvrager vanzelfsprekend rekening houden met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Neem bij twijfel contact op met een adviseur van het Fonds.

Zevende lid

Het hogere percentage van 40% voor materiële investeringen is gerechtvaardigd, omdat in het Caribisch deel van het Koninkrijk een sterke culturele infrastructuur nog ontbreekt11.

Artikel 1.10 Bijzondere verplichtingen

Eerste lid, onderdelen a, b en c

Als aanvrager zeg je toe actief bij te dragen aan monitoring en evaluatieprogramma’s van het Fonds en aan het kennisdelingsprogramma van het LKCA.

De inzet van het LKCA bij het Programma Cultuurparticipatie is erop gericht dat beleidsmedewerkers bij overheden en ondersteunende professionals op het gebied van cultuur, zorg en welzijn beschikken over de juiste kennis en netwerken. Zo hebben of ontwikkelen zij een positieve en betrokken houding om cultuurparticipatie op waarde te kunnen schatten en daarnaar te kunnen handelen in de regio met het oog op het verlagen van drempels en het bevorderen van inclusie. Daartoe zet het LKCA de volgende werkvormen en middelen in:

  • Het aanbieden van beknopte, overzichtelijke kennisdossiers met werkzame elementen van culturele interventies gericht op specifieke maatschappelijke opgaven, zoals gezondheid stimuleren en eenzaamheid verminderen.

  • In een projectenmonitor de aanpak van de verschillende projecten in beeld brengen met beschrijvingen van de aanpak en schetsen van de praktijk, zodat anderen hiervan kunnen leren en bruikbare elementen kunnen overnemen.

  • In samenwerking met provinciale en grootstedelijke instellingen thematische werkgroepen organiseren waar aanvragers, niet-aanvragers en experts elkaar kunnen versterken. In bijeenkomsten worden ervaringen uitgewisseld, kennis en contacten gedeeld en ontwikkeld. Ook kan hier de ontmoeting tussen praktijk, onderzoek en beleid plaatsvinden.

Tweede lid

Het Fonds hecht waarde aan een stevige (economische) positie van de cultuursector en een divers en inclusief speelveld. Daarom vragen wij aanvragers om de codes die gelden in deze sector te onderschrijven. Het gaat daarbij om de volgende codes.

De Fair Practice Code. In het huidige cultuurbeleid zet de Minister van OCW in op versteviging van de economische positie van de cultuursector en van makers. De Fair Practice Code is een belangrijke waarborg dat de sector zijn medewerkers en zzp’ers redelijk betaalt. Op de website www.fairpracticecode.nl lees je hier meer over.

De Code Diversiteit & Inclusie. Deze code biedt de culturele en creatieve sector handvatten om diversiteit en inclusie te bevorderen. Op www.codedi.nl lees je meer over deze gedragscode. Ook vind je daar inspiratiemateriaal: collega’s uit de sector leggen uit hoe zij de code inzetten om zelf te werken aan een organisatie waarin diversiteit en inclusie vanzelfsprekend zijn.

De Governance Code Cultuur. Transparantie en goed bestuur staan centraal in deze code. Daarbij werken we gezamenlijk aan een integere culturele sector. Het toepassen van de principes uit deze gedragscode is een voorwaarde om subsidie van het Fonds te krijgen. Meer informatie over deze code lees je op www.cultuur-ondernemen.nl/governance.

Diversiteit en inclusie kan in de context van de regeling betrekking hebben op de inhoud van het voorstel, het team, de betrokken makers, de partners en het publiek. Onder diversiteit kan culturele diversiteit worden verstaan, maar bijvoorbeeld ook regionale spreiding of het actief betrekken van mensen met verschillende opleidingsniveaus, leeftijden, of mensen met een beperking. Cruciaal is dat het bijdraagt aan een meerstemmig ontwerpveld.

In het kader van fair practice zijn we benieuwd hoe aanvragers bijdragen aan een eerlijke keten en specifiek hoe ze eerlijke beloningen proberen te geven.

In het kader van governance is de borging van toezicht en de scheiding van belangen tussen toezichthouders (zoals bestuursleden en leden van de raad van toezicht) en uitvoerenden van belang.

Omdat het toepassen van de codes niet voor alle aanvragers in één keer mogelijk is, vragen we aanvragers om zich – afhankelijk van het aangevraagde bedrag – te committeren aan de codes. Dit leg je uit in het aanvraagformulier. Op onze website (https://cultuurparticipatie.nl/codes) lees je meer over de codes én over hoe wij die zelf toepassen. Het Fonds onderschrijft de code Diversiteit en Inclusie, de Governance Code Cultuur en de Fair Practice Code en verwacht dat ook aanvragers zich inspannen om zich daaraan te voldoen.

Je kunt dus als aanvrager vanuit je eigen project motiveren hoe je wilt en kunt bijdragen aan diversiteit en inclusie binnen het vakgebied, een eerlijke keten en goed bestuur van culturele organisaties.

Wij gaan zorgvuldig om met alle dossiers en houden rekening met de positie van alle aanvragers met betrekking tot de codes. Wij informeren op een laagdrempelige manier over de codes. Met vragen kun je altijd contact opnemen met een adviseur van het Fonds.

Artikel 1.13 Bevoorschotting

Tweede lid

Na afloop van het project wordt door de aanvrager financiële en inhoudelijke verantwoording afgelegd aan het Fonds zoals bedoeld in artikel 26 van het Algemeen Subsidiereglement. Na de goedkeuring daarvan wordt de resterende 10% van het toegekende subsidiebedrag verstrekt.

Artikel 1.14 Verantwoording en vaststelling subsidie

Voor de verantwoording van de ontvangen subsidiegelden wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het Uniform Subsidiekader (USK). Dat kader is door het Fonds omgezet in eigen bepalingen, te vinden in ons Algemeen Subsidiereglement (zoals artikel 27).

Paragraaf 2 Spoor 1: Try-out

Artikel 2.1 Waarvoor kan worden aangevraagd

Het spoor 1: Try-out kenmerkt zich door een lage instap in de omvang van het subsidiebudget met daarbij een relatief grote bijdrage (zie de 80% in artikel 2.3, tweede lid) van het Fonds. Dit spoor is ingericht om ruimte te geven aan kleinere, kortlopende initiatieven. De nadruk bij dit spoor ligt op kennismaken en uitproberen. Er is ruimte om te experimenten, daarvan te leren en nieuwe inzichten te verkrijgen die ondersteunend zijn voor verdere ontwikkeling.

Artikel 2.2 Subsidieplafond

Ieder spoor heeft een eigen maximaal te besteden budget per jaar. Als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare bedrag op zijn voor het einde van een indientermijn. Als het subsidieplafond is bereikt, moeten wij nieuwe aanvragen weigeren, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 2.4 Beoordeling en toekenning
Eerste lid
Onderdeel a Inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het doel van de regeling

Bij dit criterium beoordelen we de relevantie van dit project voor de aanvrager en hoe het bijdraagt aan het doel van de regeling. Daarbij kijken we naar de activiteiten die de cultuurmakers worden aangeboden. De activiteiten, uitgevoerd of ontwikkeld door professionele kunstenaars, moeten op een of andere manier bijdragen aan de creatieve ontwikkeling van de deelnemers, of in elk geval iets bij hen teweegbrengen. Ook toetsen we of de activiteiten voldoende aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep en daarmee drempels voor cultuurparticipatie wegnemen.

Onderdeel b Organisatorische kwaliteit

Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre de aanvraag een heldere aanpak kent, inclusief een duidelijke doelstelling met daarbij passende activiteiten, een realistische planning en aandacht voor evaluatie. Ook beoordelen we in hoeverre de betrokken uitvoerders beschikken over de benodigde kennis en ervaring om het projectplan te verwezenlijken. Ook toetsen we of de begroting inclusief het dekkingsplan inzichtelijk, redelijk en realistisch is. Hierbij kijken we onder meer naar de aansluiting op de gepresenteerde activiteiten, de vergoeding van betrokkenen die het project mogelijk maken en de bijdragen van de betrokken organisaties en derden.

Onderdeel c Kwaliteit van de samenwerking

Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre er sprake is van een gelijkwaardige samenwerking tussen de partners in het project: samenwerking die berust op wederzijdse inzet en betrokkenheid. Dit uit zich in een logische, evenwichtige en heldere taak- en rolverdeling, én in betrokkenheid op financieel vlak. We kijken naar het benutten of bijdragen van ieders expertises en het leren van elkaar. Daarnaast beoordelen we of de aanvraag een gezamenlijke doelstelling bevat die beschrijft waaraan het project in het sociaal en cultureel domein een bijdrage kan leveren.

Paragraaf 3 Spoor 2: Ontwikkeltrajecten

Artikel 3.1 Waarvoor kan worden aangevraagd
Eerste lid

Subsidie kan worden aangevraagd voor een ontwikkeltraject, waarbij leren en verbeteren centraal staan. Ontwikkeltrajecten kunnen twee jaar beslaan. Bij deze aanvragen beschrijft het projectplan een planmatige inrichting en volgt daarbij bij voorkeur een heldere pdca-cyclus (plan-do-check-act). Dit betekent een beschrijving van de activiteiten in fasen van achtereenvolgens bijvoorbeeld onderzoek, planvorming, uitvoering, evaluatie, bijstelling en verbeterde doorstart. Als aanvrager maak je duidelijk wat de ontwikkelvraag is in relatie tot het doel van de regeling.

Artikel 3.2 Subsidieplafond

Ieder spoor heeft een eigen maximaal te besteden budget per jaar. Als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare bedrag op zijn voor het einde van een indientermijn. Als het subsidieplafond is bereikt, moeten wij nieuwe aanvragen weigeren, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 3.4 Beoordeling en toekenning
Eerste lid
Onderdeel a Inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van de regeling

Bij dit criterium beoordelen we hoe de aanvraag bijdraagt aan dat doel en of de activiteiten voldoende aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep en daarmee zorgen voor het wegnemen van drempels voor actieve cultuurparticipatie. Ook van belang is de mate waarin de activiteiten binnen de regionale context vernieuwend zijn.

Onderdeel b Organisatorische kwaliteit

Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre de aanvraag een heldere aanpak kent, inclusief een duidelijke doelstelling met daarbij passende activiteiten, een realistische planning en aandacht voor evaluatie en mogelijkheid tot eventuele bijsturing. Ook beoordelen we in hoeverre de betrokken uitvoerders over de benodigde kennis en ervaring beschikken om het projectplan te verwezenlijken. Daarnaast toetsen we of de begroting inclusief het dekkingsplan inzichtelijk, redelijk en realistisch is, waarbij we onder meer kijken naar de aansluiting op de gepresenteerde activiteiten, de vergoeding van betrokkenen die het project mogelijk maken en de bijdragen van de betrokken organisaties en derden.

Onderdeel c De beoogde ontwikkeling binnen het project en hoe de samenwerking daaraan bijdraagt

Bij dit criterium beoordelen we hoe de ontwikkeling van de activiteiten eruitziet tijdens de looptijd van het project. Uit de aanvraag komt duidelijk naar voren dat er wordt gewerkt aan verduurzaming en ontwikkeling. Daarnaast beoordelen we in hoeverre er sprake is van een gelijkwaardige samenwerking tussen de partners in het project. Dit uit zich in een logische, evenwichtige en heldere taak- en rolverdeling, én in betrokkenheid op financieel vlak. We toetsen of de aanvraag een gezamenlijke doelstelling bevat die beschrijft waaraan het project in het sociaal en cultureel domein een bijdrage levert. Uit de aanpak komt duidelijk naar voren dat de samenwerking bijdraagt aan het verlagen van drempels voor cultuurparticipatie op de (middel)lange termijn.

Derde lid

De externe adviescommissie bestaat geheel uit onafhankelijke derden, die het Fonds adviseren over de aanvraag.

Paragraaf 4 Open Oproep

Algemeen
Aanleiding

Met deze paragraaf Open Oproep kan het Fonds inspelen op actuele thema’s en daarmee de mogelijkheid bieden om belangwekkende aandachtsgebieden, doelgroepen of cultuurparticipatie in specifieke regio’s een extra impuls te geven. De thema’s kunnen voortkomen uit een urgente en actuele maatschappelijke noodzaak, een behoefte bij een specifieke doelgroep, een behoefte bij een specifieke discipline of een behoefte bij een specifieke regio binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Dit kan blijken uit kwantitatief en kwalitatief onderzoek van het Fonds, het LKCA of een andere externe partij. Het doel van de regeling blijft hierbij: het verkennen, ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten waarmee cultuurparticipatie optimaal toegankelijk wordt gemaakt voor en met mensen in de maatschappij die hiertoe in de huidige tijd drempels ervaren. Dit doen we door samenwerking tussen het cultureel en het sociaal domein te bevorderen.

Werkwijze

Per jaar kunnen er een of meerdere Open Oproepen worden gepubliceerd, elk met een specifiek thema, dat op voorhand is bepaald (zie artikel 4.2, tweede lid). De Open Oproep wordt opengesteld gedurende een bepaald tijdsbestek waarbinnen aanvragers een aanvraag kunnen indienen, gericht op het thema. De Open Oproep maken we bekend op onze website. Aanvullend wordt toegelicht en beschreven welke voorwaarden er zijn voor indienen, beoordelingscriteria en wijze van beoordeling. De beoordeling vindt plaats op basis van de beoordelingscriteria beschreven in artikel 4.9. Dit wordt per Open Oproep bekendgemaakt.

Artikelsgewijs
Artikel 4.1 Doel

Uit overzichten van gehonoreerde projecten en andere data kan blijken dat specifieke thema’s die belangrijk zijn voor het doel van de regeling onderbelicht blijven. De Open Oproep kan projectactiviteiten rond deze thema’s stimuleren, aanvullend op de reguliere sporen van de regeling, beschreven in paragraaf 2 en 3. In de Open Oproep wordt dus altijd een thema belicht, waarmee eveneens cultuurparticipatie optimaal toegankelijk wordt gemaakt voor en met mensen in de maatschappij die hiertoe in de huidige tijd drempels ervaren.

Artikel 4.2 Waarvoor kan worden aangevraagd
Tweede lid

Bij de publicatie van de Open Oproep vermelden we het thema. Alleen aanvragen die aansluiten bij dat thema nemen we in behandeling.

Bij het bekendmaken van de Open Oproep wordt toegelicht voor welk soort activiteit subsidie kan worden aangevraagd. Dit kunnen activiteiten zijn die zich bevinden in een of meerdere fases van het verkennen, ontwikkelen en uitvoeren van het project. Belangrijk is dat de activiteiten passen binnen het thema van de Open Oproep en bijdragen aan het doel van de regeling, namelijk cultuurparticipatie voor en met mensen die hiertoe drempels ervaren.

Specifieke doelgroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: mensen met een beperking of chronische aandoening, jongeren die drempels ervaren op de arbeidsmarkt, ouderen die eenzaamheid ervaren, nieuwkomers en mensen die op een andere manier drempels tegenkomen.

Artikel 4.3 Bekendmaking en publicatie
Eerste lid

Als wij een Open Oproep uitschrijven, dan maken we op de eerste werkdag van de maand bekend wanneer die plaatsvindt. Dit is dus een vooraankondiging van de Open Oproep.

Tweede lid

Elke Open Oproep publiceren we op onze website. Dat gebeurt minimaal twee weken voor de datum dat aanvragen voor de Open Oproep kunnen worden ingediend.

Derde lid

De publicatie van de Open Oproep bevat informatie over de inhoud en procedure.

Artikel 4.4 Subsidieplafond

De Open Oproep wordt uitgevoerd in verschillende rondes met elk een eigen thema. Per ronde wordt het beschikbare subsidiebedrag bekendgemaakt. Wij behandelen aanvragen voor de Open Oproep op volgorde van binnenkomst. Als wij veel subsidieaanvragen ontvangen, kan het beschikbare subsidiebedrag worden overschreden. In dat geval moeten we aanvragen weigeren, zelfs als aanvragers voldoen aan alle vereisten.

Artikel 4.5 Hoogte van de subsidie

Per Open Oproep wordt bekendgemaakt wat de hoogte van de subsidie is die aangevraagd kan worden. Deze bedragen zijn niet altijd gelijk. Dit vermelden we bij publicatie van de Open Oproep.

Artikel 4.6 Subsidiepercentage

Per Open Oproep bepaalt het Fonds de hoogte van het subsidiepercentage. Dat is het percentage van de totale projectkosten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. Dit bepalen we door te kijken naar de inhoud van het thema en het type activiteit van de Open Oproep. Het subsidiepercentage wordt bij de publicatie van de Open Oproep vermeld.

Artikel 4.8 Indieningsvereisten
Tweede lid

Om een aanvraag in te dienen, heb je een account bij het Fonds nodig. Als je dat hebt aangevraagd, duurt het enkele dagen voordat wij een account afgeven. Als je een account hebt, dan kun je het digitale aanvraagformulier invullen en de bijlagen toevoegen.

Voor de Open Oproep geldt geen vast format voor een projectplan. Wij verwachten van aanvragers in elk geval een motivatie voor het project als onderdeel van het projectplan. Bij de publicatie van het thema vermelden we welke andere informatie we verwachten, naast het projectplan en de begroting.

Belangrijk is dat je als aanvrager in het ene domein aantoonbaar samenwerkt met een partij in het andere domein. Een samenwerkingsdocument moet daarom onderdeel van de aanvraag zijn. Dit document heeft de vorm van een verklaring of een overeenkomst waarmee bevestigd wordt dat de aanvraag door de samenwerkingspartners gezamenlijk wordt ingediend en dat de ontwikkeling en uitvoering van het project bij deze partners samen ligt. De uitwerking van de samenwerking wordt toegelicht in het projectplan. Een modelsamenwerkingsovereenkomst vind je op onze website12.

Artikel 4.9 Beoordelingscriteria
Eerste lid

Bij de publicatie van de Open Oproep wordt aangegeven welke van de onderstaande criteria van toepassing zijn. Dat zijn er minimaal twee en maximaal vier. Het Fonds bepaalt dit op basis van het thema van de Open Oproep en de activiteiten waarvoor kan worden aangevraagd. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de score voldoende zijn op alle bij de desbetreffende Open Oproep vermelde criteria.

Onderdeel a Inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het doel van de Open Oproep

Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre de aanvraag voldoende gericht is op het doel en het thema van de desbetreffende Open Oproep. Zo moeten de activiteiten, aangeboden door professionals in het cultureel en het sociaal domein, bijdragen aan de creatieve ontwikkeling van de deelnemers. Ook toetsen we of de voorgenomen projectactiviteiten voldoende helder, logisch en concreet zijn uitgewerkt. Daarnaast beoordelen we of voldoende is aangetoond of de activiteiten aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep, en daarmee zorgen voor het wegnemen van drempels voor cultuurparticipatie.

Onderdeel b Organisatorische kwaliteit

Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre de aanvraag een heldere aanpak kent, inclusief een duidelijke doelstelling met daarbij passende activiteiten, een realistische planning en aandacht voor evaluatie. Ook beoordelen we in hoeverre de betrokken uitvoerders voldoende beschikken over de benodigde kennis en ervaring om het projectplan te verwezenlijken. Ook toetsen we of de begroting voldoende inzichtelijk, redelijk en realistisch is. Hierbij kijken we onder meer naar de aansluiting op de voorgenomen activiteiten zoals beschreven in het projectplan, de vergoeding van betrokkenen die het project mogelijk maken en de bijdragen van de betrokken organisaties en derden.

Onderdeel c Kwaliteit van samenwerking

Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre er op basis van de aanvraag voldoende sprake is van een gelijkwaardige samenwerking. Daarbij beoordelen we of de samenwerking voldoende berust op wederzijdse inzet, respectvolle omvang en betrokkenheid. Dit uit zich in een heldere taak- en rolverdeling en in betrokkenheid op financieel vlak. We kijken naar het benutten van ieders expertises en het leren van elkaar. Daarnaast beoordelen we of de aanvraag op voldoende inzichtelijke wijze een gezamenlijke doelstelling bevat, waarbij zo concreet mogelijk wordt beschreven waaraan het project een bijdrage kan leveren.

Onderdeel d Beoogde ontwikkeling

Bij dit criterium toetsen we hoe de ontwikkeling van de activiteiten eruitziet tijdens de looptijd van het project. Uit de aanpak blijkt dat er wordt gewerkt aan duurzaamheid en ontwikkeling.

Onderdeel e Urgentie en maatschappelijke noodzaak

Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre het project voldoende invulling geeft aan de urgente en maatschappelijke noodzaak zoals uitgeschreven in het specifieke thema van de Open Oproep. We toetsen in hoeverre het project een bijdrage levert aan de ontwikkeling, uitvoering of versterking binnen het thema.

Onderdeel f Continuïteit van het project

Bij dit criterium kijken we naar de beoogde opbrengsten van uitgevoerde activiteiten. Daarbij is het belangrijk dat het project meer langdurig effect heeft dan alleen de resultaten van de uitvoering zelf. We zien graag terug hoe de ervaringen van deelnemende partijen voldoende worden geborgd en wat daar vervolgens mee wordt gedaan. Ook beoordelen we de visie van de aanvrager op een mogelijke voortzetting van het project of de samenwerking na afloop van het project.

Onderdeel g Vergroten van de lokale zichtbaarheid van cultuurparticipatie.

Bij dit criterium toetsen we of en op welke wijze de aanvraag voldoende de waarde en kracht van cultuurparticipatie binnen de lokale context representeert. Dat gebeurt aan de hand van vragen als: ‘hoe ziet de lokale context eruit waarbinnen het project wordt uitgevoerd?’ en ‘waarom is het project specifiek in deze context van toegevoegde waarde?’ Het kan ook zo zijn dat de presentatie van het project bijdraagt aan een groter bereik van publiek of bekendheid voor het project, of aan vernieuwende samenwerking tussen het cultureel en het sociaal domein.

Artikel 4.10 Beoordelingswijze
Eerste lid

Het Fonds beoordeelt bij bedragen onder de € 25.000 de aanvragen zelf, via een interne commissie (medewerkers van het Fonds, speciaal geselecteerd voor deze taak). Hierbij kunnen ook externe deskundigen worden geraadpleegd.

Tweede lid

Bij bedragen boven de € 25.000 beoordeelt een onafhankelijke externe commissie de aanvraag, en die adviseert vervolgens het bestuur van het Fonds. Het bestuur neemt altijd zelf het uiteindelijke besluit over de aanvraag.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 5.2 Algemeen Subsidiereglement

Het Algemeen Subsidiereglement (ASR) bevat, onder meer, algemene bepalingen over het maken van bezwaar, de voorschotritmes en de algemene eisen aan subsidieverlening en -vaststelling. Waar in deze regeling van het ASR wordt afgeweken, gaan de bepalingen van deze regeling boven die van het ASR.


X Noot
2

Zie Voortgang cultuur in een open samenleving (Kamerstuk 32 820, nr. 274), p 3

X Noot
3

Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Nederland heeft het VN-verdrag in 2016 geratificeerd.

X Noot
5

Zoals het Paradisodebat 2021 van 29-8-2021

X Noot
6

Werkprogramma 2021–2022, Raad voor Cultuur, 21-09-2021, p.11

X Noot
7

Motie Gündogan / Ploumen, Kamerstuk 3280, nr. 442

X Noot
11

Zie hierover ook het verslag van de bijeenkomst van de Boekmanstichting en KNAW over ‘Cultuurbeleid in het Caribisch deel van het Koninkrijk’: https://www.boekman.nl/actualiteit/verslagen/verslag-bijeenkomst-cultuurbeleid-in-het-caribisch-deel-van-het-koninkrijk/

Naar boven