Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 22 februari 2022, nr. PO/FenV/31402895, houdende regels voor het verstrekken van bijzondere en aanvullende bekostiging voor het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs in verband met de aanpak van jeugdwerkloosheid als gevolg van de coronacrisis voor 2022 (Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging voor aanpak jeugdwerkloosheid als gevolg van de coronacrisis 2022)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 120, eerste en vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 82, eerste en tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, derde en vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvullende bekostiging praktijkonderwijs:

aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de WVO of aanvullende middelen als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onderdeel b, van de WEB;

arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel:

uitstroomprofiel als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de WEC;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WEC of artikel 1 van de WVO;

bijzondere bekostiging voortgezet speciaal onderwijs:

bijzondere bekostiging als bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WEC;

school voor praktijkonderwijs:

school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f, van de WVO;

school voor voortgezet speciaal onderwijs:

school, dan wel instelling, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor zover het betreft het daaraan verzorgde voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC;

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Bijzondere bekostiging voortgezet speciaal onderwijs

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs waar op 1 oktober 2021 ten minste één leerling met het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel was ingeschreven en van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers, uiterlijk op 1 december 2021 waren opgenomen in het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers, ontvangt voor het kalenderjaar 2022 bijzondere bekostiging.

  • 2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door het leerlingenaantal, van de school, voor zover het leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs met het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel betreft, te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling.

  • 3. Het aantal leerlingen, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van het Besluit bekostiging WEC op teldatum 1 oktober 2021.

  • 4. Het bedrag per leerling, bedoeld in het tweede lid, bedraagt € 84,94.

  • 5. Artikel 143 van de WEC is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging praktijkonderwijs

  • 1. Voor het kalenderjaar 2022 ontvangt het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs aanvullende bekostiging praktijkonderwijs.

  • 2. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door het leerlingenaantal, voor zover het leerlingen in het praktijkonderwijs betreft, te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling.

  • 3. Het leerlingenaantal wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 8, 9 en 10, tweede lid, van het Besluit bekostiging WVO 2021 op teldatum 1 oktober 2021.

  • 4. Het bedrag per leerling, bedoeld in het tweede lid, bedraagt € 22,26.

  • 5. Artikel 99 van de WVO is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aanvullende bekostiging praktijkonderwijs zowel kan worden aangewend voor voorzieningen in de huisvesting, als voor personeels- of exploitatiekosten.

Artikel 4. Vaststelling en betaling

  • 1. De minister stelt de bekostiging, bedoeld in artikel 2, uiterlijk in mei 2022 ambtshalve vast. De Minister betaalt het bedrag van bekostiging ineens uiterlijk in mei 2022.

  • 2. De minister stelt de bekostiging, bedoeld in artikel 3, uiterlijk in mei 2022 ambtshalve vast op basis van de voorlopige telling op 1 oktober 2021 en stelt deze uiterlijk in december 2022 ambtshalve gewijzigd vast op basis van de definitieve telling op 1 oktober 2021. De minister betaalt het bedrag van bekostiging ineens uiterlijk in mei 2022 en wijzigt het bedrag van bekostiging ineens uiterlijk in december 2022 indien de definitieve telling daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5. Verantwoording bijzondere en aanvullende bekostiging

De besteding van de bijzondere en aanvullende bekostiging op grond van deze regeling wordt verantwoord in de jaarverslaglegging overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 6. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en heeft betrekking op kalenderjaar 2022.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2030.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging voor aanpak jeugdwerkloosheid als gevolg van de coronacrisis 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

I. Algemeen

In verband met de uitbraak van COVID-19 is er in augustus 2020 in totaal € 350 miljoen beschikbaar gekomen voor kwetsbare schoolverlaters.1 Voor leerlingen op het voortgezet speciaal onderwijs (hierna: vso) en leerlingen op het praktijkonderwijs (hierna: pro) is er voor 2020 en 2021 in totaal € 1 miljoen beschikbaar gesteld om de arbeidsmarktpositie van een deel van de leerlingen te versterken. Met het Nationaal Programma Onderwijs is deze maatregel verlengd en is er voor 2022 in totaal € 1,5 miljoen beschikbaar gekomen.2

56% van het budget van € 1,5 miljoen wordt verdeeld over de vso-scholen en 44% van het budget wordt verdeeld over de pro-scholen. Deze verdeling is gebaseerd op het totaal aantal vso- en pro-leerlingen op 1 oktober 2020. Voor vso-scholen is er voor 2022 dus € 840.000 beschikbaar en voor pro-scholen is dat € 660.000.

Omdat de bekostiging ambtshalve wordt bepaald op basis van reeds beschikbare gegevens en er ook geen extra verantwoordingsvoorschriften zijn, leidt deze regeling niet tot extra administratieve lasten voor scholen.

De regeling is voor uitvoeringstoets aan DUO voorgelegd. DUO heeft aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

Voor het bepalen van de bijzondere bekostiging vso wordt uitgegaan van de leerlingenaantallen op 1 oktober 2021. Deze telling is, behoudens van eventueel bezwaar en beroep, in december 2021 definitief. In de verdeling van het vso-gedeelte van het budget wordt alleen rekening gehouden met het aantal vso-leerlingen met het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel, omdat dit budget beschikbaar is gesteld om de arbeidsmarktpositie van de leerlingen te versterken. Het bedrag per vso-leerling met het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van € 84,94 is bepaald door het beschikbare budget voor vso te delen door het aantal vso-leerlingen met het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel op 1 oktober 2021 (circa 9.900). Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 143 van de WEC is er sprake van een subsidie als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, onder c, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3

Voor het bepalen van de bijzondere bekostiging pro wordt uitgegaan van de leerlingenaantallen op 1 oktober 2021. Deze telling is in eerste instantie voorlopig en is na de accountantscontrole in 2022 definitief. In de verdeling van het pro-gedeelte van het budget wordt rekening gehouden met alle (bekostigde) pro-leerlingen. Het bedrag per pro-leerling van € 22,26 is bepaald door het beschikbare budget voor pro te delen door het aantal pro-leerlingen op 1 oktober 2021 (circa 29.700). Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 99 van de WVO is er sprake van een subsidie als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, onder c, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Praktijkonderwijs binnen verticale scholengemeenschappen met aoc’s wordt op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs bekostigd. De aanvullende bekostiging voor de deze groep wordt daarom op grond van artikel 2.2.3, eerste lid, onderdeel b, van de WEB, verstrekt.

Artikel 5

De middelen worden toegevoegd aan de lumpsum van de scholen en vereisen geen aparte verantwoording.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstukken II, 2020/21, 35 420, nr. 134.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2020/21, 35 570-VIII, nr. 185.

Naar boven