De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
Gelet op artikel 120, eerste en
vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 82, eerste en tweede lid,
van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, derde en vierde lid,
van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
In verband met de uitbraak van COVID-19 is er in augustus 2020 in
totaal € 350 miljoen beschikbaar gekomen voor kwetsbare schoolverlaters.1 Voor leerlingen op het voortgezet speciaal onderwijs (hierna:
vso) en leerlingen op het praktijkonderwijs (hierna: pro) is er voor 2020 en
2021 in totaal € 1 miljoen beschikbaar gesteld om de arbeidsmarktpositie van
een deel van de leerlingen te versterken. Met het Nationaal Programma Onderwijs
is deze maatregel verlengd en is er voor 2022 in totaal € 1,5 miljoen
beschikbaar gekomen.2
56% van het budget van € 1,5 miljoen wordt verdeeld over de
vso-scholen en 44% van het budget wordt verdeeld over de pro-scholen. Deze
verdeling is gebaseerd op het totaal aantal vso- en pro-leerlingen op 1 oktober
2020. Voor vso-scholen is er voor 2022 dus € 840.000 beschikbaar en voor
pro-scholen is dat € 660.000.
Omdat de bekostiging ambtshalve wordt bepaald op basis van reeds
beschikbare gegevens en er ook geen extra verantwoordingsvoorschriften zijn,
leidt deze regeling niet tot extra administratieve lasten voor scholen.
De regeling is voor uitvoeringstoets aan DUO voorgelegd. DUO heeft
aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is.
II. Artikelsgewijs
Artikel 2
Voor het bepalen van de bijzondere bekostiging vso wordt
uitgegaan van de leerlingenaantallen op 1 oktober 2021. Deze telling is,
behoudens van eventueel bezwaar en beroep, in december 2021 definitief. In de
verdeling van het vso-gedeelte van het budget wordt alleen rekening gehouden
met het aantal vso-leerlingen met het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel,
omdat dit budget beschikbaar is gesteld om de arbeidsmarktpositie van de
leerlingen te versterken. Het bedrag per vso-leerling met het
arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van € 84,94 is bepaald door het
beschikbare budget voor vso te delen door het aantal vso-leerlingen met het
arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel op 1 oktober 2021 (circa 9.900). Door het
van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 143 van de WEC is er
sprake van een subsidie als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, onder c, van de
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
Artikel 3
Voor het bepalen van de bijzondere bekostiging pro wordt
uitgegaan van de leerlingenaantallen op 1 oktober 2021. Deze telling is in
eerste instantie voorlopig en is na de accountantscontrole in 2022 definitief.
In de verdeling van het pro-gedeelte van het budget wordt rekening gehouden met
alle (bekostigde) pro-leerlingen. Het bedrag per pro-leerling van € 22,26 is
bepaald door het beschikbare budget voor pro te delen door het aantal
pro-leerlingen op 1 oktober 2021 (circa 29.700). Door het van overeenkomstige
toepassing verklaren van artikel 99 van de WVO is er sprake van een subsidie
als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, onder c, van de Kaderregeling subsidies
OCW, SZW en VWS.
Praktijkonderwijs binnen verticale scholengemeenschappen met
aoc’s wordt op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs bekostigd. De
aanvullende bekostiging voor de deze groep wordt daarom op grond van artikel
2.2.3, eerste lid, onderdeel b, van de WEB, verstrekt.
Artikel 5
De middelen worden toegevoegd aan de lumpsum van de scholen en
vereisen geen aparte verantwoording.
De Minister voor
Primair en Voortgezet Onderwijs,
A.D. Wiersma