TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
De Bepalingsmethode milieuprestatie gebouwen en GWW-werken (hierna: de Bepalingsmethode)
wordt gebruikt voor de berekening van de milieuprestatie van bouwwerken.1 In artikel 5.9 van het Bouwbesluit 2012 is de wettelijke eis opgenomen waaraan bouwwerken
moeten voldoen wat betreft de milieuprestatie. In artikel 3.1 van de Regeling Bouwbesluit
2012 is vastgesteld op welke manier deze milieuprestatie moet worden berekend. Met
deze wijziging is de nieuwe versie van de Bepalingsmethode aangewezen in de Regeling
Bouwbesluit voor de toepassing van artikel 5.9 van het Bouwbesluit 2012.
De milieuprestatie wordt ingezet om de milieueffecten van het materiaalgebruik bij
de bouw te verminderen, momenteel van nieuwe woningen, woongebouwen en kantoren. Een
verlaging van de milieudruk van het materiaalgebruik in een gebouw leidt tot een betere
milieuprestatie. De aanvrager van een vergunning voor het bouwen zal met een berekening
moeten kunnen aantonen dat de streefwaarde voor de milieuprestatie zoals gesteld in
het Bouwbesluit 2012 niet wordt overschreden.
Met de voorliggende wijziging is ook de Regeling omgevingsrecht aangepast. De Bepalingsmethode
wordt namelijk ook toegepast op grond van artikel 2.2, vierde lid, onder b, van de
Regeling omgevingsrecht bij de aanvraag van vergunningen voor een bouwactiviteit.
Deze bepaling schrijft voor dat ten behoeve van toetsing aan het Bouwbesluit 2012
gegevens en bescheiden dienen te worden aangeleverd over de milieubelasting van het
gebouw door de toe te passen materialen, bepaald volgens de Bepalingsmethode. Door
deze wijziging wordt ook in dit artikel de nieuwe versie van de Bepalingsmethode aangewezen,
zodat de juiste versie zal worden gebruikt bij de aanvraag van vergunningen voor een
bouwactiviteit.
De meest recente aanpassing van de Bepalingsmethode heeft twee doelen:
-
• Verlaging van de milieudruk van bouwwerken door het stimuleren van de toepassing van
circulaire maatregelen;
-
• Actualisering van de Bepalingsmethode aan nieuwe inzichten met betrekking tot de berekening
van de milieu-impact van bouwwerken.
De wijziging geeft uitvoering aan de beleidsvoornemens die genoemd zijn in de brief
van 19 oktober 2019 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
aan de Tweede Kamer.2
De Bepalingsmethode wordt beheerd door de onafhankelijke stichting Nationale Milieu
Database (hierna: stichting NMD). Het bestuur van de stichting NMD stelt de Bepalingsmethode
vast, waarna deze wordt aangewezen in de regelgeving. In dit proces worden de belanghebbende
partijen (opdrachtgevers, ontwerpers en adviseurs, leveranciers en bouwers) intensief
betrokken.
2. Inhoudelijke wijzigingen van de Bepalingsmethode
In de genoemde wijziging van de Bepalingsmethode zitten maatregelen die leiden tot
de bevordering van verlaging van de milieudruk van bouwproducten en bouwwerkinstallaties
en een betere zichtbaarheid van circulaire maatregelen. De onderhavige aanwijzing
maakt het mogelijk om het effect van hergebruikte producten en materialen op de milieubelasting
van een bouwwerk zichtbaar te maken. Met name partijen die sterk inzetten op circulaire
maatregelen voor de beperking van de milieudruk van bouwwerken worden hiermee ondersteund.
In het kort is de Bepalingsmethode als volgt gewijzigd:
-
a) Bepalingsmethode, versie 1.0 (juli 2020): actualisatie van de Bepalingsmethode door
het volgen van een wijziging van de EN15804 en enkele regels in de Bepalingsmethode
die het gebruik van grondstoffen beschrijven om de circulaire maatregelen zichtbaar
te kunnen maken in de gegevensuitvoer;
-
b) Wijzigingsblad van 1 oktober 2020 bij de Bepalingsmethode: regels voor de berekening
van de milieueffecten van hergebruik binnen de milieuprestatie en verwijzing naar
een richtlijn voor bepaling van een specifieke gebouwlevensduur anders dan de forfaitaire
levensduur;
-
c) Wijzigingsblad van 1 februari 2021 bij de Bepalingsmethode: aanpassing van enkele
achterliggende bestanden in de Milieudatabase zelf, zodat meer soorten milieudata
van bouwproducten kunnen worden opgenomen in de Milieudatabase;
-
d) Wijzigingsblad van 1 oktober 2021 bij de Bepalingsmethode: actualiseren en verduidelijken
van enkele administratieve regels en definities.
3. Gevolgen van de wijzigingen voor de milieuprestatie
Ad a) actualisatie van de Bepalingsmethode vanwege wijziging EN15804 en wijziging
enkele regels
De actualisatie van de Bepalingsmethode vanwege de wijziging van de EN 15804 heeft
betrekking op de wijze waarop leveranciers van bouwproducten hun informatie doorgeven
aan de stichting NMD.3 Dit heeft geen gevolgen voor de milieuprestatie van een bouwwerk.
De wijziging van enkele regels heeft betrekking op de gegevensuitvoer bij een berekening
met de Bepalingsmethode. Met deze wijziging kan naast de milieuprestatie van een bouwwerk
ook zichtbaar worden gemaakt bij welke materialen en producten in een bouwwerk sprake
is van hergebruik van secundaire grondstoffen. Dit heeft geen gevolgen voor de milieuprestatie
van een bouwwerk.
Ad b) berekening van de milieueffecten van hergebruik en verlenging levensduur
De wettelijke streefwaarde voor de milieuprestatie kan worden gerealiseerd met maatregelenpakketten
waarbij gebruik wordt gemaakt van de forfaitaire levensduur van het gebouw en zonder
scenario’s voor maatregelen voor hergebruik van gebouwelementen na sloop.4
De wettelijke streefwaarde is de milieuprestatie die een bouwwerk moet behalen. De
milieuprestatie wordt berekend met behulp van de Bepalingsmethode. In deze berekening
wordt de omvang van de effecten van een 11-tal milieucategorieën berekend (zoals klimaateffect,
uitputting primaire grondstoffen en afvalproductie) voor het materiaalgebruik. Deze
worden gewogen opgeteld en omgerekend naar m2 gebruiksoppervlakte tot één getal voor de integrale milieuprestatie. Dat is de milieuprestatie
van het bouwwerk. Met de wettelijke streefwaarde worden de schadelijke milieueffecten
van het materiaalgebruik bij nieuwbouw verminderd.
In het wijzigingsblad is uitgewerkt hoe hergebruik een plek heeft gekregen binnen
de milieuprestatie. De uitvoerder van een berekening van de milieuprestatie kan hiermee
hergebruik specifieker invullen, waarmee een accuratere berekening kan worden gemaakt
van de milieuprestatie van het bouwwerk, bij hergebruik van bouwmaterialen en -producten.
Voor de gebouwlevensduur wordt in de nieuwe versie van de Bepalingsmethode verwezen
naar een richtlijn voor de bepaling van een specifieke gebouwlevensduur, als men af
wil wijken van de forfaitaire levensduur.5
Een verlenging van de levensduur van het gebouw kan leiden tot een verbetering van
de milieuprestatie van een gebouw, maar nooit tot een verslechtering. Een bouwer die
met de nu beschikbare materialen en bouwmethoden aan de milieuprestatie-eis wil voldoen
kan dit realiseren. Voor een bouwer die juist een stap duurzamer wil bouwen dan de
wettelijke eis, geeft deze wijziging meer mogelijkheden om de extra milieuprestatie
van zijn bovenwettelijke inspanningen zichtbaar te krijgen in de berekende milieuprestatie.
De wijziging kan leiden tot een verschuiving in de toepassing naar materialen en bouwmethoden
die leiden tot een langere gebouwlevensduur en grotere toepassing van hergebruik na
sloop.
Ad c) aanpassing achterliggende databestanden
Deze maatregel is gericht op de stichting NMD. De databestanden in de Milieudatabase
worden centraal door de stichting NMD beheerd en worden doorgegeven aan de rekensoftware.
De aanpassing heeft geen invloed op de milieuprestatie van een bouwwerk.
Ad d) actualiseren en verduidelijken van enkele administratieve regels, definities
Dit heeft geen gevolgen voor de milieuprestatie van een bouwwerk.
4. Administratieve lasten
De voorgestelde wijzigingen leiden niet tot extra lastendruk voor burgers of bedrijven
bij het verrichten van bouwprojecten. De voorgestelde wijzigingen leiden naar verwachting
niet tot lasten voor de overheid.
-
– Ad a) aanpassing rekenregels
Een klein aantal partijen biedt rekensoftware aan voor de berekening van de milieuprestatie
van bouwwerken.6 Dat doen zij in het algemeen als onderdeel van bredere softwarepakketten en adviesdiensten.
Deze partijen hebben tijd moeten investeren in de aanpassing van hun rekensoftware.
Dit vraagt beperkte tijdsbesteding per partij. Gezien het kleine aantal partijen dat
deze software aanbiedt, is dit maatschappelijk gezien een zeer kleine extra last.
-
– Ad b) berekening van de milieueffecten van hergebruik en verlenging levensduur
Deze wijziging maakt het mogelijk om meer variatie aan te brengen in maatregelen voor
de verlaging van de milieudruk. Voor reguliere bouwprojecten heeft dit geen gevolgen
voor de lastendruk voor burgers of bedrijven. De wijzigingen hebben geen gevolgen
voor de milieuprestatie van maatregelen die werken met forfaitaire levensduur en zonder
scenario’s voor hergebruik. Voor een bouwer die met de nu beschikbare gangbare materialen
en bouwmethoden aan de milieuprestatie-eis wil voldoen, leidt dit niet tot extra regeldruk;
de streefwaarde is ook met nu beschikbare gangbare materialen en bouwmethoden te realiseren.
-
– Ad c) aanpassing achterliggende databestanden
Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de lastendruk.
-
– Ad d) actualiseren en verduidelijken van enkele administratieve regels en definities
Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de lastendruk.
5. Procedure en inspraak
De nieuwe versie van de Bepalingsmethode en de wijzigingsbladen zijn voorafgaand aan
de vaststelling door de stichting NMD als volgt getoetst bij gebruikers, deskundigen
en belanghebbende partijen uit de bouw.
-
– De conceptversies van de nieuwe Bepalingsmethode en de wijzigingsbladen zijn in een
openbare consultatie voorgelegd.
-
– Na de consultatie zijn de nieuwe Bepalingsmethode en de wijzigingsbladen ter advies
voorgelegd aan de Technische Inhoudelijke Commissie van de stichting NMD (TIC7).
-
– De adviezen ter verwerking van de consultatiereacties zijn vervolgens vastgesteld
door de Beleidscommissie Milieuprestatie NL van de stichting NMD (BMNL8). De BMNL is een adviesorgaan voor het bestuur van de stichting NMD. De BMNL is een brede afspiegeling van
belanghebbende partijen uit de bouw.
-
– Zowel de TIC als de BMNL zijn akkoord gegaan met de nieuwe versie van de Bepalingsmethode
en de wijzigingsbladen.
-
– Op basis van dit akkoord heeft het bestuur van de stichting NMD de Bepalingsmethode
versie 1.0 en de wijzigingsbladen vastgesteld.
ATR
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk
heeft.
Internetconsultatie
De wijziging is van 26 november tot en met 24 december 2021 in openbare consultatie
geweest. Tijdens deze openbare consultatie zijn geen opmerkingen geplaatst.
Notificatie
De ontwerpregeling is ingevolge artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535
van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure
op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij
(codificatie) (PbEU 2015, L241) voorgelegd aan de Europese Commissie (notificatienummer:
2021/0717/NL). Van de Commissie zijn geen opmerkingen ontvangen.
II. Artikelsgewijs deel
Artikelen I en II
Voor de artikelen I en II geldt dat het steeds om dezelfde wijzigingsopdrachten gaat,
namelijk het aanwijzen van de nieuwe versie van de Bepalingsmethode en de nieuwe versies
van de wijzigingsbladen bij de Bepalingsmethode.
Artikel III
De regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022. Dat is in overeenstemming
met het systeem van de vaste verandermomenten. De wijzigingen zijn deels al geruime
tijd geleden vastgesteld door de stichting NMD. Dat betekent dat partijen in de bouwsector
bij in voorbereiding zijnde bouwwerken al met deze wijzigingen werken. Om die reden
wordt belang gehecht aan een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van artikel I en
II waar de berekening van de wettelijke milieuprestatie in wordt gewijzigd. Bij deze
wijzigingsregeling is er deels rekening gehouden met de formele voorbereidingstijd
voor het bouwbedrijfsleven, maar niet met de volle twee maanden vanaf de vaststelling
van deze regeling. Er wordt in dat verband op gewezen dat de regeling met de notificatie
openbaar is gemaakt en partijen dus vanaf dat moment kennis hebben kunnen nemen van
de regeling.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
H.M. de Jonge