De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
Gelet op de artikelen 77, tweede lid,
van de Participatiewet, 54, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere
en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en 54, eerste lid, van
de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen;
Besluit:
ARTIKEL I
Aan artikel 4, vierde lid, van de Regeling
Participatiewet, IOAW en IOAZ wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien
daarvoor naar het oordeel van de minister een noodzaak bestaat, kan, na
ontvangst van het beeld van de uitvoering, de betaling van de uitkering op een
eerdere datum worden hervat, waarbij kan worden afgeweken van het betaalmoment,
bedoeld in artikel 5, eerste lid.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2022.
Den Haag, 14 februari 2022
De Minister voor
Armoedebeleid, Participatie en
Pensioenen,
C.J. Schouten
TOELICHTING
Ieder jaar leveren gemeenten voor 1 maart het Beeld van de Uitvoering
(BvdU) aan bij de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
Daarin geven gemeenten financiële informatie over het voorgaande jaar met
betrekking tot de uitvoering van onder meer de Participatiewet, de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het Besluit bijstandsverlening
zelfstandigen 2004. Dat volgt uit artikel 4 van de Regeling Participatiewet,
IOAW en IOAZ. Het overgrote deel van de gemeenten levert het BvdU op tijd aan.
Een enkele gemeente redt dit niet. Bij te late aanlevering wordt – tot het
moment van ontvangst van het BvdU – de maandelijkse betaling van de uitkering
(het zogenaamde BUIG-budget) met een volle maand opgeschort. In 2021
signaleerde een aantal gemeenten dat de lange opschorttermijn bij hen tot
liquiditeitsproblemen zou leiden.
Met deze wijziging van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ
wordt mogelijk gemaakt dat als een gemeente het BvdU te laat aanlevert, de
opschortingstermijn niet een volle maand hoeft te duren. Om gemeenten tot
tijdige aanlevering van het BvdU te blijven stimuleren, blijft de basisregel
van opschorting met telkens een maand, gerekend van de 15e van de
maand, behouden (artikel 4, vierde lid). Maar daar kan bij uitzondering op
verzoek van de gemeente gemotiveerd van af worden geweken, onder meer in het
geval er liquiditeitsproblemen ontstaan. Als er op een ander tijdstip wordt
uitgekeerd, wordt daarmee ook afgeweken van artikel 5, eerste lid, waarin is
bepaald dat op of omstreeks de 15e van elke maand wordt
uitbetaald.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten herkent het signaal dat
gemeenten in liquiditeitsproblemen kunnen komen door de opschorting en is
daarom blij met de mogelijkheid die gecreëerd is om de opschortingstermijn in
te korten in het geval er bij gemeenten acute liquiditeitsproblemen zijn.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking per 1 maart 2022. Hiermee wordt
afgeweken van de vaste verandermomenten van wet- en regelgeving en de
minimuminvoeringstermijn van twee maanden, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17
van de Aanwijzingen voor de regelgeving. 1 maart is echter de datum waarop elke
gemeente het Beeld van de Uitvoering dient te hebben ingediend. Het is
wenselijk de voorgestelde uitzondering dit jaar al van toepassing te kunnen
verklaren om eventuele liquiditeitsproblemen te voorkomen.
De Minister voor
Armoedebeleid, Participatie en
Pensioenen,
C.J. Schouten