Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 februari 2022, nr. IENW/BSK-2022/31844, tot wijziging van het Besluit mandaat CBR 2019 ter gedeeltelijke implementatie van Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2018 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad (PbEU 2017, L 345)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 26, eerste lid en 29, eerste lid, van de Binnenvaartwet;

Gezien de instemming van de gemandateerde blijkens de brief van 14 februari 2022, kenmerk MS/SP/024, van de manager CBR divisie CCV van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en de brief van 4 februari 2022, kenmerk IENW/BSK-2022/26557, van het Hoofd Binnenvaart en Vaarwegen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan het CBR;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In artikel 2, onderdeel a, van het Besluit mandaat CBR 2019 wordt na ‘het groot vaarbewijs,’ ingevoegd ‘het kwalificatiecertificaat schipper, bedoeld in artikel 7.18 van de Binnenvaarregeling, het kwalificatiecertificaat voor deskundigen op het gebied van vloeibaar aardgas, bedoeld in artikel 7.19b van de Binnenvaartregeling en de specifieke vergunningen, bedoeld in artikel 7.19a van de Binnenvaartregeling,’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Regeling gedeeltelijke implementatie richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. Een bezwaarschrift kan uitsluitend per gewone post en niet per e-mail worden ingediend. Machtigt u iemand om namens u bezwaar te maken? Stuur dan ook een kopie van de machtiging mee. Bij indiening van een bezwaarschrift namens een rechtspersoon, dient u documenten mee te sturen (origineel uittreksel uit het handelsregister en/of een kopie van de statuten van de rechtspersoon) waaruit blijkt dat u bevoegd bent namens de rechtspersoon op te treden

TOELICHTING

Dit wijzigingsbesluit is benodigd voor de gedeeltelijke implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad (PbEU 2017, L 345)(hierna: richtlijn).

De doelstelling van deze richtlijn is het tot stand brengen van een gemeenschappelijk kader voor de erkenning van minimumberoepskwalificaties voor de binnenvaart. Met de richtlijn worden de voorwaarden en procedures vastgesteld voor de certificering van de kwalificaties van personen die betrokken zijn bij het bedienen van een vaartuig dat de binnenwateren in de Unie bevaart en voor de erkenning van die kwalificaties uit de andere lidstaten. De uiterste implementatiedatum van de richtlijn is 17 januari 2022.

Voor de volledige implementatie is een wijziging nodig van de Binnenvaartwet, het Binnenvaartbesluit, de Binnenvaartregeling en enkele andere regelingen. De volledige implementatie van de Richtlijn heeft vertraging opgelopen door de complexiteit van de te regelen aspecten.

Met de Regeling gedeeltelijke implementatie richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart wordt de richtlijn geïmplementeerd voor zover dat mogelijk is binnen het huidige kader van de Binnenvaartwet en het Binnenvaartbesluit.

Bij deze gedeeltelijke implementatie hoort ook een verandering van het mandaat aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Om dat mogelijk te maken wordt het mandaatbesluit van het CBR aangepast. Het CBR wordt daarmee in staat gesteld om het kwalificatiecertificaat schipper, het kwalificatiecertificaat voor deskundigen op het gebied van vloeibaar aardgas en de specifieke vergunningen af te geven, welke worden ingevoerd met de gedeeltelijke implementatie van de richtlijn. Deze mandaatverlening sluit aan bij het mandaat dat het CBR sinds 2019 heeft voor de afgifte van de verschillende soorten vaarbewijzen.

Administratieve lasten en regeldruk

Er zijn geen gevolgen voor de administratieve lasten en nalevingskosten.

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het moment dat ook de Regeling gedeeltelijke implementatie richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart in werking treedt.

In dit besluit wordt op grond van artikel 4.17, vijfde lid, onder d, van de Aanwijzingen voor de Regelgeving afgeweken van de vaste verandermomenten en wordt tevens een kortere invoeringstermijn dan twee maanden aangehouden. Dit omdat er sprake is van implementatie van een bindende Europese richtlijn. De uiterste implementatiedatum van deze richtlijn is 17 januari 2022.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven