Besluit van de Minister van Financiën, van 9 februari 2022, nr. 11359, tot instelling van de Werkgroep Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Vereenvoudiging sociale zekerheid (Instellingsbesluit Werkgroep IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Financiën;

b. werkgroep:

werkgroep, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een werkgroep IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid.

  • 2. De werkgroep heeft tot taak een interdepartementaal beleidsonderzoek uit te voeren conform de taakopdracht zoals gepubliceerd in de Najaarsnota 2021 (Kamerstukken Tweede Kamer vergaderjaar 2021-2022, 35 975, nr. 1).

  • 3. Het onderzoek moet resulteren in een rapport waarin één of meerdere beleidsopties in kaart worden gebracht op het betreffende beleidsterrein.

Artikel 3 Samenstelling werkgroep, benoeming leden en instellingsduur

  • 1. De werkgroep bestaat uit een voorzitter en een aantal leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.

  • 4. Tot voorzitter van de werkgroep wordt benoemd Dineke ten Hoorn Boer.

  • 5. Voor de duur van de werkgroep worden tot lid van de werkgroep benoemd:

    • Dorien Verbeek (Ministerie van Financiën)

    • Karin van Boetzelaer (Ministerie van Algemene Zaken)

    • Remko ter Weijden (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)

    • Victor Joosen (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat)

    • Judith Duveen (Divosa)

    • Michiel van den Hauten (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen)

    • Willem Zandbergen (Sociale Verzekeringsbank)

    • Jonneke Bolhaar (Centraal Planbureau)

  • 6. De leden van de werkgroep werkzaam voor de overheid kunnen bij afwezigheid of verandering van baan vervangen worden door een collega van dezelfde werkgever.

  • 7. De werkgroep kan besluiten aanvullende leden uit te nodigen om deel te nemen aan de werkgroep.

Artikel 4 Instellingsduur

  • 1. De werkgroep wordt ingesteld per 10 januari 2022.

  • 2. De werkgroep wordt opgeheven twee weken nadat het rapport zoals bedoeld in artikel 2 door de Minister van Financiën aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is aangeboden, behoudens voor zover de werkgroep nog wordt verzocht toelichting te geven op het eindrapport.

Artikel 5 Secretariaat

  • 1. De werkgroep wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een secretariaat.

  • 2. De Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorzien in het secretariaat van de commissie.

  • 3. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de werkgroep.

  • 4. De Minister draagt, na overleg met de werkgroep, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de werkgroep.

Artikel 6 Werkwijze

  • 1. De werkgroep stelt haar eigen werkwijze vast, met inachtneming van de spelregels voor interdepartementale beleidsonderzoeken zoals vastgesteld bij de vierde voortgangsrapportage van de Operatie Inzicht in Kwaliteit.

  • 2. De werkgroep verstrekt desgevraagd aan de Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 7 Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de werkgroep worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de werkgroep openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 8 Archiefbescheiden

De werkgroep draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Inspectie der Rijksfinanciën.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.

Artikel 10 Vergoeding

De voorzitter ontvangt met ingang van 1 januari 2022 een vaste vergoeding per maand. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter is salarisschaal 18, hoogste trede, van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter is 0,15 per maand.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Werkgroep IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

TOELICHTING

Interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) ontwikkelen alternatieven voor bestaand beleid. In principe vinden elk jaar een aantal IBO’s plaats naar uiteenlopende beleidsterreinen. IBO’s worden gecoördineerd door het Ministerie van Financiën. IBO’s worden uitgevoerd door een interdepartementale werkgroep die onder staat leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door een onafhankelijk secretariaat, bestaande uit secretarissen van het Ministerie van Financiën en de meest betrokken vakdepartementen. Bij de uitvoering van IBO’s geldt een aantal spelregels die zijn vastgesteld als bijlage bij de vierde voortgangsrapportage van de operatie Inzicht in Kwaliteit.

Deze ronde (2021/2022) vinden IBO’s plaats naar de volgende onderwerpen:

  • Publieke investeringen in een politiek bestuurlijke context

  • Vermogensverdeling

  • Ouderenzorg

  • Vereenvoudiging sociale zekerheid

  • Sturing op kwaliteit van onderwijs

  • Jeugdcriminaliteit

De taakopdracht van het IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid is gepubliceerd in de Najaarsnota 2021 (Kamerstukken Tweede Kamer vergaderjaar 2021-2022, 35 975, nr. 1).

Taakopdracht IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid

Inleiding

Het socialezekerheidsstelsel in Nederland bestaat uit een groot aantal regelingen (inclusief verschillende voorwaarden, verplichtingen en uitvoerders die bij die regelingen horen) die over de afgelopen decennia veelal los van elkaar tot stand zijn gekomen, maar niet los van elkaar bestaan. Dat heeft geleid tot een complex geheel van op elkaar inwerkende en met elkaar interacterende regelingen waarvan de uitkomsten in de praktijk voor burgers, uitvoerders en werkgevers vaak moeilijk te begrijpen en te voorspellen zijn en onzekere uitkomsten opleveren.

Probleemstelling

De uitdaging voor het stelsel van sociale zekerheid bevindt zich in het vinden van evenwicht tussen twee maatschappelijke doelstellingen:

  • 1. het bieden van een inkomenswaarborg (het voorkomen van een grote inkomensterugval met het sociaal minimum als ondergrens) voor de periode dat iemand niet zelf in inkomen kan voorzien

  • 2. het bieden van ondersteuning en aanmoediging (prikkels) om (weer en zoveel mogelijk) zelf te voorzien in inkomen, of wanneer dat niet (direct) mogelijk is op een andere wijze te participeren in de samenleving.

De randvoorwaarde hierbij is dat deze twee functies worden uitgevoerd op een manier die zo uitvoerbaar, handhaafbaar en doelmatig en doeltreffend mogelijk is.

Uit vooronderzoek en anderszins uit de praktijk komen signalen dat de voor burgers beperkte begrijpelijkheid, zekerheid en voorspelbaarheid van het socialezekerheidsstelsel een negatief effect heeft op de mate waarin die doelen worden bereikt en waarin aan de randvoorwaarden wordt voldaan. Bijvoorbeeld wanneer onzekerheid over de gevolgen voor het inkomen leidt tot terughoudendheid om weer aan het werk te gaan.

Opdracht aan de werkgroep en centrale vraagstelling

Opdracht aan de werkgroep is in kaart te brengen of vereenvoudiging vanuit het perspectief van de burger de werking en doelmatigheid van het socialezekerheidsstelsel kan verbeteren, en zo ja hoe.

De werkgroep wordt verzocht daarbij tenminste ook de hieronder genoemde deelvragen te behandelen, waar mogelijk gebruikmakend van reeds beschikbaar materiaal:

  • Waar is het stelsel voor burgers niet begrijpelijk, voorspelbaar en zeker?

  • Welke gevolgen heeft dit voor (potentiële) gebruikers en hoe groot zijn die gevolgen? Wie raakt dit, hoe groot is de groep die geraakt wordt, en hoe beïnvloedt dit de doeltreffendheid van het stelsel?

  • Wat zijn beleidsopties waarmee de ervaren begrijpelijkheid, voorspelbaarheid en zekerheid in de sociale zekerheid kan worden vergroot? De IBO werkgroep wordt verzocht bij het opstellen van die beleidsopties:

    • Ook fundamenteel naar het stelsel te kijken en daarmee beleidsopties te bezien die betrekking hebben op het schrappen of samenvoegen van regelingen,

    • De verwachte impact van beleidsopties op de (potentiële) gebruikers, werkgevers, uitvoering (incl. uitvoeringskosten) en overheid in beeld te brengen en daarbij aan te geven of en waar politieke keuzes nodig zijn, omdat af/-uitruilen tussen doelstellingen optreden,

    • Onder ‘burgers’/‘gebruikers’ ook zelfstandigen mee te nemen,

    • Ten minste één beleidsoptie voor vereenvoudiging op te nemen die een besparing van 20 procent van de IBO-grondslag realiseert. Deze besparingsvariant beoogt onder meer om (creatieve) oplossingen in beeld te brengen die niet per se passen binnen de gebaande paden.

    • Ook ruimte te bieden om in het kader van de vereenvoudigingsdoelstelling onder de beleidsvarianten een intensiveringsvariant en budgetneutrale variant op te nemen.

  • Waardoor wordt complexiteit gedreven en hoe kan worden voorkomen dat vereenvoudiging in de loop van de tijd teniet wordt gedaan door nieuw, complicerend beleid? De werkgroep wordt verzocht hierbij te komen tot een procesadvies of ontwerpprincipes, met daarbij expliciete aandacht voor de rol van beleidsmakers, uitvoerders en politiek.

Gedurende het proces kan inspiratie gehaald worden uit een internationale vergelijking van (de complexiteit van) andere socialezekerheidsstelsels, inclusief de wijze waarop zij van gedragsinzichten gebruik maken.

Nadrukkelijk wordt de werkgroep gevraagd in dit proces het perspectief van met name burgers, en ook werkgevers en uitvoerders mee te nemen, door actief bij hen input op te halen en bevindingen bij hen te toetsen. Klantreizen kunnen hiervoor een instrument zijn. Ook kunnen interviews met gedragsexperts – werkzaam binnen en buiten de overheid – helpen om kansrijke veranderingen van het socialezekerheidsstelsel te identificeren. Bij het bepalen van de effectiviteit van de oplossingsrichtingen is het toepassen van de doenvermogencheck een waardevolle stap.

Afbakening

Vereenvoudiging vanuit burgerperspectief1

Of een maatregel leidt tot vereenvoudiging kan in sommige gevallen afhangen van het perspectief van waaruit men kijkt. Het belangrijkste onderscheid voor dit IBO is tussen het perspectief van de individuele burger, van de uitvoerder, en van de werkgever. Die perspectieven c.q. belangen kunnen parallel lopen. Een vereenvoudiging van regelgeving kan zowel voor de uitvoerder als de burger een verlichting betekenen. Het is ook mogelijk dat de verschillende perspectieven niet in lijn liggen. Zo kan een maatregel die leidt tot vereenvoudiging voor de burger er ook toe leiden dat een werkgever of uitvoerder meer of complexere handelingen moet uitvoeren.

In dit IBO ligt de focus op het perspectief van de individuele burger, namelijk hoe de individuele gebruiker het socialezekerheidsstelsel ervaart, welke gevolgen dat heeft voor zijn of haar gedrag en uiteindelijk welke gevolgen dat heeft voor het bereiken van de doelstellingen van het stelsel. Bij beleidsopties worden natuurlijk wel de gevolgen voor werkgever en uitvoerder in kaart gebracht, en informatie/ideeën vanuit uitvoerders en werkgevers opgehaald.

Het IBO focust zich daarbij op beleidsopties die via vereenvoudiging de werking en doelmatigheid van het stelsel verbeteren (zie de hoofdvraag), en dus niet op een brede verkenning van mogelijkheden tot verbetering van de sociale zekerheid via andere routes. Dit om ervoor te zorgen dat vanuit het gezichtspunt van vereenvoudiging voldoende diepte gerealiseerd kan worden.

Met vereenvoudiging wordt (aanpassing van bestaand) beleid bedoeld dat bijdraagt aan een socialezekerheidsstelsel dat voor burgers zowel op regeling- als stelselniveau begrijpelijke, voorspelbare en zekere gevolgen heeft. Wanneer tijdens het onderzoek opties die zien op vereenvoudiging voor de uitvoering of werkgevers in beeld komen kunnen deze, voor zover de opties niet leiden tot meer complexiteit voor de burger, ook worden uitgewerkt.

Grondslag IBO

Het IBO richt zich in de eerste plaats op een kerngebied van inkomensondersteunende regelingen gericht op Europees Nederland op de SZW-begroting inclusief direct aanpalend beleid binnen deze regelingen (zoals re-integratiebeleid). In de analyse kan ook breder worden gekeken naar beleid dat niet op de SZW-begroting staat (bijvoorbeeld fiscaliteit, toeslagen), voor zover sprake is van interactie of samenloop met gebruik van regelingen uit het kerngebied. Met betrekking tot de beleidsopties/-varianten focust het IBO zich op het kerngebied. Als dat haalbaar is binnen de looptijd van het IBO kan ook op het raakvlak tussen SZW-regelingen en andere regelingen breder naar vereenvoudigingsopties worden gekeken.

Buiten de afbakening vallen daarmee regelingen die:

  • Van tijdelijke, aflopende of crisisaard zijn,

  • Die gericht zijn op Caribisch Nederland,

  • Ook toeslagen en verlofregelingen op de SZW-begroting vallen buiten de afbakening: deze zijn eerder bezien in het IBO Toeslagen en de SVK.

Concreet betreft het kerngebied de regelingen in de tabel op de volgende pagina:

Samenstelling van de werkgroep

De werkgroep zal worden voorgezeten een onafhankelijke voorzitter en heeft als beoogde leden: SZW, FIN, AZ, BZK, EZK, UWV, SVB, Divosa, SCP en CPB. Het secretariaat zal worden gevoerd door SZW en FIN.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

REGELINGEN BINNEN SCOPE IBO VEREENVOUDIGING SOCIALE ZEKERHEID

Begrotingsartikel

Wel onder scope IBO

Reden

Budg. ‘21 (mld euro)

Niet onder scope IBO

Reden

01 Arbeidsmarkt

Lage-inkomensvoordeel

Minimumjeugdvoordeel

Loonkostenvoordelen

Compensatieregegling Transitievergoeding MKB

Transitievergoeiding na 2 jaar ziekte

Teg. werkgevers

Teg. werkgevers

Teg. werkgevers

Teg. werkgevers

Teg. werkgevers

0,4

0,0

0,1

0,0

0,8

NOW

Crisismaatregel CN1

Crisismaatregel

Caribisch Nederland

02 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Participatiewetuitkeringen2 Bbz 2004

AIO3

Toeslagenwet

Bijstand overig4

Pensioenfonds Wsw

IO5

IO

IO

IO

IO

Teg. werkgevers

6,4

0,0

0,4

0,5

0,0

0,0

Onderstand CN

Tozo

Caribisch Nederland

Crisismaatregel

03 Arbeids-ongeschiktheid

WAO

IVA

WGA6

WAZ

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZV/WW

Uitvoering individuele plaatsing & steun

Scholingsexperiment WGA

IO

IO

IO

IO

Direct aanpalend

Direct aanpalend

Direct aanpalend

3,4

3,5

3,6

0,1

0,1

0,0

0,0

Ongevallenverzekering CN

Caribisch Nederland

04 Jonggehandicapten

Wajong

Re-integratie Wajong

IO

Direct aanpalend

3,5

0,1

   

05 Werkloosheid

WW

IOW

Scholing WW

IO

IO

Direct aanpalend

4,0

0,1

0,0

Cessantiawet CN

Tijdelijke Regeling Tegemoetkoming Werknemers Westhaven

Crisisdienstverlening

Caribisch Nederland

Tijdelijke maatregel

Crisismaatregel

06 Ziekte en verlofregelingen

ZW

IO

2,0

Ziekteverzekering CN

WAZO

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

Uitkeringslasten ouderschapsverlof

Caribisch Nederland

Verlofregeling

Verlofregeling

Verlofregeling

07 Kinderopvang

     

Kinderopvang

Teg. Eigen Bijdrage

Agentschap DUO

Toeslag

Crisismaatregel

Geen IO

08 Oudedags-voorziening

AOW

Inkomensondersteuning AOW

Overbruggingsregeling AOW

IO

IO

IO

42,0

1,0

0,0

AOV inclusief tegemoetkoming CN

Caribisch Nederland

09 Nabestaanden

Anw

Teg. Anw

IO

IO

0,3

0,0

AWW CN

Caribisch Nederland

10 Tegemoetkoming ouders

AKW

IO

3,7

WKB

Kinderbijslagvoorziening BES

Toeslag

Caribisch Nederland

11 Uitvoeringskosten

Uitvoeringskosten UWV

Uitvoeringskosten SVB

Uitvoeringskosten IB

Landelijke Cliëntenraad

Uitvoeringskosten

Uitvoeringskosten

Uitvoeringskosten

Uitvoeringskosten

2,3

0,3

0,0

0,0

   

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

     

Remigratieregeling

CAO

DUO

Aflopende regeling

Geen IO

Geen IO

50 Gemeentefonds

Integratie-uitkering Participatie

Algemene uitkering (deel participatiebudget gemeenten)

Direct aanpalend

Direct aanpalend

2,0

0,7

   
X Noot
1

Formeel ‘Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN’

X Noot
2

Hieronder vallen de bijstand, IOAW en IOAZ

X Noot
3

Bijstand voor personen vanaf de AOW-leeftijd

X Noot
4

O.a. buitenlandgevallen, gesloten sinds 1996

X Noot
5

IO staat voor inkomensondersteuning

X Noot
6

Inclusief eigenrisicodragers


X Noot
1

Het volgende voornamelijk op basis van het vooronderzoek opgestelde maar niet uitputtende lijstje van onderwerpen zou onder vereenvoudiging kunnen vallen: zekerheid over inkomen, terugval van nieuw werk naar inkomensregeling, harmonisatie en uniformering van begrippen, verbetering van informatie-uitwisseling tussen uitvoerders van verschillende regelingen, (on)mogelijkheden rondom regelingen met terugwerkende kracht, onredelijk harde gevolgen van (kleine) fouten, overgangsrecht, hoe interactie tussen regelingen uitwerkt bij veranderingen in het leven van burgers (life events), samenvoegen of schrappen van regelingen, wegnemen van onderscheid tussen werknemers en volksverzekeringen.

Naar boven