Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 februari 2022, nr. WJZ/30376473 houdende wijziging van het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten in verband met de vaststelling van het subsidiepercentage voor de kalenderjaren 2021 en 2022 en de vaststelling van een verdeelregel

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7.1 juncto artikel 7.7, tweede lid, van de Erfgoedwet en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT VASTSTELLING BELEIDSREGELS INSTANDHOUDINGSSUBSIDIE WOONHUIS-RIJKSMONUMENTEN

Het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 2. Subsidieplafond en wijze van verdeling.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

3. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 2. Indien het resterende beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, in een bepaald kalenderjaar ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, wordt het in de bijlage vastgestelde subsidiepercentage verlaagd tot het hoogst mogelijke percentage waarvoor alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen binnen de grenzen van het beschikbare bedrag kunnen worden toegekend.

B

In de bijlage wordt de paragraaf ‘5. Subsidiabele kosten en hoogte subsidie’ als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: 5. Hoogte subsidiebedrag en wijze van verdeling.

2. De voorlaatste alinea komt te luiden:

De subsidie bedraagt 38% van de subsidiabele kosten. Indien het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten, in een bepaald kalenderjaar echter ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, wordt dit subsidiepercentage verlaagd tot het hoogst mogelijke percentage waarvoor alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen binnen de grenzen van het beschikbare bedrag kunnen worden toegekend.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu

TOELICHTING

Dit besluit wijzigt het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten, alsmede de bijlage bij dat besluit, het Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten (hierna: het beleidskader). Met dit besluit wordt ten eerste het subsidiepercentage voor aanvragen in de kalenderjaren 2022 en 2023 (subsidie voor activiteiten in de kalenderjaren 2021 en 2022) vastgesteld. Daarnaast is in het besluit en voor de duidelijkheid ook in het beleidskader een verdeelcriterium opgenomen voor het geval de beschikbare middelen ontoereikend zouden zijn om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen. Beide wijzigingen worden hieronder afzonderlijk toegelicht.

Vaststelling subsidiepercentage

In paragraaf 5 van het beleidskader is het subsidiepercentage voor aanvragen voor de kalenderjaren 2019 en 2020 vastgesteld op 38% van de subsidiabele kosten. Daarbij is aangeven dat het subsidiepercentage voor de kalenderjaren 2021 en 2022 afzonderlijk zou worden vastgesteld door wijziging van het beleidskader, met dien verstande dat het subsidiepercentage voor deze jaren niet meer kan bedragen dan 38%. Dit besluit voorziet in de vaststelling van het subsidiepercentage. Omdat de mate van uitputting van het subsidieplafond na de subsidieverstrekking voor de kalenderjaren 2019 en 2020 geen aanleiding geeft tot een verlaging van het subsidiepercentage, is het subsidiepercentage ook voor de kalenderjaren 2021 en 2022 vastgesteld op het maximum van 38%.

Vaststelling verdeelcriterium

In het besluit en het beleidskader ontbreekt nog een verdeelcriterium voor het geval de beschikbare middelen in een bepaald kalenderjaar ontoereikend zouden zijn om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen. Dit heeft ermee te maken dat in het besluit één subsidieplafond voor vier jaren is opgenomen, waarbij de gedachte was dat bij een gesignaleerde kans op overvraag voortijdig zou worden bijgestuurd door het subsidiepercentage voor de kalenderjaren 2021 en 2022 te verlagen.

Zoals hierboven is toegelicht geeft de uitputting van het subsidieplafond tot nu toe geen aanleiding om voor de kalenderjaren 2021 en 2022 een lager subsidiepercentage vast te stellen. Omdat de regeling geen open einde heeft maar een vast budget kent, is het noodzakelijk om een verdeelsystematiek vast te leggen, voor het geval overvraag optreedt.

Met dit besluit wordt daarom een verdeelcriterium vastgesteld voor het geval in 2021 of 2022 onverhoopt sprake zou zijn van overvraag. In dat geval wordt het subsidiepercentage verlaagd tot het hoogst mogelijke percentage waarvoor alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen binnen de grenzen van het beschikbare bedrag kunnen worden toegekend. Daarmee wordt voorkomen dat er aanvragen moeten worden afgewezen mocht het subsidieplafond worden bereikt.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu

Naar boven