Besluit normbedragen voorzieningen UWV 2022

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op het bepaalde in de artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 19a Wet overige OCW-subsidies, artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 en 10g Participatiewet;

Besluit:

Artikel 1

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het toekennen van voorzieningen voor de werksituatie of de onderwijssituatie en bij het toekennen van een tolkvoorziening voor de leefsituatie, de normbedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. De indexering per 1 januari 2022, zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit, is reeds in de bijlage bij dit besluit vermelde normbedragen op en na 1 januari 2022 verwerkt.

Artikel 2

UWV indexeert de normbedragen voorzieningen als volgt:

  • 1. Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli, normbedrag B11 met dezelfde index als het wettelijk minimumloon;

  • 2. Jaarlijks, per 1 januari:

    • a. De normbedragen C20-I, C20-III, Z1, Z2 en Z3 met dezelfde index als het maximum premieloon;

    • b. De normbedragen met de codes C18-II, C18-III, C18-IV, C22, C25-I, C25-V, C25-VI, C26-I, C26-II, C27, C31, C32, C33, C34, C35, C71, E17-A1, G22-I en I12 met de consumentenprijsindex (CPI);

    • c. De normbedragen met de codes E17-I, E17-II, E17-III, E17-A3, Q1 en Q2 met dezelfde index als de Cao-lonen in de gezondheid – en welzijnszorg;

    • d. Normbedrag Z4 op basis van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde percentage.

  • 3. De aanpassingspercentages per 1 januari 2022 bedragen;

    • a. Voor het normbedrag dat wordt geïndexeerd op basis van het wettelijke minimumloon: 1,41%. Dit betreft het aanpassingspercentage zoals opgenomen in de Regeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2021, nummer 2021 -0000161578;

    • b. Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met dezelfde index als het maximum premieloon: 2,39%;

    • c. Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met de CPI: 2,697% Het betreft hier het indexcijfer september 2021;

    • d. Voor de normbedragen, die worden geïndexeerd op basis van de CAO lonen in de gezondheid- en welzijnszorg: 3,32%. Het betreft hier het indexcijfer september 2021.

    • e. Voor normbedrag Z4 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het indexcijfer vastgesteld op 3,4%.

Artikel 3

UWV laat periodiek onafhankelijk (markt)onderzoek uitvoeren naar de actualiteit van de normbedragen.

Artikel 4

Het Besluit normbedragenbesluit UWV 2021 (Staatscourant van 1 februari 2021, nummer 4189) wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als het Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022.

Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 21 december 2021

M.R.P.M. Camps Voorzitter Raad van Bestuur

TOELICHTING

I. Algemeen

Als een persoon – naar het oordeel van UWV – structureel functionele beperkingen heeft, kan UWV hem voorzieningen toekennen op grond van artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en uitsluitend als het om een tolkvoorziening gaat artikel 10g Participatiewet. De voorziening dient dan om het werk mogelijk te maken of te behouden. Het kan gaan om werk in een dienstbetrekking of om werk in zelfstandige arbeid.

Ook kan UWV een persoon op grond van artikel 19a Wet overige OCW-subsidies (WOOS) een voorziening verstrekken, die hem in staat stelt om regulier onderwijs te volgen.

UWV kan – enkel aan personen met een auditieve beperking – op basis van artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een tolkvoorziening toekennen.

De voorwaarden waaronder UWV een voorziening kan toekennen, zijn neergelegd in de volgende besluiten:

  • de Beleidsregel Protocol Voorzieningen UWV;

  • de Beleidsregel Protocol Interne Jobcoach UWV en

  • de Beleidsregel Protocol Jobcoach UWV.

Bij de toekenning van voorzieningen zijn normbedragen van toepassing die UWV met dit besluit vaststelt. De bijlage bij dit besluit bevat het overzicht van deze normbedragen. Het overzicht met de normbedragen bevat de normbedragen voor de intermediaire activiteiten in het werk-, onderwijs- en leefdomein en de vervoers- en de computervoorzieningen in zowel het werk- als onderwijsdomein. Tevens bevat het de normbedragen voor de persoonlijke ondersteuning/Jobcoach en interne Jobcoach, die ter ondersteuning van de persoon in een dienstbetrekking kan worden ingezet ter compensatie van de structurele functionele beperkingen. Om het overzicht te completeren bevat de bijlage ook de door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde bedragen met betrekking tot zelfstandige arbeid (code Z4 Starterskrediet). Zo ontstaat een compleet overzicht van alle normbedragen op het gebied van voorzieningen.

Onafhankelijk marktonderzoek

UWV heeft in 2018 onafhankelijk marktonderzoek laten verrichten naar de actualiteit van de normbedragen voorzieningen. Gekeken is naar de samenstelling en onderbouwing van de normbedragen alsmede naar de wijze van indexeren. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in de normbedragen per 1 juli 2019 verwerkt. De normbedragen dekken de plausibele kosten die gemaakt moeten worden om de voorziening te realiseren.

Tolkvoorziening en daarmee samenhangende normbedragen

UWV heeft- na overleg met zijn opdrachtgevers de Ministeries SZW, OCW en VWS – aanvullend onderzoek verricht naar de normbedragen van voorzieningen die verband houden met een auditieve beperking. De resultaten van het onderzoek zijn aanleiding om per 1 januari 2022 nieuwe normtarieven vast te stellen.

Het aanvullende onderzoek houdt o.a. verband met de centralisatie van de tolkvoorziening. UWV voert per 1 juli 2019 namelijk ook voor het leefdomein (naast het onderwijs- en werkdomein) de tolkvoorziening uit. De tolkvoorziening in het leefdomein is in het onderzoek dat in 2018 is uitgevoerd niet betrokken.

Uit het onderzoek naar de tolktarieven is gebleken dat het wenselijk is dat UWV andere normbedragen hanteert om zo tot een representatief inkomen voor tolken te komen. Uit het onderzoek zijn verschillende varianten nader onderzocht waaronder een integraal tarief (uurtarief inclusief overige vergoedingen) en een uniform tarief (een gelijk tarief voor alle domeinen). Ook de ministeries SZW, OCW en VWS zijn betrokken geweest bij het onderzoek. Zij hebben advies uitgebracht welke door UWV wordt opgevolgd.

Per 1 januari 2022 komt er een uniform uurtarief voor het werk- en leefdomein te vinden onder het normbedrag E17-I. Het onderwijsdomein krijgt daarmee een apart tarief, te vinden onder het normbedrag E17-II. Dit betreft een wijziging ten opzichte van de situatie van voor 1 januari 2022. Eerst werd er namelijk een uniform uurtarief gehanteerd voor het werk- en onderwijsdomein en gold er een apart tarief voor het leefdomein.

Reden voor de wijziging is dat binnen het werk- en leefdomein het vaak om relatief kortere opdrachten gaat. Hierdoor moet een tolk meer opdrachten op een dag vervullen die vaak ook nog op verschillende locaties zijn voordat hij tot een representatief inkomen komt. Het tarief van het werk- en leefdomein wordt daarmee ook hoger dan binnen het onderwijsdomein.

Daarnaast wordt de onregelmatigheidstoeslag per 1 januari 2022 aangepast, deze verhoging wordt gepubliceerd in het Protocol Voorzieningen en in de Uitvoeringsregeling Wmo 2015.

Tot slot geldt er per 1 januari 2022 ook een uniform tarief voor de kilometervergoeding binnen de tolkvoorziening, zie hiervoor normbedrag E17-A1. Dit betreft een wijziging ten opzichte van de situatie van voor 1 januari 2022. Eerst werd er namelijk enerzijds een tarief gehanteerd voor de kilometervergoeding binnen het werk- en onderwijsdomein en anderzijds werd er een kilometervergoeding gehanteerd voor het leefdomein.

De nieuwe normbedragen E17-I, E17-II en E17-A1 zijn vastgesteld met inachtneming van het aanvullend verrichtte onafhankelijk marktonderzoek naar de actualiteit van de normbedragen binnen de tolkvoorziening.

II. Toelichting per artikel

Artikel 1

In de bijlage bij dit Normbedragenbesluit zijn de normbedragen opgenomen voor voorzieningen die UWV inzet in de werk- en onderwijssituatie en de tolk- en vervoersvoorziening in de leefsituatie.

  • B11 – Drempelbedrag

    Dit bedrag is vastgesteld op 1,85 maal het wettelijk minimum loon per dag (artikel 3 lid 1 van het Reïntegratiebesluit). Dit betreft een jaarbedrag.

  • C18-II – Normbedrag referentieauto

    De referentieauto staat voor de auto die aangeschaft en gebruikt wordt door gezinnen rond de inkomensgrens (normbedrag C20-I). Onderzoek wijst uit dat een gezin met een inkomen rond de inkomensgrens een auto aanschaft met een waarde die beduidend lager ligt dan de gemiddelde verkoopprijs van nieuwe auto’s. Per 1 juli 2019 hanteert UWV de gemiddelde aanschafwaarde van een auto door gezinnen met een inkomen rond de inkomensgrens als normbedrag voor de referentieauto.

  • C18-III – Normbedrag eigen bijdrage verzekeringskosten

    In de eigen bijdrage zijn de kosten voor een WA-verzekering begrepen, zoals deze geldt voor de referentieauto. Het gaat hier om een bedrag per maand.

  • C18-IV – Normbedrag eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting

    De basis voor dit normbedrag is de (gemiddelde) gewichtsklasse van de referentieauto en de gemiddelde kosten motorrijtuigenbelasting per provincie. Het betreft een bedrag per maand.

  • C20-I – Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

    Deze grens geldt voor gezinnen die gebruik maken van één vervoersvoorziening/vervoersmiddel. De inkomensgrens bedraagt in dat geval 261 x 70% van het maximum premiedagloon (artikel 5 lid 1 van het Reïntegratiebesluit).

  • C20-III Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

    Deze grens is van toepassing als binnen een gezin meer dan één vervoersvoorziening/vervoersmiddel noodzakelijk is. En de al aanwezige vervoersvoorziening/middel voor 75% of meer uit het gezinsinkomen wordt betaald. Deze grens bedraagt 1,5x de hoogte van normbedrag C20-I.

  • C22 Kilometervergoeding voor een bruikleenauto

    UWV gaat uit van het (gemiddelde) brandstofgebruik van een door UWV verstrekte bruikleenauto.

  • C25-I en V Kilometervergoeding voor gebruik van een eigen personenauto of bestelauto/bus

    In deze vergoeding zijn vaste kosten (w.o. afschrijving, verzekering en wegenbelasting) en variabele kosten (w.o. onderhoud) van de auto/bestelbus verwerkt.

  • C25-VI Kilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens

    Dit normbedrag betreft de kilometervergoeding voor de meerkosten van het gebruik van een eigen bestelauto of bus binnen het leefdomein wanneer de cliënt een inkomen heeft boven de inkomensgrens. Dit bedrag is gelijk aan normbedrag C25-V minus normbedrag C25-I.

  • C26-I Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder inkomensgrens C20-I en/of C20-III

    De algemeen gebruikelijke kosten (dit betreft de eigen bijdrage) voor woon-werkvervoer zijn gebaseerd op de (gemiddelde) kosten openbaar vervoer.

  • C26-II Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en/of C20-III

    De algemeen gebruikelijke kosten (dit betreft de eigen bijdrage) voor woon- werkvervoer zijn bepaald aan de hand van de kosten van de referentieauto.

  • C27 Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer

    Ongeacht de van toepassing zijnde situatie, betaalt een persoon aan eigen bijdrage als bedoeld in C26-I of C26-II nooit meer dan het in normbedrag C27 genoemde bedrag per maand.

  • C31 en C33 (Rolstoel)taxikostenvergoeding leefdomein

    In dit normbedrag is het maximale start-, kilometer- en tijdtarief – zoals door de rijksoverheid is vastgesteld – opgenomen. Dit bedrag is vermenigvuldigd met een reisafstand van 2.000 kilometer op jaarbasis.

  • C32 en C34 Taxikostenvergoeding voor personen met een visuele beperking

    Dit normbedrag is de helft van normbedrag C31.

  • C35 Normbedrag voor meerkosten rolstoeltaxi boven de inkomensgrens leefdomein

    Dit normbedrag betreft de vergoeding voor meerkosten van de rolstoeltaxi binnen het leefdomein wanneer de cliënt een inkomen heeft boven de inkomensgrens. Dit normbedrag is gelijk aan normbedrag C33 minus normbedrag C31.

  • C71 Vergoeding reiskosten voor een begeleider

    Het gaat om de maximale reiskosten openbaar vervoer als de begeleider op eigen gelegenheid heen en weer moet reizen om de persoon in het openbaar vervoer te begeleiden. Het gaat hier om een bedrag per jaar.

  • E17-I Uurvergoeding geregistreerde tolk werk/leefdomein

    Dit bedrag betreft de uurvergoeding die een geregistreerde tolk ontvangt wanneer hij of zij een tolkopdracht binnen het werkdomein of leefdomein vervult.

  • Voor 1 januari 2022 werd de code bij dit normbedrag gebruikt voor de uurvergoeding geregistreerde tolk werk/onderwijsdomein.

  • Bij de totstandkoming van dit bedrag is met verschillende aspecten rekening gehouden met als doel om tot een representatief inkomen van tolken te komen. Zo is er rekening gehouden met het aantal uren dat een tolk daadwerkelijk kan tolken wat onder andere afhangt van feest-, vakantie- en ziektedagen. Maar ook voorbereidingstijd, uitlooptijd, administratie, bijscholing en klantcontact bepalen hoeveel een tolk daadwerkelijk op een dag kan tolken. Tot slot wordt er bij de totstandkoming van dit normbedrag rekening gehouden met de bedrijfskosten. Deze betreffen onder andere administratiekosten, automatiseringskosten en kosten voor huisvestiging.

  • Voor de uurvergoeding van de geregistreerde tolk leefdomein geldt dat dit bedrag formeel door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt vastgesteld, zie hoofdstuk 3a Tolkdiensten voor auditief beperkten onder artikel 3e van het Uitvoeringsregeling WMO 2015.

  • E17-II Uurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein

    Dit bedrag betreft de uurvergoeding die een geregistreerde tolk ontvangt wanneer hij of zij een tolkopdracht binnen het onderwijsdomein vervult. De grondslag voor dit normbedrag is hetzelfde als de grondslag voor normbedrag E17-I. Voor 1 januari 2022 werd de code bij dit normbedrag gebruikt voor de uurvergoeding geregistreerde tolk leefdomein.

  • E17-III Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein

    Dit bedrag betreft de uurvergoeding voor de intermediaire dienstverlener zoals een voorleeshulp of een hulp bij presentaties. Wanneer een tolk als intermediaire dienstverlener optreedt, gelden er andere vergoedingen o.a. vanwege de zwaarte van het werk en omdat er minder sprake is van assistentie.

  • E17-A1 Vergoeding reiskosten voor een geregistreerde tolk in het werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein

    Dit bedrag betreft de kilometervergoeding voor een geregistreerde tolk in het werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein. Voor 1 januari 2022 werd de code bij dit normbedrag alleen gebruikt voor de vergoeding van de reiskosten voor een geregistreerde tolk in het werk- en onderwijsdomein. De vergoeding voor het leefdomein betrof toen een ander tarief.

    De kilometervergoeding vergoedt naast de materiële (auto)kosten ook (deels) de tijdsbesteding van het reizen. Het heeft dus een materiële component en een personele component. Dit komt doordat tolken op een dag over het algemeen veel moeten reizen waardoor zij niet aaneengesloten tolkopdrachten kunnen vervullen.

  • E17-A3 Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein

    Dit bedrag betreft de reisvergoeding voor de intermediaire dienstverlener, zoals een voorleeshulp of een hulp bij presentaties. Wanneer een tolk als intermediaire dienstverlener optreedt, gelden er andere vergoedingen.

  • G22-I Vergoeding computer

    Het normbedrag G22-I betreft een fictief bedrag welke in het verleden werd gebruikt om de vergoeding voor een eenvoudige computer voor de lees- en schrijffunctie te berekenen. Wanneer computers als voorziening worden verstrekt, gebeurt dit tegenwoordig door de computer zelf te verstrekken en geen bedrag voor aanschaf toe te kennen. Echter, het normbedrag G-22-I is nog van belang om normbedrag I12 te berekenen. Daarom wordt het normbedrag nog steeds gepubliceerd in dit besluit.

  • I12 Normbedrag voor verstrekking in bruikleen

    Dit normbedrag is de middeling van een voorziening die in bruikleen wordt verstrekt (normbedrag C18-II – de referentieauto) en een voorziening die in eigendom wordt verstrekt (normbedrag G22-I computer).

  • Q1 Uurvergoeding Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching

    In dit normbedrag zijn o.a. kosten voor sociale lasten, overhead en pensioenbijdrage opgenomen.

  • Q2 Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching (dienstbetrekking)

    Normbedrag Q1 vormt de basis voor de subsidiebedragen. De focus ligt op de begeleiding op de werkplek zelf en niet op andere leefgebieden. UWV gaat uit van een dienstbetrekking van 24 uur per week of meer.

  • Q2 Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching op een proefplaatsing

    Het subsidiebedrag bestaat uit een vast bedrag voor het opstarten van de begeleiding alsmede een variabel bedrag voor de begeleiding zelf, waarbij wordt uitgegaan van 24 werkuren per week.

  • Z1 Inkomensgrens voor startende zelfstandige

    Deze inkomensgrens bedraagt 1,5x normbedrag C20-III.

  • Z2 Kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start

    Dit normbedrag bedraagt 4,5% van normbedrag Z1.

  • Z3 Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen

    De hoogte van het voorbereidingskrediet bedraagt 3,5% van normbedrag Z1.

  • Z4 Starterskrediet

    Dit bedrag wordt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgesteld, zie artikel 15 lid 1 van het Reïntegratiebesluit.

Artikel 2

UWV indexeert periodiek de normbedragen. UWV onderscheidt daarbij de volgende categorieën normbedragen:

  • a. Bedragen met een vast referentiepunt;

  • b. Bedragen die uitsluitend uit materiële kosten bestaan en

  • c. Bedragen die (deels) uit personele kosten bestaan;

  • d. Bedragen die door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden geïndexeerd.

Ad. a

Het normbedrag, met als vast referentiepunt het wettelijk minimumloon volgt de index van het wettelijk minimumloon. UWV indexeert dit normbedrag tweemaal per jaar; te weten per 1 januari en per 1 juli. Het gaat hierbij om het normbedrag, met de code:

  • B11 Drempelbedrag voorzieningen.

De normbedragen, met als vast referentiepunt het maximum premieloon, volgen de index van het maximum premieloon. UWV indexeert deze normbedragen eenmaal per jaar, te weten per 1 januari. Het gaat om de volgende normbedragen:

  • C20-I – de inkomensgrens bij één vervoersvoorziening

  • C20-III – de inkomensgrens bij meerdere vervoersvoorzieningen

  • Z1 – de inkomensgrens voor startende zelfstandigen 3 jaar na start

  • Z2 – de vergoeding voor begeleiding voor startende zelfstandigen

  • Z3 – voorbereidingskrediet voor startende zelfstandigen

Ad. b

De normbedragen, die uitsluitend uit materiële kosten bestaan, hebben betrekking op goederen of diensten. UWV hanteert voor de indexering van deze normbedragen als index de meest bekende en complete prijsindex voor materiële kosten; te weten de consumentenprijsindex (CPI). De CPI wordt periodiek door het Centraal Bureau voor de Statistiek bepaald.

UWV indexeert de volgende normbedragen op basis van het CPI:

  • C18- II – de hoogte van de referentieauto;

  • C18-III en C 18-IV – de eigen bijdrage van een persoon aan de verzekeringskosten en motorrijtuigenbelasting;

  • C22 en C25 -I, C25-V en C25-VI – de kilometervergoedingen;

  • C26-I en II – de algemeen gebruikelijke kosten per kilometer;

  • C27 – maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer;

  • C31 tot en met C35 – de taxikostenvergoedingen in het leefdomein;

  • C71 – de vergoeding reiskosten voor een begeleider;

  • E17-A1 – de reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein;

  • G22-I – het normbedrag voor vergoeding computer en

  • I12 – normbedrag verstrekking in bruikleen.

Ad. c

Personele normbedragen hebben betrekking op het inkomen van mensen. Het gaat specifiek om de normbedragen voor tolken en Jobcoaches. UWV sluit voor het indexeren aan bij de Cao-lonen in de gezondheids- en welzijnszorg. Geïndexeerd wordt met de contractuele loonkosten per uur. De volgende normbedragen worden geïndexeerd op basis van de Cao-lonen in de gezondheids- en welzijnszorg:

  • E17-I – de uurvergoeding geregistreerde tolk werk/leefdomein;

  • E17-II – de uurvergoeding geregistreerde tolk in het onderwijsdomein;

  • E17-III – de uurvergoeding intermediaire dienstverlener werk/onderwijs;

  • E17-A3 – de reisvergoeding intermediaire dienstverleners werk/onderwijs;

  • Q1 – de uurvergoeding persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching en

  • Q2 – de diverse subsidiebedragen Interne Jobcoaching.

Ad. d

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt het indexcijfer voor normbedrag Z4 Starterskrediet vast.

Artikel 3

UWV monitort de vastgestelde normbedragen. Om deze zo actueel mogelijk te houden, laat UWV periodiek onafhankelijk marktonderzoek doen. Dit onderzoek vindt eens per 5 – 10 jaar plaats. Het marktonderzoek richt zich op de samenstelling, onderbouwing en wijze van indexering van de normbedragen voorzieningen. De normbedragen in dit besluit zijn gebaseerd op onderzoek in 2018. Dit betekent dat UWV op zijn vroegst in 2023 doch uiterlijk in 2028 een nieuw onderzoek laat uitvoeren.

Amsterdam, 21 december 2021

M.R.P.M. Camps Voorzitter Raad van Bestuur

NORMBEDRAGEN VOORZIENINGEN 1 JANUARI 2022

Normbedrag geldend

Normbedrag geldend

op en na 01-07-2021

op en na 01-01-2022

B11

Drempelbedrag (incl. BTW)

€ 145,25

€ 147,30

C18-II

Normbedrag referentieauto (incl. BTW)

€ 5.159,27

€ 5.298,44

C18-III

Eigen bijdrage verzekeringskosten

€ 54,76

€ 56,24

C18-IV

Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting

€ 47,90

€ 49,19

C20-I

Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

€ 40.819,84

€ 41.794,29

C20-III

Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

€ 61.229,75

€ 62.691,43

C22

Kilometervergoeding bruikleenauto

€ 0,14

€ 0,14

C25-I

Kilometervergoeding gebruik eigen personenauto

€ 0,37

€ 0,37

C25-V

Kilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus

€ 0,51

€ 0,52

C25-VI

Kilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens

€ 0,15

C26-I

Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I

€ 0,18

€ 0,18

C26-II

Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III

€ 0,37

€ 0,37

C27

Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer

€ 233,28

€ 239,57

C31

Taxikostenvergoeding leefdomein

€ 5.751,23

€ 5.906,37

C32

Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking

€ 2.875,61

€ 2.953,18

C33

Rolstoeltaxivergoeding leefdomein

€ 7.340,97

€ 7.538,99

C34

Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein

€ 2.875,61

€ 2.953,18

C35

Rolstoeltaxivergoeding leefdomein boven de inkomensgrens

€ 1.632,62

C71

Vergoeding reiskosten voor een begeleider

€ 1.421,05

€ 1.459,38

E17-I

Uurvergoeding geregistreerde tolk werkdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)

€ 66,09

E17-II

Uurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)

€ 57,66

E17-III

Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)

€ 22,64

€ 23,39

E17-A1

Reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)

€ 0,73

E17-A3

Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)

€ 0,34

€ 0,35

G22-I

Vergoeding computer (bedrag incl. BTW)

€ 834,34

€ 856,84

I12

Normbedrag voor verstrekking in bruikleen (Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)

€ 2.996,80

€ 3.077,64

Q1

Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)

€ 92,39

€ 95,46

Q2

Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching

   
 

begeleidingsregime jaar 1 licht

€ 2.932,92

€ 3.030,37

 

begeleidingsregime jaar 1 midden

€ 4.996,83

€ 5.162,85

 

begeleidingsregime jaar 1 intensief

€ 7.386,62

€ 7.632,04

 

begeleidingsregime jaar 2 licht

€ 1.520,77

€ 1.571,30

 

begeleidingsregime jaar 2 midden

€ 2.498,42

€ 2.581,43

 

begeleidingsregime jaar 2 intensief

€ 3.693,31

€ 3.816,02

 

begeleidingsregime jaar 3 licht

€ 1.520,77

€ 1.571,30

 

begeleidingsregime jaar 3 midden

€ 1.520,77

€ 1.571,30

 

begeleidingsregime jaar 3 intensief

€ 2.932,92

€ 3.030,37

 

Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsing

   
 

begeleidingsregime licht

€ 543,13

€ 561,18

 

begeleidingsregime midden

€ 651,76

€ 673,42

 

begeleidingsregime intensief

€ 869,01

€ 897,89

Z1

Inkomensgrens voor startende zelfstandige

€ 91.195,15

€ 93.372,16

Z2

Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)

€ 4.103,78

€ 4.201,75

Z3

Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)

€ 3.191,82

€ 3.268,02

Z4

Starterskrediet

€ 37.816,86

€ 39.102,63

Naar boven