Inkomstenbelasting. Collectieve uitspraak op bezwaar aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2017 tot en met 2020

Belastingdienst

Uitspraak van 4 februari 2022, nr. 2022-35664

De Staatssecretaris van Financiën heeft eerder besloten om de bezwaarschriften tegen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: inkomstenbelasting) 2017 tot en met 2020 waarbij sprake is van belastbaar inkomen in box 3 aan te wijzen als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Deze besluiten zijn per belastingjaar vastgelegd in een afzonderlijke aanwijzing.1

Bij deze aanwijzingen gaat het om bezwaarschriften tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2017 tot en met 2020:

  • waarop ten tijde van de dagtekening van de hiervoor genoemde besluiten nog geen uitspraak is gedaan of die tijdig zijn ingediend tot en met 3 februari 2022; en

  • voor zover die de volgende rechtsvraag bevatten: Is de vermogensrendementsheffing in het betreffende belastingjaar, uitgaande van de forfaitaire elementen van het stelsel, in onderlinge samenhang en met inachtneming van het heffingvrije vermogen en het belastingtarief van 30%, op regelniveau in strijd met:

    • 1. Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), zonder dat de schending van de ‘fair balance’ op het niveau van de individuele belastingplichtige wordt beoordeeld; of

    • 2. Het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM?

Met het oog op de beantwoording van bovenstaande vraag door de bestuursrechter in belastingzaken zijn voor de belastingjaren 2017 en 2018 zes zaken geselecteerd.2 Deze zaken hebben geleid tot uitspraken van rechtbanken.3 Tegen één van deze uitspraken is sprongcassatie ingesteld.4 Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in deze zaak.5

De Hoge Raad is van oordeel dat de met ingang van 1 januari 2017 geldende vermogensrendementsheffing in de inkomstenbelasting in strijd is met het EVRM in het geval iemand door dit forfaitaire stelsel wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. De Hoge Raad biedt hiervoor in deze zaak rechtsherstel door te bepalen dat alleen het behaalde werkelijke rendement uit de tot de rendementsgrondslag behorende bezittingen in de heffing wordt betrokken.

Gelet op voornoemd oordeel van de Hoge Raad doe ik hierbij voor alle bovengenoemde als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften een collectieve uitspraak op bezwaar.

Ik verklaar deze bezwaarschriften gegrond.

Tegen deze collectieve uitspraak op bezwaar kan geen beroep worden ingesteld.

Deze uitspraak zal in de Staatscourant worden geplaatst en worden gepubliceerd op www.belastingdienst.nl.

De inspecteur L.W.J.M. Vlaskamp Algemeen directeur Belastingdienst/Particulieren


X Noot
1

De aanwijzing is voor het jaar 2017 opgenomen in het Besluit van 7 juli 2018, nr. 2018-12775 (Stcrt. 2018, 39781). Voor het jaar 2018 is de aanwijzing opgenomen in het Besluit van 18 april 2019, nr. 2019-8322 (Stcrt. 2019, 23335). Voor het jaar 2019 is de aanwijzing opgenomen in het Besluit van 23 april 2020, nr. 2020-75650 (Stcrt. 2020, 24107) en voor het jaar 2020 is de aanwijzing opgenomen in het Besluit van 28 mei 2021, nr. 2021-97946 (Stcrt. 2021, 28130).

X Noot
2

De rolnummers van deze zaken zijn bekendgemaakt in het Besluit van 10 september 2020, nr. 2020-167893 (Stcrt. 2020, 48126).

X Noot
3

Rb. Gelderland 10 februari 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:639 (belastingjaren 2017 en 2018); Rb. Noord-Holland 29 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2606 (belastingjaar 2017); Rb. Noord-Holland 29 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2607 (belastingjaar 2018); Rb. Noord-Holland 29 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2608 (belastingjaar 2017); Rb. Noord-Holland 29 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2609 (belastingjaar 2018); Rb. Noord-Nederland 2 augustus 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3208 (belastingjaren 2017 en 2018); Rb. Den Haag 7 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:13665 (belastingjaren 2017 en 2018); Rb. Den Haag 7 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:13666 (belastingjaren 2017 en 2018).

X Noot
4

Rb. Gelderland 10 februari 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:639.

X Noot
5

HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963.

Naar boven