Mededeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 januari 2022, nr. 2021-0000217893, over het gewijzigde bedrag in artikel 7, eerste lid, Besluit uitvoering kinderbijslag

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 7, tweede lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag;

Deelt mede:

dat met ingang van 1 januari 2020 het bedrag genoemd in artikel 7, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag bedraagt: € 11.

Deze mededeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 januari 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

Om in aanmerking te komen voor kinderbijslag voor een kind dat niet tot het huishouden behoort, dient de verzekerde het betreffende kind te onderhouden. Daartoe is een minimumbedrag per kwartaal bepaald. Als onderdeel van deze onderhoudsbijdrage is een forfaitaire onderhoudsbijdrage vastgesteld en vastgelegd in artikel 7, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag. De forfaitaire onderhoudsbijdrage ziet op situaties waarin het uitwonende zieke of schoolgaande kind tijdelijk thuis verblijft of als de verzekerde tijdelijk bij het kind verblijft. In die situatie kan een forfaitair bedrag per dag worden meegeteld voor de ‘onderhoudstoets’ (het minimumbedrag per kwartaal).

De hoogte van deze forfaitaire onderhoudsbijdrage wordt gewijzigd overeenkomstig het bedrag zoals vastgelegd in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Per 2020 is dit bedrag in laatstgenoemde regeling verhoogd naar € 11. Met die wijziging is het bedrag in artikel 7, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag overeenkomstig gewijzigd. Per abuis is deze wijziging niet eerder medegedeeld in de Staatscourant.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven