Beleidsregel van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, houdende wijziging van de Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee inzake de voorwaarden voor doorvaartpassages

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.10 van de Waterwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste lid, aanhef, van artikel 3 komt te luiden:

  • 1. Indien in een besluit tot het instellen van een veiligheidszone een doorvaartpassage wordt ingesteld, geldt het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet voor het zich in een doorvaartpassage bevinden met een vaartuig dat:

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘vierentwintig’ vervangen door ‘zesenveertig’.

3. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘50’ vervangen door ‘150’.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, namens deze, de directeur-generaal Rijkswaterstaat, M.C.A. Blom

TOELICHTING

Algemeen

Deze beleidsregel strekt tot wijziging van de Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee. In het Programma Noordzee 2022-2027* is een wijziging ten aanzien van het beleid voor doorvaart en medegebruik in windenergiegebieden op zee doorgevoerd. In genoemd Programma is vastgesteld dat doorvaart in windenergiegebieden alleen onder voorwaarden is toegestaan in speciaal aangewezen doorvaartpassages. In lijn met het nieuwe beleid vastgesteld in het Programma Noordzee 2022-2027 dienen de voorwaarden in artikel 3 van de beleidsregel te worden aangepast. Dit houdt in het kort in dat doorvaart binnen de veiligheidszones van windparken op zee alleen nog in aangewezen passages plaatsvindt voor schepen met een maximale lengte over alles van 46 meter. Daarbij is vanwege de opschaling van de windturbines op zee de minimale afstand tot de windturbines vergroot naar een straal van 150 meter. Deze wijziging legt dit vast.

De vigerende besluiten tot het instellen van de veiligheidszone(s) voor de windparken op de Nederlandse Noordzee: Offshore Windpark Egmond aan Zee, Prinses Amalia, Gemini windparken en windenergiegebied Borssele, blijven onveranderd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3, eerste lid, aanhef

Dit artikel bevat de voorwaarden die gelden voor de uitzondering van het toegangsverbod, bedoeld in artikel 2, van de Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee. De uitzondering geldt bij het gebruik maken van een doorvaartpassage in de veiligheidszone. Doorvaart is alleen toegestaan in de daarvoor aangewezen doorvaartpassage. Buiten de doorvaartpassage geldt het toegangsverbod, uitgezonderd bestemmingsverkeer. Een doorvaartpassage kan vastgesteld worden in het besluit van algemene strekking voor het instellen van de veiligheidszone voor betreffende windpark of windenergiegebied. De mogelijkheden voor het aanwijzen van een doorvaartpassage en de ligging worden per windenergiegebied verder uitgezocht. Hierbij zijn onder andere van belang dat doorvaartpassages zoveel mogelijk corresponderen met bestaande vaarroutes naar en vanuit havens en belangrijke visgronden. Daarnaast speelt de beschikbare ruimte voor een passage binnen de windparken een belangrijke rol en worden doorvaartpassages zoveel mogelijk gebundeld met onderhoudszones voor kabels en leidingen, die vaak oost-west georiënteerd zijn. Indien een doorvaartpassage wordt aangewezen in het besluit van algemene strekking zal het besluit naast de coördinaten van de veiligheidszone ook de coördinaten van de doorvaartpassage bevatten. Beide coördinaten worden opgenomen in de zeekaart. De uitzondering op het toegangsverbod heeft alleen betrekking op vaartuigen.

Artikel 3, eerste lid, onderdeel a

Het onder voorwaarden toelaten van andere vaartuigen dan overheids- en onderhoudsschepen voor de verschillende installaties binnen de windparken op de Noordzee is gebaseerd op het Programma Noordzee 2022-2027. Hierin is aangegeven dat naast bestemmingsverkeer alleen vaartuigen kleiner dan of gelijk aan 46 meter toegelaten kunnen worden binnen de veiligheidszone van de windparken in de daarvoor aangewezen doorvaartpassage. Vaartuigen met een lengte over alles van 46 meter of minder vormen bij eventuele aanvaring met een turbine veelal geen wezenlijke risicofactor voor de windturbine. Deze maatvoering van 46 meter is gekozen vanwege het feit dat een aantal viskotters iets langer is dan 45 meter (de gangbare maatvoering) en daardoor dan geen gebruik zouden kunnen maken van de doorvaartpassage.

Artikel 3, eerste lid, onderdeel d

Het is niet toegestaan zich binnen een straal van 150 meter om iedere windturbine te bevinden. De minimale afstand van een windturbine tot de rand van een doorvaartpassage dient ten minste de helft van de rotordiameter te zijn. De technologische ontwikkeling van windturbines gaat snel, de verwachting is dat de windturbines en de rotordiameters, steeds groter zullen worden. Met het oog op deze ontwikkeling is gekozen voor een straal van 150 meter. Daarnaast is in de 150 meter rekening gehouden met de ruimte die nodig is voor onderhoud aan de turbines, de overlap van de wieken ten opzichte van de turbine paal en de infieldkabels die in de directe nabijheid van de fundering naar boven komen. Dit zijn de elektriciteitskabels die de door de windturbine opgewekte energie naar het transformatorstation transporteert. Afhankelijk van de plaats waar de kabel de windturbine binnen gaat en welke techniek hierbij wordt toegepast, is deze elektriciteitskabel kwetsbaar. De aanwezigheid van vaartuigen en andere objecten in de nabijheid levert een gevaar op voor deze kabels.

Het is evenmin toegestaan om met voorwerpen, zoals hengels, haken en dobbers, vanaf het vaartuig binnen een straal van 150 meter rondom de windturbine te komen, omdat dit gebruik hinder of gevaar kan veroorzaken. Haken van hengels kunnen, ondanks dat ze de bodem niet raken, schade veroorzaken aan de kabels nabij de fundering en kunnen de onderhoudswerkzaamheden door duikers in opdracht van de windparkexploitant bemoeilijken. Daarnaast kan er rondom de fundering en op de scour protection van de windturbines sprake zijn van projecten onder de noemer natuur- inclusief- bouwen. Denk bijvoorbeeld aan oesterherstelprojecten of constructies waarin vissen kunnen schuilen. Voorwerpen kunnen aan deze projecten schade toebrengen.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt op 1 januari 2023 in werking. De wijziging van het doorvaartbeleid was al aangekondigd in het Programma Noordzee 2022-2027. Op dit moment zijn er geen nieuwe besluiten tot instellen van veiligheidszones voor windparken op zee in behandeling.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, namens deze, de directeur-generaal Rijkswaterstaat, M.C.A. Blom


XNoot
*

Kamerstukken II 2021/2022, 35 325, nr. 5

Naar boven