Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 16 december 2022, 2022-0000116199, tot wijziging van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 februari 1994, nr. SZ/SV/A/94/0833 (Stcrt. 1994, 38) in verband met de uitbreiding van situaties waarin het recht op Wajong niet eindigt bij inkomsten uit raadswerk

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op de artikelen 2:16, tweede lid, 2:46a, tweede lid, en 3:19, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 februari 1994, nr. SZ/SV/A/94/0833 (Stcrt. 1994, 38) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘zijn artikel 44, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 59, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en artikel 3:48, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten voor onbeperkte duur van toepassing en is artikel 52, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet van toepassing’ vervangen door ‘zijn artikel 44, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 59, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de artikelen 2:16 en 3:19 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten voor onbeperkte duur van toepassing en zijn artikel 52, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 2:46a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten niet van toepassing’.

B

Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitzondering toepassingstermijn anticumulatie arbeidsongeschiktheidswetten.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel XIII van de Verzamelwet SZW 2023 in werking treedt.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2022

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

De Regeling uitzondering toepassingstermijn anticumulatie1 (hierna: anticumulatieregeling) regelt dat het werk waarbij inkomen genoten wordt als lid van de Eerste Kamer, een publiekrechtelijk lichaam dat bij rechtstreekse verkiezingen wordt samengesteld (bijvoorbeeld een gemeenteraad) of van een algemeen bestuur van een waterschap (hierna: raadswerk) buiten beschouwing wordt gelaten bij de beoordeling van het eindigen van het recht op een arbeidsongeschiktheidsregeling wegens een te hoog inkomen, waaronder de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Met deze wijzigingsregeling wordt geregeld dat bij personen met arbeidsvermogen en inkomsten uit raadswerk het Wajong-recht niet eindigt door een te hoog inkomen. Daarnaast regelt de wijzigingsregeling voor personen in de Wajong met inkomen uit raadswerk die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, dat zij niet meer verplicht worden opgeroepen voor een onderzoek naar het voortbestaan van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid wanneer zij een inkomen hebben van meer dan 20% van het maatmaninkomen.

De artikelen 2:16, eerste lid, en 3:19, eerste lid, van de Wajong regelen dat van personen met arbeidsvermogen respectievelijk het recht op arbeidsondersteuning of de arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt wanneer de persoon in staat is meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. De artikelen 2:16, tweede lid, en 3:19, tweede lid, regelen dat het recht niet eindigt als de persoon werkt, tenzij deze na vijf jaar meer dan 75% van het maatmaninkomen verdient. Met deze wijziging van de anticumulatieregeling worden de tweede leden van deze artikelen van onbeperkte duur van toepassing op personen die raadswerk doen. Hierdoor eindigt het recht niet wanneer de Wajonger meer dan 75% van het maatmaninkomen verdient uit raadswerk. Dat bevordert de politieke participatie van personen met een arbeidsbeperking in de Wajong. De grondslag voor deze wijziging is met de Verzamelwet SZW 2023 gecreëerd. Met die wet is een met artikel 2:46a vergelijkbare grondslag gecreëerd in de artikelen 2:16 en 3:19, waardoor het mogelijk is deze uitzondering bij ministeriële regeling te maken.

Het eerste lid van artikel 2:46a van de Wajong behelst een verplichting voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om de jonggehandicapte die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is op te roepen voor een onderzoek naar het voortbestaan van deze volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Die verplichting bestaat wanneer die jonggehandicapte een inkomen heeft van meer dan 20% van het maatmaninkomen. Deze wijzigingsregeling zorgt ervoor dat artikel 2:46a niet van toepassing is op personen die raadswerk doen. Hierdoor vervalt voor UWV de verplichting om hen op te roepen voor een onderzoek naar het voorbestaan van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. UWV kan zelf nog steeds besluiten de jonggehandicapte wegens een andere reden op te roepen voor een onderzoek. UWV heeft ten aanzien van de jonggehandicapte die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de hoofdstukken 1 (Wajong2015) en 3 (oWajong) van de Wajong geen wettelijke verplichting om die op te roepen bij een inkomen van meer dan 20% van het maatmaninkomen. UWV heeft de bevoegdheid zelf beleidsregels te stellen aan de hand waarvan zij een onderzoek start naar het voortbestaan van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid voor de jonggehandicapte. Voor hoofdstuk 2 geldt die bevoegdheid behoudens de verplichting in artikel 2:46a en de uitzondering hierop in de anticumulatieregeling. Om ervoor te zorgen dat alle Wajongers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn te maken krijgen met dezelfde voorwaarden voor het eindigen van het recht vraag ik UWV de beleidsregels aan te passen analoog aan artikel 2:46a en de uitzondering hierop in deze wijzigingsregeling. Door het wegnemen van de verplichting om onderzoek te doen bij een inkomen van meer dan 20% van het maatmaninkomen uit raadswerk wordt het ook voor de jonggehandicapte die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is aantrekkelijker om politiek te participeren.

Verder bevatte de anticumulatieregeling nog een verwijzing naar het inmiddels ingetrokken artikel 3:48 van de Wajong. Dat is met deze wijziging hersteld.

Nu de anticumulatieregeling wordt gewijzigd, is gelijk een citeertitel vastgesteld, zodat eenvoudiger naar deze regeling kan worden verwezen. De citeertitel is: Regeling uitzondering toepassingstermijn anticumulatie arbeidsongeschiktheidswetten.

Consequenties regeldruk

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk van uitkeringsgerechtigden. Zij hoeven niks te doen. Een kleine groep uitkeringsgerechtigden die politiek actief is of wenst te worden moet kennis nemen van deze wijziging om te weten dat het recht op uitkering niet eindigt bij het doen van raadswerk. Dat kost enkele minuten.

Consequenties voor de uitvoering

De wijziging heeft geen noemenswaardige consequenties voor de uitvoering en past in de bestaande uitvoeringspraktijk.

Inwerkingtreding

Voorliggende wijziging hangt samen met de Verzamelwet SZW 2023 (artikel XIII). Om die reden is de inwerkingtreding van deze regeling gekoppeld aan het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel. Daarmee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid voor vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Op basis daarvan treden ministeriële regelingen in werking op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en geldt een de minimuminvoeringstermijn van 2 maanden. De reden daarvoor is we met deze regeling willen voorkomen dat mensen in de Wajong alsnog het recht op Wajong verliezen vanwege raadswerk.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 februari 1994, nr. SZ/SV/A/94/0833 (Stcrt. 1994, 38).

Naar boven