Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 19 december 2022, nr. WJZ/ 22099861, houdende regels voor aanbieders van openbare mobiele communicatienetwerken inzake de alarmeringsdienst NL-Alert (Regeling alarmeringsdienst NL-Alert 2023)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op artikel 14.1, tweede lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet, en artikel 3.8 van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanbieder:

aanbieder van een openbaar mobiel elektronisch communicatienetwerk dat geschikt is, of geschikt te maken is, voor cell broadcasttechnologie;

alarmeringsdienst NL-Alert:

dienst van de overheid om burgers te waarschuwen en te informeren over levens- en gezondheidsbedreigende situaties, of dreiging daarvan, door locatiespecifiek een bericht uit te zenden dat wordt ontvangen op eindapparaten;

best server map:

digitale presentatie op een kaart van het gebied waar het NL-Alert door een aanbieder via zijn netwerken is uitgezonden, rekening houdend met de fysieke omgeving;

broker:

degene die door de Minister van Justitie en Veiligheid is aangewezen voor het faciliteren van het aanmaken en distribueren van het NL-Alert en aan de aanbieder de gegevens te verstrekken, bedoeld in artikel 12;

brokerinterface:

punt waarop de broker een netwerkkoppeling maakt met het netwerk van de aanbieder;

cell:

netwerkelement dat door aanbieder kan worden geselecteerd om een NL-Alert al dan niet uit te zenden;

cell broadcasttechnologie:

technologie volgens standaard ETSI TS 123 041 die als drager voor het uitzenden van een NL-Alert wordt gebruikt;

dienstverlening:

door de aanbieder op grond van deze regeling te verrichten diensten en te leveren prestaties;

eindapparaat:

radioapparaat dat via elektromagnetische golven is aangesloten op het openbare elektronische communicatienetwerk van een aanbieder en een NL-Alert via cell broadcasttechnologie kan ontvangen;

geofencing:

techniek waarbij de aanbieder het uitzendgebied als onderdeel van de alarmeringsdienst NL-Alert distribueert, waarmee een eindapparaat, op basis van zijn locatie, bepaalt of een NL-Alert relevant is en, als dit het geval is, vervolgens de eindgebruiker notificeert;

geofencing trigger bericht:

door aanbieder via cell broadcast technologie uitgezonden bericht dat het eindapparaat triggert om te controleren of zijn locatie zich in het uitzendgebied bevindt;

Minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

NL-Alert:

tekstbericht dat door de aanbieder via cell broadcasttechnologie, conform ETSI TS 122 268, in het uitzendgebied wordt uitgezonden;

prestatiepercentage aanbieder:

het quotiënt, uitgedrukt in een percentage, van het aantal cellen van de aanbieder in het uitzendgebied dat een NL-Alert respectievelijk een repeterend testbericht heeft uitgezonden, gedeeld door het totaal aantal cellen dat op dat moment door de aanbieder is geselecteerd om het uitzendgebied af te dekken;

repeterend testbericht:

bericht gebruikt voor ketenmonitoring, dat door de aanbieder in opdracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, met tussenkomst van de broker, via een daartoe bestemd cell broadcast kanaal wordt uitgezonden;

serviceverzoek:

verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid tot het leveren van informatie, advies, rapportages of informatie omtrent wijzigingen betreffende de alarmeringsdienst NL-Alert;

uitzendgebied:

geografisch gebied, dat met coördinaten wordt vastgesteld, waarbinnen een NL-Alert dient te worden gedistribueerd door de aanbieder via de cellen.

Artikel 2

  • 1. Een aanbieder is verplicht medewerking te verlenen aan de distributie van NL-Alerts overeenkomstig deze regeling.

  • 2. Op verzoek van de aanbieder kan de Minister, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, tijdelijk ontheffing verlenen van een of meer verplichtingen die voortvloeien uit deze regeling.

Artikel 3

  • 1. Zodra de aanbieder, met tussenkomst van de broker, een opdracht ontvangt om een NL-Alert uit te zenden, distribueert deze aanbieder het NL-Alert onverwijld en ongewijzigd, voor zover in dat gebied via zijn netwerk mobiele elektronische communicatiediensten worden aangeboden.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid benadert de aanbieder het uitzendgebied zo goed mogelijk, gegeven de hierin en hierbuiten aanwezige cellen.

  • 3. De aanbieder distribueert een NL-Alert via cell-broadcast kanalen 4371 en 919, met dien verstande dat distributie op kanaal 919 slechts via 2G en 3G netwerken plaats hoeft te vinden.

  • 4. Een NL-Alert wordt door de aanbieder parallel gedistribueerd via al zijn huidige en toekomstige netwerkonderdelen die cell broadcasttechnologie kunnen ondersteunen en met gebruikmaking van alle voor het uitzendgebied benodigde cellen.

  • 5. De aanbieder reserveert de cell broadcast kanalen in de reeks van 4352 tot en met 6400 voor toekomstig door de Minister aan te geven gebruik.

  • 6. De aanbieder voorziet op al zijn netwerken een NL-Alert van hetzelfde unieke identificatienummer om de herhaalde weergave van een NL-Alert op een eindapparaat te voorkomen.

  • 7. De aanbieder beveiligt het uitzenden van NL-Alerts zodanig dat het uitsluitend via de broker mogelijk is een NL-Alert bericht uit te zenden.

  • 8. Ten behoeve van geofencing distribueert de aanbieder het uitzendgebied als onderdeel van het NL-Alert en stuurt tevens een geofencing trigger bericht via cell broadcast kanaal 4400.

  • 9. De verplichting, bedoeld in het achtste lid, geldt niet voor 2G en 3G netwerken.

Artikel 4

  • 1. De aanbieder treft de voorzieningen die noodzakelijk zijn om de onverwijlde en kosteloze ontvangst van NL-Alerts door alle op zijn netwerk aangesloten eindapparaten, te waarborgen.

  • 2. De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, stellen de aanbieder in staat om minimaal twintig NL-Alerts gelijktijdig te distribueren.

Artikel 5

De aanbieder verwerkt wijzigingen in de configuratie van cellen die impact hebben op het uitzendgebied minimaal eenmaal per 24 uur.

Artikel 6

  • 1. De voorzieningen, bedoeld in artikel 7.7, derde lid, van de wet, borgen ten minste dat de voor de alarmeringsdienst NL-Alert gebruikte infrastructuur bestand is tegen de volgende risico’s:

    • a. het risico van de fysieke uitval van een datacenter van de aanbieder wordt gemitigeerd door gebruik te maken van twee datacenters die minimaal 50 kilometer van elkaar verwijderd zijn;

    • b. het risico van uitval van de infrastructuur, of een deel ervan, wordt gemitigeerd door het vermijden van ‘single points of failure’ in combinatie met automatische overschakeling.

  • 2. De aanbieder is verantwoordelijk voor de connectiviteit tot aan het domein van de broker.

  • 3. De aanbieder heeft als onderdeel van zijn infrastructuur een testomgeving beschikbaar waarmee de broker en de aanbieder indien nodig technische testen kunnen uitvoeren zonder de alarmeringsdienst NL-Alert te onderbreken.

  • 4. Op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid verlenen aanbieders hun medewerking aan het testen van uit te voeren wijzigingen.

Artikel 7

De aanbieder verleent zijn medewerking aan het monitoren van de keten, waarbij door de broker een testbericht, of repeterend testbericht, over de beschikbare netwerken van de aanbieder wordt verstuurd zonder dat dit bericht op eindapparaten wordt getoond. De aanbieder maakt hierover werkafspraken als bedoeld in artikel 15, onderdeel c.

Artikel 8

De aanbieder monitort de op grond van deze regeling aangebrachte voorzieningen. Door de aanbieder geconstateerde storingen, waaronder begrepen de situatie dat ten minste een significant deel van de eindapparaten op de netwerken van de aanbieder niet langer met de alarmeringsdienst NL-Alert bereikt kunnen worden, worden onverwijld gemeld aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 9

De aanbieder geeft binnen tien werkdagen gehoor aan een serviceverzoek.

Artikel 10

  • 1. De aanbieder bewaart de relevante technische en procesmatige communicatie die betrekking heeft op het uitzenden van een NL-Alert gedurende ten minste een jaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden op verzoek verstrekt aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 11

De aanbieder verstrekt op verzoek een actuele beschrijving van zijn brokerinterface aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 12

  • 1. De aanbieder verstrekt gedurende het uitzenden van elk NL-Alert, met tussenkomst van de broker, aan de Minister van Justitie en Veiligheid:

    • a. het aantal cellen dat het NL-Alert op het moment van opvragen van de rapportage succesvol heeft uitgezonden;

    • b. het aantal cellen dat er voor het betreffende NL-Alert was geselecteerd voor uitzending; en

    • c. per netwerktechnologie het berekende prestatiepercentage.

  • 2. Het door de aanbieder gerealiseerde prestatiepercentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, bedraagt ten minste 95 procent.

Artikel 13

  • 1. De Minister van Justitie en Veiligheid kan ten hoogste tien keer per jaar bij de aanbieder over een uitgezonden NL-Alert een ad-hoc rapportage opvragen. De rapportage bevat ten minste:

    • a. een grafische weergave van het uitzendgebied waarin het bereik is aangegeven van de cellen die voor het betreffende NL-Alert zijn geselecteerd alsmede het bereik van de cellen die zijn geselecteerd maar die het NL-Alert niet hebben uitgezonden; en

    • b. een evaluatie van de werking van de voor het uitzenden van het NL-Alert gebruikte voorzieningen en organisatie.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan de Minister van Justitie en Veiligheid de aanbieder verzoeken om in de rapportage ook een best server map op te nemen waarop is aangegeven in welk gebied de voor het NL-Alert geselecteerde cellen het beste bereik bieden.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde rapportage kan tot vijf werkdagen na het uitzenden van een NL-Alert worden opgevraagd en wordt vervolgens door de aanbieder ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst van dit verzoek beschikbaar gesteld.

Artikel 14

  • 1. De aanbieder stelt per kalenderjaar een rapportage op over de dienstverlening en verstrekt deze aan de Minister en de Minister van Justitie en Veiligheid.

  • 2. De in het eerste lid genoemde rapportage bevat ten minste:

    • a. het gemiddelde prestatiepercentage in dat jaar;

    • b. bevindingen uit het testen van technische voorzieningen;

    • c. een jaarevaluatie en -zo nodig- een verbeterplan; en

    • d. eventuele aanbevelingen.

Artikel 15

De Minister van Justitie en Veiligheid en een aanbieder maken nadere werkafspraken ten aanzien van ten minste de volgende onderwerpen:

  • a. het distribueren van het uitzendgebied en het sturen van trigger berichten ten behoeve van geofencing, bedoeld in artikel 3, achtste lid;

  • b. het testen van uit te voeren wijzigingen, bedoeld in artikel 6, vierde lid;

  • c. het reserveren en testen van cell broadcast testkanalen voor het uitzenden van berichten via cell broadcasttechnologie die niet op het eindapparaat van de eindgebruiker getoond worden, bedoeld in artikel 7;

  • d. het melden van geconstateerde storingen, bedoeld in artikel 8.

Artikel 16

De Regeling alarmeringsdienst NL-Alert wordt ingetrokken.

Artikel 17

Deze regeling treedt in werking met ingang van 01-01-2023, met uitzondering van artikel 3, achtste lid en negende lid, dat in werking treedt op 01-01-2024.

Artikel 18

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling alarmeringsdienst NL-Alert 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 december 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Uit een onderzoek naar de technische werking van de alarmeringsdienst NL-Alert is gebleken dat er, met name in landelijke/agrarische gebieden, verschillen kunnen zijn tussen het gebied waar een NL-Alert moet worden uitgezonden en het feitelijke gebied dat door de aanbieders wordt bestreken. Bij het uitzenden van een NL-Alert, krijgen de mobiele operators namelijk van de overheid een uitzendgebied, dat wordt gecommuniceerd in de vorm van een aantal gps-coördinaten. Dit uitzendgebied wordt door de mobiele operators vertaald naar hun masten/celleninfrastructuur. Een algoritme berekent welke cellen het NL-Alert dienen te distribueren en welke niet en probeert het door de overheid aangegeven uitzendgebied zo goed mogelijk te benaderen. De door de mobiele operator geselecteerde cellen bepalen het feitelijke verspreidingsgebied van een NL-Alert.

Het feitelijke verspreidingsgebied kan behoorlijk afwijken van het door de meldkamer geselecteerde uitzendgebied, zeker bij wat kleinere uitzendgebieden die bestaan uit een beperkt aantal cellen. Het verspreidingsgebied verschilt daarnaast per operator, omdat de cellenpatronen van de mobiele operators verschillend zijn en omdat er verschillen bestaan in de door de mobiele operators toegepaste algoritmes. Deze onnauwkeurigheid in de verspreiding van NL-Alerts vormt in sommige gevallen een drempel voor de meldkamer om het alarmmiddel NL-Alert in te zetten. Bijvoorbeeld in de nacht, waar een afweging dient te worden gemaakt tussen ‘hoe belangrijk is het om bepaalde mensen te waarschuwen dat hun gezondheid in gevaar is’ en ‘hoeveel mensen maak ik onnodig wakker’.

Dit probleem speelt ook in andere landen en heeft er toe geleid dat internationale standaardisatie organisaties functionaliteit hebben gedefinieerd om NL-Alerts nauwkeuriger te kunnen distribueren. Deze functionaliteit heet Device Based Geo-Fencing (hierna: geofencing). Het mobiele eindapparaat bepaalt hierbij zelf, gegeven zijn positie, of een ontvangen NL-Alert relevant is en is niet langer uitsluitend afhankelijk van met welke cell dit eindapparaat verbonden is. Met deze techniek ontvangen alleen de personen die daadwerkelijk een NL-Alertbericht moeten ontvangen een dergelijk bericht.

Om geofencing in te voeren zijn aanpassingen nodig in de mobiele netwerken en in de mobiele telefoons. Ook de broker zal wijzigingen moeten doorvoeren ten behoeve van geofencing. In deze regeling wordt de verplichting opgenomen voor aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken om per 1 januari 2024 op hun netwerk deze dienst mogelijk te maken. De aanpassingen die de broker moet doen en de aanpassingen in de mobiele telefoons zijn geen onderdeel van deze regeling en worden door de Minister van Justitie en Veiligheid met de betrokken partijen afgestemd. Daarnaast zijn verplichtingen uit de regeling die door deze regeling wordt vervangen overgenomen, zijn er aanpassingen doorgevoerd in definities, worden onder andere verplichtingen opgelegd met betrekking tot de robuustheid van de aan te brengen voorzieningen en het rapporteren over de werking van de dienst.

2. Alarmeringsdienst NL-Alert

NL-Alert is een alarmeringsdienst waarmee de overheid via een tekstbericht op mobiele eindapparaten burgers alarmeert en gerichte informatie en advies geeft indien burgers zich in de directe omgeving van een (dreigende) noodsituatie bevinden. De alarmeringsdienst NL-Alert bestaat uit een keten met de volgende schakels: de meldkamer van de veiligheidsregio’s1, de broker, de aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken en de mobiele eindapparaten. De meldkamer maakt een NL-Alert aan in het systeem van de broker door een tekstbericht op te stellen en het geografisch gebied te selecteren waarbinnen het NL-Alert moet worden uitgezonden. De broker zorgt er vervolgens voor dat de aanbieders het NL-Alert krijgen aangeboden via de brokerinterface. De informatie die aanbieders ontvangen bestaat uit de tekst van het NL-Alert, en het uitzendgebied, omschreven door middel van coördinaten. De aanbieders vertalen dat gebied dusdanig, dat de cellen van het mobiele netwerk die dat uitzendgebied dekken worden geactiveerd om de berichttekst uit te zenden. Deze vertaalslag wordt gemaakt door het Cell Broadcast Center dat onderdeel uitmaakt van de infrastructuur van de aanbieder.

NL-Alert maakt gebruik van cell broadcast als dragende technologie, omdat cell broadcast de NL-Alerts snel en geo-specifiek naar mobiele eindapparaten kan distribueren. De aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie zijn een onmisbare schakel in de keten. De mogelijkheid om via cell broadcast een bericht uit te zenden naar alle in een uitzendgebied aanwezige en actieve (mobiele) eindapparaten is namelijk een technische voorziening van het communicatienetwerk. In deze regeling worden de aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie dan ook verplicht om medewerking te verlenen aan de uitzending van NL-Alerts. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de grondslagen opgenomen in artikel 14.1, tweede lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) en artikel 3.8 van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen. Op grond van die bepalingen kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, aanwijzingen geven aan aanbieders van elektronische communicatienetwerken en elektronische communicatiediensten betreffende het gebruik van mededelingen van overheidsinstanties om het publiek te waarschuwen voor dreigende rampen of noodsituaties en om de gevolgen van rampen of noodsituaties te verzachten en nadere regels stellen over door de aanbieders te treffen voorzieningen.

3. Inhoud regeling

3.1. Techniek

Sinds 8 november 2012 wordt de alarmeringsdienst NL-Alert gebruikt door de veiligheidsregio's. De meldkamers van de veiligheidsregio’s en het Nationaal Crisiscentrum kunnen via een bedieningsterminal de NL-Alerts initiëren. Deze terminals staan in verbinding met een ICT-dienstverlener, die een zogenaamde brokerrol vervult. Deze broker stuurt de het tekstbericht en de geografische coördinaten van uitzendgebied van het betreffende NL-Alert naar de aanbieders. Via de mobiele netwerken van deze aanbieders worden de NL-Alerts vervolgens verspreid in het door de meldkamer geselecteerd uitzendgebied. De techniek die hiervoor gebruikt wordt is cell broadcast.

Om NL-Alerts te ontvangen moet de telefoon van de gebruiker ingesteld zijn op het juiste kanaal, zich binnen bereik te bevinden van een cell die het cell broadcastbericht uitzendt, en verbonden zijn met die cell. Inmiddels is het zo dat vrijwel alle mobiele eindapparaten een NL-Alert ontvangen zonder dat daarvoor door burgers enige actie op hoeft te worden ondernomen. Door de aanbieder uitgezonden NL-Alerts worden door alle telefoons die contact maken met een door de aanbieder geactiveerde cell ontvangen, ongeacht of de eindgebruiker abonnee is bij de betreffende aanbieder. Doordat de aanbieder op basis van het uitzendgebied een selectie van zijn cellen activeert, is het mogelijk NL-Alerts op lokaal, regionaal of landelijk niveau te distribueren.

Nadat geofencing is ingevoerd, dient de aanbieder de geografische coördinaten van het uitzendgebied die hij van de broker ontvangen heeft niet alleen te gebruiken voor het besluit welke cellen te activeren, maar de geografische coördinaten (in de vorm van GPS-coördinaten) tevens te distribueren naar mobiele eindapparaten.

De technische specificaties van cell broadcast zijn uitgewerkt in de normen ETSI TS 123 041 en de wijze waarop NL-Alert gebruikmaakt van cell broadcast in ETSI TS 122 268. Vanaf eind 2015 is het mogelijk om via alle 2G-, 3G-netwerken van de Nederlandse providers NL-Alerts te ontvangen, en sinds 2016 geldt dit ook voor de 4G-netwerken. Voor de komende jaren is de cell broadcasttechniek toekomstbestendig. Ook met de opkomst van 5G blijft cell broadcast een bestendige techniek. Wel kan het zijn dat telecompartijen investeringen moeten blijven doen om te zorgen dat de alarmeringsdienst NL-Alert goed blijft werken. Bij nieuwe ontwikkelingen in de telecominfrastructuur dient gewaarborgd te worden dat NL-Alerts via cell broadcast naar mobiele eindapparaten in het door de meldkamers geselecteerde uitzendgebied worden gedistribueerd.

Voor de goede werking van het systeem is het belangrijk dat de aanbieder ervoor zorgt dat de door de broker aangeboden NL-Alerts te allen tijde onverwijld worden uitgezonden in het uitzendgebied. Een NL-Alert is een broadcast bericht dat naar alle eindapparaten die aan een cell zijn verbonden wordt uitgezonden. De telecomaanbieder weet dan ook niet welke personen het bericht hebben ontvangen. De ontvangst van een NL-Alert is voor de eindgebruiker kosteloos en het mobiele eindapparaat verstrekt geen retourinformatie. Omdat de aanbieder niet weet door welke personen het bericht is ontvangen, en ook geen retourinformatie krijgt, is de privacy van de eindgebruiker gewaarborgd.

Daarnaast is belangrijk dat de broker en de aanbieder faciliteiten hebben om systeemwijzigingen kunnen testen zonder de dienstverlening te onderbreken.

3.2. Continuïteit

De verplichting voor de aanbieders die NL-Alerts distribueren om hun netwerken in stand te houden en om de continuïteit van de dienstverlening ten behoeve van NL-Alerts over deze netwerken te waarborgen volgt reeds uit de algemene verplichtingen die rusten op die aanbieders op grond van artikel 7.7, derde lid, en van hoofdstuk 11a, met name artikel 11a.1, eerste en tweede lid, van de Tw, alsmede op grond van het Besluit beveiliging en continuïteit openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten, in combinatie met de verplichtingen op grond van de voorliggende regeling.

De alarmeringsdienst NL-Alert is een dienst waarbij continuïteit in crisissituaties belangrijk is. In deze regeling is een aantal specifieke technische maatregelen opgenomen die de continuïteit van de alarmeringsdienst NL-Alert tijdens crisissituaties borgen. Deze specifieke maatregelen zijn van toepassing op infrastructuur die de aanbieder als gevolg van deze regeling dient te realiseren. Met deze regeling is geen aanscherping, maar ook geen afzwakking van de huidige situatie ten aanzien van continuïteit beoogd; beoogd wordt de continuïteit en kwaliteit te continueren. Een maatregel die de aanbieders in dit verband bijvoorbeeld genomen hebben is het voorzien in georedundante systemen en verbindingen van de verschillende locaties van de broker naar de verschillende locaties van de aanbieder.

Naast continuïteit is authenticiteit van NL-Alerts een belangrijk aandachtspunt. Indien onbevoegden erin zouden slagen om (delen van) de alarmeringsdienst NL-Alert te misbruiken kan dat tot maatschappelijke schade en schade aan het imago van de alarmeringsdienst en/of aanbieder leiden. De beveiliging van de gehele NL-Alert keten en alle spelers die daarin een rol spelen is van groot belang. De verplichtingen voor aanbieders in de Tw over beveiliging (hoofdstuk 11a) zijn van toepassing. Dit betreffen onder meer de zorgplicht van aanbieders voor de beveiliging van netwerken, de verplichting tot de beveiliging van de verbindingen en de continuïteitsverplichting van toepassing.

3.3. Verwerking persoonsgegevens

De alarmeringsdienst NL-Alert is een broadcast-dienst. Dit betekent dat een NL-Alert bericht ongericht wordt gestuurd naar alle op een relevante cell verbonden eindapparaten; het is dus niet van belang welke persoon of welk eindapparaat er is verbonden met een voor het uitzendgebied relevante cell. Is een eindapparaat met zo’n relevante cell verbonden dan ontvangt dat eindapparaat een NL-alert. Geen van de partijen in de keten van de alarmeringsdienst NL-Alert verwerkt een naar een persoon herleidbare gegeven (persoonsgegeven) noch worden dergelijke gegevens opgeslagen of bewaard. De invoering van geofencing verandert hierin niets. De locatiegegevens van het eindapparaat verlaten het eindapparaat niet en worden niet gedeeld met partijen in de keten van de alarmeringsdienst NL-Alert.

4. Financiering

De kosten van de naleving van de verplichtingen in deze regeling worden gedragen door de aanbieders, die hiermee in hun bedrijfsplan, tariefstelling en bij de biedingen voor de vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte rekening kunnen houden.

Om de verplichting uit deze regeling in te kunnen vullen om geofencing te faciliteren, dienen de aanbieders investeringen te doen. Aanbieders kunnen bij de Minister van Justitie en Veiligheid een onderbouwd verzoek doen tot compensatie om deze verplichting vóór 1 januari 2024 in te vullen. De compensatie betreft de eenmalige investeringen en niet de exploitatiekosten om geofencing operationeel te houden.

Indien nieuwe aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie (netwerken voor mobiel internet en telefonie) de markt betreden, zijn zij verplicht zich aan deze regeling te houden en hun netwerken vanaf het begin van de dienstverlening geschikt te maken voor de uitzending van NL-Alerts.

5. Vervanging Regeling alarmeringsdienst NL-Alert 2018

Deze Regeling vervangt de Regeling alarmeringsdienst NL-Alert uit 2018.

6. Toezicht

Het toezicht op de naleving door de aanbieders van de verplichtingen in deze regeling wordt door de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (hierna: RDI) uitgevoerd. Daarbij worden de toezichtinstrumenten gehanteerd die passen bij Hoofdstuk 15 van de Tw. Van de aanbieders die onder de verplichtingen van deze regeling vallen behoort er geen tot het MKB.

7. Regeldruk

De onderhavige regeling vervangt de Regeling alarmeringsdienst NL-Alert. Hieronder wordt een inschatting gegeven van de additionele jaarlijkse regeldrukkosten per aanbieder en voor alle drie de aanbieders in totaal.

Artikel

Beschrijving additionele activiteiten als gevolg van dit artikel

Inschatting aantal werkdagen per jaar

1-8

Geen, behalve eenmalige activiteiten t.b.v. geofencing waarvoor compensatie wordt verstrekt aan de aanbieders.

1

9

3 keer per jaar een serviceverzoek á 2 werkdagen per verzoek.

6

10

Geen, het verstrekken van gegevens vindt plaats als onderdeel van ad-hoc rapportages, op grond van artikel 13.

0

11

Geen.

0

12

Geen.

0

13

Het maximaal aantal ad-hoc rapportages is uitgebreid van 5 naar 10. 5 rapportages á 2 werkdagen per rapportage.

In lid 2 wordt een best server rapportage gevraagd wat naar schatting 2 keer per jaar gebeurt á 2 werkdagen per rapportage.

10+4=14

14

Geen.

0

15

Werkafspraken maken vindt onder de bestaande Regeling eveneens plaats.

0

Totaal per aanbieder

 

30

X Noot
1

Het betreft hier eenmalige regeldrukkosten voor de introductie van geofencing.

Uitgaande van een uurtarief van € 54, zijn de jaarlijkse additionele regeldrukkosten € 12.960 (30 werkdagen van 8 uur maal € 54) per aanbieder. Bij een aantal van 3 aanbieders komen de totale regeldrukkosten als gevolg van deze wijziging uit op € 38.880 per jaar.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk naar verwachting gering zullen zijn.

8. Consultatie

Een concept van deze regeling is op 29-9-2022 geconsulteerd via internetconsultatie.nl. Op basis van de reacties zijn diverse aanscherpingen en wijzigingen in het concept aangebracht. Op internetconsultatie is een verslag van de reacties en de als gevolg daarvan aangebrachte wijzigingen gepubliceerd. De meest relevante wijzigingen als gevolg van de internetconsultatie zijn:

  • In de toelichting is nader beschreven dat de regeling toeziet op het realiseren van geofencing per 1-1-2024 binnen het domein van de aanbieder. De voor geofencing benodigde voorzieningen bij de broker en in mobiele telefoons vallen buiten scope van de regeling.

  • Er is opgemerkt dat de regeling mogelijk leidt tot een dubbele meldplicht van aanbieders, namelijk bij zowel de Minister van Economische Zaken en Klimaat als de Minister van Justitie en Veiligheid. De regeling en toelichting zijn hierop aangescherpt zodat duidelijk is wat bij welk loket dient te worden gemeld. Er is daarnaast opgemerkt dat er mogelijk sprake is van dubbel toezicht door de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Justitie en Veiligheid. Het artikel dat de Minister van Justitie en Veiligheid het recht gaf op het houden van een audit is op basis hiervan verwijderd.

  • Aanbieders hebben opgemerkt dat sommige verplichtingen in artikel 6 om een aantal technische voorzieningen aan te brengen om de continuïteit te borgen niet effectief zijn. Op basis daarvan is een aantal verplichtingen in artikel 6 verwijderd.

  • Een aanbieder heeft gevraagd of de regeling pas later in 2023 kan ingaan. Dit in verband met de doorlooptijd van één van de te implementeren voorzieningen. Aangezien de verplichting om de betreffende voorziening te realiseren niet meer in deze regeling is opgenomen, vervalt daarmee de argumentatie en is vastgehouden aan de originele planning.

Ten behoeve van een uitvoerbaarheid- en handhaafbaarheidstoets (UHT) is de concept regeling voorgelegd aan de RDI. De RDI heeft geconcludeerd dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is.

II. Artikelen

Artikel 2

In het eerste lid is de algemene verplichting voor aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie opgenomen om medewerking te verlenen aan een verzoek om een NL-Alert in een bij het verzoek aangewezen uitzendgebied uit te zenden. De belangrijkste verplichting is dat een aangeboden NL-Alert wordt gedistribueerd.

De regeling is gericht tot de momenteel drie aanbieders van openbare netwerken voor mobiele telefonie en internet. Vaste of plaatsgebonden netwerken, zoals WiFi, vallen er niet onder, semafonie evenmin.

Indien een aanbieder voorziet dat hij tijdelijk niet of niet geheel kan voldoen aan een of meer van de verplichtingen, opgenomen in deze regeling, kan hij de Minister verzoeken om een ontheffing van één of meer verplichtingen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat neemt, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, een besluit over dit verzoek (tweede lid).

Artikel 3

Eerste lid

In dit lid is de verplichting om een NL-Alert te distribueren in een specifiek uitzendgebied opgenomen. De aanbieder zendt het NL-Alert ongewijzigd: hij kan er van uitgaan dat berichten die op de brokerinterface worden aangeboden, als NL-Alerts zijn geautoriseerd.

Tweede lid

De aanbieder dient het van de broker ontvangen uitzendgebied zo goed mogelijk te benaderen middels het activeren van de juiste cellen in zijn netwerken.

Derde lid

Hier worden de specifieke cell broadcast kanalen genoemd via welke het NL-Alert wordt verspreid. Moderne (4G en verder) smartphones ontvangen NL-Alert automatisch via kanaal 4371. Oudere 2G en 3G telefoons kunnen handmatig worden ingesteld op kanaal 919. Via kanaal 919 hoeft daarom alleen via 2G en 3G netwerken te worden uitgezonden. Indien 2G of 3G netwerken worden gedeactiveerd door de aanbieder vervalt deze verplichting op het gedeactiveerde netwerk. Indien zowel 2G als 3G netwerken zijn gedeactiveerd, vervalt daarmee de distributie van NL-Alerts op kanaal 919.

Vierde lid

Het vierde lid verplicht de aanbieder het NL-Alert via huidige (2G, 3G, 4G, 5G) en toekomstige generaties netwerktechnologieën te ondersteunen.

Vijfde lid

In ETSI TS 123 041 is een reeks cell broadcast kanalen genoemd ten behoeve van alarmeringsdiensten. Er is een verplichting deze kanalen te reserveren voor eventueel toekomstig gebruik door de Minister.

Zesde lid

Het doel van dit lid is om een NL-Alert, uitgezonden via welke netwerktechnologie van een aanbieder dan ook, te voorzien van een identiek serienummer zodat eindapparaten die zich bewegen (of roamen) tussen netwerktechnologieën van een aanbieder een reeds eerder ontvangen NL-Alert kunnen herkennen. Dit voorkomt dat burgers hetzelfde NL-Alert meermaals ontvangen.

Zevende lid

Misbruik van de alarmeringsdienst NL-Alert kan leiden tot maatschappelijke ontwrichting en afbreuk van vertrouwen in de alarmeringsdienst NL-Alert. Aanbieders worden verplicht om, binnen hun domein, maatregelen te treffen die voorkomen dat NL-Alert door ongeautoriseerden gebruikt wordt.

Achtste lid

Dit lid, dat per 1 januari 2024 in werking treedt, beschrijft de verplichting opgelegd aan aanbieders om informatie in het NL-Alert op te nemen die eindapparaten in staat stelt geofencing toe te passen. Doordat het eindapparaat met deze informatie nauwkeurig kan bepalen of deze zich in het uitzendgebied bevindt, dient de aanbieder een ruimere selectie van cellen in en rondom het uitzendgebied te activeren. Hiermee wordt de kans zeer groot dat alle eindapparaten in het uitzendgebied het NL-Alert daadwerkelijk ontvangen en tonen. Aanbieders dienen zich er bewust van te zijn dat de uitzendgebieden van NL-Alerts na het invoeren van geofencing kleiner kunnen worden dan op dit moment het geval is. In sommige gevallen kleiner dan de oppervlakte van een cel. Aanbieders zullen hier rekening mee moeten houden.

Negende lid

Geofencing wordt conform de internationale standaarden slechts ondersteund vanaf netwerktechnologie 4G. Ondersteuning voor lagere netwerktechnologieën is dan ook niet nodig.

Artikel 4

Eerste lid

De kosteloze ontvangst geldt voor alle eindgebruikers in het uitzendgebied, niet alleen voor abonnees.

Tweede lid

Waar in de huidige regeling werd gesproken over het door aanbieders kunnen ondersteunen van maximaal twintig gelijktijdige NL-Alerts, wordt in deze regeling gesproken over minimaal twintig gelijktijdige NL-Alerts. De reden voor deze aanpassing is dat de situatie zich heeft voorgedaan dat er een groot aantal NL-Alerts gelijktijdig zijn geïnitieerd en dat bij de evaluatie van deze situatie is gebleken dat de technische capaciteit van aanbieders vele malen hoger ligt dan twintig.

Artikel 5

Indien aanbieders wijzigingen in hun netwerk aanbrengen, kan dit direct impact hebben op NL-Alert. Dit geldt zowel voor wijzigingen met een vast karakter zoals het bijplaatsen van een nieuwe mast. Maar ook voor wijzigingen met een tijdelijk karakter zoals het plaatsen van tijdelijke masten op een evenemententerrein. Het is voor NL-Alert van belang dat aanbieders na wijzigingen hun administratie tijdig bijwerken met deze gewijzigde gegevens.

Artikel 6

Eerste lid

NL-Alert is een alarmeringsdienst die gebruikt wordt tijdens rampen en crises of dreiging ervan. Dat betekent dat de gehele keten waar de alarmeringsdienst uit bestaat, zoveel mogelijk bestand dient te zijn tegen rampen en crises. In dit lid is een aantal risico’s en daaraan gekoppelde maatregelen opgenomen die ervoor zorgen dat er een robuuste keten ontstaat. Deze verplichtingen gelden voor de specifiek voor de als gevolg van de Regeling alarmeringsdienst NL-Alert aangebrachte voorzieningen en niet voor de overige voorzieningen in de netwerken van aanbieders waar de alarmeringsdienst NL-Alert gebruik van maakt.

Tweede lid

Met het domein van de broker wordt bedoeld de fysieke kasten in de twee datacenters van de broker die de centrale apparatuur van de broker bevat, dan wel in voorkomend geval de zogenaamde ‘meet me room’ van de datacenters van de broker waar de verbindingen van aanbieder en broker op elkaar worden aangesloten.

Artikel 7

NL-Alert is een alarmeringsdienst die incidenteel wordt gebruikt. Om te voorkomen dat eventuele storingen niet worden opgemerkt is er een verplichting tot monitoring van de alarmeringsdienst binnen het domein van de aanbieder. De verplichting tot monitoring heeft tot doel storingen op te merken als ze optreden en niet pas worden ontdekt als de alarmeringsdienst NL-Alert wordt ingezet.

Het is de intentie om een testbericht of repeterend testbericht (heartbeat) te laten genereren door de broker die aanbieders en de Minister van Justitie en Veiligheid in staat stellen om end-to-end monitoring te kunnen doen. Dit is mogelijk door een cell broadcast bericht op een testkanaal uit te zenden dat door reguliere mobiele telefoons niet kan worden ontvangen. Omdat er oudere mobiele eindapparaten in de Nederlandse markt circuleren die alle cell broadcast berichten aan gebruikers tonen, is het uitzenden van een repeterend testbericht tot dusverre niet mogelijk gebleken. Indien deze oudere mobiele eindapparaten de markt hebben verlaten zal dit naar verwachting wel mogelijk zijn.

Artikel 8

De aanbieder dient, ook zonder een repeterend testbericht, zijn voor de alarmeringsdienst NL-Alert relevante voorzieningen te monitoren en verstoringen, waaronder begrepen de situatie dat ten minste een significant deel van de eindapparaten op de netwerken van de aanbieder niet langer met de alarmeringsdienst NL-Alert bereikt kunnen worden, aan de Minister van Justitie en Veiligheid te melden. Over deze meldingsplicht worden werkafspraken gemaakt (zie ook artikel 15, onderdeel d).

Hierbij dient te worden opgemerkt dat de verplichting om aan de Minister van Justitie en Veiligheid te melden beperkt is tot verstoringen in de als gevolg van de regeling aangebrachte voorzieningen. Deze verstoringen hoeven niet (ook) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat te worden gemeld. Deze situatie is overigens niet nieuw maar is al jaren de bestaande praktijk.

Artikel 12

Eerste lid

De Minister van Justitie en Veiligheid kan, middels de broker, gedurende het uitzenden van een NL-Alert een aantal gegevens over de (kwaliteit van de) uitzending geautomatiseerd opvragen bij de aanbieder. De Minister van Veiligheid en Justitie is ermee bekend dat het geautomatiseerd verzamelen van deze gegevens door de aanbieder enige tijd (ordegrootte tientallen seconden) kan vergen.

In voorgaande versies van deze regeling stond hiervoor een tijd van 3 minuten opgenomen, welke door sommige aanbieders is geïnterpreteerd als een verplichting om 3 minuten na het starten van de uitzending een rapportage naar de broker te versturen. Het initiatief om een geautomatiseerde rapportage op te vragen gedurende het uitzenden van een NL-Alert ligt echter bij de broker.

Tweede lid

In dit lid is expliciet gemaakt dat de verplichting om een prestatiepercentage van 95% te realiseren bij de aanbieder ligt.

Artikel 13

Indien er na het uitzenden van een NL-Alert twijfels zijn of de alarmeringsdienst NL-Alert naar verwachting heeft gepresteerd, kan de Minister van Justitie en Veiligheid een ad-hoc rapportage opvragen bij de aanbieder. De aanbieder stelt in de ad hoc rapportage ten minste een grafische weergave op waarin wordt aangeven op welke plekken een NL-Alert is gedistribueerd, en op welke plekken dit had moeten gebeuren, maar geen distributie tot stand is gekomen.

Artikel 14

Op grond van dit artikel dient de aanbieder per kalenderjaar een rapportage op te stellen over de dienstverlening en verstrekt deze rapportage aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 15

Ten behoeve van de wijze van uitvoering van de regeling maken een aanbieder en de Minister van Justitie en Veiligheid nadere werkafspraken. Bijvoorbeeld om te borgen dat de alarmeringsdienst NL-Alert goed blijft functioneren indien de uitzendgebieden van een NL-Alert als gevolg van de invoering van geofencing kleiner worden dan het dekkingsgebied van enkele cellen of slechts één cel. Of in de vorm van een Service Level Agreement (SLA), een Document Afspraken en Procedures (DAP) of maatwerkafspraken ten aanzien van het uitvoeren van testen. Deze werkafspraken bevatten geen zelfstandige normstellingen en vallen voor wat betreft de inhoud ervan buiten het handhavingskader van de RDI. Zodra de werkafspraken tot stand zijn gekomen doet de Minister van Justitie en Veiligheid hiervan melding aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

Artikel 16

Met dit artikel wordt de bestaande regelgeving met betrekking tot de alarmeringsdienst NL-alert, de Regeling alarmeringsdienst NL-Alert, ingetrokken.

Artikel 17

Deze regeling treedt op 1 januari 2023 in werking. Met deze inwerkingtredingsdatum wordt afgeweken van de systematiek dat ministeriële regelingen minimaal twee maanden voor inwerkingtreding bekend worden gemaakt. Dat wordt in dit geval gerechtvaardigd omdat de doelgroep (de aanbieders) bekend is met de datum van inwerkingtreding en weet welke eisen er per die datum gaan gelden. De verplichting om geofencing te ondersteunen gaat in per 1 januari 2024 om aanbieders de gelegenheid te geven de hiervoor noodzakelijke voorzieningen aan te brengen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Naast de meldkamers, heeft eveneens het Nationaal Crisiscentrum van het Ministerie van Justitie en Veiligheid toegang tot het systeem om NL-Alerts uit te zenden.

Naar boven